College- en werkgroepaantekeningen bij Klinische neuropsychologie - UU

 

 College- en werkgroepaantekeningen bij Klinische neuropsychologie - UU

Bundle items:
Samenvatting van de colleges 4 t/m 6 (Klinische Neuropsychologie)

Samenvatting van de colleges 4 t/m 6 (Klinische Neuropsychologie)


College 4: Afasie

 

Afasie is een verworven taal stoornis, dit houdt in dat het door hersenletsel moet komen dat van buitenaf komt en niet vanuit de ontwikkeling.

Taalstoornissen zijn bijna altijd supra modaal: zowel het begrip als de productie van gesproken en geschreven taal is aangetast (spontane taal, schrijven, lezen en het begrijpen van gesproken taal).

Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen afasie, dysartrie en verbale apraxie. Dysartrie houdt in dat er motorisch iets mis is, je mondhoeken hangen bijvoorbeeld waardoor er niet goed gesproken kan worden. Verbale apraxie houdt in dat er moeite is met het programmeren van articulatie, bijvoorbeeld het niet goed kunnen besturen van de tong. Als er sprake is van dysartrie of verbale apraxie kan iemand niet de diagnose afasie krijgen.

Spontane taal

Er zijn verschillende linguïstische niveaus die van belang zijn voor het begrijpen van taal. Allereerst is de inhoud (het concept) van de taal van belang. Daarnaast is de vorm van de taal belangrijk. De vorm van de taal is afhankelijk van:

  • Semantiek: de betekenis die woorden hebben. Het bundelen van specifieke betekenis-eigenschappen bepaalt de woordkeuze.

  • Fonologie: de spraakklanken (bijvoorbeeld het verschil tussen ‘B’ en ‘P’).

  • Syntaxis: de zinsopbouw.

  • Coherentie: het aan elkaar aansluiten van het verhaal qua inhoud.

  • Cohesie: de samenhangende tekst. Het gaat hierbij voornamelijk om de juiste verwijswoorden.

 

Interview:

Binnen een interview is het van belang om erachter te komen wat voor soort taalstoornis de cliënt......read more

Introductie in de klinische neuropsychologie hoorcolleges

Introductie in de klinische neuropsychologie hoorcolleges

College 1: 07-09-20

 

De ventrikel theorie(4e- 16e eeuw na Christus)= mensen dachten dat de vloeistoffen in de ventrikels nuttig waren voor cognitieve functies. Een slecht humeur was dan gerelateerd aan een slechte vloeistof.

 

Franz Joseph Gall(1758) stelde dat hersenvolume te maken heeft met capaciteit. Een knobbel op de schedel zou betekenen dat dit gebied beter was ontwikkelt. Dit fenomeen wordt lokalisatie genoemd. Het was baanbrekend onderzoek in zijn tijd. In de rechterhersenhelft bleek er minder lokalisatie te zijn dan de linkerhersenhelft.

De niveaus van lokalisatie:

  • brein

  • kwabben

  • modules

  • netwerken

  • verbindingen

  • cellen

  • neurotransmitters

 

Al het gedrag wordt gemedieerd door de hersenen, sommige stoornissen zijn vanuit lokalisatie te verklaren en sommige vanuit het holisme. Dit laatste houdt het globaal disfunctioneren van de hersenen in. “Wij zijn niet ons brein.”

Culturele opvattingen die we hebben bepalen hoe we ergens naar kijken. Het brein houdt geen rekening met de door ons bedachte semantische onderscheidingen.

 

Vier dimensies binnen de psychologie die onderzoek doen naar het brein:

  • Cognitieve psychologie= op zoek naar algemene wetmatigheden.

Er wordt gebruik gemaakt van de substractie methode, wat inhoudt dat de verschilscore minder betrouwbaar is dan de afzonderlijke scores.

Onder deze tak behoren onder andere de Ponzo illusie en de Stroop test. 

 

  • Cognitieve neurowetenschappen= ontdekking van wetmatigheden via onderzoek bij gezonde mensen(in-vivo= bij leven). Er wordt gebruik gemaakt van “neuro-imaging”. Denk hierbij aan EEG, fMRI en ERP. 

Temporele resolutie betekent de tijd, dus wanneer, en de spatiële resolutie betekent de ruimte, dus waar.

 

  • Cognitieve neuropsychologie= het bestuderen van patiënten met specifieke uitval.

Van de verschillende patronen

......read more
Organizations, positions and work : 
Activities abroad, study fields and work areas: 
Klinische Neuropsychologie: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU
Crossroads: activities
This content is used in bundle:

Klinische Neuropsychologie: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UU

TentamenTests per hoofdstuk bij de 1e druk van Klinische Neuropsychologie van Kessels et al. - Chapter

TentamenTests per hoofdstuk bij de 1e druk van Klinische Neuropsychologie van Kessels et al. - Chapter


Hoe heeft de klinische neuropsychologie zich ontwikkeld? - TentamenTests 1

Vragen

Vraag 1

Wat houdt de celtheorie in?

  1. De mens heeft een hogere-orde ziel die zich bevindt in drie cellen (ventrikels) van de hersenen.
  2. Gebieden in de hersenen communiceren door middel van cellen met lange uitlopers, ook wel neuronen genoemd.
  3. De hersenen bestaan uit verschillende cellen (gebieden) die allemaal hun eigen functie hebben, zoals de subcorticale cel voor waakzaamheid en aandacht.

Vraag 2

Op wat voor manier testte Franz Joseph Gall zijn opvattingen?

  1. Hij nam klinische interviews af bij patiënten om zowel hun gedrag te beoordelen als de mogelijke beschadigingen aan het hoofd.
  2. Hij geloofde dat mensen alles aanleren (associationisme) en bekeek hersenbeschadigingen per individu, zonder algemene conclusies te trekken over hersenfuncties.
  3. Hij onderzocht patiënten post mortem en relateerde de beschadigingen van de hersenen aan het gedrag dat ze vertoonden.
  4. Door op het hoofd te voelen of er knobbels en bulten aanwezig waren en die te linken aan de kenmerken van de patiënt.

Vraag 3

Waarom bood Luria een oplossing voor het probleem van de holisten dat zij geen goed alternatief hadden voor lokalisatie?

  1. Hij vond dat een gedragsstoornis nooit direct gerelateerd kan worden aan de intactheid van specifieke gebieden, maar tegelijkertijd vond
.....read more
Access: 
JoHo members
TentamenTests bij Klinische Neuropyschologie aan de Universiteit Utrecht

TentamenTests bij Klinische Neuropyschologie aan de Universiteit Utrecht


Vragen

Vraag 1

Benoem de vijf belangrijkste taken van een klinisch neuropsycholoog.

Vraag 2

  1. Wat is enkelvoudige dissociatie?
  2. Wat is dubbele dissociatie?

Vraag 3

Benoem de vijf hoofdzonden in de klinische neuropsychologie.

Vraag 4

Waarom worden neuropsychologische stoornissen gezien als een stoorfactor voor de validiteit van een test?

Vraag 5

  1. Wanneer spreekt men van anatomische reorganisatie ?
  2. Noem drie processen die leiden tot anatomische reorganisatie.

Vraag 6

Welke variabelen zijn voorspellend voor herstel?

Vraag 7

  1. Welke hemisfeer is verantwoordelijk voor het verwerken van categorische informatie?
  2. Welke hemisfeer is verantwoordelijk voor het verwerken van metrische informatie?

Vraag 8

Diagnostiek en research van geheugenstoornissen kunnen op drie soorten gegevens berusten. Benoem deze drie soorten gegevens.

Vraag 9

Benoem 5 factoren die invloed kunnen hebben op geheugenprestaties.

Vraag 10

Spraakbeperkingen zijn kenmerkend voor broca- patiënten. Ook kunnen er begripsbeperkingen optreden. Begripsbeperkingen treden in het algemeen pas op wanneer broca- patiënten bepaalde zinnen krijgen voorgelegd. Bij wat voor soort zinnen treden er begripsproblemen op?

Vraag 11

Volgens Baddely bestaat het werkgeheugen uit vier componenten. Benoem deze vier componenten en beschrijf de functie van ieder component.

Vraag 12

In de neuronanatomisch model van aandacht maken Posner en Peterson onderscheid tussen vigilantienetwerk, het posterieure aandachtsnetwerk en het anterieure aandachtsnetwerk. Waarvoor dient het posterieure aandachtsnetwerk?

Vraag 13

Welke cognitieve aspecten van alexithymia worden door de TAS (Toronto Alexithymia Scale) gemeten?

Vraag 14

LeDoux heeft een aantal redenen genoemd op grond waarvan het nuttig lijkt om emotie als een apart psychologisch construct te beschouwen. Wat zijn volgens LeDoux de redenen om emotie en cognitie te scheiden?

Vraag 15

Waarom is het nuttig dat een neuropsycholoog enige kennis heeft van motoriek?

Vraag 16

  1. Wat is gekristalliseerde intelligentie?
  2. Wat is vloeiende intelligentie?
  3. Hersenletsel kan invloed hebben op het testen van intelligentie. Maak de volgende zin af: Het is aannemelijk dat tests voor………. intelligentie in het algemeen minder gevoelig voor hersenletsel zijn dan tests voor ……. intelligentie.

Vraag 17

Meneer Jansen is 79 jaar en heeft een vertraagd tempo van denken en handelen, en in veranderingen van houdings- en bewegingspatroon. De motorische problemen van de patiënt betreffen niet alleen het lopen en staan, maar ook normale bewegelijkheid van de gezichtspieren is aangetast. Ook is de spraakmotoriek bemoeilijkt, zo is het spreken monotoon en struikelen over woorden komt vaak voor. De spraakproblemen zijn niet de oorzaak van een afasie of agnosie. Uit de tests blijkt dat het geheugen, de aandacht , visueel-ruimtelijke en uitvoerende functies aangetast zijn. Ook is het sensomotorische leervermogen aangetast (deelman, 2008).

Welke ziekte heeft meneer Jansen?

Vraag 18

Wat zijn neurodegeneratieve aandoenigen (NDA)? Benoem ook drie aandoeningen die behoren tot de categorie neurodegeneratieve aandoeningen......read more

Access: 
JoHo members
Begrippenlijst - Klinische Neuropyschologie UU (2012/2013)

Begrippenlijst - Klinische Neuropyschologie UU (2012/2013)


Hoofdstuk A: De Klinische Neuropsychologie

  • Big Five

    Belangrijkste taken van de klinische neuropsychologie:

    1. Onderzoeker van zowel de afwijkende als de intact gebleven gedragsmogelijkheden.

    2. Het toelichten van de gevolgen voor het dagelijks leven.

    3. De relatie tussen de afwijkende en intact gebleven gedragsmogelijkheden en de gegevens over de aard, de plaats en de omvang van de hersenstoornis in kaart brengen.

    4. Bestuderen van de veranderlijkheid van de gevonden gedragsmogelijkheden.

    5. Ontwikkelen van programma’s voor behandeling en begeleiding.

    Functiestoornis

    Een zo voorzichtig mogelijke verklaring van gedragsbeperking als gevolg van een stoornis.

    Mentale functies (Aristoteles)

    Waarneming, beoordeling van het waargenomen en opslag in het geheugen.

    Enkelvoudige dissociatie

    Een patiënt met laesie X vertoont een functiestoornis op taak A, maar niet op taak B.

    Dubbele dissociatie

    Hierbij komt naar voren dat een patiënt met laesie Y (op een andere plaats dan X) een tegenovergesteld patroon heeft: geen functiestoornis op taak A, maar wel op taak B.

    Holistische opvatting (Luria)

    De hersenen worden gezien als één complex functioneel systeem met subsystemen. Deze subsystemen vormen zich door interacties tussen individu en omgeving.

    Functionele architectuur (Luria)

    1. Drie inter-acterende functionele eenheden, gerelateerd aan subcorticale, posterieure en anterieure hersengebieden.

    2. Drie hiërarchische geordende niveaus van verwerking, gerelateerd aan primaire, secundaire en tertiaire gebieden in de hersenen.

    3. De derde indeling wordt gemaakt aan de hand van taalprocessen in relatie tot de linker en rechter hersenhelft.

Hoofdstuk B: Probleemstellingen in de neuropsychologische diagnostiek

Access: 
Public
Samenvattingen en studiehulp voor Psychologie Bachelor 2 & 3 aan de Universiteit Utrecht - - Jaargang 2022/2023

Samenvattingen en studiehulp voor Psychologie Bachelor 2 & 3 aan de Universiteit Utrecht - - Jaargang 2022/2023

Image

In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor de opleiding Psychologie, jaar 2&3 aan de Universiteit Utrecht

Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Samenvattingen Shop Psychologie - UU B2/3 op JoHo.org

Follow the author: Psychology Supporter
Contributions, Comments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1051 2