Samenvatting Sensation and perception (Wolfe), deel 1

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Hoofdstuk 1: Een Introductie

Het eerste deel van hoofdstuk 1 is hieronder gratis beschikbaar. De gehele samenvatting is verkrijgbaar in het JoHo Center Utrecht.

Welkom in Onze Wereld

 

Sensatie en Perceptie

 

Sensatie (sensation) refereert naar de mogelijkheid om een stimulus op te merken en, wie weet, deze ook om te zetten in een persoonlijke ervaring. Perceptie (perception) is het geven van een betekenis aan een opgemerkte sensatie. Voorbeeld: een mogelijke sensatie het voelen dat een hand je aanraakt; perceptie is het begrijpen van deze sensatie: is het een uiting van affectie of is het de douane die zoekt naar verdachte voorwerpen? Sensatie en perceptie staan centraal: alles wat we voelen, denken en doen hangt hier van af. Er zijn 5 wetenschappelijke methoden om sensatie en perceptie te bestuderen, ze worden straks om de beurt besproken:

  1. Drempelwaarden

Bijv: Wat is het zachtste (hardste) geluid dat je (zonder beschadigingen) kunt horen?

  1. Schalen – het meten van privé ervaringen.

Quale’ (mv. ‘qualia’) is de filosofische term voor een persoonlijke bewuste ervaring van sensatie of perceptie: zie jij dezelfde kleur rood als ik / proef je dezelfde smaak?

  1. De signaal detectie theorie – het meten van moeilijke beslissingen

Bijv: Is de abnormaliteit op de mammogram echt borstkanker of iets goedaardigs?

  1. Sensorische neurowetenschap

Hoe kan onze perceptie van de wereld net zo veel afhangen van de activiteit van onze sensorische zenuwen als van de wereld zelf? Bijv: Je smeert crème over wat pijnlijke spieren voordat je gaat voetballen, maar je krijgt een brandend gevoel en je huid voelt op die plek wat kouder. Dit gebeurt terwijl zowel de buitenlucht als je huid geen temperatuursverandering hebben ondervonden.

  1. Neuroimaging – een beeld van het brein

Bijv: aan het ene oog kan een plaatje van een huis gepresenteerd worden en aan het andere oog een plaatje van een gezicht. Het resultaat is ‘binocular rivalry’: beelden die strijden om perceptie. Soms zie je het huis, soms het gezicht maar nooit beiden (dit komt terug in hoofdstuk 6).

 

Drempelwaarden en de komst van ‘psychophysics’

 

Gustav Fechner (1801-1887) ontwikkelde ‘psychophysics’ en wordt door sommigen de vader van experimentele psychologie genoemd; een titel die normaliter toegeschreven wordt aan Wilhelm Wundt (1832-1920). Fechner is vooral bekend doordat hij veranderingen in de fysieke wereld relateerde aan veranderingen in onze psychologische ervaringen. Zijn obsessie met de relatie tussen gedachten en substantie plaatste hem in een klassiek debat tussen dualisme en materialisme. Dualisme (dualism): de visie dat gedachten een zelfstandig bestaan leiden; apart van de materiële wereld van het lichaam. Materialisme (materialism) is de visie dat substantie het enige is dat bestaat en dat alles – dus ook gedachten en bewustzijn – het resultaat is van interacties tussen beetjes substantie. Een moderne materialistische positie (het merendeel van wetenschappelijke psychologen geloven hierin) stelt dat de gedachten zijn wat de hersens doen. Fechner kwam met het ‘panpsychism’: de visie dat de gedachten bestaan als zijnde een eigenschap van alle substanties, oftewel, dat alle substantie bewustzijn hebben (toepasbaar op mensen en dieren maar ook op niet-levende dingen). Fechner’s doel was om de relatie tussen sensatie (gedachten) en de energie (substantie) die deze sensatie tot stand liet komen te beschrijven. Hij noemde zijn theorie en methoden ‘psychophysics’: het definiëren van kwantitatieve relaties tussen fysieke en psychologische (subjectieve) ervaringen.

Fechner werd geïnspireerd door Ernst Weber (1795-1878). Weber was geïnteresseerd in aanraking en bestudeerde de accuraatheid van ons idee van aanraking door te meten wat de kleinste afstand is tussen twee punten die nodig is voor een persoon om die twee punten te voelen in plaats van één. Fechner noemde dit de ‘two-point touch threshold’ (hoofdstuk 13).

 

Weber ontdekte dat mensen die een licht gewicht in hun ene hand kregen, beter waren in het detecteren van een verschil in zwaarte met een ander gewicht in hun andere hand. Dit was in tegenstelling tot wanneer zij een zwaar gewicht kregen als referentie stimulus. Hij noemde dit het ‘just noticeable difference’ (JND) (of ‘difference threshold’) noemde: het kleinst detecteerbare verschil tussen twee stimuli, of met andere woorden: de minimale verandering in een stimulus waarvan correct opgemerkt wordt dat deze anders is dan een referentiestimulus. JNDs veranderen in een systematische manier en houden zich voor bepaalde stimuli aan bepaalde ratio’s. Dit noemde Fechner Weber fracties (Weber fractions): de constanten van evenredigheid in Weber’s wet. Fechner gaf Weber’s observaties ook een wiskundige formule genaamd Weber’s wet (Weber’s law): het principe dat de relatie tussen stimulus en resulterende sensatie beschrijft, dit zegt dat de JND een constante fractie is van de vergelijkingsstimulus. In formule termen zegt dit dat de grootte van een detecteerbaar verschil (ΔI) een constante eigenschap (K) is van het level van de stimulus (I). In Weber’s observaties vond Fechner wat hij zocht: een manier om de relatie tussen gedachten en substantie (in het boek heet dit trouwens ‘mind’ en ‘matter’ respectievelijk) te beschrijven. Hij creëerde Fechner’s wet: de kleinst detecteerbare verandering in een stimulus (ΔI) kan gezien worden als een unit van gedachten omdat dit de kleinste waarneembare verandering is. S = k log R waarin S de psychologische sensatie is, k een constante en log R het level van de fysieke stimulus. Conclusie van deze formule: onze psychologische ervaring van de intensiteit van licht, geluid, geur, aanraking of smaak verhoogt langzamer dan de actuele fysieke stimulus.

 

Een absolute drempel (absolute threshold) is de minimale hoeveelheid stimulatie die nodig is voor een persoon om de stimulus 50% van de keren op te merken / de minimum intensiteit van een stimulus die opgemerkt kan worden. Wat is de absolute drempel van geluid, het zachtste geluid wat je kunt horen? Hoe meten we dat? Hier zijn 3 methoden voor. De methode van constante stimuli (method of constant stimuli) vereist dat veel stimuli worden gecreëerd met verschillende intensiteiten om de kleinste/laagst detecteerbare intensiteit te vinden. Stimuli – variërend van zeldzaam tot bijna altijd waarneembaar (of zeldzaam tot bijna altijd waarneembaar anders van een referentie stimulus) – worden één voor één aangeboden. Participanten reageren op elke presentatie met “ja/nee” of “hetzelfde/anders”. De methode is makkelijk in gebruik maar kan inefficiënt zijn omdat veel van de participant zijn/haar tijd gespendeerd wordt aan stimuli die duidelijk boven de drempel vallen. Een efficiëntere methode is de methode van limieten (method of limits): hierin worden specifieke dimensies van een stimulus, of het verschil tussen twee stimuli, stapsgewijs gevarieerd totdat de participant anders reageert. Een set stimuli, bijv. tonen, wordt gepresenteerd beginnend met het zachtste geluid en steeds iets harder. De participant wordt gevraagd aan te geven wanneer hij/zij iets hoort. Het kan ook in omgekeerde volgorde (van hard naar zacht) en dan wordt de participant gevraagd wanneer hij/zij het geluid niet meer hoort. Het gemiddelde van dergelijke ‘crossover points’ wordt gezien als de drempel. Een derde methode is de methode van aanpassing (method of adjustment) die hetzelfde is als de methode van limieten, behalve dat de participant zelf stapsgewijs de intensiteit van een stimulus verhoogt/verlaagt. Deze methode is het makkelijkst te begrijpen omdat het overeenkomt met dagelijkse activiteiten zoals het aanpassen van de volume op een stereo, maar wordt het minst gebruikt. Dit is omdat het moeilijk is om mensen betrouwbaar intensiteit aan te laten passen ‘to the same value across people and time’. Om terug te komen op de absolute drempel: het boek concludeert dat er geen harde ‘absolute’ drempels zijn. Vanwege variabiliteit in ons zenuwstelsel zullen we stimuli vlakbij de drempel soms wel detecteren en soms niet. We zullen het moeten doen met een ietwat willekeurige definitie van een drempel.

 

 

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Sensation and Perception: Summaries, lecture notes and practice exams - UU

Samenvatting Sensation and perception (Wolfe), deel 1

Samenvatting Sensation and perception (Wolfe), deel 1

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Hoofdstuk 1: Een Introductie

Het eerste deel van hoofdstuk 1 is hieronder gratis beschikbaar. De gehele samenvatting is verkrijgbaar in het JoHo Center Utrecht.

Welkom in Onze Wereld

 

Sensatie en Perceptie

 

Sensatie (sensation) refereert naar de mogelijkheid om een stimulus op te merken en, wie weet, deze ook om te zetten in een persoonlijke ervaring. Perceptie (perception) is het geven van een betekenis aan een opgemerkte sensatie. Voorbeeld: een mogelijke sensatie het voelen dat een hand je aanraakt; perceptie is het begrijpen van deze sensatie: is het een uiting van affectie of is het de douane die zoekt naar verdachte voorwerpen? Sensatie en perceptie staan centraal: alles wat we voelen, denken en doen hangt hier van af. Er zijn 5 wetenschappelijke methoden om sensatie en perceptie te bestuderen, ze worden straks om de beurt besproken:

  1. Drempelwaarden

Bijv: Wat is het zachtste (hardste) geluid dat je (zonder beschadigingen) kunt horen?

  1. Schalen – het meten van privé ervaringen.

Quale’ (mv. ‘qualia’) is de filosofische term voor een persoonlijke bewuste ervaring van sensatie of perceptie: zie jij dezelfde kleur rood als ik / proef je dezelfde smaak?

  1. De signaal detectie theorie – het meten van moeilijke beslissingen

Bijv: Is de abnormaliteit op de mammogram echt borstkanker of iets goedaardigs?

  1. Sensorische neurowetenschap

Hoe kan onze perceptie van de wereld net zo veel afhangen van de activiteit van onze sensorische zenuwen als van de wereld zelf? Bijv: Je smeert crème over wat pijnlijke spieren voordat je gaat voetballen, maar je krijgt een brandend gevoel en je huid voelt op die plek wat kouder. Dit gebeurt terwijl zowel de buitenlucht als je huid geen temperatuursverandering hebben ondervonden.

  1. Neuroimaging – een beeld van het brein

Bijv: aan het ene oog kan een plaatje van een huis gepresenteerd worden en aan het andere oog een plaatje van een gezicht. Het resultaat is ‘binocular rivalry’: beelden die strijden om perceptie. Soms zie je het huis, soms het gezicht maar nooit beiden (dit komt terug in hoofdstuk 6).

 

Drempelwaarden en de komst van ‘psychophysics’

 

Gustav Fechner (1801-1887) ontwikkelde ‘psychophysics’ en wordt door sommigen de vader van experimentele psychologie genoemd; een titel die normaliter toegeschreven wordt aan Wilhelm Wundt (1832-1920). Fechner is vooral bekend doordat hij veranderingen in de fysieke wereld relateerde aan veranderingen in onze psychologische ervaringen. Zijn obsessie met de relatie tussen gedachten en substantie plaatste hem in een klassiek debat tussen dualisme en materialisme. Dualisme (dualism): de visie dat gedachten een zelfstandig bestaan leiden; apart van de materiële wereld van het lichaam. Materialisme (materialism) is de visie dat substantie het.....read more

Access: 
Public
Samenvatting Sensation and perception (Coren)

Samenvatting Sensation and perception (Coren)

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Hoofdstuk A Licht en ogen

Perceptie is het detecteren van structuren en gebeurtenissen in de omgeving. Verschillende vormen van energie die informatie kunnen verschaffen over de omgeving zijn chemische deeltjes, mechanische energie, elektrische en magnetische velden, licht. Licht is een vorm van elektromagnetische straling, een patroon van golven en deeltjes. Slechts een klein deel van de range golflengtes die hierin voorkomen is zichtbaar. Mensen kunnen straling met golflengtes tussen 400 (blauw) en 700 (rood) nanometer zien. Monochromatisch licht is licht dat maar één enkele golflengte bevat. Om te begrijpen hoe licht werkt, is het model van elektromagnetische straling echter niet voldoende. Licht heeft namelijk ook een deeltjeskarakter. Deze kleinere deeltjes worden fotonen genoemd. Elke foton bezit een bepaalde hoeveelheid energie (hoe korter de golflengte van het licht, hoe groter de hoeveelheid energie), welke wordt afgegeven als het in aanraking komt met een ander deeltje.

 

Gedrag van licht in de omgeving:

  • Wanneer licht door een medium beweegt en de fotonen botsen met deeltjes die uit materie bestaan, dan geven de fotonen hun energie af en verdwijnen. Het licht wordt dus geabsorbeerd. Absorptie is veel sterker in water dan in lucht en langere golflengtes worden sterker geabsorbeerd. Hoe dieper je in het water komt, hoe blauwer het licht dan ook wordt.
  • Licht wordt verstrooid wanneer het beweegt door een doorzichtig of doorschijnend medium. De reden dat de lucht helder is overdag, is dat het zonlicht bij de atmosfeer wordt verstrooid. Zou er geen atmosfeer zijn, dan zou de lucht altijd donker zijn. Kortere golflengtes worden meer verstrooid. De blauwe kleur van de lucht komt dus doordat kortere golflengtes domineren in het licht dat ons bereikt vanuit de lucht.
  • De snelheid van licht is lager wanneer het beweegt door een doorzichtig medium dan wanneer het beweegt door een vacuüm. Hoe groter de optische dichtheid van een medium, hoe lager de snelheid van het licht. Wanneer lichtstralen van het ene naar het andere medium bewegen, met beide een verschillende optische dichtheid, dan zorgt de verandering van snelheid ervoor dat deze worden gebroken.
  • Wanneer licht in contact komt met een ondoorschijnend oppervlak, wordt een deel van de energie geabsorbeerd en een deel gereflecteerd. Een donker oppervlak absorbeert het meeste van het licht
  • .....read more
Access: 
Public
Sensation and Perception - Diverse thema's behandeld

Sensation and Perception - Diverse thema's behandeld

Onderstaande samenvatting behandeld een aantal thema's rond Sensation & Perception. Deze gedoneerde samenvatting heeft onduidelijke bron (Coren of Wolfe?)


Hoofdstuk 1. Licht en ogen

Perceptie is het detecteren van structuren en gebeurtenissen in de omgeving. Verschillende vormen van energie die informatie kunnen verschaffen over de omgeving zijn chemische deeltjes, mechanische energie, elektrische en magnetische velden, licht. Licht is een vorm van elektromagnetische straling, een patroon van golven en deeltjes. Slechts een klein deel van de range golflengtes die hierin voorkomen is zichtbaar. Mensen kunnen straling met golflengtes tussen 400 (blauw) en 700 (rood) nanometer zien. Monochromatisch licht is licht dat maar één enkele golflengte bevat. Om te begrijpen hoe licht werkt, is het model van elektromagnetische straling echter niet voldoende. Licht heeft namelijk ook een deeltjeskarakter. Deze kleinere deeltjes worden fotonen genoemd. Elke foton bezit een bepaalde hoeveelheid energie (hoe korter de golflengte van het licht, hoe groter de hoeveelheid energie), welke wordt afgegeven als het in aanraking komt met een ander deeltje.

Gedrag van licht in de omgeving:

  • Wanneer licht door een medium beweegt en de fotonen botsen met deeltjes die uit materie bestaan, dan geven de fotonen hun energie af en verdwijnen. Het licht wordt dus geabsorbeerd. Absorptie is veel sterker in water dan in lucht en langere golflengtes worden sterker geabsorbeerd. Hoe dieper je in het water komt, hoe blauwer het licht dan ook wordt.
  • Licht wordt verstrooid wanneer het beweegt door een doorzichtig of doorschijnend medium. De reden dat de lucht helder is overdag, is dat het zonlicht bij de atmosfeer wordt verstrooid. Zou er geen atmosfeer zijn, dan zou de lucht altijd donker zijn. Kortere golflengtes worden meer verstrooid. De blauwe kleur van de lucht komt dus doordat kortere golflengtes domineren in het licht dat ons bereikt vanuit de lucht.
  • De snelheid van licht is lager wanneer het beweegt door een doorzichtig medium dan wanneer het beweegt door een vacuüm. Hoe groter de optische dichtheid van een medium, hoe lager de snelheid van het licht. Wanneer lichtstralen van het ene naar het andere medium bewegen, met beide een verschillende optische dichtheid, dan zorgt de verandering van snelheid ervoor dat deze worden gebroken.
  • Wanneer licht in contact komt met een ondoorschijnend oppervlak, wordt een deel van de energie geabsorbeerd en een deel gereflecteerd. Een donker oppervlak absorbeert het meeste van het licht dat erop valt en reflecteert maar een beetje ervan. Een licht oppervlak doet het tegenovergestelde. De manier waarop oppervlakken licht reflecteren varieert
.....read more
Access: 
Public
Begrippenlijst Sensation and perception (Wolfe)

Begrippenlijst Sensation and perception (Wolfe)

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Hoofdstuk 1: Inleiding

.....read more

Sensation

Vermogen om een stimulus te detecteren en om te zetten naar een persoonlijke ervaring

Perception

Betekenis geven aan een gedetecteerde sensatie.

Quale

Filosofische term voor een persoonlijke bewuste ervaring van sensatie of perceptie

Psychophysics

Wetenschap die kwantitatieve relaties tussen fysieke en psychologische (subjectieve) gebeurtenissen bepaalt.

Two-point touch threshold

Minimum afstand waarbij twee stimuli als apart worden waargenomen.

Just noticeable difference, JND, of Difference threshold

Kleinste detecteerbare verschil tussen twee stimuli of kleinste hoeveelheid verandering die nodig is om correct te bepalen of een stimulus verschillend is van een referentie stimulus.

Weber fraction

Proportionele constante van Weber’s wet

Weber’s law

Principe die de relatie beschrijft tussen een stimulus en de resulterende sensatie. De grote van het detecteerbare verschil (ΔI) is een proportie constante (K) van het niveau van de stimulus (I). Onderzoekers weten hoeveel stimuli van elkaar verschillen en participanten moeten simpelweg aangeven of ze een verschil wel of niet waarnemen.

Fechner’s law

Principe die zegt dat de grote van de subjectieve sensatie proportioneel groter wordt volgens de logaritme van de stimulus intensiteit (log R). S = k log R. Het neemt aan dat alle JND perceptueel gelijkwaardig zijn, wat niet geheel waar blijkt te zijn.

Absolute threshold

Minimum hoeveelheid stimulatie die nodig is zodat een persoon 50 % van de tijd een stimulus kan detecteren.

Method of constant stimuli

Methode waarbij vele stimuli met verschillende intensiteit worden aangeboden om te bepalen wat de kleinste detecteerbare intensiteit is. Participanten antwoorden bijv. met ja/nee

Access: 
Public
Samenvattingen en studiehulp voor Psychologie Bachelor 2 & 3 aan de Universiteit Utrecht - - Jaargang 2022/2023

Samenvattingen en studiehulp voor Psychologie Bachelor 2 & 3 aan de Universiteit Utrecht - - Jaargang 2022/2023

Image

In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor de opleiding Psychologie, jaar 2&3 aan de Universiteit Utrecht

Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Samenvattingen Shop Psychologie - UU B2/3 op JoHo.org

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
969 1
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.