Tips bij het lezen en samenvatten van wetenschappelijke artikelen

Het is je vast wel eens overkomen. Je begint aan een nieuw vak tijdens je studie, leest de vakinformatie en ziet dan dat er alleen maar wetenschappelijke artikelen zijn voorgeschreven als literatuur. Maar hoe lees je nou deze artikelen? En wat moet je nou echt weten voor het tentamen? Hieronder geef ik jou wat tips over hoe je een wetenschappelijk artikel kan lezen en samenvatten. 


Tips bij het lezen en samenvatten van wetenschappelijke artikelen

Zelf vind ik het altijd fijn om eerst even kort te scannen wat voor kopjes er allemaal in het artikel aanwezig zijn. Dit zijn vaak standaard koppen zoals introductie, methode, resultaten en discussie en conclusie. Tijdens het samenvatten is het fijn om je artikel op te delen in deze koppen en per kopje een samenvatting te maken.

Introductie

De introductie van een artikel introduceert jou in het onderwerp van het artikel en beschrijft wat de onderzoeksvraag is. Schrijf alleen de kern op en zorg dat je altijd de volgende vragen beantwoord:

  • Waar gaat het onderzoek over?
  • Waarom is het relevant?
  • Wat zijn de hypotheses?
  • Wat zijn belangrijke begrippen en wat houden ze in?

Methode

De methode sectie is vaak erg uitgebreid en beschrijft de doelgroep van het artikel, de verschillende variabelen en meetinstrumenten, de procedures en de analyses die ze hebben uitgevoerd. Voor je tentamens hoef je deze sectie vaak niet zo uitgebreid te weten. Zorg dat je de volgende vragen kan beantwoorden:

  • Hoe ziet de sample eruit? (grootte, kinderen of volwassenen, beknopte achtergrond zoals SES als relevant)
  • Hoe ziet het design van het onderzoek er kort uit? (controle groepen, experimentele groepen en hoe verdeeld)
  • Welke variabelen worden onderzocht? (dit wordt vaak al geïntroduceerd in de introductie, maar in deze sectie verder uitgelegd. Je hoeft dit maar kort op te schrijven)

Resultaten

De resultaten kunnen soms onoverzichtelijk ogen, doordat er veel resultaten van verschillende analyses worden beschreven. Dit kan er voor zorgen dat je de kluts kwijt raakt. Probeer eerst naar de tabellen en grafieken te kijken of je daar in één oogopslag al wijzer uit wordt. Zo niet, dan kun je het beste de resultaten eerst even scannen en vervolgens het volgende kort opschrijven:

  • Beknopt de resultaten (staan vaak aan het begin of aan het eind van een alinea, significantie en richting van de relatie is belangrijk)

Is deze sectie lastig om te lezen? Sla de resultaten sectie dan over en ga alvast door naar de discussie. Na de discussie kun je weer terugkeren naar deze sectie.

Discussie en conclusie

In deze secties staan de resultaten vaak wat makkelijker uitgeschreven en worden verklaringen voor de bevindingen gegeven. Je kan dus meteen zien of je de resultaten goed geïnterpreteerd hebt of een duidelijker beeld krijgen van de resultaten. Zorg dat je de volgende vragen beantwoord:

  • Wat zijn de belangrijkste resultaten?
  • Werden de hypotheses bewezen of afgewezen? Wat zijn de verklaringen volgens de auteurs?
  • Wat was opvallend?
  • Wat zijn de belangrijkste limitaties van het onderzoek?

Ben je klaar met deze sectie? Super! Je hebt nu al een geheel artikel gelezen en samengevat. Zijn er secties geweest die je hebt overgeslagen? Probeer nu eens om deze stukken opnieuw te lezen en samen te vatten. Dat gaat nu vast beter!

De eerste paar keren is het altijd even wennen, maar hoe meer je oefent met het lezen van wetenschappelijke artikelen, hoe makkelijker het wordt. Blijf dus vooral oefenen! Heb je een vraag, tip of iets anders leuk te vertellen? Laat dan vooral een berichtje achter!

    Related content or attachment:
    Bundel Tips bij Algemene Studievaardigheden
    This content is used in bundle:

    Bundel Samenvattingen Voorgeschreven Artikelen bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling (2021) - Universiteit Leiden

    Tips bij het lezen en samenvatten van wetenschappelijke artikelen

    Tips bij het lezen en samenvatten van wetenschappelijke artikelen

    Image

    Het is je vast wel eens overkomen. Je begint aan een nieuw vak tijdens je studie, leest de vakinformatie en ziet dan dat er alleen maar wetenschappelijke artikelen zijn voorgeschreven als literatuur. Maar hoe lees je nou deze artikelen? En wat moet je nou echt weten voor het tentamen? Hieronder geef ik jou wat tips over hoe je een wetenschappelijk artikel kan lezen en samenvatten. 


    Tips bij het lezen en samenvatten van wetenschappelijke artikelen

    Zelf vind ik het altijd fijn om eerst even kort te scannen wat voor kopjes er allemaal in het artikel aanwezig zijn. Dit zijn vaak standaard koppen zoals introductie, methode, resultaten en discussie en conclusie. Tijdens het samenvatten is het fijn om je artikel op te delen in deze koppen en per kopje een samenvatting te maken.

    Introductie

    De introductie van een artikel introduceert jou in het onderwerp van het artikel en beschrijft wat de onderzoeksvraag is. Schrijf alleen de kern op en zorg dat je altijd de volgende vragen beantwoord:

    • Waar gaat het onderzoek over?
    • Waarom is het relevant?
    • Wat zijn de hypotheses?
    • Wat zijn belangrijke begrippen en wat houden ze in?

    Methode

    De methode sectie is vaak erg uitgebreid en beschrijft de doelgroep van het artikel, de verschillende variabelen en meetinstrumenten, de procedures en de analyses die ze hebben uitgevoerd. Voor je tentamens hoef je deze sectie vaak niet zo uitgebreid te weten. Zorg dat je de volgende vragen kan beantwoorden:

    • Hoe ziet de sample eruit? (grootte, kinderen of volwassenen, beknopte achtergrond zoals SES als relevant)
    • Hoe ziet het design van het onderzoek er kort uit? (controle groepen, experimentele groepen en hoe verdeeld)
    • Welke variabelen worden onderzocht? (dit wordt vaak al geïntroduceerd in de introductie, maar in deze sectie verder uitgelegd. Je hoeft dit maar kort op te schrijven)

    Resultaten

    De resultaten kunnen soms onoverzichtelijk ogen, doordat er veel resultaten van verschillende analyses worden beschreven. Dit kan er voor zorgen dat je de kluts kwijt raakt. Probeer eerst naar de tabellen en grafieken te kijken of je daar in één oogopslag al wijzer uit wordt. Zo niet, dan kun je het beste de resultaten eerst even scannen en vervolgens het volgende kort opschrijven:

    • Beknopt de resultaten (staan vaak aan het begin of aan het eind van een alinea, significantie en richting van de relatie is belangrijk)

    Is deze sectie lastig om te lezen? Sla de resultaten sectie dan over en ga alvast door naar de discussie. Na de discussie kun je weer terugkeren naar deze sectie.

    Discussie en conclusie

    In deze secties staan de resultaten vaak wat makkelijker uitgeschreven en worden verklaringen voor de bevindingen gegeven. Je kan dus meteen zien of je de resultaten goed geïnterpreteerd hebt of een duidelijker beeld krijgen van de resultaten. Zorg dat je de volgende vragen beantwoord:

    • Wat zijn de belangrijkste resultaten?
    • Werden de hypotheses bewezen of afgewezen? Wat zijn de verklaringen volgens de auteurs?
    • Wat was opvallend?
    • Wat zijn de belangrijkste limitaties van het onderzoek?

    Ben je klaar met deze sectie? Super! Je hebt nu al een geheel artikel gelezen en samengevat. Zijn er secties geweest die je hebt overgeslagen? Probeer nu eens om deze stukken opnieuw te lezen en samen te vatten. Dat gaat nu vast beter!

    De eerste paar keren is het altijd even wennen, maar hoe meer je oefent met het lezen van wetenschappelijke artikelen, hoe makkelijker het wordt. Blijf dus vooral oefenen! Heb je een vraag, tip of iets anders leuk te vertellen? Laat dan vooral een berichtje achter!

      Artikelsamenvatting bij Victimization of children with disabilities van Hershkowitz e.a. - 2007

      Artikelsamenvatting bij Victimization of children with disabilities van Hershkowitz e.a. - 2007

      Image

      Dit is een samenvatting van het artikel Hershkowitz, I., Lamb, M. E., & Horowitz, D. (2007). Victimization of children with disabilities, voorgeschreven literatuur bij week 1 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden.


      Introductie

      • Kinderen met mentale (inclusief communicatieve en leer) beperkingen zijn 2 tot 3 keer zo vaak slachtoffer van kindermishandeling dan kinderen die geen beperkingen hebben.
      • In dit onderzoek wordt er gekeken naar in welke mate kinderen met een beperking (Children With Disabilities, CWD) een verhoogd risico lopen op specifieke vormen van mishandeling, hun waarschijnlijkheid om mishandeling te melden bij ondervraging en de kenmerken van de gemelde mishandeling in een grote dataset vergeleken met controle groep (Typical Developing, TD).

      Eerder onderzoek

      • Er is gemengde steun voor de hypothese dat kinderen met mentale beperkingen een verhoogd risico lopen op mishandeling.
      • Latere grote studies hebben sterk bewijs geleverd voor de associatie tussen mishandeling en de ernst van de beperking.
      • Een studie heeft gevonden dat intra-familiale mishandeling 1,7 keer vaker voorkwam bij kinderen met een beperking dan bij kinderen zonder beperkingen.
        • Jongens van 4 jaar of ouder met beperkingen liepen vooral hoog risico.
        • Ouders/hoofdverzorgers waren minder vaak verdachten van mishandeling bij kinderen met een beperking dan bij kinderen zonder beperkingen.
      • Een andere studie vond dat jonge kinderen met een beperking een groter risico liepen op mishandeling dan oudere kinderen met een beperking (de jongere kinderen werden vaker slachtoffer van fysieke en seksuele mishandeling en andere vormen van mishandeling).
        • Familieleden waren de meest voorkomende dader, ongeacht de aanwezigheid van een beperking.
      • Een andere studie concludeerde dat kinderen met een beperking extra kwetsbaar zijn vanwege hun afhankelijkheid van verzorgers voor hulp bij hun fysieke, sociale en emotionele behoeften, hun gebrek aan controle over hun eigen leven, hun neiging om gehoor te geven en goedkeuring te zoeken van anderen, hun gebrek aan kennis en begrip over seks, hun isolatie en afwijzing door anderen en hun onvoldoende sociale en communicatieve vaardigheden die hen beperken in het voorkomen van slachtofferschap en het melden ervan als het voorkomt.
      • Onderzoekers hebben aangetoond dat kinderen met een beperking vaak ongeloofwaardig worden bevonden in het forensische proces en te maken krijgen met ongepaste ondervraging.

      Dit onderzoek

      • 4 hypotheses:
      1. Kinderen met een beperking zijn waarschijnlijker seksuele dan fysieke mishandeling te melden dan kinderen zonder beperkingen.
      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Artikelsamenvatting bij Barriers and facilitators to disclosing sexual abuse in childhood and adolescence: A systematic review van Lemaigre e.a. - 2017

      Artikelsamenvatting bij Barriers and facilitators to disclosing sexual abuse in childhood and adolescence: A systematic review van Lemaigre e.a. - 2017

      Image

      Dit is een samenvatting van het artikel Lemaigre, C., Taylor, E. P., & Gittoes, C. (2017). Barriers and facilitators to disclosing sexual abuse in childhood and adolescence: A systematic review, voorgeschreven literatuur bij week 1 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden.


      Introductie

      • Seksueel misbruik bij kinderen (Child Sexual Abuse, CSA) = 'betrokkenheid van een kind bij seksuele activiteiten die hij of zij niet volledig begrijpt en waarvoor hij of zij geen geïnformeerde toestemming kan geven' (referentie: WHO)
      • Prevalentie in recente onderzoeken van 11,8% onder 9.911.748 deelnemers, met hogere percentages voor vrouwen (18%) dan voor mannen (7,6%).
        • Het is niet duidelijk of deze onevenwichtigheid tussen mannen en vrouwen een weerspiegeling is van sekseverschillen in de prevalentie van seksueel misbruik bij kinderen of de openbaarmakingspercentages, maar weerspiegelt wel de oververtegenwoordiging van vrouwen in de bredere CSA-literatuur.
      • Kinderen die het slachtoffer zijn van CSA, vertellen er niet vaak over, wat ertoe leidt dat de daders ongeïdentificeerd blijven en seksueel misbruikt blijft.
        • Gemengde ondersteuning als jongere kinderen de onthulling eerder uitstellen dan oudere kinderen.
      • Belemmeringen en facilitators voor het bekendmaken van seksueel misbruik zijn een complex samenspel tussen verschillende intrapersoonlijke, interpersoonlijke en sociale factoren, die nog maar ten dele worden begrepen.
        • Naast een complexe wisselwerking tussen veelzijdige interne en externe factoren, zijn cognitieve en ontwikkelingsbarrières belangrijke drijfveren bij de beslissing van kinderen en adolescenten om informatie niet te onthullen (anders dan bij volwassenen).
      • Vragen in dit onderzoek:
        • Met welke barrières worden kinderen en adolescenten geconfronteerd wanneer ze seksueel misbruik bekendmaken?
        • Welke factoren houden verband met het faciliteren van kinderen en adolescenten om hun ervaringen met seksueel misbruik bekend te maken?

      Methode

      • Studies met betrekking tot de onthullingen van seksueel misbruik door kinderen en adolescenten (leeftijd < 18 jaar).
      • 13 studies werden beoordeeld en beoordeeld op methodologische kwaliteit.
      • 658 vrouwen 421 mannen.

      Resultaten

      Belemmeringen

      • 6 onderzoeken vonden een waargenomen gebrek aan begrip en beperkte steun van volwassenen (ouders of professionals) belemmeringen voor openbaarmaking.
        • Congruent met onderzoek, waaruit is gebleken dat verwachte sociale reacties een belangrijke drijvende factor zijn bij de beslissing van een individu om informatie openbaar te maken.
      • Uit onderzoek is gebleken dat kinderen en adolescenten bang zijn voor negatieve gevolgen voor zichzelf, zoals sancties van ouders, het verlies van familiesteun, sociale schaamte, het ruïneren van hun reputatie, het schenden van de familie-eer en de dood. 
        • Kinderen waren ook bang voor negatieve
      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Artikelsamenvatting bij Disclosure of child sexual abuse: What does the research tell us about the ways that children tell? van London e.a. - 2005

      Artikelsamenvatting bij Disclosure of child sexual abuse: What does the research tell us about the ways that children tell? van London e.a. - 2005

      Image

      Dit is een samenvatting van het artikel London, K., Bruck, M., Ceci, S. J., & Shuman, D. W. (2005). Disclosure of child sexual abuse: What does the research tell us about the ways that children tell?, voorgeschreven literatuur bij week 1 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden.


      Introductie

      • Child sexual abuse accommodation syndrome (CSAAS) = theoretisch model dat stelt dat seksueel misbruikte kinderen vaak geheimhouding, voorzichtige onthullingen en intrekkingen van misbruikverklaringen vertonen, werd herzien.
      • We weten niet precies hoeveel kinderen er worden misbruikt, komt door:
        • Incidentie van seksueel misbruik van kinderen (Child Sexual Abuse, CSA) vaak gebaseerd is op ambtsberichten en niet alle gevallen daarin terechtkomen.
        • Er is niet altijd (voldoende) bewijs om CSA vast te stellen.
          • De onthulling van kinderen is vaak bewijs in de rechtbank, maar het probleem is dat kinderen het misbruik vaak niet onthullen of zelfs ontkennen.
             
      • Het CSAAS-model geeft een verklaring voor het niet openbaar maken van CSA. Dit model bestaat uit vijf onderdelen:
      1. Vertrouwelijkheid;
      2. hulpeloosheid;
      3. beknelling en accommodatie;
      4. tegenstrijdige, onduidelijke en vertraagde openbaarmaking
      5. intrekking van een openbaarmaking.
      • Als gevolg van CSA worstelen kinderen met zelftwijfel en schaamte en angst voor de dader.
        • Om hiermee om te gaan, passen kinderen zich aan (accommoderen) door het misbruik te accepteren en geheim te houden.
        • Als kinderen het al onthullen, verandert het vaak in de loop van de tijd, met perioden waarin ze het misbruik ontkennen.
      • In dit CSAAS-model zijn er twee verschillende aspecten:
        • Psychische gevolgen van het misbruik (schuldgevoel, accommodatie en angst)
          • Gevolgen daarvan op het gedrag (ontkenning, herroeping openbaarmaking en geheimhouding).
        • Van de kinderen die later het misbruik ontkennen, passen alleen degenen die het misbruik eerst ontkennen zich aan (aanpassen) door het misbruik te accepteren en geheim te houden.

      Openbaarmaking volwassenen met retrospectief onderzoek

      Openbaarmakingspercentages

      • Het aantal onthullingen van volwassenen die aangaven CSA in de kindertijd te hebben meegemaakt, is ongeveer 1/3.
      • 2/3 van de volwassenen die aangaven als kind te zijn misbruikt, meldde dit niet in de kindertijd.
      • Deze percentages werden in de meeste onderzoeken gevonden.
      • De gemiddelde openbaarmakingstijd in één onderzoek was 15 jaar.
      • Mannen zijn meer geneigd dan vrouwen om het misbruik nooit te onthullen.
      • In één onderzoek werd een meldingspercentage van bijna 90% gevonden, maar dit komt deels doordat er een brede definitie van seksueel misbruik werd gehanteerd en doordat de volwassenen in de steekproef relatief jong waren.
      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Artikelsamenvatting bij Children's eyewitness memory: the influence of cognitive and socio-emotional factors van Goodman e.a. - 2014

      Artikelsamenvatting bij Children's eyewitness memory: the influence of cognitive and socio-emotional factors van Goodman e.a. - 2014

      Image

      Dit is een samenvatting van het artikel Goodman, G.S., Goldfarb, D.A., Chong, J.Y., & Goodman-Shaver, L. (2014). Children's eyewitness memory: the influence of cognitive and socio-emotional factors, voorgeschreven literatuur bij week 2 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden. Deze samenvatting is oorspronkelijk van JoHo uit 2021.


      Introductie

      • Zijn getuigenverklaringen van kinderen accuraat?
      • Veel onderzoek is afhankelijk van rechtszaken en dat is controversieel bij seksueel misbruik.
      • Kinderen hebben ontwikkelende cognitieve vermogens en hebben sociaalemotionele steun nodig om in een legale context goed te kunnen functioneren.
      • Er moet aandacht besteed worden aan de vermogens, kwetsbaarheden en behoeften van kind getuigen, omdat anders onder-geloof of over-geloof geriskeerd wordt.
        • Onder-geloof = kan resulteren in gebrek aan bescherming van misbruikte kinderen en vrijheid voor daders om te blijven misbruiken.
        • Over-geloof = kan leiden tot het verwoesten van de levens van onschuldige mensen, terwijl de ware dader vrij is door te gaan met misbruiken.
      • Dit artikel bekijkt cognitieve en sociaalemotionele factoren die invloed hebben op:
        • onthulling en nondisclosure van seksueel misbruik van kinderen,
        • ooggetuigen geheugen
        • getuigenis bij proces.

      Disclosure en nondisclosure van kind seksueel misbruik

      • Kinderen rapporteren bijna nooit seksueel misbruik uit zichzelf.
      • Nondisclosure = kan komen door gevoelens van schaamte, realisatie dat seksuele handelingen taboe zijn, of angst zichzelf of anderen in de problemen te krijgen.
        • De signalen die kinderen wel afgeven worden vaak gemist door ouders (‘moet ik echt de avond met Oom Jim doorbrengen?’).
        • Ook al herinneren kinderen de seksuele gebeurtenissen, ze hebben tegenzin hierover te vertellen.
      • Wetenschappelijk studies zijn gebaseerd op rapportages van daders of van slachtoffers.
        • Ze vergelijken dit met latere interviews over hun onthullingen.
        • Uit onderzoek van Leander et al. is gebleken dat kinderen niet alleen tegenzin hebben in rapporteren seksueel misbruik bij intrafamiliaal misbruik, maar ook bij extra familiaal misbruik.
      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Artikelsamenvatting bij Planting misinformation in the human mind: a 30 year investigation of the malleability of memory van Loftus - 2005

      Artikelsamenvatting bij Planting misinformation in the human mind: a 30 year investigation of the malleability of memory van Loftus - 2005

      Image

      Dit is een samenvatting van het artikel Loftus, E.F. (2005). Planting misinformation in the human mind: a 30 year investigation of the malleability of memory, voorgeschreven literatuur bij week 2 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden. Deze samenvatting is oorspronkelijk van JoHo uit 2021.


      Introductie

      • In dit artikel wordt een overzicht gegeven van het onderzoek wat de afgelopen 30 jaar gedaan is naar het geven van misleidende informatie en de invloed daarop op herinneringen.
      • Ook is gekeken naar de condities waarin deze misleidende informatie invloed heeft op het geheugen en wanneer niet.
      • Wanneer na een bepaalde gebeurtenis verkeerde informatie gegeven werd, werd die verkeerde informatie in bijna de helft van de gevallen herinnerd als deel van de echte gebeurtenis.
      • Het geven van verkeerde informatie zorgt dus voor beperkingen van het geheugen.
      • De neurale activiteit tijdens de gebeurtenis en tijdens het geven van de verkeerde informatie zou het ‘misinformation effect’ voorspellen.
        = effect wijst op de veranderingen in het rapporteren van gebeurtenissen die ontstaan na het krijgen van verkeerde, misleidende informatie.

      Wanneer

      • Bepaalde condities zijn vatbaarder voor misinformatie dan andere.
      • Wanneer er een langere tijdsperiode na de gebeurtenis is en de herinnering wat begint te vervagen, is men vatbaarder voor misinformatie.
      • Wanneer de gebeurtenis al heel lang geleden is, kan het zelfs zo zijn dat de herinnering zo zwak is dat het niet meer herkenbaar is na misinformatie.
      • Als men niet duidelijk meer onderscheid kan maken tussen de herinnering en de misinformatie, kunnen herinneringen gemakkelijker veranderd worden = ‘Discrepancy Detection principle’.
      • Wanneer na een kort tijdsinterval tussen de misinformatie en een test gevraagd werd of de informatie misinformatie was of dat het echt had plaatsgevonden, gaven de meesten aan dat het zowel uit de misinformatie als uit de echte gebeurtenis kwam.
      • Het tijdelijk veranderen van iemands toestand (bijvoorbeeld teveel alcohol drinken) kan ervoor zorgen dat mensen vatbaarder zijn voor misinformatie.

      Waarschuwingen

      • Het waarschuwen van mensen voor misinformatie heeft effect, maar alleen als dit voor het geven van de misinformatie gebeurt.
      • Een waarschuwing na het geven van misinformatie werkt waarschijnlijk niet doordat de gewijzigde herinnering al in het
      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Artikelsamenvatting bij A new solution to the recovered memory debate van McNally & Geraerts - 2009

      Artikelsamenvatting bij A new solution to the recovered memory debate van McNally & Geraerts - 2009

      Image

      Dit is een samenvatting van het artikel McNally, R. J., & Geraerts, E. (2009). A new solution to the recovered memory debate, voorgeschreven literatuur bij week 2 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden.


      Introductie

      • De controverse over hervonden herinneringen aan seksueel misbruik in de kindertijd (CSA) wordt gekenmerkt door 2 perspectieven.
        • Onderdrukking interpretatie/perspectief = sommige mensen onderdrukken hun herinneringen aan misbruik omdat deze ervaringen zo emotioneel traumatisch zijn geweest, en ze kunnen zich de CSA alleen herinneren wanneer het psychologisch veilig is om dat vele jaren later te doen.
          • Een defensief, remmend mechanisme moet de toegang tot het geheugen hebben geblokkeerd gedurende jaren dat het niet in je opkwam.
        • Valse geheugeninterpretatie/perspectief = veel meldingen van herstelde herinneringen aan seksueel misbruik zijn valse herinneringen, vaak onbedoeld gekoesterd door therapeuten.
      • Er zou bewijs kunnen zijn voor een derde interpretatie die van toepassing is op een subgroep van seksueel misbruik in de kindertijd (CSA) die mensen niet als traumatiserend hebben ervaren en zich spontaan hebben herinnerd nadat ze herinneringen buiten de psychotherapie tegenkwamen.
        • Sommige mensen hebben zich CSA herinnerd, maar zijn dat later weer vergeten.

      Onderdrukking interpretatie/perspectief

      • Onderdrukkingstheoretici: hervonden herinneringen zijn verdrongen herinneringen.
      • Andere termen: traumatische amnesie, dissociatieve amnesie, traumatische dissociatieve amnesie, dissociatie.
      • Een slachtoffer heeft een traumatische ervaring gecodeerd en omdat het zo emotioneel verwoestend was, kan het slachtoffer zich de ervaring pas herinneren als het psychologisch veilig is om dat te doen, vaak vele jaren later.
      • Hoe traumatischer een gebeurtenis is, hoe moeilijker het kan zijn om die te onthouden.
      • Als therapeuten vermoeden dat verdrongen herinneringen aan CSA de psychologische symptomen van de patiënt veroorzaken, moeten ze de patiënt helpen de geheugenverliesbarrière te overwinnen en de herinneringen onder de aandacht te brengen.

      Valse geheugeninterpretatie/perspectief 

      • Theoretici van valse herinneringen zijn van mening dat, omdat emotionele opwinding het geheugen versterkt, traumatische gebeurtenissen zoals SMK beter onthouden zouden moeten worden in plaats van minder goed.
      • Ze staan sceptisch tegenover degenen die zich naar verluidt emotioneel traumatisch misbruik herinneren nadat ze er jarenlang totaal niet van op de hoogte waren.
        • Ze zijn vooral sceptisch
      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Artikelsamenvatting van Dekens & Van der Steen. Hoofdstuk 6 handleiding “Het kind als getuige”: Scenariomodel

      Artikelsamenvatting van Dekens & Van der Steen. Hoofdstuk 6 handleiding “Het kind als getuige”: Scenariomodel

      Image

      Dit is een samenvatting van het artikel Dekens & Van der Steen. Hoofdstuk 6 handleiding “Het kind als getuige”: Scenariomodel, voorgeschreven literatuur bij week 3 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden. Deze samenvatting komt oorspronkelijk van JoHo uit 2021.

      Introductie

      • De uitgeschreven versie van de verklaring die een kind geeft in de kindvriendelijke verhoorstudio kan dienen als bewijsmateriaal in een rechtszaak, omdat kinderen onder de twaalf jaar vaak niet worden gehoord op een rechtszitting.

      6.1 Het scenariomodel

      • Het scenariomodel is een gestructureerde verhoormethode om een getuigenverklaring te krijgen die zo zuiver mogelijk is. Er bestaan drie scenario’s:
      1. Een getuige verklaart spontaan na een neutrale openingsvraag.
      2. Een getuige verklaart na bevraging op een indirecte manier.
      3. Een getuige heeft voorinformatie nodig.
      • De ideale situatie wordt beschreven bij scenario A.
      • Het scenariomodel omvat drie onderdelen en zorgt ervoor dat het verhoor in totaal ongeveer één tot anderhalf uur duurt, afhankelijk van de leeftijd en concentratieboog van het kind:

      1. Introductie

      • De verhoorder haalt het kind en de ouders of begeleiders op in de wachtkamer.
      • Het kind krijgt een rondleiding door de regiekamer en de verhoorkamer.
      • Er wordt aandacht besteedt aan opgehangen tekeningen van andere kinderen, zodat het kind weet dat er vaker kinderen komen.
      • Ze keren vervolgens terug naar de wachtruimte, waarna de verhoorder en het kind naar de verhoorkamer gaan.
      • De ouders mogen niet meekijken met het verhoor, ze mogen de opname wel achteraf bekijken.
        • Tijdens het verhoor vertelt de verhoorder wat over zijn of haar rol en over het doel van het gesprek. Het kind krijgt de keuze: praten of nog even wat anders doen. Als het kind voor het laatste kiest, wordt de afspraak gemaakt dat er daarna wordt gesproken over de verklaring. De verhoorder probeert zoveel mogelijk gebruik te maken van free recall.

      2. Zaakgericht deel

      • Het kind krijgt zoveel mogelijk de gelegenheid om vrijuit te vertellen waarom hij of zij gekomen is.
      • Vooraf krijgt het kind instructies, bijvoorbeeld dat hij of zij het mag zeggen als hij of zij het antwoord niet weet.
      • Vervolgens wordt er gestart met een neutrale algemene openingsvraag, zoals ‘waarover kom je praten?’.
      • Daarna worden er zoveel mogelijk open vragen gesteld door de verhoorder.
      • De drie eerder genoemde scenario’s (A, B en C) kunnen dan ontstaan. 

      3. Afsluiting

      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Artikelsamenvatting bij The NICHD investigative interview protocol: A meta-analytic review van Benia e.a. - 2015

      Artikelsamenvatting bij The NICHD investigative interview protocol: A meta-analytic review van Benia e.a. - 2015

      Image

      Dit is een samenvatting van het artikel Benia, L. R., Hauck-Filho, N., Dillenburg, M., & Stein, L. M. (2015). The NICHD investigative interview protocol: A meta-analytic review, voorgeschreven literatuur bij week 3 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden.


      Introductie

      • Getuigenissen van kinderen zijn vaak het enige beschikbare bewijs om te beoordelen of er een zedenmisdrijf heeft plaatsgevonden, aangezien fysiek bewijs schaars is en psychologische symptomen geen betrouwbaar onderscheid maken tussen misbruikte en niet-misbruikte kinderen.
      • Er is veel onderzoek gedaan naar het opstellen van best practice-richtlijnen voor kinderen om hun getuigenis te geven door open vragen te beantwoorden in plaats van gesloten vragen.
      • NICHD ontwikkelde evidence-based richtlijnen die in de dagelijkse praktijk in het veld kunnen worden gebruikt = NICHD Investigative Protocol 
        • = omvat een reeks geheugenophaal- en communicatietechnieken die zijn ontworpen om de hoeveelheid betrouwbare informatie die van een jonge geïnterviewde kan worden verkregen, te vergroten. Het protocol biedt de verhoorder een stapsgewijze aanpak en leidt hem of haar tot in detail door alle fasen van het onderzoeksverhoor.
        • In de beginfase stelt de interviewer zichzelf voor en legt hij de basisregels van het interview uit aan het kind.
        • In de rapportbuilding-fase probeert de interviewer een ondersteunende omgeving voor het kind te creëren en spoort hem of haar aan om te oefenen met het vertellen van een gebeurtenis.
        • In de volgende fase is er een overgang naar inhoudelijke kwesties die is ontworpen om door te gaan naar de doelgebeurtenis(sen) die moeten worden onderzocht met behulp van open, niet-suggestieve verbale aanwijzingen.
        • In de free-recall-fase worden specifieke incidenten onderzocht met behulp van een verscheidenheid aan open prompts en cued-uitnodigingen.
        • Pas nadat de open vragen zijn uitgeput, gaan interviewers over op gerichte vragen. Als er nog steeds cruciale details ontbreken in het account van het kind, stellen interviewers vervolgens beperkte optievragen, terwijl suggestieve vragen altijd worden vermeden.
        • Ten slotte verzamelt de interviewer informatie over het openbaarmakingsproces en beëindigt hij het interview
      • Forensische interviewers die het NICHD-protocol gebruikten, gebruikten significant meer open vragen dan zonder het protocol, gebruikten minder suggestieve vragen en suggestieve vragen, en kinderen verstrekten aanzienlijk meer forensisch relevante details in reactie op vragen om vrij terug te roepen.
      • Deze studie onderzoekt de effectiviteit van het NICHD Investigative Protocol

      Discussie

      • Het NICHD Onderzoeksprotocol is een effectief instrument, ook bij het interviewen van kleuters en oudere kinderen.
        • Kleuters
      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Artikelsamenvatting bij Children's suggestibility research: Things to know before interviewing a child van Hritz e.a. - 2015

      Artikelsamenvatting bij Children's suggestibility research: Things to know before interviewing a child van Hritz e.a. - 2015

      Image

      Dit is een samenvatting van het artikel Hritz, A. C., Royer, C. E., Helm, R. K., Burd, K. A., Ojeda, K., & Ceci, S. J. (2015). Children's suggestibility research: Things to know before interviewing a child, voorgeschreven literatuur bij week 3 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden.


      Confirmatory bias

      • Het is aangetoond dat mensen de neiging hebben om bevooroordeeld te zijn in de richting van informatie die hun eigen persoonlijke overtuigingen bevestigt, en informatie afwijzen die niet met die overtuigingen overeenkomt.
      • Als een interviewer een kamer binnenkomt, bereid om een kind te ondervragen en vooraf vastgestelde overtuigingen over de zaak of de juistheid en geloofwaardigheid van het kind meebrengt, kan de interviewer onbedoeld onevenredig zwaar wegen op sommige uitspraken van het kind terwijl hij andere negeert. Als de aanvankelijke vermoedens van de interviewer onjuist zijn, kan dit leiden tot een valse melding = Vooringenomenheid van de interviewer
        • Verontreinig niet alleen de nauwkeurigheid van het kind, maar ook de nauwkeurigheid van de interviewer.
        • Gegevens suggereren dat ongeacht wat kinderen daadwerkelijk zeggen, bevestigende vooringenomenheid ertoe leidt dat interviewers de beweringen van het kind onnauwkeurig rapporteren om ze consistent te maken met hun eigen hypothesen.
      • Om deze voorkeur voor bevestiging tegen te gaan, hebben onderzoekers aanbevolen dat interviewers die een kind over een gebeurtenis ondervragen, alternatieve hypothesen moeten testen over wat er mogelijk is gebeurd.
        • Het testen van alternatieve hypothesen is belangrijk omdat er veel situaties zijn waarin de verklaringen van een kind verkeerd begrepen kunnen worden, zelfs als er geen flagrante suggestieve vragen worden gesteld of situaties waarin een kind de interviewer het antwoord geeft waarvan hij aanneemt dat deze het wil horen.
      • Sommige interviewers lijken te geloven dat gedrag bij het afleggen van een valse of gesuggereerde verklaring te onderscheiden is van gedrag bij het vertellen van een ware verklaring.
        • Studies hebben echter aangetoond dat zelfs professionals valse verklaringen niet van echte kunnen onderscheiden
      • Hoewel kinderen niet altijd valse verklaringen afleggen wanneer specifieke, misleidende vragen worden gesteld, geven ze ook niet altijd waarheidsgetrouwe, nauwkeurige informatie wanneer ze spontaan spreken, dat wil zeggen bij afwezigheid van misleidende vragen.
        • Deze spontane generatie van valse informatie kan zelfs optreden na een lange vertraging tussen het voorgestelde interview en de vrije herinnering.
        • Verwarrende of dubbelzinnige gebeurtenissen kunnen aanleiding geven tot spontane valse herinneringen aan verwante gebeurtenissen.
      • Dus hoewel reacties op vrije herinnering en spontane verklaringen waarschijnlijk nauwkeuriger zijn dan reacties op directe vragen, kunnen kinderen inderdaad spontaan onjuiste informatie rapporteren.
      • Belangrijk om de getuigenis van het kind niet buiten beschouwing te laten: het is gebleken dat verkeerde informatie de geheugennauwkeurigheid daadwerkelijk vergroot in bepaalde
      .....read more
      Access: 
      JoHo members
      Artikelsamenvatting bij Einstein on the bench? Exposing what judges do not know about science and using child abuse cases to improve how courts evaluate scientific evidence van Moreno - 2003

      Artikelsamenvatting bij Einstein on the bench? Exposing what judges do not know about science and using child abuse cases to improve how courts evaluate scientific evidence van Moreno - 2003

      Image

      Dit is een samenvatting van het artikel Moreno, J.A. (2003). Einstein on the bench? Exposing what judges do not know about science and using child abuse cases to improve how courts evaluate scientific evidence., voorgeschreven literatuur bij week 2 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden.


      Inleiding

      • In dit artikel wordt beschreven in hoeverre rechters, advocaten en juristen op de hoogte zijn van wetenschappelijke bevindingen met betrekking juridisch bewijs en in hoeverre zij deze kennis toepassen in de praktijk.

      Conclusie

      • Hoewel experts graag willen dat hun geval wint in de rechtszaal, mag dit niet ten koste gaan van een objectieve manier van onderzoek doen.
      • In zaken waarin de wet en de wetenschap beide voorkomen, moet de wettelijke juistheid van de rollen van de rechters en de experts geëvalueerd worden.
      • Het bewijsmateriaal van medische experts hebben vaak invloed op de uitspraak van de rechter.
        • Daarom moet op de juiste manier naar dit bewijs gekeken worden.
      • Als laatste moeten rechters rekening houden met het feit dat experts als gevolg van een gebrek aan ervaring en/of een gebrek aan formele kwalificaties (zoals een bepaalde certificatie) niet in staat zijn om een goede verklaring af te leggen.
      • De kwaliteit van de verklaringen kan verhoogd worden door de juiste training en door ervaring met soortgelijke gevallen.
      • Een ander voorstel is dat medische experts de onderstaande gegevens over zichzelf moeten rapporteren aan de rechter:
        • Algemene training of ervaring met kindermishandeling en verwaarlozing;
        • Specifieke training of ervaring met een bepaald type kindermishandeling in de rechtszaal;
        • Lidmaatschap van relevante professionele verenigingen;
        • Relevante professionele publicaties.
      • Hiermee kunnen experts aantonen in hoeverre ze verstand hebben van bepaalde medische kwesties.
      • Het begrijpen van de wetenschap is belangrijk in gevallen van kindermishandeling, omdat het om het leven van het kind gaat.
        Access: 
        JoHo members
        Artikelsamenvatting bij Bruises in children: normal or child abuse? van Harris - 2010

        Artikelsamenvatting bij Bruises in children: normal or child abuse? van Harris - 2010

        Image

        Dit is een samenvatting van het artikel Harris, T. S. (2010). Bruises in children: normal or child abuse?, voorgeschreven literatuur bij week 4 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden. Deze samenvatting komt oorspronkelijk van JoHo uit 2021.


        Inleiding

        • Kneuzingen met specifieke patronen of op specifieke plaatsen kunnen het gevolg zijn van mishandeling.
        • Kneuzingen van de huid
          • Kneuzing van de huid treedt op na een stomp trauma, dat onderliggende bloedvaten verstoort en lekkage en ophoping van bloed in de dermale lagen veroorzaakt.
          • De afbraak van hemoglobine en bloedcellen resulteert in een reeks kleuren, waaronder rood, paars, zwart, blauw, geel, groen en bruin.
          • Eeuwen van blauwe plekken
            • Een blauwe plek met geel is waarschijnlijk ouder dan 18 uur
            • de kleuren rood, blauw, paars of zwart kunnen op elk moment optreden vanaf 1 uur na blauwe plekken totdat ze zijn verdwenen
            • rood kan aanwezig zijn in een blauwe plek, ongeacht de leeftijd
            • blauwe plekken van dezelfde leeftijd en oorzaak bij dezelfde persoon vertonen mogelijk niet dezelfde kleur of veranderen niet in hetzelfde tempo.
          • Het uiterlijk en de resolutie van een blauwe plek wordt beïnvloed door vele factoren, waaronder de hoeveelheid gebruikte kracht, vasculariteit van onderliggende weefsels, ziekten, leeftijd en huidskleur.
            • Blauwe plekken zijn beter zichtbaar op een lichtere huid.
            • De locatie van een blauwe plek is ook een belangrijke factor. In gebieden waar de huid los of oppervlakkig is, zoals het periorbitale gebied, ontstaan gemakkelijker blauwe plekken.

        Evaluatie van kind met blauwe plekken

        • Evaluatie van een kind met blauwe plekken moet beginnen met een gedetailleerde geschiedenis, inclusief het huidige probleem en de medische geschiedenis van het kind en het gezin, met name aandacht voor bloedingsstoornissen, psychosociale geschiedenis en beoordeling van systemen (wie was bij het kind enz.).
        • Vervolgens moet het kind, afhankelijk van de leeftijd en het ontwikkelingsniveau, rechtstreeks worden ondervraagd over de verwonding.
        • Rode vlaggen die de aanbieder moeten waarschuwen voor mogelijk misbruik, zijn onder meer een geschiedenis die niet overeenkomt met het letsel, geen verklaring voor het letsel, een geschiedenis die niet overeenkomt met het ontwikkelingsniveau van het kind en/of letsel dat wordt toegeschreven aan een ander
        .....read more
        Access: 
        JoHo members
        Artikelsamenvatting bij Predicting child abuse potential: An empirical investigation of two theoretical frameworks van Begle e.a. - 2010

        Artikelsamenvatting bij Predicting child abuse potential: An empirical investigation of two theoretical frameworks van Begle e.a. - 2010

        Image

        Dit is een samenvatting van het artikel Begle, A. M., Dumas, J. E., & Hanson, R. F. (2010). Predicting child abuse potential: An empirical investigation of two theoretical frameworks, voorgeschreven literatuur bij week 5 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden.


        Inleiding

        • Om beperkingen en mogelijke onderschattingen door zelfrapportage (terughoudendheid toegeven) en CPS-administratieve databases te voorkomen, gebruiken onderzoekers risico-instrumenten voor kindermishandeling = informatie geven over de kans dat de respondent kindermishandeling pleegt.
          • Child Abuse Potential Inventory (CAPI) gebruikt
        • Child abuse occurence = vaststelling kindermishandeling door officiële instantie.
        • Child Abuse Potential = zelfrapportage van de ouder over de waarschijnlijkheid of mogelijkheid van misbruik.
          • Potentie leidt niet noodzakelijkerwijs tot voorkomen, maar CAPI toonde aan dat het sterk gecorreleerd is.
        • Risicomarkeringen = variabelen die verband houden met de uitkomst van belang, hoewel bevindingen geen sterke empirische ondersteuning bieden voor een causaal verband
          • Dit is waar we naar kijken in deze studie
        • Risicofactoren = variabelen die oorzakelijk verband impliceren en (a) de ‘causale’ variabele moet worden geïsoleerd van alle andere potentiële variabelen, (b) er moet een verband bestaan tussen de van belang zijnde variabelen, en (c) de richting van invloed moet worden bepaald

        Risicomarkeringen voor zorgverleners

        • Mantelzorgers met een geschiedenis van kindermishandeling misbruiken hun eigen kinderen (30%)
        • Lagere opvoedingstevredenheid tot verhoogd risico op krachtig kindermisbruik.
        • Een groter potentieel voor kindermishandeling werd gevonden bij verzorgers die het gevoel hadden dat ze minder controle hadden over moeilijk gedrag van kinderen en die negatieve interne attributies hadden met betrekking tot de stijl van hun verzorger en de acties van hun kinderen.

        Risicomarkeringen voor kinderen

        • Leeftijd, fysieke gezondheid en storend gedrag van het kind getest in deze studie

        Sociodemografische kenmerken

        • Maternale etniciteit: Afro-Amerikaanse verzorgers hadden meer meldingen van kindermishandeling dan Europees-Amerikaanse en Latino verzorgers.
        • Alleenstaande, jonge moeders met een laag inkomen lijken het grootste risico te lopen op kindermishandeling.
        • Moeders die het hoger potentieel van de middelbare school niet hebben afgemaakt.

        Huishoudelijke kenmerken

        • Ongeorganiseerde huishoudens (meer stress), grotere gezinsgrootte en minder beschikbare huishoudelijke ruimte gekoppeld aan meer fysiek geweld
        • Interactie tussen verzorger en kinda
        • Beledigende verzorgers hadden minder positieve interacties, waren minder responsief en toonden minder positieve genegenheid jegens hun kinderen in vergelijking met niet-beledigende verzorgers.
        • Parent Child Interaction Therapy
        .....read more
        Access: 
        JoHo members
        Artikelsamenvatting bij Juveniles Who Commit Sex Offenses Against Minors van Finkelhor e.a. - 2009

        Artikelsamenvatting bij Juveniles Who Commit Sex Offenses Against Minors van Finkelhor e.a. - 2009

        Image

        Dit is een samenvatting van het artikel Finkelhor, D., Ormrod, R., & Chaffin, M. (2009). Juveniles Who Commit Sex Offenses Against Minors, voorgeschreven literatuur bij week 5 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden.


        Belangrijkste bevindingen

        • Jongeren zijn goed voor meer dan een derde (35,6 procent) van degenen waarvan de politie weet dat ze zedendelicten tegen minderjarigen hebben gepleegd.
          • De grote meerderheid (ongeveer 85-95 procent) van de zedendelinquente jongeren heeft geen arrestaties of rapporten voor toekomstige seksuele misdrijven of anderszins niet-seksuele misdrijven.
          • Jeugdige zedendelinquenten hebben verschillende achtergronden en delicten (kleine vergrijpen tot gangbangs).
        • Een klein aantal jeugdige delinquenten – 1 op de 8 – is jonger dan 12 jaar.
        • Het aantal jongeren dat bij de politie komt voor zedendelicten neemt sterk toe op 12-jarige leeftijd en vlakt af na 14-jarige leeftijd.
          • De vroege adolescentie is de piekleeftijd voor misdrijven tegen jongere kinderen.
          • Misdrijven tegen tieners nemen toe tijdens de midden tot late adolescentie, terwijl misdrijven tegen slachtoffers onder de 12 jaar afnemen.
        • Jongeren die zedendelicten tegen andere kinderen plegen, hebben meer kans dan volwassen zedendelinquenten om in groepen en op scholen delicten te plegen en meer mannelijke en jongere slachtoffers te maken.
          • Ze hebben ook meer kans op sodomie of liefkozing, en minder kans op verkrachting
          • Jeugdige zedendelinquenten richten zich vaker op andere jongeren die wat jonger zijn dan zij.
            • Wanneer tienerdelinquenten zich op jongens richten, richten ze zich eerder op veel jongere en seksueel onvolwassen jongens dan op hun leeftijdsgenoten, terwijl wanneer oudere tienerdelinquenten zich op meisjes richten, ze zich meer richten op seksueel volwassen vrouwen.
            • Deze bevinding kan voortkomen uit het feit dat jeugdige delinquenten het gemakkelijker vinden om meisjes en jongere jongens te domineren dan om oudere jongens te domineren.
          • Het kan echter ook zijn dat oudere mannelijke slachtoffers van tienerdelinquenten bijzonder terughoudend zijn om aangifte te doen bij de politie in vergelijking met vrouwelijke tienerslachtoffers.
        • Jongere daders verschillen van oudere daders:
          • Daders jonger dan 12 jaar zijn iets vaker dan oudere daders vrouw en plegen meerdere dader- en slachtofferepisodes.
          • Ook plegen jongere daders iets vaker dan oudere daders misdrijven tegen familieleden en in de woonomgeving.
          • Jongere daders richten zich vaker dan oudere daders op mannelijke slachtoffers (37 procent versus 20 procent) en jongere slachtoffers dichter bij hun eigen leeftijd.
          • Hun ernstigste vergrijp is eerder strelen en minder snel verkrachting.
        .....read more
        Access: 
        JoHo members
        Artikelsamenvatting bij Reconstructing the Risk–Need–Responsivity model: A theoretical elaboration and evaluation van Ward e.a. - 2007

        Artikelsamenvatting bij Reconstructing the Risk–Need–Responsivity model: A theoretical elaboration and evaluation van Ward e.a. - 2007

        Image

        Dit is een samenvatting van het artikel Ward, T., Melser, J., & Yates, P. M. (2007). Reconstructing the Risk–Need–Responsivity model: A theoretical elaboration and evaluation, voorgeschreven literatuur bij week 5 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden.


        Introductie

        • Risk-Need-Responsivity (RNR)-model = omvat drie principes die als leidraad moeten dienen voor interventies bij overtreders.
        1. Risicoprincipe: daders met een hoger risico op recidive zullen het meeste baat hebben bij een hogere mate van interventie, waaronder intensieve behandeling, en dat daders met een lager risico minimale, routinematige of geen interventie moeten krijgen.
        2. Behoefteprincipe: alleen die factoren die verband houden met vermindering van recidive (d.w.z. criminogene behoeften) moeten in de interventie worden aangepakt.
        3. Responsiviteitsprincipe: correctionele programma's moeten worden afgestemd op kenmerken van de dader, zoals leerstijl, motivatieniveau en de persoonlijke en interpersoonlijke omstandigheden van het individu.
        • Elke rehabilitatietheorie bestaat uit ten minste drie componenten:
        1. primaire doelen, waarden en principes;
        2. etiologische en methodologische veronderstellingen;
        3. implicaties voor de praktijk.

        Aard van de revalidatietheorie

        • Revalidatietheorie = verwijst naar de algemene doelen, waarden, principes en etiologische aannames die worden gebruikt om de behandeling van delinquenten te begeleiden, en vertaalt hoe deze principes moeten worden gebruikt om therapeuten te begeleiden.
        • We stellen dat een goede theorie van rehabilitatie van delinquenten de doelen van de therapie moet specificeren, een rechtvaardiging van deze doelen moet geven in termen van de kernaannames over etiologie en de waarden die ten grondslag liggen aan de aanpak, klinische doelen moet identificeren en moet schetsen hoe de behandeling moet verlopen in het licht van deze aannames en doelen.
        • 3 niveaus van componenten voor revalidatie:
          • Reeks algemene principes en aannames die de waarden specificeren die ten grondslag liggen aan de revalidatiepraktijk en het soort algemene doelen waarnaar clinici zouden moeten streven.
          • We hebben waarden nodig om rehabilitatie te ondersteunen, aangezien deze dienen om therapeutische doelen te identificeren (bijv. om een goed leven te bevorderen of om risico's voor de gemeenschap te verminderen) en om rehabilitatiepogingen te beperken (bijv. tot onnodig stressvolle situaties).
          • Etiologische veronderstellingen die dienen om delinquentie te verklaren en de functies ervan te identificeren, althans in algemene zin.
            • Etiologische veronderstellingen helpen therapeuten om te begrijpen hoe ze zich op specifieke variabelen moeten richten en om aan te geven waarop ze zich moeten richten.
        .....read more
        Access: 
        JoHo members
        Artikelsamenvatting bij A review of maternal and paternal filicide van Bourget e.a. - 2007

        Artikelsamenvatting bij A review of maternal and paternal filicide van Bourget e.a. - 2007

        Image

        Dit is een samenvatting van het artikel Bourget, D., Grace, J., & Whitehurst, L. (2007). A review of maternal and paternal filicide, voorgeschreven literatuur bij week 6 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden.


        Introductie

        • Filicide = moord op kind door ouder, veelzijdig fenomeen met verschillende oorzaken en kenmerken.
        • Neonaticide = moord op kind op de dag van geboorte.
        • Filicide is ingedeeld in verschillende systemen naar motief of oorzaak.

        Bourget en Gagné classificatiesysteem voor filicide:

        • Alle soorten kindermoord (d.w.z. geestesziek, fataal misbruik, vergelding, barmhartigheid en andere/onbekende) worden gespecificeerd als zijnde met of zonder bedoeling, het bewuste verlangen om te doden.
        • Geesteszieke kindermoord = gevallen waarin het delict verband houdt met een DSM-IV13 belangrijke As I geestesziekte die actief was op het moment van de kindermoord.
          • De aan- of afwezigheid van psychose als determinant wordt in deze categorie gedocumenteerd, evenals gevallen van kindermoord, een term die alleen wordt gebruikt om postpartumverschijnselen, hormonale invloeden en andere niet-specifieke mentale stoornissen te verklaren bij moeders die binnen het jaar zijn bevallen.
        • Dodelijke mishandeling filicide = gevallen van kinderverwaarlozing en mishandelde-kind- en shaken-baby-syndromen.
          • Dit type kindermoord wordt gepleegd zonder specifieke bedoeling en de gebeurtenis kan niet voldoen aan de criteria voor geesteszieke kindermoord.
        • Vergeldende kindermoord = geassocieerd met specifieke intentie om moord te plegen en kan het resultaat zijn van woede of wraak.
        • Mercy filicide = gepleegd met de specifieke bedoeling om te doden en vindt plaats wanneer het kind een ernstige, slopende ziekte heeft.
          • De ouder heeft geen psychose en de gebeurtenis kan niet beter worden verklaard door een andere categorie.
        • De categorie overig/onbekend wordt alleen gebruikt wanneer de informatie onvoldoende is om een nauwkeurige classificatie mogelijk te maken en kan gevallen met meerdere factoren omvatten

        Algemene kenmerken van kindermoord

        • Terwijl moeders oververtegenwoordigd zijn in gevallen van kindermoord, worden kindermoorden die plaatsvinden na de eerste levensweek vaak gepleegd door de vader of stiefvader, waarbij vaders de meest voorkomende daders van kindermoord zijn in de latere kinderjaren.
        • Bij neonaticiden zijn evenveel mannelijke als vrouwelijke slachtoffers.
        • Moeders zullen eerder meisjes vermoorden en vaders jongens, vooral jongens boven de 15 jaar.
          • Jongere slachtoffers zijn wellicht vaker fysiek mishandeld door de ouder.
        .....read more
        Access: 
        JoHo members
        Artikelsamenvatting bij Fatal child maltreatment: Characteristics of deaths from physical abuse versus neglect van Damashek e.a. - 2013

        Artikelsamenvatting bij Fatal child maltreatment: Characteristics of deaths from physical abuse versus neglect van Damashek e.a. - 2013

        Image

        Dit is een samenvatting van het artikel Damashek, A., Nelson, M. M., & Bonner, B. L. (2013). Fatal child maltreatment: Characteristics of deaths from physical abuse versus neglect, voorgeschreven literatuur bij week 6 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden.


        Introductie

        • De huidige studie onderzocht:
          • Kenmerken van slachtoffer, verzorger, familie, vermeende dader en incident
          • Of de kenmerken van het kind, de verzorger, het gezin en de vermeende dader verschilden voor sterfgevallen als gevolg van fysieke mishandeling versus verwaarlozing.
        • Hypotheses 1e doel:
          • Slachtoffers zouden in de eerste plaats jonger zijn dan 5 jaar
          • Minderheidskinderen zouden oververtegenwoordigd zijn in de gegevens
          • Minderheid van de slachtoffers zou onderwerp zijn van eerdere rapporten aan kinderwelzijn en
          • Vermeende daders zouden in de eerste plaats biologische ouders zijn.
        • Hypotheses 2e doel:
          • Mannen zouden meer kans hebben op fatale mishandeling en vrouwen zouden meer kans hebben op fatale verwaarlozing.
          • Sterfgevallen als gevolg van verwaarlozing zouden vaker voorkomen in huizen met meer personen dan sterfgevallen als gevolg van fysieke mishandeling.
        • Variabelen die we hebben onderzocht, waren onder meer:
          • Kind (leeftijd, geslacht, etniciteit)
          • Verzorger (leeftijd moederfiguur, leeftijd vaderfiguur)
          • Gezin (aantal kinderen in huis, ongeacht of ouders samenwoonden of getrouwd waren)
          • Vermeende dader (geslacht, al dan niet biologisch gerelateerd aan slachtoffer) variabelen,
          • Of gezinnen al dan niet eerder betrokken waren bij kinderwelzijn.

        Methode

        • 685 gevallen geïdentificeerd door kinderwelzijnsdiensten over een periode van 21 jaar, gebruikt om kenmerken van sterfgevallen als gevolg van fysieke mishandeling versus verwaarlozing te vinden.

        Resultaten en discussie

        • Jongere kinderen (5 jaar en jonger dan) waren de meest voorkomende slachtoffers en de meeste vermeende daders waren ouders.
        • Afro-Amerikaanse en Latino-kinderen waren aanzienlijk oververtegenwoordigd
        • De meeste slachtoffers van de FCM van kinderen stierven aan verwaarlozing en waren niet betrokken bij kinderwelzijnsdiensten voorafgaand aan hun overlijden
        • Voorspellers van het fataal type mishandeling (d.w.z. fysiek misbruik versus verwaarlozing):
          • Een groter aantal kinderen in het huis voorspelde een hoger risico op dodelijke verwaarlozing (versus fysiek misbruik)
            • Mogelijk dat middelen voor gezinsmateriaal onder meer kinderen moeten worden uitgerekt, en het is daarom moeilijker om aan hun fysieke
        .....read more
        Access: 
        JoHo members
        Artikelsamenvatting bij Abusive head trauma in children: a literature review van Lopes e.a. - 2013

        Artikelsamenvatting bij Abusive head trauma in children: a literature review van Lopes e.a. - 2013

        Image

        Dit is een samenvatting van het artikel Lopes, N. R., Eisenstein, E., & Williams, L. C. (2013). Abusive head trauma in children: a literature review, voorgeschreven literatuur bij week 6 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden. Deze samenvatting komt oorspronkelijk van JoHo uit 2021.


        Introductie

        • Beledigend hoofdtrauma bij kinderen (shaken-babysyndroom) = letsel aan de schedel of intracraniale inhoud van een baby of kind jonger dan 5 jaar als gevolg van een opzettelijke abrupte impact en/of hevig schudden.

        • Het komt voornamelijk voor bij baby's en kinderen jonger dan 1 jaar en kan ernstige gevolgen hebben, van lichamelijke of geestelijke handicaps tot de dood.
        • Een manier om een baby te schudden die resulteert in aanzienlijk hersenletsel, is door het kind bij de borstkas of een extremiteit vast te houden en het met geweld heen en weer te schudden, waardoor het hoofd met herhaalde versnellingen en vertragingen in elke richting zweeft.
        • Er kan een kenmerkend letselpatroon worden waargenomen, waaronder netvliesbloeding, fracturen, vooral in de ribben en het uiteinde van lange botten, en erkende patronen van hersenletsel.
          • Telkens wanneer het hoofd van de baby tegen een voorwerp botst, kunnen er extra verwondingen zijn, zoals blauwe plekken, snijwonden en breuken.
        • Kinderen jonger dan 1 jaar lopen meer kans op hersenletsel door kindermishandeling dan door ongelukken.
          • Zou kunnen omdat ze meer alleen zijn met verzorger en hun hoofd relatief groter is dan hun lichaam en hun nekspieren nog niet volledig ontwikkeld zijn.
        • Hoewel er specifieke tekenen zijn voor deze vorm van misbruik, kunnen ze worden aangezien voor veelvoorkomende ziekten bij kinderen of accidenteel hoofdletsel.
      • 173 artikelen over Abusive Head Trauma (AHT) gebruikt.
      • Prevalentie

        • 14,7 tot 38,5 gevallen per 100.000 kinderen, met een grotere incidentie bij kinderen jonger dan 1 jaar.
        • Prevalentie kan een onderschatting zijn
        • Prevalentie kan ook worden bestudeerd door te bestuderen hoeveel ouders hun baby hebben geschud om hem stil te krijgen.

        Kenmerken AHT

        • Kenmerken van AHT zijn subduraal hematoom, hersenoedeem en retinale bloeding.
          • AHT lijkt de belangrijkste oorzaak te zijn van subdurale hematomen bij jongere kinderen.
          • Als er geen grote voorgeschiedenis is van accidenteel hoofdtrauma bij kinderen, zoals een auto-ongeluk of een val van grote hoogte, moet een netvliesbloeding een waarschuwing zijn voor
        .....read more
        Access: 
        JoHo members
        Artikelsamenvatting bij Risk factors for fatal and non-fatal child maltreatment in families previously investigated by CPS: A case-control study van Miyamoto e.a. - 2017

        Artikelsamenvatting bij Risk factors for fatal and non-fatal child maltreatment in families previously investigated by CPS: A case-control study van Miyamoto e.a. - 2017

        Image

        Dit is een samenvatting van het artikel Miyamoto, S., Romano, P. S., Putnam-Hornstein, E., Thurston, H., Dharmar, M., & Joseph, J. G. (2017). Risk factors for fatal and non-fatal child maltreatment in families previously investigated by CPS: A case-control study, voorgeschreven literatuur bij week 6 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden.


        Introductie

        • Deze studie identificeert risicofactoren voor fatale en niet-fatale kindermishandeling in gezinnen die bekend zijn bij CPS.
        • IPV = intiem partnergeweld.

        Methode

        • 234 casuskinderen en 468 controle over een periode van 13 jaar.

        Discussie

        • Case-kinderen waren vaker mannelijk dan controle-kinderen.
        • Moederlijke verzorgers van casuskinderen waren significant jonger dan die van controlekinderen
        • Aanzienlijk meer controleverzorgers waren betrokken bij HG dan mantelzorgers
        • Risicofactoren voor de verzorger van de moeder
          • Mannelijk kind geslacht
          • Scoring 'matig of hoog risico' op SDM-risicobeoordeling
          • Meer dan 3 kinderen jonger dan 5 jaar in huis hebben
        • Risico voor niet-moederlijke verzorger
          • Jongere leeftijd verzorger
          • Meer dan 3 kinderen jonger dan 5 jaar in huis hebben
          • Minstens één biologisch kind dat niet bij een van beide ouders woont
        • Verminder het risico op mishandeling
          • Betrokkenheid van moeder bij partnergeweld (zowel verzorger van moeder als niet-moeder)
            • De reactie van het systeem op IPV kan de dader effectief verwijderen door arrestatie of een straatverbod of kan het risico verkleinen door deelname aan afleidingsprogramma's verplicht te stellen of door kinderen in beschermende hechtenis te plaatsen. Deze reacties kunnen kinderen beschermen tegen ernstige gevolgen van mishandeling.
          • Inschrijving van kinderen in de openbare ziektekostenverzekering (verzorger van de moeder)
        Access: 
        JoHo members
        Artikelsamenvatting bij Sexual abuse history among adult sex offenders and non-sex offenders: A meta-analysis van Jespersen e.a. - 2009

        Artikelsamenvatting bij Sexual abuse history among adult sex offenders and non-sex offenders: A meta-analysis van Jespersen e.a. - 2009

        Image

        Dit is een samenvatting van het artikel Jespersen, A. F., Lalumière, M. L., & Seto, M. C. (2009). Sexual abuse history among adult sex offenders and non-sex offenders: A meta-analysis, voorgeschreven literatuur bij week 7 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden. Deze samenvatting komt oorspronkelijk van JoHo uit 2021.


        Introductie

        • Seksueel misbruikt – seksuele misbruikerhypothese = er is een specifieke relatie tussen de geschiedenis van seksueel misbruik en zedendelicten, zodat personen die seksueel misbruikt zijn, aanzienlijk meer kans hebben om zich later in te laten met seksuele misdrijven.
        • Omdat seksueel misbruik in de kindertijd vaak gepaard gaat met andere moeilijke ervaringen (bijv. andere vormen van misbruik, verwaarlozing, geweld gericht tegen andere gezinsleden, algemene ontberingen in het gezin), en omdat seksueel delict meestal niet voorkomt als er geen ander probleemgedrag is (bijv. , niet-seksuele misdrijven, middelenmisbruik), is het moeilijk vast te stellen of de ervaring van seksueel misbruik een unieke associatie heeft met het plegen van zedendelicten.
          • Het ervaren van seksueel misbruik kan deel uitmaken van een meer algemeen ongunstige vroege omgeving die verband houdt met meerdere problemen later in het leven.
        • Deze relatie tussen seksueel misbruik in de kindertijd en seksueel misbruiker worden op volwassen leeftijd kan prospectief (volgens een bepaalde groep) of retrospectief worden bestudeerd
        • Deze studie bestudeert retrospectief deze relatie.
          • Niet alleen waargenomen bij adolescente delinquenten, maar ook bij volwassen delinquenten. Als de hypothese van seksueel misbruikt-seksuele misbruiker juist is, zullen volwassen zedendelinquenten meer kans hebben op een geschiedenis van seksueel misbruik dan andere soorten daders, en zou er een veel kleiner of zelfs kleiner verschil moeten zijn tussen deze groepen met betrekking tot andere vormen van misbruik.
          • Verwachtte een hogere prevalentie van seksueel misbruik in de geschiedenis van zedendelinquenten tegen kinderen in vergelijking met daders van volwassenen, en geen verschil voor de geschiedenis van fysiek misbruik.
          • Ten slotte onderzochten we de geschiedenis van misbruik van zedendelinquenten tegen kinderen die werden geclassificeerd als pedofiel of niet-pedofiel (pedofilie wordt gedefinieerd als een aanhoudende seksuele aantrekking tot prepuberale kinderen).
            • Niet alle zedendelinquenten tegen kinderen zijn pedofielen - Seto (2008) suggereerde dat tot de helft van de zedendelinquenten tegen kinderen geen pedofielen zijn en beledigen als gevolg van andere motiverende factoren - en het kan zijn dat de seksueel misbruikte seksuele misbruiker associatie wordt gemedieerd door pedofilie.
            • Het is dus waarschijnlijker dat pedofielen seksueel misbruik in hun jeugd hebben meegemaakt en eerder seksueel contact zoeken met kinderen, terwijl er mogelijk geen significant verband bestaat tussen niet-pedofiele delinquenten.
        .....read more
        Access: 
        JoHo members
        Artikelsamenvatting bij Adverse Childhood Experiences in the Lives of Female Sex Offenders van Levenson e.a. - 2015

        Artikelsamenvatting bij Adverse Childhood Experiences in the Lives of Female Sex Offenders van Levenson e.a. - 2015

        Image

        Dit is een samenvatting van het artikel Levenson, J., Willis, G., & Prescott, D. (2015). Adverse Childhood Experiences in the Lives of Female Sex Offenders, voorgeschreven literatuur bij week 7 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden. Deze samenvatting komt oorspronkelijk van JoHo uit 2021.


        Introductie

        • Uit verschillende studies blijkt dat tussen de 14 en 24% van de misbruikte jongens en 6 en 14% van de misbruikte meisjes misbruikt zijn door een vrouw. Echter is maar 2 tot 5% van seksuele overtreders in het rechtssysteem vrouw.
          • Dit kan komen door stigma, het idee dat misbruik door een vrouw minder schadelijk is, of de angst van slachtoffers om niet geloofd te worden.
          • In sommige landen kunnen vrouwen zelfs niet terecht gesteld worden voor verkrachting.
            • Echter is er een opkomend veld in het onderzoek naar geslacht specifieke factoren in de etiologie en behandeling van seksuele overtredingen.
        • Wat wellicht kan bijdrage zijn negatieve ervaringen in de kindertijd, zoals kindermishandeling en disfunctioneren in het huishouden.
          • Deze factoren worden vaker gezien in misbruikers dan in niet-seksuele criminelen en de algemene populatie.
          • In de huidige studie wordt gekeken naar verschillende nare ervaringen in de jeugd en de relatie met eigenschappen in vrouwelijke overtreders.

        Negatieve ervaringen in de algemene populatie

        • Vrouwen hebben meer ervaring met seksueel (25%) en emotioneel (13%) misbruik dan mannen (16 en 8%), terwijl mannen iets vaker fysiek misbruikt worden (30% vs. 27%).
        • Vrouwen worden ook vaker emotioneel verwaarloosd, zijn vaker getuige van huiselijk geweld en hebben vaker een middelen misbruikende of mentaal zieke ouder.
        • Verder blijkt dat de kans op een negatieve ervaring verhoogd na een eerdere negatieve ervaring.
        • Het lijkt erop dat vrouwen vaker een negatieve ervaring meemaken in de kindertijd dan mannen.
        • Wanneer er hoger gescoord wordt op verwaarlozing en misbruik, is de kans op alcohol en drugs misbruik, roken, depressie, zelfmoordpogingen, hartziekten, etc. ook hoger.

        Negatieve ervaringen van vrouwelijke overtreders

        • Uit een onderzoek kwam naar voren dat zo’n 36,7% van de vrouwen in de gevangenis seksueel of fysiek misbruik hadden meegemaakt voor hun 17e.
          • Bovendien was dit misbruik gerelateerd aan een hogere kans op een geweldsovertreding en huishouden disfunctioneren.
        .....read more
        Access: 
        JoHo members
        Artikelsamenvatting bij Chronic neglect and aggression/delinquency: A longitudinal examination van Logan-Greene & Semanchin - 2015

        Artikelsamenvatting bij Chronic neglect and aggression/delinquency: A longitudinal examination van Logan-Greene & Semanchin - 2015

        Image

        Dit is een samenvatting van het artikel Logan-Greene, P., & Semanchin Jones, A. (2015). Chronic neglect and aggression/delinquency: A longitudinal examination, voorgeschreven literatuur bij week 7 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden. Deze samenvatting komt oorspronkelijk van JoHo uit 2021.

        Introductie

        • Kinderverwaarlozing = medische, educatieve of emotionele verwaarlozing, waarbij zorgverleners niet voorzien in de medische behoeften van kinderen, ervoor zorgen dat ze naar school gaan en naar school gaan, of emotionele koestering bieden; en o omvat het niet voorzien in de basisbehoeften van een kind, waaronder voedsel, kleding en onderdak, of het niet voorzien in adequaat toezicht op kinderen passend bij de leeftijd en ontwikkelingscapaciteiten van het kind.
        • Chronische verwaarlozing verwijst naar verwaarlozing die in de loop van de tijd aanhoudend terugkeert, maar er zijn verschillende definities:
          • Zoals een totaal aantal gerapporteerde incidenten van mishandeling in de loop van de tijd of als er incidenten waren in meer dan één ontwikkelingsstadium
        • Gezinnen met chronische verwaarlozing ervaren vaak meer stressfactoren in vergelijking met gevallen van verwaarlozing met een enkel incident en worden eerder gekenmerkt door chaotische omgevingen
          • Specifieke familiale stressoren: extreme armoede, aanhoudend middelenmisbruik en psychische problemen, ontwikkelingsstoornissen van kinderen of ouders, grotere gezinnen met meer kinderen en gebrek aan sociale steun.
          • Kinderen die verwaarlozing ervaren, hebben meer kans op herhaalde mishandeling in vergelijking met kinderen die alleen fysiek of seksueel misbruik ervaren.
        • Chronische verwaarlozing creëert een schadelijke opeenstapeling van problemen voor kinderen en gezinnen, evenals systemen voor kinderwelzijn.
          • Het kan een negatief effect hebben op de geestelijke gezondheid en het sociaal-emotionele welzijn van kinderen; kan ook de vroege hersenontwikkeling beïnvloeden, wat traumasymptomen kan veroorzaken en een negatieve invloed kan hebben op de latere cognitieve ontwikkeling en affectregulatie; kan resulteren in agressief en delinquent gedrag in de adolescentie; en het is duur voor het systeem voor kinderwelzijn
        • Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat kinderen die verwaarloosd waren, in vergelijking met kinderen die niet verwaarloosd waren, een groter risico liepen op drugs- en alcoholmisdrijven door jongeren en andere jeugddelicten; en agressief of gewelddadig gedrag in de adolescentie; evenals latere betrokkenheid bij strafrechtsystemen als volwassenen (maar geen duidelijke consensus).
        • De reacties van kinderen op trauma kunnen zijn: moeite met het identificeren en beheersen van emoties; moeite om onderscheid te maken tussen veilige en onveilige omgevingen; hyper-waakzaamheid of vermijdingsgedrag; en moeite met zelfregulatie en het vermogen om zichzelf te kalmeren.
          • Moeite met het reguleren van emoties en een slechte impulsbeheersing kunnen leiden tot agressief en delinquent gedrag.
          • Complex trauma = blootstelling aan meerdere of chronische interpersoonlijke traumatische ervaringen.
            • Kinderen die zijn blootgesteld aan complex trauma lopen een groter risico op problemen in de neurologische ontwikkeling, waaronder ontwikkelingsachterstanden in taal en geheugen; sociaal-emotioneel
        .....read more
        Access: 
        JoHo members
        Artikelsamenvatting bij From child maltreatment to violent offending: An examination of mixed-gender and gender-specific models van Topizes e.a. - 2012

        Artikelsamenvatting bij From child maltreatment to violent offending: An examination of mixed-gender and gender-specific models van Topizes e.a. - 2012

        Image

        Dit is een samenvatting van het artikel Topizes, J., Mersky, J.P., Reynolds, A.J. (2012). From child maltreatment to violent offending: An examination of mixed-gender and gender-specific models, voorgeschreven literatuur bij week 7 bij het vak Forensische Aspecten van Kindermishandeling aan de Universiteit Leiden. Deze samenvatting komt oorspronkelijk van JoHo uit 2021.

        Introductie

        • Gesteld wordt dat kindermishandeling geweldsdelicten door jongeren voorspelt.
          • Er is echter weinig bekend over de onderliggende mechanismen en kenmerken van de dader.
          • In deze studie probeert men daar meer over te weten te komen.
        • Onderzoek heeft aangetoond dat kindermishandeling kan leiden tot geweldsdelicten bij jongeren.
          • Dit geldt niet alleen voor fysieke mishandeling, maar ook voor bijvoorbeeld seksueel misbruik en verwaarlozing.
            • De meeste kinderen die mishandeld zijn, worden echter niet gewelddadig later.
          • Mechanismen die een rol spelen bij latere geweldsdelicten zijn onder andere spanning, sociale leertheorieën en sociale controle.
          • Kindermishandeling kan via negatieve school- en gezinsprocessen, negatieve verhoudingen tot leeftijdsgenoten en emotionele-gedragsproblemen tot geweld leiden.
        • Er zijn echter verschillende beperkingen in de studie naar de slachtoffer-dadercyclus:
            1.  
        1. Veel studies hebben onderzoek gedaan vanuit de theorie.
        2. Er zijn maar weinig prospectieve onderzoeken gedaan en veel retrospectief onderzoek, wat voor een bias kan zorgen.
        3. Er is wel onderzoek gedaan naar kindermishandeling en geweld in de adolescentie, maar niet naar geweld in de volwassenheid als gevolg van kindermishandeling.
        4. In veel onderzoeken gebruikgemaakt van slechts een paar variabelen, terwijl er veel factoren zijn die kindermishandeling en geweldsdelicten aan elkaar relateren.
        5. Weinig studies gedaan naar de verschillen in geslacht en de slachtoffer-dadercyclus en zijn de meeste studies gericht op mannen.
        • Als laatste is in weinig onderzoeken gekeken naar de invloed van mensen uit lage inkomensgroepen of minderheidsgroepen. Om deze beperkingen op te lossen, zijn in deze studie de volgende onderzoeksvragen gesteld:
        1. Voorspelt kindermishandeling (bij kinderen van 0-11 jaar) significant het aantal geweldsdelicten bij volwassenen (18-26 jaar) en bij jongeren/volwassenen (12 tot 26 jaar)?
        2. Blijft de relatie kindermishandeling-geweldsdelict bestaan als gecontroleerd is voor geslacht?
        3. Verklaren theoretische mechanismen de relatie tussen kindermishandeling en later geweld bij mannen en vrouwen?
        • Getest worden: Internaliserend en externaliserend gedrag, instabiliteit van de omgeving en sociale beperkingen.

        Review van de literatuur

        Onderzoeksvraag 1: Hoofdeffect

        • Zowel fysieke kindermishandeling als kindermishandeling in het algemeen voorspellen significant
        .....read more
        Access: 
        JoHo members

        Bundel Samenvattingen en Studiehulp bij het vak Observatie van interacties binnen gezinnen - Pedagogische Wetenschappen Jaar 3 - Universiteit Leiden

        Tips bij het lezen en samenvatten van wetenschappelijke artikelen

        Tips bij het lezen en samenvatten van wetenschappelijke artikelen

        Image

        Het is je vast wel eens overkomen. Je begint aan een nieuw vak tijdens je studie, leest de vakinformatie en ziet dan dat er alleen maar wetenschappelijke artikelen zijn voorgeschreven als literatuur. Maar hoe lees je nou deze artikelen? En wat moet je nou echt weten voor het tentamen? Hieronder geef ik jou wat tips over hoe je een wetenschappelijk artikel kan lezen en samenvatten. 


        Tips bij het lezen en samenvatten van wetenschappelijke artikelen

        Zelf vind ik het altijd fijn om eerst even kort te scannen wat voor kopjes er allemaal in het artikel aanwezig zijn. Dit zijn vaak standaard koppen zoals introductie, methode, resultaten en discussie en conclusie. Tijdens het samenvatten is het fijn om je artikel op te delen in deze koppen en per kopje een samenvatting te maken.

        Introductie

        De introductie van een artikel introduceert jou in het onderwerp van het artikel en beschrijft wat de onderzoeksvraag is. Schrijf alleen de kern op en zorg dat je altijd de volgende vragen beantwoord:

        • Waar gaat het onderzoek over?
        • Waarom is het relevant?
        • Wat zijn de hypotheses?
        • Wat zijn belangrijke begrippen en wat houden ze in?

        Methode

        De methode sectie is vaak erg uitgebreid en beschrijft de doelgroep van het artikel, de verschillende variabelen en meetinstrumenten, de procedures en de analyses die ze hebben uitgevoerd. Voor je tentamens hoef je deze sectie vaak niet zo uitgebreid te weten. Zorg dat je de volgende vragen kan beantwoorden:

        • Hoe ziet de sample eruit? (grootte, kinderen of volwassenen, beknopte achtergrond zoals SES als relevant)
        • Hoe ziet het design van het onderzoek er kort uit? (controle groepen, experimentele groepen en hoe verdeeld)
        • Welke variabelen worden onderzocht? (dit wordt vaak al geïntroduceerd in de introductie, maar in deze sectie verder uitgelegd. Je hoeft dit maar kort op te schrijven)

        Resultaten

        De resultaten kunnen soms onoverzichtelijk ogen, doordat er veel resultaten van verschillende analyses worden beschreven. Dit kan er voor zorgen dat je de kluts kwijt raakt. Probeer eerst naar de tabellen en grafieken te kijken of je daar in één oogopslag al wijzer uit wordt. Zo niet, dan kun je het beste de resultaten eerst even scannen en vervolgens het volgende kort opschrijven:

        • Beknopt de resultaten (staan vaak aan het begin of aan het eind van een alinea, significantie en richting van de relatie is belangrijk)

        Is deze sectie lastig om te lezen? Sla de resultaten sectie dan over en ga alvast door naar de discussie. Na de discussie kun je weer terugkeren naar deze sectie.

        Discussie en conclusie

        In deze secties staan de resultaten vaak wat makkelijker uitgeschreven en worden verklaringen voor de bevindingen gegeven. Je kan dus meteen zien of je de resultaten goed geïnterpreteerd hebt of een duidelijker beeld krijgen van de resultaten. Zorg dat je de volgende vragen beantwoord:

        • Wat zijn de belangrijkste resultaten?
        • Werden de hypotheses bewezen of afgewezen? Wat zijn de verklaringen volgens de auteurs?
        • Wat was opvallend?
        • Wat zijn de belangrijkste limitaties van het onderzoek?

        Ben je klaar met deze sectie? Super! Je hebt nu al een geheel artikel gelezen en samengevat. Zijn er secties geweest die je hebt overgeslagen? Probeer nu eens om deze stukken opnieuw te lezen en samen te vatten. Dat gaat nu vast beter!

        De eerste paar keren is het altijd even wennen, maar hoe meer je oefent met het lezen van wetenschappelijke artikelen, hoe makkelijker het wordt. Blijf dus vooral oefenen! Heb je een vraag, tip of iets anders leuk te vertellen? Laat dan vooral een berichtje achter!

          TentamenTips bij het vak Observaties van interacties binnen gezinnen - Pedagogische Wetenschappen Jaar 3 - Universiteit Leiden

          TentamenTips bij het vak Observaties van interacties binnen gezinnen - Pedagogische Wetenschappen Jaar 3 - Universiteit Leiden

          Image

          Voor het tentamen van het vak Observaties van interacties binnen gezinnen uit het derde jaar van de studie Pedagogische Wetenschappen aan de Universiteit Leiden heb ik wat tips op een rij gezet.

          TentamenTips bij het vak Observaties van interacties binnen gezinnen - Pedagogische Wetenschappen Jaar 3 - Universiteit Leiden

          Het tentamen van dit vak is een multiple choice (MC) tentamen bestaande uit 40 vragen. In totaal worden er zes weken aan literatuur (artikelen), hoorcolleges en observatie-instrumenten getoetst. Je kan dus ongeveer 5 tot 7 vragen verwachten per hoorcollege onderwerp.

          De volgende onderwerpen zou je ter voorbereiding op het tentamen kunnen leren:

          Alle observatie-instrumenten

          • Wie en welk gedrag wordt er geobserveerd?
          • Op welke schaalmethode wordt er gecodeerd (gedragsfrequentie, event-based, micro schaal en/of macro schaal?
          • Welke puntschalen worden per instrument besproken tijdens het college?

          Week 1: Introductie

          • Wat is intercodeursbetrouwbaarheid en hoe meet je het? 
          • Wat is ecologische validiteit en welke factoren binnen het werkveld van observaties kunnen hier invloed op hebben?
          • Wat is coder bias?
          • Waarom is ethiek en de AVG privacy wet zo belangrijk tijdens dit vak?

          Week 2: Sensitiviteit

          • Wat is de Ainsworth Maternal Sensitivity Scale, hoe en wat meet het?
          • Wat wordt er onder de termen stabiliteit en continuïteit verstaan?
          • Wat zijn de belangrijkste resultaten en conclusies van het onderzoek van Branger et al. (2019)?
          • Waarom is sensitiviteit belangrijk voor de ontwikkeling van een kind?
          • Wat zijn de belangrijkste resultaten en conclusies van de review van Mesman & Emmen (2013)? (zie de tabel in de samenvatting van het artikel voor een overzicht van de resultaten en conclusies).

          Week 3: Agressie, ongehoorzaamheid en disciplineren

          • Wat is fysieke agressie en welke factoren spelen een rol tijdens de ontwikkeling hiervan?
          • Welke twee vormen van gehoorzaamheid (compliance) zijn er en hoe ziet de puntschaal van het coderen van gehoorzaamheid er uit?
          • Wat zijn de belangrijkste resultaten en conclusies van het onderzoek van Livesay & Roberts (2020)?
          • Wat is disciplineren?
          • Wat zijn de belangrijkste resultaten en conclusies van het onderzoek van Kopystynska et al. (2016)?
            • (in het hoorcollege worden een aantal figuren van de resultaten van directe, moderatie en mediatie effecten besproken. Deze staan ook aan het eind van het artikel. Bekijk deze goed naast de samengevatte resultaten van het artikel).

          Week 4: Maaltijd interactie

          • Waarom is het observeren van maaltijd interacties van belang?
          • Welke 5 hoofdonderdelen kunnen we tijdens een maaltijd interactie observeren en welke observaties vallen daar onder?
          • Wat zijn de belangrijkste resultaten en conclusies van het onderzoek van Hodges et al. (2013)?
          • Wat zijn de belangrijkste resultaten en conclusies van het onderzoek van Van Vliet et al. (2022)?

          Week 5: Broers en zussen

          • Hoe hebben broers en zussen indirecte en directe effecten op elkaar en hun ontwikkeling?
          • Wat zijn de belangrijkste resultaten en conclusies van het onderzoek van Howe et al. (2016)?
            • (in het hoorcollege worden een aantal limitaties van het onderzoek besproken, waaronder de vergelijking van de geboorte-volgorde. De auteurs vergelijken namelijk de kinderen op he tijdstip dat zij beide 4 jaar oud zijn, wat voor de oudste op T1 en voor de jongste op T2 is, et de gedachte dat daarmee de ontwikkelingsverschillen zijn weggenomen. Dit is echter niet zo, omdat verschillen tussen beide kinderen ook veroorzaakt kunnen worden door de verschillende leeftijden van de interactiepartner, namelijk de oudere of jongere broer of zus. Deze vraag kwam terug op het tentamen). 

          Week 6: Observatie stereotypen, vooroordelen en impliciete attitudes

          • Wat zijn stereotypen, vooroordelen en impliciete attitudes?
          • Wat zijn de belangrijkste resultaten en conclusies van het onderzoek van Mesman & Groeneveld (2018)?
          • Wat zijn de 3 verschillende soorten stimuli voor onderzoek naar gendered parenting en, indien van toepassing, welke subtypes bestaan er per soort stimuli?
          • Wat zijn de belangrijkste resultaten en conclusies van het onderzoek van Endendijk et al. (2014)?
            Artikelsamenvatting bij Methodological Issues in the Direct Observation of Parent-Child Interaction: Do Observational Findings Reflect the Natural Behavior of Participants? van Gardner - 2000

            Artikelsamenvatting bij Methodological Issues in the Direct Observation of Parent-Child Interaction: Do Observational Findings Reflect the Natural Behavior of Participants? van Gardner - 2000

            Image

            Artikelsamenvatting van Gardner, F. (2000). Methodological Issues in the Direct Observation of Parent-Child Interaction: Do Observational Findings Reflect the Natural Behavior of Participants? Clinical Child and Family Psychology Review, Vol. 3, No. 3, 185-198 bij de literatuur van het derdejaars vak Observaties van interacties binnen gezinnen van de studie Pedagogische Wetenschappen aan de Universiteit Leiden.

            Introductie

            Observatietechnieken omvatten vaak het vastleggen van gedrag in omgevingen die voor gezinnen relatief onnatuurlijk zijn. De constructvaliditeit van observatiemethoden hangt daardoor gedeeltelijk  af van de vraag of de bevindingen representatief zijn voor het typische alledaagse gedrag van de participanten/doelgroep. In deze review wordt gekeken of observatie bevindingen worden beïnvloed door:

            • Aanwezigheid van de waarnemer
            • Type taak dat door de waarnemer wordt opgelegd (e.g. vrij spel of specifieke taak)
            • Locatie van de waarnemingen (e.g. lab of thuis)

            De review suggereert dat de aanwezigheid van een waarnemer niet noodzakelijkerwijs de aard van interacties binnen gezinnen verstoort. Echter lijkt het er op dat interacties in gestructureerde of kunstmatige omgevingen niet noodzakelijkerwijs representatief zijn voor de interacties die normaal gesproken thuis plaatsvinden.

            Systematische observaties

            De eerste systematische observatie technieken werden in de jaren 30 gebruikt in kleuterschool settings, waarbij er rekening gehouden werd met belangrijke psychometrische kwesties, zoals de noodzaak van adequate bemonstering van gedrag en interobserver-betrouwbaarheid. In de jaren 70 werden coderingssystemen ontwikkeld binnen een sociaal leertheoretisch kader om vragen te beantwoorden over de aard van ouder-kindinteractie in gezinnen waar kinderen gedragsproblemen hebben. 

            Er is bewijs verzameld voor:

            • Validiteit van veel van deze systemen voor het maken van onderscheid tussen klinische en niet-klinische groepen kinderen
            • Ontwerpen van interventies en evalueren van hun uitkomst
            • Beantwoorden van belangrijke basisvragen over ouder-kindinteractie

            Als gevolg hiervan worden veel van deze vroege systemen tegenwoordig veel gebruikt.

            Voor- en nadelen van observationele methoden

            Voordelen

            • Observatietechnieken kunnen onderzoekers helpen in het objectief observeren van "echt" gedrag (e.g. schreeuwen, knuffels) die minder snel via zelfrapportage duidelijk worden, omdat sommige gedragingen voor ouders zelf automatisch en snel kunnen zijn. 
            • Observatietechnieken kunnen de relevante aspecten van complexe uitwisselingen tussen ouder en kind samenvatten en een microscopisch beeld geven van hoe gedrag zich in de tijd ontvouwt en hoe het wordt beïnvloed door sociale omstandigheden, inclusief de gedragstriggers en reacties van anderen. 
              • Zelfrapportagemetingen zijn daarentegen van onschatbare waarde voor andere doeleinden, zoals het beoordelen van de gevoelens, gedachten en attitudes van deelnemers en hun perceptie van hun eigen gedrag en dat van anderen.
            • Observatiegegevens zijn nuttig voor het leveren van gegevens op basis van percentages en verhoudingen die stabielere, eigenschapachtige neigingen bij mensen vertegenwoordigen, zoals agressie, het afwenden van antisociaal gedrag, of slechte disciplinepraktijken. 
              • Dit is bewijs voor de betrouwbaarheid, constructie en voorspellende validiteit van eigenschappen
            .....read more
            Access: 
            JoHo members
            Artikelsamenvatting en discussiepunten bij Context matters: Maternal and paternal sensitivity to infants in four settings van Branger e.a. - 2019

            Artikelsamenvatting en discussiepunten bij Context matters: Maternal and paternal sensitivity to infants in four settings van Branger e.a. - 2019

            Image

            Samenvatting en discussiepunten van het artikel Branger, M. C., Emmen, R. A., Woudstra, M. L. J., Alink, L. R., & Mesman, J. (2019). Context matters: Maternal and paternal sensitivity to infants in four settings. Journal of Family Psychology, 33(7), 851 bij werkgroep 1 bij het derdejaars vak Observatie van gezinnen van de studie Pedagogische Wetenschappen aan de Universiteit Leiden. 

            Samenvatting

            Introductie

            Het is onduidelijk in welke mate contextuele verschillen in observatie settings een rol spelen bij het observeren en vergelijken van ouderlijke sensitiviteit bij zowel moeders en vaders (= vermogen van ouders om signalen van hun kinderen nauwkeurig te interpreteren en op gepaste manier op te reageren). Hier focus op ouderlijke overeenkomsten, verschillen in sensitiviteit voor baby's, contextuele verschillen en samenspel met elkaar. 

            4 Hypotheses: 

            1. Ouderlijke sensitiviteit in verschillende contexten is significant gecorreleerd: ouders die in één context gevoeliger zijn, zijn ook gevoeliger in andere contexten.
            2. Ouders zijn gevoeliger in een routine verzorging context dan in een vrij spel context.
            3. Over het algemeen zijn moeders en vaders even gevoelig.
            4. Mogelijke ouder-context-interactie effect op ouderlijke sensitiviteit.

            Methode

            N = 109 ( 47 boys), families met moeder en vader die beide Nederlands spraken en ten minste 21 jaar waren. Meer dan helft van ouders hadden hogere educatie en bijna allemaal hadden ze een betaalde baan.

            Sensitiviteit werd in 4 contexten onderzocht: 

            1. Routine verzorging (kind baden of luier verschonen)
            2. Vrij spel (5 min spelen zonder accessoires)
            3. SFP-basislijn (Still Fase Paradigm, ouders spelen op normale manier met elkaar)
            4. SFP-hereniging (na 1 min still-fase na basislijn weer 2 min normale interactie met kind)

            Ouderlijke sensitiviteit  in context 1 en 2 gemeten met Ainsworth Sensitivity Scale (ASS, 9-punt Likert schaal) en in context 3 en 4 met Mother-Infant Coding System (MICS, 4-punt Likert schaal). Voor dit onderzoek is de ASS schaal gehercodeerd naar een vergelijkbare schaal met de MICS om de resultaten te kunnen analyseren.

            Resultaten 

            Covariaten in GLM Repeated Measures analyse:

            • Educatie levels van zowel moeder als vader (correleert significant met ouderlijke sensitiviteit in bepaalde contexten)
            • Duur van routine verzorging (geen significante correlatie met sensitiviteit)

            Resultaten t.o.v. hypotheses:

            1. Voor zowel moeders als vaders werd een zwak tot sterke correlatie gevonden in sensitiviteit tussen verschillende contexten, waarbij ze het hoogst waren voor beide SFP contexten. 
            2. Sensitiviteit in routine verzorging significant hoger dan in vrij spel en beide SFP, sensitiviteit significant hoger in vrij spel dan in SFP contexten en geen significant verschil tussen beide SFP contexten.
            3. Geen significante verschillen sensitiviteit moeders en vaders.
            4. Geen significant interactie effect tussen ouder en context.

            Discussie

            Ouders die hogere sensitiviteit lieten zien in één van de contexten, lieten dit ook

            .....read more
            Access: 
            JoHo members
            Artikelsamenvatting bij Mary Ainsworth's legacy: A systematic review of observational instruments measuring parental sensitivity van Mesman & Emmen - 2016

            Artikelsamenvatting bij Mary Ainsworth's legacy: A systematic review of observational instruments measuring parental sensitivity van Mesman & Emmen - 2016

            Image

            Artikelsamenvatting van Mesman, J., & Emmen, R. A. (2016). Mary Ainsworth's legacy: A systematic review of observational instruments measuring parental sensitivity. Maternal sensitivity, 43-64 bij het derdejaars vak Observatie van interacties binnen gezinnen van de studie Pedagogische Wetenschappen aan de Universiteit Leiden.

            Introductie

            Mary Ainsworths' Sensitiviteit-Insensitiviteit schaal gegrond in de Hechtingstheorie en wat oudererlijke sensitiviteit op hun baby's meet, is belangrijk geweest voor de ontwikkelingen in het werkveld van opvoeding en kinderen en wordt nog steeds veel gebruik in onderzoek.

            • Sensitivteit (Ainsworth) = het vermogen om (1) signalen van het kind op te merken, (2) deze correct te interpreteren en (3) en snel en adequaat op te reageren.
            • De Sensitiviteit Schaal van Ainsworth is als voorbereidingsopdracht van werkgroep 2 van het vak Observatie van interacties binnen gezinnen samengevat. Hierin kan je ook terugvinden wat er verstaan wordt onder hoge en lage sensitiviteit.
            • In deze Sensitiviteit schaal worden aspecten zoals warmte en positieve affect weggelaten en vallen deze aspecten juist onder de Acceptatie en Afwijzing Schaal. Dus deze aspecten worden wel gebruikt in de gehele Maternal Schaal van Ainsworth, maar er wordt tussen schalen onderscheid gemaakt wat er onder valt.
            • Ainsworth's schaal was gebaseerd op moeders, maar wordt nu ook vaak gebruikt voor vaders.
            • De schaal werd ontwikkeld op basis van lange observaties van interacties in natuurlijke situaties. Nu zijn die observaties vaak tussen de 10 en 30 minuten lang en ook zoveel mogelijk in natuurlijke situaties.

            In de tussentijd zijn er een aantal nieuwe observatie-instrumenten ontwikkeld om ouderlijke sensitiviteit te meten en die variëren in hun formulering van het gevoeligheidsconstruct, waarbij sommige sterk lijken op het oorspronkelijke construct en andere nieuwe elementen bevatten of bepaalde aspecten weglaten. Ze variëren ook in hun focus in termen van doelgroep en observatiesetting.

            In deze review worden 8 nieuwere instrumenten op het gebied van sensitiviteit vergeleken met de Sensitiviteit Schaal van Ainsworth. Hierbij zijn alle instrumenten op macro-level codering gebaseerd, wat inhoudt dat toegelichte schaalpunten worden gecodeerd aan de hand van concrete handelingen.

            Methoden
            Via een literatuuronderzoek werd er gescreend naar observatie-instrumenten van sensitiviteit op marco-level schaal. Hier kwamen 8 instrumenten uit die in het grootste aantal publicaties werden gebruikt. Deze instrumenten zijn gecodeerd met betrekking tot verschillende kenmerken:

            • Toegankelijkheid van instrument
            • Leeftijdrange van doelgroep
            • Observationele setting
            • Of het gebruikt is in niet-Westerse landen
            • Of het gebruikt is voor vaders
            • Gebruik van 1 sensitiviteit schaal of een compositie van schalen in 1 sensitiviteit schaal
            • Gebruik van positieve affect en warmte in de definitie van sensitiviteit
            • Link met hechtingskwaliteit

            Resultaten

            Tabel 1. Beknopte kenmerken van de 8 instrumenten in vergelijking met de Ainsworth Sensitiviteit Schaal.

            .....read more
            Access: 
            JoHo members
            Samenvatting van het observatie-instrument Ainsworth's Sensitiviteit Schaal bij het vak Observatie van interacties binnen gezinnen - Universiteit Leiden

            Samenvatting van het observatie-instrument Ainsworth's Sensitiviteit Schaal bij het vak Observatie van interacties binnen gezinnen - Universiteit Leiden

            Image

            Samenvatting van het observatie-instrument Ainsworth's Sensitiviteit Schaal bij werkgroep 2 bij het derdejaars vak Observatie van gezinnen van de studie Pedagogische Wetenschappen aan de Universiteit Leiden. 

            Literatuur: Observatie-instrument Ainsworth Scale: Sensitivity vs Insensitivity to the Baby's Signals

            Introductie

            Sensitiviteit (Ainsworth) = vermogen van de moeder om de signalen en communicatie van haar kind waar te nemen, nauwkeurig te interpreteren en hier adequaat en snel op te reageren. Er zijn dus 4 essentiële componenten:

            • Bewustzijn van de signalen
            • Juiste interpretatie van signalen
            • Passende reactie
            • Snelle reactie

            Aan alle 4 de componenten dient voldaan te worden om een sensitieve ouder te zijn.

            Bewustzijn van de signalen

            Moeder's bewustzijn van de signalen bestaat uit 2 aspecten:

            • Toegankelijkheid (accessibility):
              • Moeder moet toegankelijk zijn voor de communicatie en signalen van het kind voordat ze sensitief kan zijn.
            • Drempels (thresholds):
              • De meest gevoelige moeder is alert op de meest subtiele, minimale, ingetogen signalen (en heeft lage drempels).

            Juiste interpretatie van signalen

            Het vermogen om signalen van het kind juist te interpreteren bestaat uit 3 aspecten:

            • Bewustzijn (awareness):
              • Een onoplettende, "negerende" moeder is vaak niet in staat om de signalen van het kind correct te interpreteren wanneer deze signalen een keer wel haar onoplettendheid doorbreken, omdat ze zich niet bewust was van de eerdere tekenen en de tijdelijke context waarin het gedrag zich voordoet.
            • Vrijheid van vervorming (freedom of distortion):
              • Moeders die een vertekend beeld hebben, hebben de neiging om signalen van het kind vanuit hun eigen perspectief en behoeftes te zien. Echter,
              • Moeders die hun perceptie van hun kind het minst vervormen, hebben enig inzicht in hun eigen wensen en stemmingen en zijn zich meestal bewust van hoe hun eigen gedrag en stemmingen het gedrag van hun kind beïnvloeden
            • Empathie (empathy):
              • Moeder moet zich kunnen inleven in de gevoelens en wensen van haar baby voordat ze gevoelig kan reageren.

            Passende reactie

            Het is essentieel dat de reacties van de moeder passen bij de situatie en de communicatie van het kind.

            • De sensitieve moeder reageert in 1e levensjaar sociaal op de pogingen van de baby om sociale interactie op gang te brengen, speels op zijn pogingen om het spel te initiëren, en zet hem neer als hij op ontdekkingstocht gaat.
              • De moeder die op de juiste manier op haar kind reageert, stimuleert hem niet door op een te intense, te krachtige, te
            .....read more
            Access: 
            JoHo members
            Artikelsamenvatting bij The dualistic role of child noncompliance: Normal developmental process and indicator of child psychopathology van Livesay & Roberts - 2020

            Artikelsamenvatting bij The dualistic role of child noncompliance: Normal developmental process and indicator of child psychopathology van Livesay & Roberts - 2020

            Image

            Artikelsamenvatting van Livesay, B. J., & Roberts, M. W. (2020). The dualistic role of child noncompliance: Normal developmental process and indicator of child psychopathology. Journal of Psychopathology and Behavioral Assessment42, 605-614 bij het derdejaars vak Observatie van interacties binnen gezinnen van de studie Pedagogische Wetenschappen aan de Universiteit Leiden.

            Introductie

            De rol van ouders en het opvolgen van ouderinstructies door kinderen, ookwel naleving of compliance genoemd, is belangrijk voor de socialisatie van 2- tot 6-jarige kinderen. De mate van naleving hangt af van een complex samenspel van factoren zoals diegene die de instructies geeft (e.g. ouders of leraren), het soort instructie (e.g. stop met A, doe B), de setting (e.g. thuis of school), de aanwezigheid van afleidende objecten (e.g. speelgoed, andere kinderen), en specifieke kenmerken van het kind (e.g. geslacht, leeftijd). Uit eerdere onderzoeken blijkt dat tot de leeftijd van 4 jaar de meeste kinderen weinig tot geen naleving laten zien, maar dat ouders dit gedrag zien als normaal en horende bij de leeftijd. Na deze leeftijd lijkt er een verschuiving te zijn naar meer naleving.

            Wanneer niet-naleving (ookwel non-compliance) blijft aanhouden, wordt dit gezien als één van de indicatoren voor Oppositional Defiance Disorder (ODD) en een risicofactor voor Conduct Disorder (CD) op latere leeftijd. De klinische criteria zijn voor verschillende leeftijden anders:

            • Tot 5 jaar: niet-naleving is meer de helft van de tijd aanwezig voor tenminste 6 maanden
            • Vanaf 5 jaar: niet-naleving is minimaal 1 keer per week aanwezig voor tenminste 6 maanden

            Bij het meten van de mate van naleving is het belangrijk dat de taak die uitgevoerd dient te worden wel binnen de competenties van het kind liggen (het kind begrijpt de instructie en zou deze theoretisch gezien moeten kunnen uitvoeren).

            Methode

            N = 40 Europese-Amerikaanse gezinnen (21 jongens, 19 meisjes) die gelijk verdeeld waren over 4 groepen:

            • 2,0–2,9 jaar
            • 3,0–3,9 jaar
            • 4,0–4,9 jaar
            • 5,0–5,9 jaar

            Alle kinderen hadden een gemiddelde ontwikkeling op o.a. de Subschaal Agressiegedrag (T-score lager dan 64) van de CBCL en taalontwikkeling volgens de PLS-5. Daarnaast was er ook geen voorgeschiedenis beperkte geestelijke gezondheid of enige DSM5-diagnose.

            Ouders werden getraind om gedurende een periode van twee weken niet-naleving thuis op te sporen en vast te leggen met de Behavior Record Card (BRC 's).

            Resultaten

            Voor alle demografische factoren behalve het aantal broers en zussen waren de vier leeftijdscohorten vergelijkbaar.

            Het gemiddelde aantal keren van niet-naleving per dag verschilde niet significant tussen de leeftijdsgroepen onder de 4 jaar vergeleken met die van boven de 4 jaar. Ook waren er geen siginificante verschillen in gemiddeldes tussen de 4 leeftijdsgroepen. Er was wel een significant lager gemiddeld aantal niet-nalevering bij de leeftijdsgroepen boven de 5 jaar vergeleken met die van onder de 5 jaar.

            Ook is er gekeken naar het percentage hele dagen waarop niet-naleving meer dan de helft van de dagen

            .....read more
            Access: 
            JoHo members
            Artikelsamenvatting bij The interplay of maternal sensitivity and gentle control when predicting children’s subsequent academic functioning: Evidence of mediation by effortful control van Kopystynska e.a. - 2016

            Artikelsamenvatting bij The interplay of maternal sensitivity and gentle control when predicting children’s subsequent academic functioning: Evidence of mediation by effortful control van Kopystynska e.a. - 2016

            Image

            Artikelsamenvatting van Kopystynska, O., Spinrad, T. L., Seay, D. M., & Eisenberg, N. (2016). The interplay of maternal sensitivity and gentle control when predicting children’s subsequent academic functioning: Evidence of mediation by effortful control. Developmental psychology, 52(6), 909 bij het derdejaars vak Observatie van interacties binnen gezinnen van de studie Pedagogische Wetenschappen aan de Universiteit Leiden.

            Introductie

            Het doel van deze studie was om de complexe onderlinge relatie te onderzoeken tussen moeder's opvoedgedrag in de vorm van de vroege zachte controle en sensitiviteit bij het voorspellen van het regulerende vermogen (effortful control, EC) van kinderen en het academisch functioneren met bijzondere aandacht voor mogelijke bemiddelende (mediating) en modererende factoren.

            Er is aangetoond dat ondersteunend opvoedingsgedrag, zoals warmte en gevoeligheid, gunstige academische resultaten bij kinderen voorspelt. Een andere dimensie van ouderschap, maternale zachte controle, kan ook in verband worden gebracht met de academische aanpassing van kinderen. Zachte controle is een niet-dwingende disciplinerende strategie waarbij ouders de autonomie van het kind ondersteunen door inductieve redenatie, strategisch plannen en het reguleren van hun eigen gedrag. Dit kan in de vorm van het opstellen en uitleggen van regels aan het kind over het opruimen van speelgoed of het monitoren van huiswerk.

            Effortful control (EC) is een regulerend vermogen van temperament, wat zich uit in mate van executieve aandacht, het kunnen inhiberen van ongepaste reacties en het activeren van gewenste reacties. Uit eerder onderzoek is naar voren gekomen dat EC hoge sociale competentie en academisch functioneren voorspelt. Ook blijkt dat opvoedgedrag invloed heeft op EC.

            De huidige studie is de eerste voor zover bekend die onderzoekt of maternale zachte controle in de eerste levensjaren het academische functioneren van kinderen voorspelt tijdens de overgang naar de basisschool. De volgende hypotheses zijn opgesteld:

            • Zachte controle van moeders is positief voorspellend voor EC vaardigheden in kinderen.
            • Zachte controle heeft een positief voorspellend effect op academisch functioneren.
            • Sensitiviteit heeft een moderend effect op de relatie tussen zachte controle en EC, waarin een lage sensitiviteit gepaard gaat met minder effectieve zachte controle op EC.
            • EC is een mediator tussen de relatie van opvoedgedrag (sensitiviteit en zachte controle) en academisch functioneren.

            Methode

            De huidige studie maakte deel uit van een longitudinaal onderzoeksproject naar de sociaal-emotionele ontwikkeling van peuters. De deelnemers werden bij de geboorte gerekruteerd uit drie ziekenhuizen (M_leeftijdmoeder = 29 jaar).

            Er waren 5 meetmomenten:

            • T1: 18 maanden (N = 255, 141 jongens; leeftijd M = 17,79 maanden, SD = 0,51) voornamelijk blank (81%) en geïdentificeerd als niet-Spaans (77%)
            • T2: 30 maanden (N = 222)
            • T3: 42 maanden (N = 200)
            • T5: 72 maanden (N = 162)
            • T6: 84 maanden (N = 143)

            Op T1 t/m T3 werd sensitiviteit (d.m.v. vrij spel taak en leertaak), zachte controle (d.m.v. opruim-taak en verbod-taak) en EC (d.m.v. verlaat snoepje en wachten op een strik taak) geobserveerd in het lab. EC werd ook gemeten met

            .....read more
            Access: 
            JoHo members
            Samenvatting van het observatie-instrument Disciplinering: Schalen bij het vak Observatie van interacties binnen gezinnen - Universiteit Leiden

            Samenvatting van het observatie-instrument Disciplinering: Schalen bij het vak Observatie van interacties binnen gezinnen - Universiteit Leiden

            Image

            Samenvatting van het observatie-instrument Disciplinering: Schalen bij werkgroep 3 bij het derdejaars vak Observatie van gezinnen van de studie Pedagogische Wetenschappen aan de Universiteit Leiden. 

            Literatuur: Observatie-instrument Disciplinering: Schalen

            Samenvatting

            1. Niet-hardhandig fysiek ingrijpen

            Deze schaal meet de regelmaat waarin een ouder fysiek ingrijpt om het kind tegen te houden om bijvoorbeeld een verboden object te pakken. De puntenschaal is als volgt:

            1. Geen fysiek ingrijpen
            2. Enig/enkele keer fysiek ingrijpen
            3. Af en toe fysiek ingrijpen
            4. Regelmatig/vrij vaak fysiek ingrijpen
            5. Overheersend/vaak/bijna continu fysiek ingrijpen.

            Notitie. Het fysiek ingrijpen van een ouder als het noodzakelijk is, bijvoorbeeld wanneer een kind dreigt te vallen, wordt niet gescoord sls fysiek ingrijpen.

            2. Hardhandig fysiek ingrijpen

            Deze schaal meet de regelmaat waarin een ouder hardhandig fysiek ingrijpt om het kind te laten opruimen, tegen te houden een verboden object te pakken en/of om een gebod/verbod te bekrachtigen. Hardhandig fysiek ingrijpen = onnodig kracht gebruiken, waardoor er een grote fysieke impact is op het kind. Voorbeelden zijn:

            • Iets uit handen kind rukken
            • Kind door elkaar schudden
            • Tik geven/slaan
            • Hard aan arm kind trekken of er in knijpen

            De puntenschaal is als volgt:

            1. Geen hardhandig ingrijpen
            2. Enig hardhandig ingrijpen (er is twijfel over de aard van de handelingen en/of het is een grensgeval)
            3. Regelmatig hardhandig ingrijpen (minimaal1 keer hardhandig ingrijpen, maar ontbreken van fysieke straf, zoals tik of hardhandig beetpakken, om verbod te bekrachtigen)
            4. Hardhandig ingrijpen en fysieke straf )meerdere malen hardhandig ingrijpen OF 1 keer fysieke straf om verbod te bekrachtigen)
            5. Overheersend hardhandig ingrijpen (meerdere malen hardhandig ingrijpen EN minimiaal 1 keer fysieke straf en de ouder geeft indruk controle kwijt te zijn)

            3. Laksheid

            Deze schaal meet de regelmaat waarin een ouder toegeeft aan het kind. Voorbeelden zijn:

            • Ontbreken van ingrijpen als kind niet luistert
            • Bekrachtigt eigen regels niet
            • Smeekt het kind om te luisteren of probeert kind om te kopen
            • Eerder verbod vervallen
            • Brengt regels op niet-overtuigende manier terwijl het duidelijk is dat het kind een strenge aanpak nodig heeft
            • Geeft op
            • Voert dreigementen niet uit

            De puntenschaal is als volgt:

            1. Geen laksheid (ouder is duidelijk in verbod)
            2. Enige laksheid (1 keer laksheid, maar verder niet)
            3. Af en toe laksheid (enkele keren 1 of meerdere soorten laksheid)
            4. Regelmatig laksheid (meerdere keren meerdere soorten laksheid)
            5. Overheersend laksheid (binnen interactie continue lakse houding en vaak voorkomen van meerdere soorten laksheid)

            4. Verbale overreactiviteit/negativiteit

            Deze schaal meet de regelmaat waarmee een ouder iritatie

            .....read more
            Access: 
            JoHo members
            Samenvatting van het observatie-instrument Agressie bij het vak Observatie van interacties binnen gezinnen - Universiteit Leiden

            Samenvatting van het observatie-instrument Agressie bij het vak Observatie van interacties binnen gezinnen - Universiteit Leiden

            Image

            Samenvatting van het observatie-instrument Agressie bij werkgroep 3 bij het derdejaars vak Observatie van gezinnen van de studie Pedagogische Wetenschappen aan de Universiteit Leiden. 

            Literatuur: Observatiesysteem Agressie

            Samenvatting

            Fysieke agressie

            Fysieke agressie = gedrag waarmee je een object of een persoon schade toebrengt in een situatie waarin agressie aannemelijk is en het niet verklaard kan worden door motorische beperkingen, functionaliteit, spel of exploratie. Agressie naar het eigen lichaam toe noteer je wel, maar wordt meegenomen in de agressie score.

            Voorbeelden van agressie:

            • Trekken, spugen, slaan, krabben, schudden, duwen, springen/stampen of schoppen
            • Gooien of smijten
            • Fysiek dreigen met agressief gedrag (bijv. Hand omhoog doen, maar geen daadwerkelijk slaande beweging)

            Voorbeelden van geen agressie:

            • Gooien met een bal of spelen met een hamer
            • Hardhandig pakken van objecten
            • Lostrekken/tegenstribbelen als moeder het kind vastheeft of moeder een object vasthoudt
            • Object laten vallen
            • Trappen of met armen zwaaien zonder richting in bijvoorbeeld een driftbui
            • Driftig, druk, baldadig, stout of ongehoorzaam gedrag zonder expliciete agressie

            Coderen

            Agressie kan onderscheiden worden van spel, taak, communicatie horende bij de leeftijd of onhandige motoriek door:

            • Onnodige en/of overmatige kracht
            • Context van situatie
            • Gezichtsuitdrukking van het kind en eventueel ook verbale uitdrukkingen

            Agressief gedrag wat op elkaar volgt, worden alleen apart geteld als:

            • Ten minste 2 seconden tussen gedragingen
            • Het verschillende gedragingen zijn (bijv. schoppen en slaan)

            Als een gedrag niet zichtbaar is, maar wel te horen is, dan mag dit ook gecodeerd worden als agressie. Twijfel je of er sprake was van agressie? Codeer het dan niet als agressie.

            Ongeacht hoe moeder reageert op de agressie, wordt het agressieve gedrag gecodeerd als agressie.

            Access: 
            JoHo members
            Artikelsamenvatting bij Maternal sensitivity during mealtime and free play: Differences and explanatory factors van Van Vliet e.a. - 2022

            Artikelsamenvatting bij Maternal sensitivity during mealtime and free play: Differences and explanatory factors van Van Vliet e.a. - 2022

            Image

            Artikelsamenvatting van Van Vliet, M. S., Mesman, J., Schultink, J. M., Vereijken, C. M., Martens, V. E., & van der Veek, S. M. (2022). Maternal sensitivity during mealtime and free play: Differences and explanatory factors. Infancy, 27(3), 630-644 bij het derdejaars vak Observatie van interacties binnen gezinnen van de studie Pedagogische Wetenschappen aan de Universiteit Leiden.

            Introductie

            Ouderlijke sensitiviteit (Ainsworth) = vermogen om de signalen van een kind waar te nemen, deze signalen correct te interpreteren en er snel en adequaat op te reageren. Het is een belangrijke indicator voor de kwaliteit van de interactie tussen ouder en kind.

            De mate van sensitiviteit verschilt wel per activiteit (e.g. vrij spel, badderen). De mate van sensitiviteit tijdens het voeden van kinderen, waarbij er gelet moet worden op de honger- en verzadigingssignalen van een kind, is nog niet veel onderzocht. Resultaten van eerder onderzoek lijken te wijzen op lagere mates van sensitiviteit tijdens maaltijd t.o.v. andere activiteiten. Dit zou verklaard kunnen worden doordat ouders een duidelijk (gezondheidgerelateerd) doel hebben tijdens een maaltijdinteractie, wat vaker tot een conflict kan leiden tussen ouders en kinderen. Daarnaast kan het eetgedrag van een kind, zoals "fussy" of "picky" eetgedrag, een negatieve invloed hebben op sensitiviteit. Echter is hier nog te weinig onderzoek naar gedaan.

            Doelstellingen

            Het doel van de huidige studie is om verschillen in sensitief gedrag van de moeder te onderzoeken tussen een maaltijd- en vrijspelsituatie wanneer het kind 18 maanden oud is, en om het eetgedrag van kinderen te bestuderen als een mogelijke verklaring voor dergelijke verschillen.

            Hypotheses

            1. Er wordt verwacht dat sensitiviteit tijdens maaltijdinteractie en vrij spel gemiddeld positief gecorreleerd zijn met elkaar
            2. Er is minder sensitiviteit aanwezig tijdens maaltijdinteractie t.o.v. vrij spel.
            3. Er is een positieve correlatie tussen positief eetgedrag van het kind (blij zijn tijdens eten) en sensitiviteit tijdens de maaltijdinteractie
            4. Er is een negatieve correlatie tussen negatief eetgedrag (kieskeurige eter) en sensitiviteit
            5. Eetgedrag van het kind is een moderator op het verschil in sensitiviteit tussen maaltijdinteracties en vrij spel.

            Methode

            N = 103 nieuwe moeders (M_age = 32.5 jaren) en hun baby's van 18 maanden (48% jongens).

            De studie was onderdeel van een groter, longitudinale studie. Tijdens het huisbezoek op 18 maanden oud, werd eerst een maaltijdinteractie en daarna 8 minuten vrij spel met video opgenomen.

            Meetinstrumenten:

            • Ainsworth Sensitivity Scale: sensitiviteit moeder (intercodeur betrouwbaarheid .73 - .87 voor maaltijd en .81 - .88 voor vrij spel)
            • Enjoyment of Food Scale: Schaal ontwikkeld door de auteurs om het eetgedrag van het kind te kunnen coderen op mate van genot tijdens het eten op een 3-punt schaal (1 = geen genot, 3 = 3 veel genot zoals "yumm" geluiden).
            • Challenging Behaviour Scale: Schaal ontwikkeld door de auteurs om het eetgedrag van het kind te kunnen coderen op mate van  uitdagend eetgedrag op een 5-punt schaal (1 = geen uitdagend gedrag
            .....read more
            Access: 
            JoHo members
            Artikelsamenvatting bij Development of the responsiveness to child feeding cues scale van Hodges e.a. - 2013

            Artikelsamenvatting bij Development of the responsiveness to child feeding cues scale van Hodges e.a. - 2013

            Image

            Artikelsamenvatting van Hodges, E. A., Johnson, S. L., Hughes, S. O., Hopkinson, J. M., Butte, N. F., & Fisher, J. O. (2013). Development of the responsiveness to child feeding cues scale. Appetite, 65, 210-219 bij het derdejaars vak Observatie van interacties binnen gezinnen van de studie Pedagogische Wetenschappen aan de Universiteit Leiden.

            Introductie

            Obesitas komt in alarmerende mate zowel bij volwassenen als bij kinderen in de VS voor, waarbij de prevalentie bij jongere kinderen groeit. Tijdens de eerste twee levensjaren zijn kinderen vooral afhankelijk van hun opvoeders wanneer het aankomt op adequate en gepaste voeding. Kindgerichte voedingsbenaderingen van ouders, waarbij sensitief zijn en reageren op de signalen van honger en verzadiging van een kind, worden als ondersteunend gezien voor de ontwikkeling van controle over de eetlust. Voedingsbenaderingen waarbij er een gebrek is aan sensitiviteit en responsiviteit worden verondersteld een rol te spelen in de ontwikkeling van obesitas door het overvoeden terwijl een kind geen honger (meer) heeft.

            Het doel van dit onderzoek was om de Responsiveness to Child Feeding Cues Scale ( RCFCS ) te ontwikkelen, een observationele maatstaf voor dyadische voedingsinteracties tussen kind en ouder. Bij deze maatstaf wordt er gekeken naar het ontwikkelen van obesitas en de beheersing van eetlust voor verzorgers van kinderen jonger dan 2 jaar.
            Er werd een onderzoek uitgevoerd om de interbeoordelaarsovereenstemming en voorlopige criteriumvaliditeitsassociaties van de RCFCS van kind/moeder en gezinsdemografie te evalueren

            Methode

            N = 144 etnisch diverse moeders en hun gezonde kinderen van 7 tot 24 maanden oud, die deelnamen aan een groter onderzoek naar beoordelingsmethoden voor voeding en waarvan de moeders de primaire opvoeder waren van het kind.
            Inclusiecriteria voor de kinderen waren: een voldragen geboorte (37-42 weken), voedingsproblemen en chronische medische aandoeningen of medicatiegebruik.

            De observaties van voedinginteracties werden opgenomen met twee camera's in een nagebootste huiselijke kamer met bijvoorbeeld TV en eigen badkamer. Demografische factoren en eigenschappen van moeder en kind (zoals gewicht) werden ook gemeten.

            RCFCS

            De RCFCS omvat voedingsaanwijzingen die de periode van de vroege kindertijd tot de peutertijd bestrijken, zodat de responsiviteit op voeding binnen en over de perioden van de vroege ontwikkeling van het kind kan worden onderzocht. Op deze manier kunnen zowel de variabiliteit in voedingsgedrag en gedragspatronen bij baby's van 3 maanden oud en hun verzorgers, als vergelijkingen in de ontwikkeling tussen 3 maanden oude en 6 maanden oude baby-verzorger-interacties onderzocht worden. Daarnaast is de RCFCS theoretisch gebaseerd op  de hechtingstheorie, waarbij zowel het kind als de verzorger een actieve rol spelen in de voedingsinteractie.

            Het instrument keek naar de volgende factoren:

            • Algemene responsiviteit tijdens voeden
              • Visuele oplettendheid
              • Positieve uitingen
              • Negatieve uitingen
              • Relaxte fysieke bewegingen
            • Signalen van het kind
              • Honger
              • Verzadiging
            • Moederlijke responsiviteit op voedingssignalen van kind
              • Hongersignalen voor het voeden
              • Reactie op honger- en verzadigingssignalen net vor het begin met
            .....read more
            Access: 
            JoHo members
            Samenvatting van het observatie-instrument Maaltijdinteractie bij het vak Observatie van interacties binnen gezinnen - Universiteit Leiden

            Samenvatting van het observatie-instrument Maaltijdinteractie bij het vak Observatie van interacties binnen gezinnen - Universiteit Leiden

            Image

            Samenvatting van het observatie-instrument Maaltijdinteractie bij werkgroep 3 bij het derdejaars vak Observatie van gezinnen van de studie Pedagogische Wetenschappen aan de Universiteit Leiden. 

            Literatuur: Observatie-instrument Maaltijdinteractie

            Samenvatting

            Verzadigingssignalen

            Tijdens een maaltijdinteractie laat het kind vaak signalen zien die er op duiden dat het kind genoeg heeft gegeten (verzadigt). Deze signalen zijn onder te verdelen in 3 categorieën:

            1. Vroege / subtiele signalen
              • Grimassen/pruilen/fronsen (let op: bij 1e hapjes reactie op smaak!)
              • Mond pas openen als lepel de lippen aanraakt
              • Hoofd wegdraaien (subtiel/langzaam, minder dan 90 graden) als voeding nadert
              • Mindere activiteit van het kind (vermoeide blik, gapen, hoofd zakt naar beneden, niet bewegen)
              • Vertragen of pauzeren tijdens interactie
              • Interesse krijgen in de omgeving / Ergens anders naar kijken
            2. Actieve / duidelijke signalen
              • Wegduwen van lepel/fles/borst/voedsel
              • Geeft voeding/bestek/fles/beker terug aan ouder 
              • Schudt handen, beeld stop uit met handen, blokkeert toevoer van voedsel (met handen of slab)
              • Eten uitspugen of uit mond laten vallen (let op: bij eerste hapjes is dit meer een subtiel signaal, of zelfs alleen een gevolg van nog zwakke mondmotoriek)
              • Weigert lippen te openen als eten bij lippen is
              • Loslaten van tepel/speen/lepel
              • Slaan op bord/lepel/arm
              • Korte protestgeluidjes (‘Fussing’/zeuren/jengelen)
              • In slaap vallen
              • Bijten in speen/tepel/lepel
              • Doet slab af, probeert uit kinderstoel te klimmen
              • Fysiek geagiteerd, friemelen/worstelen
              • Zich abrupt en/of duidelijk afkeren van voeding/bestek/fles/beker/borst
              • Het kind zegt ‘nee’ of schudt hoofd, zegt ‘klaar’, of bevestigt de vraag ‘klaar?’ van ouder
              • Speelt of gooit met voedsel of dingen die in de buurt liggen; laat op speelse wijze voeding/bestek/fles/beker op de grond vallen
            3. Late / overduidelijke signalen
              • Slapen
              • Fysiek worstelen, lichaam naar achteren strekken
              • (Aanhoudend) huilen
              • Overgeven

            De reactie van ouders op de verzadigingssignalen

            Deze schaal meet de mate waarin een ouder reageert op de signalen van het kind dat hij/zij vol zit of niet meer wilt eten, waarbij je de interactie die vooraf aan dit moment ging ook mee laat wegen in de score.

            De puntenschaal is als volgt:

            1. Helemaal niet responsief: er is sprake van zeer inadequaat gedrag van de ouder doordat hij/zij te lang doorgaat en duidelijke signalen van het kind negeert.
            2. Niet respnosief: er is sprake van inadequaat gedrag van de ouder doordat hij/zij te lang doorgaat en besluit te laat te stoppen.
            3. Redelijk responsief: de ouder blijft iets te lang doorgaan en accepteert te laat dat het kind wilt stoppen, waarbij het kind enkele signalen geeft en/of de kindsignalen zijn onduidelijk/tegenstrijdig. Zodra de signalen duidelijk zijn, stopt de ouder.
            4. Responsief: de ouder stopt vrij snel
            .....read more
            Access: 
            JoHo members
            Samenvatting van het observatie-instrument Sibling Interactie-Speelgoed bij het vak Observatie van interacties binnen gezinnen - Universiteit Leiden

            Samenvatting van het observatie-instrument Sibling Interactie-Speelgoed bij het vak Observatie van interacties binnen gezinnen - Universiteit Leiden

            Image

            Samenvatting van het observatie-instrument Sibling Interactie-Speelgoed bij werkgroep 5 bij het derdejaars vak Observatie van gezinnen van de studie Pedagogische Wetenschappen aan de Universiteit Leiden. 

            Literatuur: Observatie-instrument Sibling Interactie-Speelgoed

            Samenvatting

            Sibling interactie - speelgoed

            Het observatie-instrument Sibling interactie - speelgoed meet de frequentie van conflict en prosociaal gedrag tussen siblings in intervallen van 30 seconden tijdens 5 minuten vrij spel, waarbij er één saai en één aantrekkelijk speelgoed aangeboden wordt. Tijdens het vrij spel wordt de ouder geinstrueerd alleen het spel te onderbreken als zij dit noodzakelijk achten. Gedragingen die op instructie van de ouders plaatsvindt, worden niet gecodeerd als conflict of prosociaal gedrag. Als de gedragingen na de instructie van de ouder nog 10 seconden aanhouden, worden deze gedragingen wel gecodeerd.

            Categorieën

            De gedragingen binnen de sibling interactie kunnen onderverdeeld worden in verschillende categorieën.

            Conflict

            Frustratie

            • Fysieke agressie (PA): onnodige fysieke kracht gebruiken om de ander pijn te doen (e.g. slaan, schoppen, met objecten naar de ander gooien).
            • Protest (P): protest geluiden (e.g. huilen), verbaal klagen of speelgoed eisen of verbaal prosteren (e.g. "Nee").
            • Bedreigen (T): verbaal of fysiek bedreigen door bijvoorbeeld te doen alsof hij/zij iets naar sibling gooit of iets zeggen "Als je het mij niet geeft, doe ik …"

            Gedrag gericht op speelgoed van de ander ("Design on sibling's toy(s)")

            • Verbaal (VD): vragen of hij/zij het speelgoed van de ander mag hebben, naam zeggen van sibling etc.
            • Fysiek zonder hardhandigheid (PWF): speelgoed aanraken, naar toe bewegen of vastpakken zonder onnodige kracht.
            • Fysiek met hardhandigheid (PF): aanwezigheid van onnodige kracht door bijvoorbeeld te trekken aan het speelgoed.

            Verzet als reactie op het "design"

            • Verbaal (VR): nee zeggen, een ander speelgoed aanbieden etc.
            • Fysiek zonder hardhandigheid (RWF): verzet zonder onnodige kracht, bijvoorbeeld wegbewegen.
            • Fysiek met hardhandigheid (RF): verzet met onnodige kracht, bijvoorbeeld wegtrekken van speelgoed of vasthouden van speelgoed als de ander er aan trekt.

            Prosociaal gedrag

            • Tonen (SW): speelgoed tonen of er iets mee doen terwijl het kind oogcontact heeft met sibling.
            • Affectie (AF): affectie tonen (e.g. kusjes, knuffels) of helpen zonder onnodige kracht.
            • Samenspelen (J): uitnodigen van sibling om samen te spelen or meespelen met sibling.
            • Delen (SR): delen van speelgoed.

            Overig

            • Bezit speelgoed (T): wanneer het kind het aantrekkelijke speelgoed in handen heeft of er mee speelt gedurende het 30 seconde interval.
            • Ingreep ouder (PI): wanneer de ouder tenminste 1 keer ingrijpt gedurende het 30 seconde interval (maar niet wanneer de ouder speelt met een kind).

            Notitie. De afkortingen tussen haakjes corresponderen met de kolommen op het codeerschema.

            Globale sibling conflict schaal

            .....read more
            Access: 
            JoHo members
            Samenvatting van het observatie-instrument Sibling Discipline bij het vak Observatie van interacties binnen gezinnen - Universiteit Leiden

            Samenvatting van het observatie-instrument Sibling Discipline bij het vak Observatie van interacties binnen gezinnen - Universiteit Leiden

            Image

            Samenvatting van het observatie-instrument Sibling Discipline bij werkgroep 5 bij het derdejaars vak Observatie van gezinnen van de studie Pedagogische Wetenschappen aan de Universiteit Leiden. 

            Literatuur: Observatie-instrument Sibling Discipline

            Samenvatting

            Sibling Discipline

            Sibling discipline meet discipline gedragingen van een kind naar zijn of haar broer of zus in een interval van 2 seconden. Discipline gedragingen kunnen als volgt onderverdeeld worden:

            • Verbale discipline: het verbaal disciplineren van de sibling (e.g. naam zeggen, regel herhalen)
            • Fysieke verstoring ("interference"): het fysiek weerhouden van de broer of zus om bijvoorbeeld te spelen met speelgoed (e.g. in de weg zitten, speelgoed uit handen trekken, hardhandig wegtrekken)
            • Troosten/afleiden: het ondersteunen of troosten van de sibling door de aandacht ergens anders naar toe te trekken (e.g. kusjes geven, knuffelen, spelletje spelen)
              • Let op: het troostgedrag moet naar de sibling gericht zijn en niet naar de ouder.

            Notitie. Er kunnen meerdere discipline gedragingen plaatsvinden in één interval van 2 seconden. Gedragingen die naar de ouder of het kind zelf gericht zijn (e.g. tegen zichzelf praten) of die op instructie van de ouders plaatsvindt, worden niet gecodeerd als sibling discipline gedragingen. Als de gedragingen na de instructie van de ouder nog 10 seconden aanhouden, worden deze gedragingen wel gecodeerd.

            Codeerschema

            In het codeerschema zet je algemene informatie, zoals het ID nummer van de participant, de datum, welke ouder er bij is, om welke kinderen het gaat (e.g. oudste en jongste) en naam van de codeerder. Verder bestaat het schema uit een tabel waarin de volgende informatie wordt ingevuld:

            • Tijdstamp: de exacte tijd in minuten waarop een gedraging voorkomt.
            • Discipline cateogrieën: er zijn drie kolommen waarin je met een "+" kan aangeven onder welke discipline cateogrie de gedraging vallen. Dit kunnen meerdere kolommen zijn, maar je kan maar eenmaal een plusje zetten per kolom.
            • Totale aantallen: helemaal onderaan de tabel vul je het totaal aantal plusjes uit een specifieke kolom in. Zo kun je bijvoorbeeld turfen hoe vaak een kind verbale discipline liet zien.
            Access: 
            JoHo members
            Artikelsamenvatting bij “Because if you don’t put the top on, it will spill”: A longitudinal study of sibling teaching in early childhood van Howe e.a. - 2016

            Artikelsamenvatting bij “Because if you don’t put the top on, it will spill”: A longitudinal study of sibling teaching in early childhood van Howe e.a. - 2016

            Image

            Artikelsamenvatting van Howe, N., Della Porta, S., Recchia, H., & Ross, H. (2016). “Because if you don’t put the top on, it will spill”: A longitudinal study of sibling teaching in early childhood. Developmental Psychology, 52(11), 1832 bij het derdejaars vak Observatie van interacties binnen gezinnen van de studie Pedagogische Wetenschappen aan de Universiteit Leiden.

            Introductie

            Naturalistische dyadische opeenvolgingen van onderwijzen en leren waarbij oudere en jongere broers en zussen betrokken waren, werden onderzocht in 39 middenklasse-dyades gedurende een periode van 2 jaar in de vroege kinderjaren.

            De broer-zusrelatie is een sleutelcontext waarin kinderen hun sociale begrip tonen tijdens naturalistische interacties. Er is maar weinig bekend over de longitudinale aard van het naturalistische onderwijzen en leren door broers en zussen tijdens de vroege kinderjaren, waarbij er geen instructie van een volwassenen is. Zo is er de vraag of eerste- en tweedegeboren broers en zussen vergelijkbare of verschillende onderwijststrategieën gebruiken in de loop van de tijd en heeft de geboortevolgorde verbonden met hun reactie op lesgeven?

            In het samenwerkingsmodel van Rogoff leidt de goed geïnformeerde leraar opzettelijk de minder geïnformeerde leerling via strategieën die bruggen slaan tussen bekende en onbekende informatie, de betrokkenheid van de leerling bevorderen en structureren, en de leerling in staat stellen de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor het oplossen van een probleem. Hierbij wordt hiërarchische structuur dus weggelaten en gaat het echt om de mate van kennis. In broer en zus interacties zien we vaak dat de oudere broer of zus vaker de geïnformeerde leraar is, vanwege een inherente voorsprong op ontwikkeling, en is de jongste vaak de leerling die veel van de oudste kan leren. Echter kan het soms ook andersom zijn, wat aanduidt dat er een naturalistische, dyadische onderwijzen en leren interactie bestaat tussen broers en zussen.

            Doelstellingen

            In dit onderzoek lag de focus op 3 onderwerpen:

            • Het onderzoeken van naturalistisch lesgeven aan broers en zussen in de vroege kinderjaren toen broers en zussen zowel 2 en 4 jaar oud waren als 2 jaar later, op de leeftijd van 4 en 6
            • Het vergelijken van de benaderingen van oudere en jongere broers en zussen qua lesgeven en reacties op lesgeven over de twee tijdspunten heen
            • Het onderzoeken van de verschillen in de geboortevolgorde in leerstrategieën en reacties van broer/zus op het lesgeven na correctie voor de leeftijd van de broer/zus die les geeft.

            Methode

            Op T1 N = 40 blanke gezinnen (M-leeftijd van oudere broers en zussen = 4,4 jaar en M-leeftijd van jongere broers en zussen = 2,4 jaar). Op T2 was M-leeftijd van oudere broers en zussen = 6,3 jaar was M-leeftijd van jongere broers en zussen = 4,4 jaar.

            Op elk tijdspunt werd de familie voor 6 keer 90 minuten thuis gefilmd, waarbij de onderzoeker geen interactie had met de familie. Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid varieerde van .63 tot .98.

            De volgende variabelen werden gemeten:

            • Broer/zus onderwijzen: zowel directe als indirecte kind's intentie om te
            .....read more
            Access: 
            JoHo members
            Artikelsamenvatting bij Gendered parenting in early childhood: Subtle but unmistakable if you know where to look van Mesman & Groeneveld - 2018

            Artikelsamenvatting bij Gendered parenting in early childhood: Subtle but unmistakable if you know where to look van Mesman & Groeneveld - 2018

            Image

            Artikelsamenvatting van Mesman, J., & Groeneveld, M. G. (2018). Gendered parenting in early childhood: Subtle but unmistakable if you know where to look. Child Development Perspectives, 12(1), 22-27 bij het derdejaars vak Observatie van interacties binnen gezinnen van de studie Pedagogische Wetenschappen aan de Universiteit Leiden.

            Introductie

            Het geslacht van kinderen (mannelijk of vrouwelijk) kunnen invloed hebben op hoe hun sociale ervaringen zich vormen in termen van ouderschap, relaties met leeftijdsgenoten en interacties met leraren. Het gendergedrag van kinderen wordt beïnvloed door hun eerste sociale ervaringen, met name hun interacties met ouders.

            Gendergerelateerd ouderschap = de boodschappen die kinderen van hun ouders ontvangen met betrekking tot hoe jongens en meisjes zich zouden moeten gedragen en speelt een belangrijke factor bij het vormgeven van het gedrag van kinderen. In de afgelopen 40 jaar onderzoek is gedaan naar gendergerelateerd ouderschap in de vroege kinderjaren, maar resultaten en conclusies lopen sterk uiteen.

            Dimensies van gendergerelateerd ouderschap

            Er zijn weinig verschillen in de manier waarop jongens en meisjes worden opgevoed in termen van brede opvoedingsstijlen, zoals warmte, gevoeligheid of ouderlijke controle. Hoewel studies suggereren dat ouders vaak gendergerelateerde verwachtingen hebben over de interesses, vaardigheden en het gedrag van hun kinderen, zijn expliciete boodschappen aan kinderen over genderrollen zeldzaam in samenlevingen die gendergelijkheid hoog in het vaandel hebben staan. Genderstereotypen zijn meestal impliciet en onbewust en ouders zijn terughoudend om genderstereotiepe ideeën te melden in samenlevingen waar genderegalitarisme dominant is.

            Impliciet gendergerelateerd ouderschap

            Gendergerelateerde socialisatie is nog steeds aanwezig in gezinnen, maar komt vooral tot uiting in specifieke opvoedingspraktijken die boodschappen overbrengen over verschillende verwachtingen van meisjes en jongens. Deze impliciete opvoedingspraktijken kunnen direct of indirect zijn en hebben betrekking op het gedrag, de vaardigheden en interesses van het kind of geven informatie over anderen of algemene observaties met betrekking tot geslacht. Het artikel concentreert zich op de vroege kinderjaren, omdat belangrijke mijlpalen in gendergerelateerde ontwikkeling plaatsvinden in de eerste levensjaren, en invloeden van gendergerelateerde socialisatie zijn in dit stadium bijzonder relevant.

            Directe boodschappen

            Directe gendergerelateerde opvoedingspraktijken = een kind wordt anders behandeld op basis van hun geslacht, zoals het kopen van stereotiep speelgoed of anders reageren op hun gedrag.

            Channeling of shaping = onderzoekt hoe ouders hun kinderen blootstellen aan gendergerelateerde boodschappen via films, boeken en commerciële producten.

            Observaties van de reacties van ouders op specifiek gedrag van hun kinderen onthullen gendergerelateerde patronen van ouderlijke verwachtingen en eisen met betrekking tot hoe zonen en dochters zich zouden moeten gedragen. Dit stuurt differentiële berichten van goedkeuring of afkeuring. Kinderen pikken deze boodschappen op en merken opvallende sociale modellen van gendergerelateerd gedrag op, evenals gendergebonden evaluatieve boodschappen met betrekking tot het gedrag van anderen.

            Indirecte boodschappen

            Indirecte (subtiele) gendergerelateerde opvoedingspraktijken = genderstereotiepe boodschappen aan kinderen overbrengen over anderen of algemene gendergerelateerde verwachtingen.
            Onderzoekers meten deze praktijken door de reacties van ouders te observeren op materialen die stimuli bevatten die stereotiep zijn en/of tegen stereotypen

            .....read more
            Access: 
            JoHo members
            Artikelsamenvatting bij Boys don’t play with dolls: Mothers’ and fathers’ gender talk during picture book reading van Endendijk e.a. - 2014

            Artikelsamenvatting bij Boys don’t play with dolls: Mothers’ and fathers’ gender talk during picture book reading van Endendijk e.a. - 2014

            Image

            Artikelsamenvatting van Endendijk, J. J., Groeneveld, M. G., Van der Pol, L. D., Van Berkel, S. R., Hallers-Haalboom, E. T., Mesman, J., & Bakermans-Kranenburg, M. J. (2014). Boys don’t play with dolls: Mothers’ and fathers’ gender talk during picture book reading. Parenting, 14(3-4), 141-16  bij het derdejaars vak Observatie van interacties binnen gezinnen van de studie Pedagogische Wetenschappen aan de Universiteit Leiden.

            Introductie

            Ouderlijke genderpraat = manier waarop ouders met hun kinderen over gender praten en wordt gezien als een mogelijk sterkere invloed op de houding van kinderen ten aanzien van gender dan gendergerelateerde overtuigingen van ouders. De rol van ouderlijke genderpraat in de vroege kinderjaren is niet uitgebreid onderzocht en studies zijn meestal uitgevoerd in Engelssprekende landen. Een alternatieve manier om genderpraat te bestuderen is via het lezen van plaatjesboeken, aangezien het moeilijk is om genderpraat te onderzoeken door middel van zelfrapportagevragenlijsten of korte observaties.

            Theorieën gerelateerd aan genderpraat door ouders

            Dit onderzoek is gebaseerd op:

            • Sociale Leertheorieën (Bandura, 1977): Ouders geven vorm aan de communicatie van hun kinderen door middel van gendertypische omgevingen, een verschillende behandeling van meisjes en jongens en hun houding ten opzichte van gender.
            • Sapir-Whorf-hypothese (Kay & Kempton, 1984): Taal is bepalend voor de manier waarop kinderen hun wereld conceptualiseren. Kinderen spelen een actieve rol bij het leren van taal en het verwerven van genderconcepten.
            • Genderschema-theorie (Bem, 1983): Gendergerelateerd gedrag/informatie wordt geleid door genderschema's van kinderen. De theorie suggereert dat ouders met genderschema's die bestaan ​​uit sterke stereotiepe opvattingen over genderrollen, meer geneigd zijn om hun kinderen op een genderrolconsistente manier te socialiseren.

            Eerder onderzoek

            Er zijn eerder 3 studies gedaan naar gendersocialisatie door ouder-kindcommunicatie over gender. De studies maakten gebruik van prentenboeken met plaatjes met positieve activiteiten om genderlabeling te beoordelen, gendercontrasten toe te passen, genderstereotypen te bevestigen en te verwerpen, en gendergelijkheid uit te drukken.

            • De eerste studie vond een mannelijke vooringenomenheid bij het labelen door moeders van sekseneutrale beren bij vrouwelijke en mannelijke activiteiten.
            • De tweede studie toonde echter aan dat ouders genderstereotypen indirect uitten door middel van genderlabeling en evaluatieve opmerkingen over genderstereotiepe en niet-stereotiepe gedragingen.
            • De derde studie richtte zich op meer expliciete en generaliserende berichten over gender, waarbij moeders meer directe contra-stereotiepe opmerkingen maakten dan stereotiepe opmerkingen in reactie op een verhalenboek.

            Vaders

            De rol van vaders is in eerdere studies over genderpraat over het hoofd gezien. Studies suggereren dat vaders meer directieve en informatieve spraak gebruiken en minder ondersteunende spraak dan moeders. Vaders praten over het algemeen ook minder tegen hun kinderen dan moeders, en ze hebben meer expliciete genderstereotypen dan moeders, die meer impliciete stereotypen hebben. Dit impliceert dat vaders hun boodschappen over gender directer aan hun kinderen kunnen overbrengen dan moeders, terwijl moeders indirecter over gender kunnen praten.

            Broers en zussen

            Er zijn geen empirische studies over de mogelijke invloed van de samenstelling van het

            .....read more
            Access: 
            JoHo members
            Samenvatting van het observatie-instrument Gender Stereotypes Picture Book bij het vak Observatie van interacties binnen gezinnen - Universiteit Leiden

            Samenvatting van het observatie-instrument Gender Stereotypes Picture Book bij het vak Observatie van interacties binnen gezinnen - Universiteit Leiden

            Image

            Samenvatting van het observatie-instrument Gender Stereotypes Picture Book bij werkgroep 6 bij het derdejaars vak Observatie van gezinnen van de studie Pedagogische Wetenschappen aan de Universiteit Leiden. 

            Literatuur: Observatie-instrument Gender Stereotypes Picture Book

            Samenvatting

            Introductie

            Het observatie-instrument Gender Stereotypes Picture Book is ontwikkeld om gender stereotypes van moeders en vaders uit te lokken tijdens een interactie met hun kinderen. De ouders kregen de opdracht om te kijken naar de plaatjes en te bespreken wat ze zagen voor maximaal 5 minuten, wat opgenomen werd met een video-camera. Er waren 2 versies gemaakt (Winter en Zomer) zodat dezelfde kinderen met beide ouders de taak konden uitvoeren, zonder dat ze de plaatjes al hadden gezien.

            In de plaatjes kwamen 3 verschillende poppetjes voor:

            • Jongens in stereotyperende mannelijke kleding.
            • Meisjes in stereotyperende vrouwelijke kleding.
            • Gender-neutrale poppetjes met gender-neutrale kleding (= poppetjes kunnen zowel als jongens als meisjes worden gezien)

            Platenboek

            Het boek bestaat uit 12 plaatjes die onderverdeeld kunnen worden in 5 verschillende soorten plaatjes zonder tekst of verhaallijn:

            • 2 congruente plaatjes waarin jongens en meisjes activiteiten ondernemen die overeenkomen met hun stereotypen.
            • 2 incongruente plaatjes waarin jongens en meisjes activiteiten ondernemen die tegenovergesteld zijn aan hun stereotypen.
            • 2 plaatjes met gender-neutrale kinderen waarin ze een mannelijke of vrouwelijke stereotyperende activiteit ondernemen.
            • 2 plaatjes waarin jongens of meisjes negatief gedrag laten zien (e.g. boos).
            • 4 'filler' plaatjes waarin jongens, meisjes en gender-neutrale kinderen gender-neutrale activiteiten ondernemen om het doel van de taak te maskeren.

            Codeersysteem

            De interactie van ouder met kind worden op basis van 4 categorieën gecodeerd:

            1. Informatie op plaatje

            • Het nummer van het plaatje wordt opgeschreven, maar het nummer wordt doorgekruist op het codeerformulier als een plaatje wordt overgeslagen.
            • Een korte beschrijving van de activiteit wordt gecodeerd als volgt:
              • J = wanneer er sprake is van een mannelijke activiteit
              • M = wanneer er sprake is van een vrouwelijke activiteit
              • N = wanneer er sprake is van een neutrale activiteit
            • Er wordt kort opgeschreven welke kinderen betrokken zijn tijdens de interactie.

            2. Gender categorieën

            • Het labelen van gender wordt gecodeerd als volgt:
              • M = wanneer de ouders woorden zoals "zij", "meisje" of een meisjesnaam benoemen
              • J = wanneer de ouders woorden zoals "hij", "jongen" of een jongensnaam benoemen
              • K = wanneer de ouders woorden zoals "het", "zij" (meervoud) benoemen

            3. Evaluatie opmerkingen over de activiteit in het plaatje

            • Evaluatieve opmerkingen over de activiteit die wordt ondernomen in het plaatje worden gemarkeerd als volgt:
              • -1 = wanneer er sprake is van een negatieve evaluatie (e.g. "Dat is
            .....read more
            Access: 
            JoHo members

            Bundel Tips bij Algemene Studievaardigheden

            Tips bij het lezen en samenvatten van wetenschappelijke artikelen

            Tips bij het lezen en samenvatten van wetenschappelijke artikelen

            Image

            Het is je vast wel eens overkomen. Je begint aan een nieuw vak tijdens je studie, leest de vakinformatie en ziet dan dat er alleen maar wetenschappelijke artikelen zijn voorgeschreven als literatuur. Maar hoe lees je nou deze artikelen? En wat moet je nou echt weten voor het tentamen? Hieronder geef ik jou wat tips over hoe je een wetenschappelijk artikel kan lezen en samenvatten. 


            Tips bij het lezen en samenvatten van wetenschappelijke artikelen

            Zelf vind ik het altijd fijn om eerst even kort te scannen wat voor kopjes er allemaal in het artikel aanwezig zijn. Dit zijn vaak standaard koppen zoals introductie, methode, resultaten en discussie en conclusie. Tijdens het samenvatten is het fijn om je artikel op te delen in deze koppen en per kopje een samenvatting te maken.

            Introductie

            De introductie van een artikel introduceert jou in het onderwerp van het artikel en beschrijft wat de onderzoeksvraag is. Schrijf alleen de kern op en zorg dat je altijd de volgende vragen beantwoord:

            • Waar gaat het onderzoek over?
            • Waarom is het relevant?
            • Wat zijn de hypotheses?
            • Wat zijn belangrijke begrippen en wat houden ze in?

            Methode

            De methode sectie is vaak erg uitgebreid en beschrijft de doelgroep van het artikel, de verschillende variabelen en meetinstrumenten, de procedures en de analyses die ze hebben uitgevoerd. Voor je tentamens hoef je deze sectie vaak niet zo uitgebreid te weten. Zorg dat je de volgende vragen kan beantwoorden:

            • Hoe ziet de sample eruit? (grootte, kinderen of volwassenen, beknopte achtergrond zoals SES als relevant)
            • Hoe ziet het design van het onderzoek er kort uit? (controle groepen, experimentele groepen en hoe verdeeld)
            • Welke variabelen worden onderzocht? (dit wordt vaak al geïntroduceerd in de introductie, maar in deze sectie verder uitgelegd. Je hoeft dit maar kort op te schrijven)

            Resultaten

            De resultaten kunnen soms onoverzichtelijk ogen, doordat er veel resultaten van verschillende analyses worden beschreven. Dit kan er voor zorgen dat je de kluts kwijt raakt. Probeer eerst naar de tabellen en grafieken te kijken of je daar in één oogopslag al wijzer uit wordt. Zo niet, dan kun je het beste de resultaten eerst even scannen en vervolgens het volgende kort opschrijven:

            • Beknopt de resultaten (staan vaak aan het begin of aan het eind van een alinea, significantie en richting van de relatie is belangrijk)

            Is deze sectie lastig om te lezen? Sla de resultaten sectie dan over en ga alvast door naar de discussie. Na de discussie kun je weer terugkeren naar deze sectie.

            Discussie en conclusie

            In deze secties staan de resultaten vaak wat makkelijker uitgeschreven en worden verklaringen voor de bevindingen gegeven. Je kan dus meteen zien of je de resultaten goed geïnterpreteerd hebt of een duidelijker beeld krijgen van de resultaten. Zorg dat je de volgende vragen beantwoord:

            • Wat zijn de belangrijkste resultaten?
            • Werden de hypotheses bewezen of afgewezen? Wat zijn de verklaringen volgens de auteurs?
            • Wat was opvallend?
            • Wat zijn de belangrijkste limitaties van het onderzoek?

            Ben je klaar met deze sectie? Super! Je hebt nu al een geheel artikel gelezen en samengevat. Zijn er secties geweest die je hebt overgeslagen? Probeer nu eens om deze stukken opnieuw te lezen en samen te vatten. Dat gaat nu vast beter!

            De eerste paar keren is het altijd even wennen, maar hoe meer je oefent met het lezen van wetenschappelijke artikelen, hoe makkelijker het wordt. Blijf dus vooral oefenen! Heb je een vraag, tip of iets anders leuk te vertellen? Laat dan vooral een berichtje achter!

              Tips bij het maken en gebruiken van een planning

              Tips bij het maken en gebruiken van een planning

              Image

              Je herkent het vast wel. Het is een zonnige zondagmiddag en je zit rustig na te denken over wat je allemaal gaat doen de komende week. In je hoofd begin je een lijst te maken: je hebt twee dagen studie, twee dagen werk, één borrelavond bij je vereniging, een deadline voor je essay, uiteten met je familie, lunch met die ene vriend(in) die je al drie weken aan het verzetten bent en je oma is ook nog jarig...
              Pfff, dat is wel een erg volle week. Je wilt niets verschuiven, maar ook een goede nachtrust hebben en niet de gehele dag druk bezig zijn. Er zit dus niks anders op: je moet gaan plannen. Maar waar moet je nou beginnen? En hoe gebruik je zo'n planning? Hieronder geef ik jou wat tips over het maken en gebruiken van een planning.


              Tips bij het maken en gebruiken van een planning

              Het maken en gebruiken van een planning is een vaardigheid die je kan aanleren en waar je mee moet oefenen. In het begin kan een planning maken en gebruiken veel tijd kosten, misschien zelfs teveel tijd voor je gevoel. Dit komt doordat je er nog niet gewend aan bent, waardoor je meer energie verbruikt. Naarmate je meer oefent, wordt het makkelijker. Echt waar! Daarnaast heb je met deze tips in maar 3 stappen een planning gemaakt!

              Planning maken

              Stap 1: Kies je tool en richtlijnen

              Allereerst beslis je welke tool jij gaat gebruiken voor het maken van een planning. Er bestaan ontzettend veel tools die jou kunnen helpen met plannen, denk aan BulletJournals, apps zoals GoodNotes of gewoonweg je agenda. Zelf maak ik gebruik van Google Calendar, maar kies vooral een tool die het beste bij jou past!

              Ook ga je nadenken over een aantal richtlijnen voor je planning. Deze richtlijnen zorgen ervoor dat jij je grenzen bewaakt en helpen jou in de volgende stappen verder met het maken van je planning. Probeer hierbij de volgende vragen te beantwoorden (schuingedrukt en in het blauw zijn voorbeeldantwoorden gegeven):

              • Hoeveel rustdagen, waarop je 0 - 1 uur werkt/studeert, wil jij per week hebben? minimaal 1, liefst op zondag
              • Hoeveel uur wil jij op een werk- of studiedag werken/studeren? 6 tot 8 uur, inclusief korte pauzes tussendoor
              • Op welk tijdstip en hoelang wil je ongeveer slapen om een goede nachtrust te hebben? rond 23:00 en ongeveer 8 uur slaap
              • Heb ik van mijzelf voldoende zelfdiscipline om een planning te volgen of moet ik rekening houden met eventuele uitloop? nee, ik ben snel afgeleid

              Stap 2: Vaste en losse afsprakenlijsten

              Daarna starten we meteen met het maken van twee lijsten: (1) de vaste afspakenlijst en (2) de losse afsprakenlijst. Onder de vaste afspaken-lijst vallen alle afspraken die op een vast tijdstip plaatsvinden en niet verplaatst kunnen worden, zoals de contacturen van je studie. Onder de losse afspraken-lijst vallen alle afspraken die niet gebonden zijn aan bepaalde tijdstippen en/of wel verplaatst kunnen worden. Je schrijft ook meteen de (verwachte) duur van een afspraak op en eventueel op welke tijdstippen deze plaatsvinden.

              Als we het voorbeeld van de introductie hierboven nemen, kunnen we alle afspraken als volgt onderverdelen:

              1. Vaste afsprakenlijst

              • Twee dagen studie: op maandag van 09:00 - 15:00 en op woensdag van 11:00 - 17:00)
              • Twee dagen werk: op donderdag van 10:00 - 16:00 en op zaterdag 15:00 - 21:00)
              • Schrijven essay: deadline op zondag om 23:59 (verwachte tijdsduur: 10 uur)
              • Verjaardag oma: op zondag (verwachte tijdsduur: nog zelf te bepalen)

              2. Losse afsprakenlijst

              • Borrelavond vereniging: op dinsdag vanaf 22:00
              • Uiteten familie: op vrijdag om 18:00 (verwachte tijdsduur: 4 uur)
              • Lunch met vriend(in): op dinsdag om 13:00 (verwachte tijdsduur: 3 uur)

              Let op: voor iedereen zien deze lijsten er anders uit. Ik heb bijvoorbeeld de vaste borrelavond van mijn vereniging onder losse afspraken gezet, omdat ik altijd een borrel kan overslaan. Als je dat niet kan, zou je de borrelavond onder vaste afspraken kunnen schalen. Maar wees kritisch! 

              Stap 3: Lijsten visualiseren

              De volgende stap is het invullen van al je afspraken in je tool/agenda. Hierbij maak je een eerste opzet, waarin je probeert zoveel mogelijk afspraken in te vullen. Alle afspraken waarvan je nog niet zeker bent wanneer je deze gaat uitvoeren, laat je in deze opzet nog even weg. Zie figuur 1 voor een voorbeeld van hoe dit er uit kan zien.

              Tip: Het kan je helpen om je verschillende afspraken ook verschillende kleuren te geven, zodat je in één oogopslag ziet wat iets is. Welke kleuren je wat geeft, is helemaal aan jou!

              Figuur 1
              Voorbeeld visualisering lijsten opzet

               

              Je ziet dat ik een aantal afspraken nog niet (precies) heb ingevuld, namelijk het schrijven van de essay en de verjaardag van je oma. Het moment waarop jij deze afspraken wilt uitvoeren is namelijk compleet afhankelijk van hoe jij je week verder wilt indelen. Gebruik hiervoor de richtlijnen die je in stap 1 hebt gemaakt! Zie figuur 2 voor een voorbeeld van een definitieve planning.

              Let op: Het lijkt in de eerste opzet misschien alsof je zeeën van tijd hebt, maar houd in je achterhoofd dat je na 6 uur studeren of werken waarschijnlijk helemaal uitgeblust bent en behoefte hebt aan rust. Ook als je niet het gevoel hebt dat je uitgeblust bent, is het nog steeds belangrijk om dagelijks je rust te pakken! Deze rust kun je terugvinden in je hobby's, eten maken of gewoon even lekker niksen.

              Figuur 2 
              Voorbeeld visualisering lijsten definitieve versie

              In de definitieve versie van de planning zie je dat ik de rustdag heb toegevoegd, rekening heb gehouden met de richtlijnen uit stap 1 en zelfs nog een extra afspraak op dinsdagavond heb toegevoegd. Op deze manier heb je van een drukke week een overzichtelijke week gemaakt, waarin je voldoende, dagelijkse rustmomentjes hebt en ook voldoende kan studeren. Win-win situatie!

              Planning gebruiken

              Nadat je een planning hebt gemaakt, is het tijd om deze dan ook echt te gebruiken. Dat is soms makkelijker gezegd dan gedaan. Hieronder geef ik wat voorbeelden en tips bij het gebruiken van je planning:

              • Je kan soms snel afgeleid worden door medestudenten en/of je telefoon, waardoor je het daadwerkelijke studeren uitstelt. Gelukkig zijn er ontzettend veel tools die jou hierbij kunnen helpen. Denk aan de vliegtuigmodus op je telefoon of apps die alle meldingen uit kunnen zetten terwijl je studeert. Kies een tool waarvan jij denkt dat het werkt! 
              • Als je lange periodes achter elkaar studeert, zie je soms door de bomen het bos niet meer en raak je vermoeid. Neem dus voldoende (korte) pauzes tijdens het studeren. Je kan hiervoor de pomodoro techniek gebruiken, waarbij je 25 minuten aan studeren afwisselt met 5 minuten pauze en na in totaal 4 keer 25 minuten studeren een langere pauze van 15 tot 30 minuten neemt. Ik gebruik een andere methode, waarbij ik elk uur 5 minuten even helemaal niks doe. Ik kijk dan vaak uit het raam of naar het plafond om mijn gedachtes helemaal leeg te maken (ookwel lummelen).
              • Soms lukt het simpelweg niet om je planning te volgen. Dat geeft niet! Het kan gebeuren dat je door onverwachte gebeurtenissen toch niet helemaal uitkomt met je tijd. Kijk dan welke afspraak je kan verzetten, zodat je wat meer tijd hebt voor die vaste afspraken. Kom je er nou echt niet uit? Vraag dan of een vriend(in), familielid of huisgenoot je kan helpen. Een vers paar ogen kan soms ook ontzettend helpen!

              Heb jij zelf ook nog tips voor het maken en gebruiken van een planning? Laat het dan vooral weten door een reactie hieronder te plaatsen!