Belastingrecht - UL - Oefententamen 1


Meerkeuzevragen

Vraag 1

Jochem en Sybren zijn ongehuwd en wonen sinds kort samen in een groot appartement in Amstelveen, dat sinds 2004 eigendom is van Jochem en door hem met een bancaire lening is gefinancierd. Jochem staat ook op dit adres ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie. Om de aftrek van hypotheekrente te optimaliseren willen Jochem en Sybren als fiscale partners voor de heffing van inkomstenbelasting worden aangemerkt.
Welke van de onderstaande handelingen leidt/leiden bij Jochem en Sybren tot partnerschap voor de Wet IB 2001?

  1. Sybren maakt de door Jochem aan de bank verschuldigde rente vanaf haar bankrekening over.
  2. Sybren registreert zich op dit adres in de Gemeentelijke Basisadministratie; bovendien gaan Jochem en Sybren bij de notaris een samenlevingscontract aan.
  3. Jochem en Sybren hoeven niets te doen omdat ze samenwonen in een eigen woning en derhalve van rechtswege fiscale partners van elkaar zijn.
  4. Ook Sybren registreert zich op dit adres in de Gemeentelijke Basisadministratie.

Vraag 2

Olke is fiscalist en wordt op een feestje aangesproken door Mark. Mark woont in Amsterdam, maar wil, om een paar keer per jaar de stad te ontvluchten, een vakantiewoning kopen in Katwijk. Hij vertelt Olke dat hij iets heeft gehoord over hypotheekrenteaftrek. Olke geeft aan dat hij wel geld aan Mark wil lenen om de vakantiewoning te kopen. Mark hoeft van Olke geen rente te betalen, maar mag over 30 jaar de lening ineens afbetalen. Op die manier kan Mark volgens Olke een zakelijke rente aftrekken in box 1. Dit is voor Mark de fiscaal voordeligste manier om de vakantiewoning aan te schaffen. Waarom klopt dit advies van Olke niet?

  1. Aangezien Mark de lening rentevrij kan aflossen, is er geen rente om af te trekken.
  2. De woning valt bij Mark in box 3.
  3. De lening wordt niet afgesloten bij een bank. Er kan daarom niet worden gesproken van aftrekbare hypotheekrente.
  4. In box 3 betaalt Mark feitelijk maar 1,2% belasting over zijn vakantiewoning, in box 1 kan het tarief over de vakantiewoning oplopen tot 52%.

Vraag 3

Welke uitspraak is onjuist ten aanzien van het opleggen van een bestuurlijke boete?

  1. De grondslag voor een vergrijpboete wegens niet, onjuist of onvolledig doen van aangifte bestaat uit het gehele bedrag van de aanslag.
  2. Een vergrijpboete bedraagt maximaal 300% van de boetegrondslag bij box III-inkomen.
  3. Een vergrijpboete bij navordering wordt tegelijk opgelegd met het vaststellen van de navorderingsaanslag.
  4. Voor het opleggen van een verzuimboete is opzet of grove schuld niet vereist.

Vraag 4

Wat is het doel van de deelnemingsvrijstelling?

  1. Voorkomen dat een dividenduitdeling van een dochtervennootschap aan haar moedervennootschap bij die moedervennootschap wordt belast.
  2. Voorkomen dat een dividenduitdeling van een dochtervennootschap aan haar moedervennootschap bij die dochtervennootschap wordt belast.
  3. Voorkomen dat een dividenduitdeling van een moedervennootschap aan haar dochtervennootschap bij die dochtervennootschap wordt belast.
  4. Voorkomen dat een dividenduitdeling van een moedervennootschap aan haar dochtervennootschap bij die moedervennootschap wordt belast.

Vraag 5

Welke stelling is juist over de heffing van inkomstenbelasting in box 3?

  1. Als twee vermogende personen zijn gehuwd, worden beiden elk voor de helft van hun gezamenlijk inkomen uit sparen en beleggen belast.
  2. Box 3 belast het inkomen uit sparen en beleggen. Iemand die geen spaargeld heeft, kan daarom niet te maken krijgen met box 3.
  3. Iemand die op een tot de grondslag van box 3 behorende spaarrekening in een jaar € 5.000 rente ontvangt, moet in dat jaar (afgezien van eventuele vrijstellingen en van het heffingvrije vermogen) 30% x € 5.000 = € 1.500 inkomstenbelasting betalen.
  4. Iemand die geen enkel vermogen bezit, maar op 2 januari een groot geldbedrag wint in het casino en zijn gehele vermogen weer op 29 december van datzelfde jaar verliest in het casino, is in dat jaar geen inkomstenbelasting in box 3 verschuldigd.

Vraag 6

Stelling I: Wanneer twee vennootschappen een fiscale eenheid aangaan, behoeven ze tezamen maar één maal aangifte vennootschapsbelasting te doen.
Stelling II: Een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting ontstaat van rechtswege.
Welke van de volgende alternatieven is juist?

  1. Beide stellingen zijn juist.
  2. Beide stellingen zijn onjuist.
  3. Stelling I is juist en stelling II is onjuist.
  4. Stelling I is onjuist en stelling II is juist.

Vraag 7

Jaap heeft een aandelenbelang van 5% in BuLo BV; Rens heeft een aandelenbelang van 95% in BuLo BV. Deze vennootschap maakte in 2015 een winst van € 1.000. Deze winst wordt niet uitgedeeld. Welke uitspraak is juist?

  1. Rens kan over 2015 op verzoek een fiscale eenheid aangaan met BuLo BV; zij betalen dan tezamen één maal vennootschapsbelasting over 95% van de winst van € 1.000.
  2. Jaap en Rens hebben beiden een aanmerkelijk belang in BuLo BV. Zij genieten in 2015 een vervreemdingsvoordeel uit hun aanmerkelijk belang dat belast is met vennootschapsbelasting.
  3. Jaap en Rens hebben beiden een aanmerkelijk belang in BuLo BV; zij genieten in 2015 geen regulier voordeel uit hun aanmerkelijk belang.
  4. Jaap en Rens hebben beiden een aanmerkelijk belang in BuLo BV; zij genieten in 2015 een vervreemdingsvoordeel uit hun aanmerkelijk belang, maar dit valt voor BuLo BV onder de deelnemingsvrijstelling.

Vraag 8

De termen belastingontwijking en belastingontduiking:

  1. verwijzen beide naar grensoverschrijdende transacties binnen multinationaal concernverband.
  2. verwijzen beide naar vormen van fraus legis.
  3. worden gebruikt ter aanduiding van het legaal respectievelijk illegaal verminderen van verplichtingen jegens de fiscus.
  4. zien op juridische constructies die ook wel worden aangeduid met de term 'illegale tax planning'.

Vraag 9

Welk van de volgende stellingen met betrekking tot het opleggen van een navorderingsaanslag is juist?

  1. Navordering is mogelijk indien ten gevolge van een fout ten onrechte geen aangifte heeft plaatsgevonden, hetgeen de belastingplichtige redelijkerwijs kenbaar is, waarvan in elk geval sprake is indien de te weinig geheven belasting ten minste 30 procent van de ingevolge de belastingwet verschuldigde belasting bedraagt.
  2. Navordering is onbeperkt mogelijk indien een belastingplichtige te kwader trouw is.
  3. Navordering is ten aanzien van binnenlandse inkomensbestanddelen mogelijk tot vijf jaar nadat de belastingschuld is ontstaan, eventueel verlengd met het verkregen uitstel.
  4. Navordering is uitsluitend mogelijk indien de inspecteur een nieuw feit heeft.

Vraag 10

Stelling I: Bij het opleggen van een naheffingsaanslag loonbelasting heeft de inspecteur geen 'nieuw feit' nodig.
Stelling II: Als de inspecteur aan een belastingplichtige een brief schrijft waarin hij aankondigt van plan te zijn van zijn aangifte inkomstenbelasting af te wijken, kan de belastingplichtige daartegen in bezwaar komen.
Welke van de volgende alternatieven is juist?

  1. Beide stellingen zijn juist.
  2. Beide stellingen zijn onjuist.
  3. Stelling I is juist en stelling II is onjuist.
  4. Stelling I is onjuist en stelling II is juist.

Vraag 11

Meneer Kreeft is fiscalist bij een grote multinational. Na een weekje brainstormen heeft hij de optimale fiscale structuur voor zijn multinational bedacht. Hij legt de structuur voor aan de leden van de Raad van Bestuur van de multinational. Zij constateren dat de structuur soms wel erg nadrukkelijk de grenzen van het fiscaal toelaatbare opzoekt. Meneer Kreeft vertelt de leden van de Raad van Bestuur dat zij zich geen zorgen hoeven te maken; een eventueel beroep van de fiscus op fraus legis zal bij de rechter niet slagen. Meneer Kreeft draagt voor zijn stelling 4 argumenten aan.
Welk argument is niet van belang voor de vraag of van fraus legis sprake is?

  1. De structuur miskent doel en strekking van de wet niet.
  2. De tekst van de wet staat deze structuur toe.
  3. Dit type structuur is bij multinationale ondernemingen gebruikelijk.
  4. Naast het motief om belasting te besparen, is de structuur ook opgezet omdat daarmee kostenvoordelen in de bedrijfsvoering kunnen worden behaald.

Vraag 12

Alexander heeft op martkplaats.nl zijn verzameling langspeelplaten uit de jaren vijftig te koop staan. Hij hoopt hier eenmalig een lekker zakcentje mee te verdienen. De verzameling heeft hij opgebouwd door regelmatig platenwinkels te bezoeken. Het aanleggen van de verzameling heeft hem € 5.000 gekost. Een belangstellende heeft al € 9.000 geboden. Welke bewering over de fiscale positie van Alexander is juist?

  1. De verzameling is aan te merken als een fictief aanmerkelijk belang en dus moet Alexander 25% inkomstenbelasting betalen over € 4.000 verkoopresultaat zodra de koop daadwerkelijk is gesloten.
  2. Gelet op het bod van de belangstellende op marktplaats moet Alexander, op grond van goed koopmansgebruik, € 4.000 als winst uit onderneming aangeven in box I.
  3. Mogelijk is de winst die Alexander bij de eventuele verkoop behaalt belast in box I als resultaat uit overige werkzaamheden.
  4. Verkopen via marktplaats.nl zijn nooit belast met inkomstenbelasting.

Vraag 13

Welke bewering is juist over de verhouding tussen het formele belastingrecht en het materiële belastingrecht?

  1. Het formele belastingrecht betreft de regels op grond waarvan de hoogte van de te betalen belasting wordt bepaald. Het materiële belastingrecht betreft de ongeschreven regels op grond waarvan de inspecteur rekening moet houden met de beginselen van behoorlijk bestuur.
  2. Een materiële belastingschuld ontstaat pas als de belastingschuld formeel is vastgesteld. Een formele belastingschuld ontstaat pas als de termijn om in bezwaar te komen tegen de aanslag is verlopen.
  3. Er is in wezen geen verschil tussen het formele belastingrecht en het materiële belastingrecht.
  4. Zonder regels van formeel belastingrecht zou de materiële belastingschuld niet kunnen worden geïnd.

Vraag 14

William (een Amerikaans staatsburger) reist elke dag van zijn woning in Antwerpen (België) naar zijn werk in Maastricht. Hij heeft in Maastricht Greta leren kennen. William en Greta hebben nu al vier jaar een relatie. William slaapt regelmatig bij Greta thuis in Maastricht. Omdat William in Nederland werkt en in Nederland een vriendin heeft, is William in Nederland op voetbal gegaan en maakt hij deel uit van het bestuur van de plaatselijke carnavalsvereniging in Maastricht. William en Greta zijn ook al op zoek naar een créche in Maastricht voor hun kindje dat over een maand ter wereld komt. Is William binnenlands of buitenlands belastingplichtig in Nederland?

  1. William heeft in zijn sociale en werkzame leven veel banden met Nederland. Hij is daarom waarschijnlijk binnenlands belastingplichtig.
  2. William is een Amerikaans staatsburger. Hij zal in de Verenigde Staten belastingplichtig zijn en is daarom in Nederland buitenlands belastingplichtig.
  3. William heeft een huis in België. Hij zal daarom in België binnenlands belastingplichtig zijn en dus in Nederland buitenlands belastingplichtig.
  4. William werkt in Nederland en is daarom in Nederland binnenlands belastingplichtig.

Vraag 15

Arjan is apotheker. Hij exploiteert zijn apotheek in de vorm van een eenmanszaak. Arjan heeft besloten om 10% van de aandelen in X BV, zijn leverancier van medicijnen, te kopen. Dit lijkt hem een goed idee, omdat hij nu nooit meer bang hoeft te zijn voor tekorten in de leveringen, aangezien hij de leveringen als aandeelhouder zelf in de hand heeft. Na drie jaar wil hij van leverancier veranderen; hij vervreemdt de aandelen in X BV met winst. De winst die is gemaakt op deze aandelen is:

  1. Belast als regulier voordeel uit aanmerkelijk belang.
  2. Belast als vervreemdingsvoordeel uit aanmerkelijk belang.
  3. Belast als winst uit onderneming in box 1.
  4. Vrijgesteld op grond van de deelnemingsvrijstelling.

Vraag 16

Stefan, meerderjarig maar nog thuiswonend, loopt 's morgens vroeg in Leiden over de Langegracht op weg naar huis. Hij heeft die nacht als ober in loondienst in een nachtclub gewerkt, waar hij van zijn cliënten in totaal € 250 fooi heeft gekregen. Onderweg vindt hij een briefje van € 10. Hij heeft berekend dat zijn schoenen door de wandeling naar huis € 0,50 minder waard zijn geworden als gevolg van slijtage en veroudering. Hij komt dus € 259,50 rijker thuis. Welk bedrag is volgens u belastbaar met inkomstenbelasting?

  1. € 10. De vondst van het briefje van € 10 is belast op grond van het profijtbeginsel. De € 250 aan fooi is een schenking en daarom niet belast met inkomstenbelasting. De waardevermindering van € 0,50 van zijn schoenen is niet aftrekbaar, omdat dat niets met zijn werk te maken heeft.
  2. € 250. De fooi kan worden gezien als belastbaar loon of als resultaat uit overige werkzaamheden en is dus belast. Het briefje van € 10 is geen inkomen uit een bron in de zin van de Wet IB 2001. De waardevermindering van € 0,50 van zijn schoenen is niet aftrekbaar, omdat die onvoldoende met een bron van inkomen samenhangt.
  3. € 9,50. De vondst van het briefje van € 10 is belast op grond van het profijtbeginsel. De € 250 aan fooi is een schenking en daarom niet belast met inkomstenbelasting. De waardevermindering van € 0,50 van zijn schoenen is wel aftrekbaar als kosten van woon-werkverkeer.
  4. Nihil. De fooi is niet belast, want die heeft hij als schenking gekregen van zijn cliënten. De vondst van het briefje van € 10 is geen bron van inkomen. De waardevermindering van € 0,50 van zijn schoenen is niet aftrekbaar, omdat dat niets met zijn werk te maken heeft.

Vraag 17

De heer Valkenburg is directeur-grootaandeelhouder van Pucom BV. In een gegeven jaar maakt Pucom BV een winst van € 100.000. Pucom BV besluit dat jaar slechts € 10.000 aan dividend uit te keren aan de heer Valkenburg. Welke van de onderstaande beweringen is juist?

  1. Het is niet toegestaan slechts € 10.000 aan dividend uit te keren. Al hetgeen de heer Valkenburg verkrijgt uit Pucom BV dient te worden aangemerkt als loon.
  2. Het is toegestaan slechts € 10.000 als dividend uit te keren. Dit is bij de heer Valkenburg belast met inkomstenbelasting.
  3. Het is toegestaan slechts € 10.000 als dividend uit te keren. Dit is bij de heer Valkenburg niet belast omdat de deelnemingsvrijstelling van toepassing is.
  4. Omdat er € 100.000 winst wordt gemaakt, moet deze volledige winst bij de heer Valkenburg worden belast met inkomstenbelasting.

Vraag 18

Anne (20 jaar) en Jasper (25 jaar) wonen samen in Gouda. Ze staan allebei ingeschreven op hetzelfde woonadres en hebben een notarieel samenlevingscontract. Anne heeft 3% van de aandelen in Roebels BV. Jasper houdt ook 3% van de aandelen in Roebels BV. Welk van de onderstaande alternatieven is juist?

  1. Anne en Jasper hebben allebei geen aanmerkelijk belang.
  2. Anne en Jasper hebben allebei een aanmerkelijk belang op grond van art. 4.6 Wet IB 2001.
  3. Anne en Jasper hebben allebei een aanmerkelijk belang op grond van art. 4.10 Wet IB 2001.
  4. Annee en Jasper hebben allebei een aanmerkelijk belang op grond van art. 4.9 Wet IB 2001.

Vraag 19

Sebastiaan begon enkele jaren geleden een handeltje in de verkoop van oude meubels. De verkoop vindt plaats in een door Sebastiaan gehuurde winkelruimte. Het gaat goed met de zaken en Sebastiaan behaalt inmiddels een aardig resultaat. Hij besteedt inmiddels 4 dagen per week aan het handeltje en heeft een aanzienlijke klantenkring. Welke van onderstaande beweringen is juist?

  1. Het resultaat dat Sebastiaan behaalt, blijft onbelast omdat er geen sprake is van een objectieve onderneming.
  2. Het resultaat dat Sebastiaan behaalt, moet op grond van de rangorderegeling van artikel 2.14 Wet IB 2001 als winst uit onderneming worden belast.
  3. Het resultaat dat Sebastiaan behaalt, moet op grond van de rangorderegeling van artikel 2.14 Wet IB 2001 als resultaat uit overige werkzaamheden worden belast.
  4. Sebastiaan mag zelf kiezen of het resultaat dat hij behaalt, als winst uit onderneming of als resultaat uit overige werkzaamheden wordt belast.

Vraag 20

Welke bewering met betrekking tot het begrip 'objectieve onderneming' is juist?

  1. Er is slechts sprake van een objectieve onderneming indien die onderneming rechtspersoonlijkheid heeft.
  2. In wezen is het begrip 'objectieve onderneming' niet van belang omdat het volgens de Hoge Raad in de Wet IB 2001 gaat om het subjectieve ondernemerschap.
  3. Een objectieve onderneming is een duurzame organisatie van arbeid en kapitaal die deelneemt aan het economische verkeer en winst beoogt te behalen.
  4. Het ondernemingsbegrip in de Wet IB 2001 maakt het begrip 'objectieve onderneming' in feite overbodig.

Vraag 21

BV M houdt 100% van de aandelen in BV D. Beide vennootschappen zijn gevestigd in Nederland. BV M en BV D zijn gevoegd in een fiscale eenheid. BV D keert een dividend van € 100 uit aan BV M. Welke van de onderstaande beweringen over het dividend is juist?

  1. Omdat BV M en BV D zijn gevoegd in fiscale eenheid kan er geen dividend worden uitgekeerd.
  2. Omdat BV M en BV D zijn gevoegd in fiscale eenheid wordt er fiscaal gezien geen dividend waargenomen.
  3. Omdat BV M meer dan 5% van de aandelen houdt in BV D, is het dividend bij BV M onbelast op grond van de deelnemingsvrijstelling van art. 13 Wet Vpb.
  4. Omdat BV M met BV D is gevoegd in fiscale eenheid, is de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing en is het dividend dus belast bij BV M.

Vraag 22

Mohammed, woonachtig in Nederland, houdt alle aandelen in Papa BV. Papa BV houdt zich bezig met het produceren van bureaustoelen. Tevens heeft Papa BV alle aandelen in Dochter BV. Die houdt zich bezig met het produceren van allerlei kantoorartikelen. Beide vennootschappen zijn gevestigd in Nederland. Dochter BV keert een dividend uit. Dit dividend:

  1. is bij Mohammed belast als regulier voordeel op grond van hoofdstuk 4 van de Wet IB 2001.
  2. is bij Mohammed belast als vervreemdingsvoordeel op grond van hoofdstuk 4 van de Wet IB 2001.
  3. is bij Mohammed niet belast omdat dit voor hem geen inkomen vormt als bedoeld in de Wet IB 2001.
  4. is bij Mohammed niet belast op grond van de deelnemingsvrijstelling.

Vraag 23

Frank is ondernemer voor de inkomstenbelasting en houdt zich bezig met het importeren en verkopen van Cubaanse speedboten. Ter zake van het bezichtigen van een aantal interessante exemplaren heeft Frank bij KLM een vliegticket naar Cuba gekocht voor een bedrag van € 1.800. Bij Easyjet kost zo'n ticket slechts € 750.
Welke van de volgende antwoorden is juist?

  1. De kosten komen geheel niet voor aftrek in aanmerking, omdat Cuba buiten de Europese Unie is gelegen.
  2. Frank kan het bedrag van € 1.800 alleen in mindering op zijn fiscale winst brengen, indien de zakenreis ook daadwerkelijk heeft geleid tot de aankoop van speedboten.
  3. Frank kan het bedrag van € 1.800 als ondernemingskosten in mindering op zijn fiscale winst brengen, mits hij kan aantonen deze kosten ook daadwerkelijk te hebben gemaakt.
  4. Frank kan slechts een bedrag van € 750 in mindering op zijn fiscale winst brengen, omdat dit de prijs is voor het goedkoopste ticket naar Cuba.

Vraag 24

Welke van de onderstaande beweringen is juist?

  1. Aangezien het belastingrecht onderdeel vormt van het bestuursrecht, komen de besluiten waar je volgens de AWR bezwaar tegen kan maken overeen met de besluiten waar je volgens de Awb bezwaar tegen kan maken.
  2. De loonbelasting is een aangiftebelasting, daar hoort de systematiek van navordering bij.
  3. In het belastingrecht kan iedereen bij alle gerechtelijke instanties zelf zijn eigen zaak bepleiten.
  4. Indien je in een bepaald jaar geen inkomen hebt verworven, en je wordt door de inspecteur uitgenodigd tot het doen van aangifte, ben je verplicht tot het doen van aangifte.

Vraag 25

LeiDi BV heeft alle aandelen in Prosit GmbH. Prosit GmbH maakt een grote winst met de verkoop van bier. Deze winst wordt in Duitsland met Duitse vennootschapsbelasting belast. Vervolgens wordt de winst als dividend uitgekeerd aan LeiDi BV. Welke van de onderstaande opties is juist?

  1. Er is sprake van juridisch dubbele belastingheffing. Duitsland belast het dividend met vennootschapsbelasting en Nederland belast het dividend op grond van art. 8 Wet Vpb jo. art. 3.8 Wet IB 2001 ook met vennootschapsbelasting.
  2. Potentieel is sprake van economisch dubbele belastingheffing. Dubbele heffing wordt echter voorkomen door toepassing van de deelnemingsvrijstelling.
  3. Potentieel is sprake van economische dubbele belastingheffing. Echter Nederland en Duitsland hebben een verdrag gesloten waardoor dubbele heffing wordt voorkomen.
  4. Potentieel is sprake van juridisch dubbele belastingheffing. Dubbele heffing wordt echter voorkomen door toepassing van de deelnemingsvrijstelling.

Vraag 26

Op welke wijzen kan juridisch dubbele belasting worden voorkomen?

  1. Door toepassing van een belastingverdrag.
  2. Door toepassing van de eenzijdige regels van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001.
  3. Door het vormen van een fiscale eenheid
  4. Door toepassing van de deelnemingsvrijstelling

 

  1. 1 en 2
  2. 1, 2 en 4
  3. 1, 2, 3 en 4
  4. 3 en 4

Vraag 27

Stelling I: Als een natuurlijke persoon of een rechtspersoon in Nederland 'buitenlands belastingplichtige' is, betekent dit dat die persoon c.q. die rechtspersoon inkomen afkomstig uit het buitenland ontvangt.
Stelling II: Voor natuurlijke personen en rechtspersonen die in Nederland woonachtig zijn c.q. gevestigd zijn, heft Nederland over het inkomen c.q. de winst waar ook ter wereld verdiend (het 'wereldinkomen'), mits de activiteiten ook buiten Nederland zijn uitgevoerd.
Welke van de volgende alternatieven is juist?

  1. Beide stellingen zijn juist.
  2. Beide stellingen zijn onjuist.
  3. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
  4. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.

Vraag 28

Duco woont in Leiden. Hij heeft in privé een belang van 6% in Sauerkraut GmbH, een vennootschap gevestigd in Duitsland die qua rechtsvorm vergelijkbaar is met een Nederlandse BV. De BV keert jaarlijks een dividend uit aan Duco. Welke stelling is juist?

  1. Duco heeft een aanmerkelijk belang in Sauerkraut GmbH waarop hoofdstuk 4 van de Wet IB 2001 van toepassing is.
  2. De aandelen in Sauerkraut GmbH kwalificeren niet als een aanmerkelijk belang in de zin van hoofdstuk 4 van de Wet IB 2001, omdat het een buitenlandse vennootschap betreft.
  3. Het betreft inkomsten uit een buitenlandse vennootschap, dus hoofdstuk 7 van de Wet IB 2001 is van toepassing.
  4. Sauerkraut GmbH wordt geacht een onderneming te drijven. De dividenden zijn voor Duco dus winst uit onderneming (art. 3.2 Wet IB 2001).

Vraag 29

Kees is 70 jaar en woont al zijn hele leven in Amersfoort. Hij is inmiddels met pensioen, maar had vroeger een goede baan en heeft in de jaren 70 en 80 ieder jaar een deel van zijn nettosalaris kunnen sparen. Hij is gedurende deze periode regelmatig naar Zwitserland afgereisd om het gespaarde geld op zijn Zwitserse bankrekening te storten. In 2016 bestaat de Zwitserse bankrekening van Kees nog steeds. Hij ontvangt jaarlijks rente over zijn Zwitsers spaartegoed. Het geld op de Zwitserse bankrekening heeft hij bewust niet aangegeven bij de Nederlandse belastingdienst. De Nederlandse belastingdienst ontvangt in mei 2016 een USB-stick van een voormalige medewerker van de Zwitserse bank waarop ook de gegevens van de Zwitserse bankrekening van Kees zijn opgenomen. Kees heeft voor alle jaren tot en met 2014 al een aanslag inkomstenbelasting ontvangen waarin geen rekening is gehouden met het Zwitserse spaartegoed.
Stel dat Nederland over het Zwitserse spaartegoed inkomstenbelasting van Kees mag heffen. De inspecteur wil inkomstenbelasting heffen over alle jaren waar dat nog mogelijk is. Hoeveel jaar zijn dat en op grond van welke bepaling?

  1. 12 jaar, art. 16 lid 4 AWR.
  2. 3 jaar, art. 11 lid 3 AWR.
  3. 5 jaar, art. 16 lid 3 AWR.
  4. 5 jaar, art. 20 lid 3 AWR.

Vraag 30

Om welke fiscale reden hebben (naar men zegt) bands als de Rolling Stones en U2 een houdstermaatschappij ('brievenbusmaatschappij') in Nederland?

  1. Door gebruik te maken van de Nederlandse deelnemingsvrijstelling wordt het grootste deel van hun inkomen nergens ter wereld belast.
  2. Door het vormen van een fiscale eenheid kunnen deze houdstermaatschappijen hun wereldwijde risico's delen.
  3. Het gebruik van het Nederlandse netwerk van belastingverdragen levert een aanzienlijke besparing op van bronheffingen op royalty's, terwijl Nederland zelf niet zo'n bronheffing kent.
  4. Het lage tarief van box 3 voor niet-ingezetenen stelt hen in staat om vrijwel belastingvrij vermogen op te bouwen in Nederland.

Vraag 31

Om ondernemingskosten te kunnen aftrekken van de winst moet de ondernemer kunnen aantonen dat:

  1. de kosten noodzakelijk waren voor de continuïteit van de onderneming.
  2. de kosten zijn gemaakt met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming.
  3. deze kosten 'matchen' (conform de regels van goedkoopmansgebruik) met de opbrengsten die worden behaald.
  4. het in zijn branche gebruikelijk is dat ondernemers dergelijke kosten maken.

Vraag 32

De slager haalt 's avonds voordat hij de deur van de slagerij sluit, een stuk vlees ter waarde van € 50 uit de koeling voor de verjaardag van zijn vrouw. Fiscaal moet deze € 50 worden aangemerkt als:

  1. een kapitaalstorting.
  2. een onttrekking.
  3. een resultaat uit overige werkzaamheden.
  4. ondernemingskosten.

Vraag 33

Dobbel BV houdt 90% van de aandelen in Omval BV. In 2016 vervreemdt Dobbel BV om niet goederen aan Omval BV met een waarde van € 200.000. Wat zijn de fiscale gevolgen van deze vervreemding?

  1. Er is sprake van een informele kapitaalstorting van Dobbel BV in Omval BV; Dobbel BV dient in beginsel € 200.000 winst te nemen als gevolg van de vervreemding.
  2. Er zijn geen fiscale gevolgen, aangezien sprake is van een onttrekking van Dobbel BV.
  3. Er zijn geen fiscale gevolgen, omdat de deelnemingsvrijstelling bij Dobbel BV van toepassing is.
  4. Er zijn geen fiscale gevolgen, althans niet wanneer Dobbel BV en Omval BV een fiscale eenheid vormen.

Vraag 34

Paco is rijk geworden door de handel in vastgoed. Paco bezit de navolgende vermogensbestanddelen op 1 januari 2016:

  1. Aandelen genoteerd aan de Amerikaanse New York Stock Exchange.
  2. Aandelen genoteerd aan de Nederlandse effectenbeurs.
  3. Drie motorjachten gelegen in de haven van Monaco die hij verhuurt.
  4. Een appartement in Italië; hierin overwintert Ronaldo jaarlijks.
  5. Een bankrekening bij de ING.
  6. Een bankrekening in Italië.
  7. Een grachtenpand in Amsterdam; Ronaldo bewoont dit pand gedurende zeven maanden per jaar.
  8. Een natuurterrein in de buurt van de Veluwe.
  9. Een schilderij van Mondriaan. Dit schilderij heeft Ronaldo in zijn woonkamer hangen, vanwege zijn passie voor abstracte kunst.
  10. Enkele gouden sieraden, opgeslagen in een kluis in het appartement in Amsterdam.

Welke van de hier genoemde vermogensbestanddelen behoren voor Paco niet tot zijn rendementsgrondslag in box 3?

  1. Alle genoemde vermogensbestanddelen behoren tot de grondslag van box 3.
  2. 4, 6, 9 en 10.
  3. 3, 4, 7, 8, 9 en 10.
  4. 7, 8 en 9.

Vraag 35

Bij het starten van een onderneming kan een keuze worden gemaakt uit verschillende rechtsvormen. Veelal staan ondernemers voor de keuze "eenmanszaak of BV?" Wat zijn de belangrijkste fiscale afwegingen?

  1. Bij een lage winst is de BV aantrekkelijker: voor lage winsten bedraagt het tarief vennootschapsbelasting slechts 20%. Bij een hoge winst is een eenmanszaak aantrekkelijker door het progressieve tarief van box 1.
  2. Bij een lage winst is de eenmanszaak aantrekkelijker: de ondernemer heeft doorgaans toegang tot de ondernemingsfaciliteiten van de Wet IB 2001 en betaalt daardoor weinig inkomstenbelasting. Bij een hogere winst is de BV aantrekkelijker door het gecombineerde tarief van vennootschapsbelasting en box 2 van de Wet IB 2001.
  3. Een ondernemer die kiest voor de eenmanszaak wordt voor de kostenaftrek beperkt door de aftrekbeperkingen van art. 3.14 e.v. Wet IB 2001. Een ondernemer die kiest voor een BV zal niet worden beperkt in de kostenaftrek.
  4. Een ondernemer die kiest voor de eenmanszaak, moet zelf aan het urencriterium voldoen om in aanmerking te komen voor de ondernemingsfaciliteiten. Een ondernemer die kiest voor de BV-vorm, moet zelf én ook met zijn vennootschap aan het urencriterium voldoen om in aanmerking te komen voor de ondernemingsfaciliteiten en is minder aantrekkelijk ingeval de ondernemer weinig tijd besteedt aan de bedrijfsvoering.

Vraag 36

Spearman BV bezit 95% van de aandelen in Snicke BV. Zij vormen een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Spearman BV verstrekt een lening aan Snicke BV, met als gevolg dat Snicke BV een rente is verschuldigd aan Spearman BV. Tevens keert Snicke BV een dividend ter grootte van € 250.000 uit. Welke stelling is juist ter zake van de belastingheffing bij Spearman BV?

  1. Aangezien de deelnemingsvrijstelling van toepassing is, worden de ontvangen rente en de ontvangen dividenduitkering niet belast bij Spearman BV.
  2. Aangezien Spearman BV en Snicke BV een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting vormen, worden de ontvangen rente en de ontvangen dividenduitkering niet belast bij Spearman BV.
  3. Aangezien Spearman BV en Snicke BV een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting vormen, wordt de ontvangen rente niet belast bij Spearman BV. Het ontvangen dividend is belast bij Spearman BV. doordat de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing is.
  4. Aangezien Spearman BV en Snicke BV een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting vormen, mag Spearman BV de ontvangen dividenduitkering salderen met de ontvangen rente. Wanneer de ontvangen rente hoger is dan het ontvangen dividend, is op het saldo de deelnemingsvrijstelling van toepassing.

Vraag 37

Wat wordt bedoeld met de 'subjectieve en de objectieve belastingplicht' in de inkomstenbelasting?

  1. De subjectieve belastingplicht geeft aan welke natuurlijke personen op grond van de Wet IB 2001 aan inkomstenbelasting zijn onderworpen. De objectieve belastingplicht geeft aan welk inkomen van natuurlijke personen op grond van de Wet IB 2001 in de belastingheffing wordt betrokken.
  2. De subjectieve belastingplicht geeft aan welk inkomen van natuurlijke personen op grond van de Wet IB 2001 in de belastingheffing wordt betrokken. De objectieve belastingplicht geef aan welke natuurlijke personen op grond van de Wet IB 2001 aan inkomstenbelasting zijn onderworpen.
  3. De subjectieve belastingplicht in de inkomstenbelasting ziet op het van toepassing zijnde tarief op het belastbare inkomsten. De objectieve belastingplicht ziet op de van toepassing zijnde heffingstechniek.
  4. De subjectieve belastingplicht wijst op die artikelen in de Wet IB 2001 die voor de invulling van het belastbare feit onderhevig zijn aan het subjectieve oordeel van de Belastingdienst. De objectieve belastingplicht wijst op die artikelen in de Wet IB 2001 op basis waarvan de belastingplicht objectief is vast te stellen.

Vraag 38

Het goedkoopmansgebruik is van belang bij het berekenen van:

  1. De jaarwinst van een onderneming.
  2. De stakingswinst van een onderneming.
  3. De totaalwinst van een onderneming.
  4. Het resultaat uit overige werkzaamheden.

Vraag 39

Welke van de vier volgende stellingen over resultaat uit overige werkzaamheden is juist?

  1. Het genieten van resultaat uit overige werkzaamheden wordt in veel gevallen door de wetgever aangemerkt als een fictieve dienstbetrekking
  2. Het resultaat uit overige werkzaamheden moet altijd zijn toe te schrijven aan arbeid
  3. Wanneer hobby's of vrijwilligerswerk inkomsten opleveren, vormen die inkomsten altijd resultaat uit overige werkzaamheden.
  4. Wie resultaat uit overige werkzaamheden geniet, kan onder voorwaarden aanspraak maken op de faciliteiten van art. 3.74 (e.v.) Wet IB 2001.

Vraag 40

Art. 10a Wet Vpb 1969 beperkt de aftrekbaarheid van rente. Wat is het probleem dat deze regeling beoogt op te lossen?

  1. Art. 10a Wet Vpb 1969 beperkt de fiscale prikkel om met geleend geld investeringen in het buitenland te financieren.
  2. Art. 10a Wet Vpb 1969 voorkomt dat te veel geld wordt geleend voor de bedrijfsvoering van ondernemingen.
  3. Verbonden vennootschappen gebruiken onderlinge leningen en rentebetalingen om op kunstmatige wijze belasting te besparen. Art. 10a Wet Vpb 1969 zorgt er voor dat rente minimaal éénmaal wordt belast.
  4. Verbonden vennootschappen gebruiken onderlinge leningen en rentebetalingen om op kunstmatige wijze belasting te besparen. Art. 10a Wet Vpb 1969 sluit de renteaftrek uit voor enkele gekunstelde situaties.

Open vragen

Topsport Holding BV (hierna: TSH BV) houdt alle aandelen in European Soccer AG (hierna: ES AG). ES AG is een in Duitsland gevestigde vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal. In 2014 heeft ES AG behoefte aan € 20.000.000 in verband met de aankoop van televisierechten voor het Europese Kampioenschap voetbal in 2016 (hierna: EK 2016). Het gaat om de televisierechten voor uitzendingen van de voetbalwedstrijden van het Nederlandse, Belgische en Duitse nationale elftal. TSH BV staat voor de keuze om het geld aan ES AG te verstrekken in de vorm van vreemd vermogen, dan wel eigen vermogen. Gegeven is dat het vennootschapsbelastingtarief in Duitsland 30% bedraagt en dat Duitsland op hoofdlijnen een vergelijkbaar vennootschapsbelastingstelsel kent.

a) Geef de belangrijkste kenmerken van vreemd vermogen en eigen vermogen voor fiscale doeleinden (4 punten).

b) Geef aan welk alternatief voor fiscale doeleinden in dit geval het meest aantrekkelijk is en leg uit waarom (6 punten).

Stel dat TSH BV het geld als eigen vermogen aan ES AG heeft verstrekt. In 2015 wordt bekend dat Nederland niet deelneemt aan het EK 2016. Om die reden blijkt het dure televisiecontract veel minder waard dan de € 20.000.000 die ES AG daarvoor heeft betaald. Hierdoor zijn ook de aandelen in ES AG behoorlijk in waarde gedaald. TSH BV besluit de aandelen te verkopen en lijdt daarmee een verlies van € 8.000.000. TSH BV heeft dit verlies in aanmerking genomen in de aangifte vennootschapsbelasting 2015. De inspecteur heeft vragen gesteld naar aanleiding van deze aftrekpost.

c) Geef aan op basis van welke wettelijke grondslag de inspecteur het verlies (terecht) ter discussie stelt en verwijs daarbij naar de relevante wettelijke bepalingen (5 punten).

Tevens heeft de inspecteur aangekondigd een vergrijpboete te zullen opleggen. SH BV is geschrokken van de aangekondigde boete. De directeur van TSH BV heeft een afspraak gemaakt met de inspecteur en wil in het gesprek volledige openheid van zaken geven om zodoende gebruik te maken van de inkeerregeling.

d) Geef een gemotiveerde inschatting van de kans dat een beroep op deze regeling zal worden gehonoreerd (5 punten).

Antwoordindicatie

Meerkeuzevragen

  1. B - Artikel 1.2 Wet IB 2001 jo. artikel 5a AWR.  
  2. B - Artikel 5.3 lid 2 sub a Wet IB 2001.
  3. A - Artikel 67d lid 2 en artikel 67e lid 2 AWR.    
  4. A - art. 13 Wet Vpb 1969.
  5. D - Artikel 5.2 lid 1 Wet IB 2001 (peildatum: begin van het kalenderjaar).
  6. C - Artikel 15 lid 1 Wet Vpb 1969 ("de belasting wordt geheven bij de moedermaatschapij"). Artikel 15 lid 1 Wet Vpb 1969 ("op verzoek").
  7. C - Zie artikel 4.6 jo. 4.12 lid 1 Wet IB 2001. 
  8. C
  9. C - Artikel 16 lid 3 AWR.
  10. C - Artikel 20 AWR. Artikel 6:4 Awb.
  11. C
  12. C - Voorwaarden resultaat uit overige werkzaamheden art. 3.90 Wet IB 2001 (jurisprudentie / colleges):
    1) Arbeid
    2) Deelname aan het economische verkeer
    3) Voordeel beogen
    4) Voordeel verwachten
  13. D
  14. A - Op basis van artikel 4 AWR wordt naar de feiten en omstandigheden beoordeeld waar iemand woont. Dit is feitelijk en is dan ook met name door de feitenrechters ingevuld. Volgens de Hoge Raad gaat het erom met welke plek de belastingplichtige een duurzame band van persoonlijke aard heeft. De innerlijke wil van belastingplichtige speelt geen rol.
    Factoren die onder andere van belang zijn:
    - Het ter beschikking hebben van een duurzame woning
    - Verblijfplaats familie
    - Plaats waar arbeid wordt verricht
    - Plaats waar medische behandelingen worden ondergaan
    - Lidmaatschap verenigingen
    Er is geen sprake van een onderlinge rangorde tussen de factoren. Telkens zullen de concrete factoren onderling moeten worden afgewogen. Wel zijn sociale factoren over het algemeen zwaarwegender dan economische factoren.
  15. C - Artikel 3.8 Wet IB 2001.
  16. B - Artikel 3.80 Wet IB 2001 jo. artikel 10 Wet LB. Art. 3.90 Wet IB 2001. Art. 2.3 Wet IB 2001.   
  17. B - Artikel 4.6 jo. 4.12 lid 1 sub a Wet IB 2001.
  18. B - Artikel 4.6 Wet IB 2001. Artikel 1.2 Wet IB 2001 jo. artikel 5a AWR
  19. B - Artikel 2.14 jo. 3.2 Wet IB 2001
  20. C
  21. B - Artikel 15 Wet Vpb 1969
  22. C - Artikel 4.6 jo. 4.12 Wet IB 2001.
  23. C - Artikel 3.8 Wet IB 2001.
  24. D - Artikel 8 lid 1 AWR.
  25. B - Artikel 13 Wet Vpb 1969.
  26. A
  27. B - Artikel 2.1 lid 1 sub b jo. lid 1 Wet IB 2001 en artikel 3 Wet Vpb 1969.
  28. A - Artikel 4.6 Wet IB 2001.
  29. A - Artikel 16 lid 4 AWR.
  30. C
  31. B
  32. B
  33. A
  34. D - Artikel 5.3 lid 2 en lid 3 Wet IB 2001.       
  35. B
  36. B - Artikel 15 Wet Vpb 1969
  37. A
  38. A - Artikel 3.25 Wet IB 2001.
  39. B - Voorwaarden resultaat uit overige werkzaamheden art. 3.90 Wet IB 2001 (jurisprudentie / colleges):
    1) Arbeid
    2) Deelname aan het economische verkeer
    3) Voordeel beogen
    4) Voordeel verwachten          
  40. D - Artikel 10 a Wet Vpb 1969

Open vragen

a) Eigen vermogen is risicodragend kapitaal dat de aandeelhouder aan de vennootschap ter beschikking stelt, door b.v. (informele) kapitaalstortingen op de aandelen (nominaal gestort kapitaal plus agio). Vergoeding voor EV is dividend.
Vreemd vermogen is een lening die door een geldverstrekker (crediteur) aan de vennootschap ter beschikking is gesteld en waarvoor een terugbetalingsverplichting geldt. Vergoeding voor VV is rente.

b) Als hoofdregel geldt dat de kosten voor de verstrekking van vreemd vermogen (rente) aftrekbaar zijn van de winst, maar de vergoeding op de verstrekking van eigen vermogen (dividend) is dat niet (evt. art. 10-1-a Wet Vpb. 1969 noemen).
Rentekosten behoren tot de kosten van de onderneming en zijn dus aftrekbaar op grond van art. 8 Wet Vpb 1969 jo. art. 3.8 Wet IB 2001. Er vanuit gaande dat Duitsland vergelijkbare regels kent, zou ES AG de rente in aftrek kunnen brengen op de winst, die in Duitsland zou worden belast tegen een tarief van 30%.
Bij TSH BV zijn rente-inkomsten belast (art. 8 Wet Vpb 1969 jo. art. 3.8 Wet IB 2001).
Dividend is daarentegen niet aftrekbaar op grond van art. 10, lid 1, onderdeel a Wet Vpb 1969, dus ES AG zou dividendbetalingen niet ten laste van de winst kunnen brengen.
De door TSH BV ontvangen dividenden zullen onder toepassing van de deelnemingsvrijstelling (art. 13 Wet Vpb 1969) zijn vrijgesteld.
Conclusie: de verstrekking van de 20.000.000 in de vorm van een lening (vreemd vermogen) is fiscaal in dit geval het meest aantrekkelijk, omdat de renteaftrek plaatsvindt tegen het Duitse tarief van 30%.

c) Aangezien TSH BV meer dan 5% van de aandelen houdt in ES AG (namelijk 100% van de aandelen) is de deelnemingsvrijstelling van art. 13 Wet Vpb 1969 van toepassing. ES AG heeft een in aandelen verdeeld kapitaal (art. 13, lid 1).
Dat ES AG in Duitsland is gevestigd maakt voor toepassing van de deelnemingsvrijstelling niet uit (art. 13, lid 2).
De deelnemingsvrijstelling bepaalt dat de voordelen uit hoofde van de deelneming zijn vrijgesteld. Daaronder vallen de voordelen bij vervreemding van de aandelen. Het begrip ‘voordelen’ moet algebraïsch worden opgevat.
TSH BV realiseert een verlies van € 8.000.000 op de verkoop van de aandelen. Dit verlies valt als ‘vervreemdingsvoordeel’ onder de deelnemingsvrijstelling. Het kan dus niet in aftrek worden gebracht op de winst van TSH BV.
Conclusie: op grond van art. 13, lid 1 Wet Vpb 1969 kan TSH BV het verlies niet in aftrek brengen. Het standpunt van de inspecteur is juist.

d) De inkeerregeling staat in de wet in art. 67n AWR (‘vrijwillige verbetering’).
Een geslaagd beroep op de inkeerregeling leidt ertoe dat geen boete wordt opgelegd (lid 1) of dat de boete wordt gematigd (lid 2 en par. 5 en 7 van het BBBB).
Voorwaarden voor de inkeerregeling zijn dat de belastingplichtige binnen twee jaar nadat hij een onjuiste/onvolledige aangifte heeft gedaan, alsnog een juiste aangifte doet of volledige inlichtingen (etc.) verstrekt en dat de belastingplichtige dit doet vóórdat hij weet of redelijkerwijs het vermoeden heeft dat de inspecteur van de onjuistheid op de hoogte is.
Aangezien uit de casus volgt dat de inspecteur vragen heeft gesteld naar aanleiding van de aftrekpost en heeft aangekondigd een vergrijpboete te zullen opleggen, is duidelijk dat de inspecteur reeds op de hoogte was van de onjuiste aangifte.
Conclusie: een beroep op de inkeerregeling van art. 67n AWR zal niet succesvol zijn nu is de inspecteur TSH BV ‘al op het spoor’ is. Van ‘vrijwillige’ verbetering is dan immers geen sprake.

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Oefententamens Belastingrecht - UL

Belastingrecht - UL - Oefententamen 2018

Belastingrecht - UL - Oefententamen 2018


Vragen

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Roberto bezit een zeiljacht, waarmee hij elk weekend gaat varen op de Noordzee. Tijdens vakanties gaat hij nog veel verder: soms naar de Middellandse Zee, soms ook naar Amerika. Het gaat dan ook om een flink jacht, met een waarde in het economisch verkeer van € 4.000.000. Bij zo’n groot schip horen ook kosten. Jaarlijks onderhoud etc. kost €150.000. De vaste ligplaats van het schip laat Roberto bewaken met vechthonden. De ligplaats kost jaarlijks € 20.000, de bewaking met vechthonden jaarlijks € 30.000. Vrienden vragen hem geregeld of ze het schip eens tegen betaling mogen gebruiken, maar daar begint Roberto niet aan. Wat zijn de gevolgen voor de heffing van inkomstenbelasting? U mag daarbij aannemen dat Roberto geen ander vermogen heeft, noch schulden.

  1. Roberto wordt in box 3 belast naar een bedrag van € 4.000.000, minus het heffingvrije vermogen.
  2. Roberto wordt in box 3 belast naar een bedrag van € 3.800.000 (dat is de waarde van het jacht minus de kosten die Roberto heeft gemaakt), minus het heffingvrije vermogen.
  3. Roberto wordt in box 3 belast naar een bedrag van € 3.830.000 (dat is de waarde van het jacht minus de kosten die Roberto heeft gemaakt; de kosten van de bewaking met vechthonden zijn echter van aftrek uitgesloten), minus het heffingvrije vermogen.
  4. Geen van bovenstaande antwoorden is juist.

Vraag 2

Jan verkoopt een pakket aandelen met winst. Dit vervreemdingsvoordeel blijft onbelast mits:

  1. de aandelen behoorden tot het vermogen van Jan’s onderneming.
  2. het voordeel voor Jan een resultaat uit overige werkzaamheden vormt.
  3. de aandelen voor Jan behoorden tot een aanmerkelijk belang.
  4. de aandelen behoorden tot Jan’s box 3 vermogen.

Vraag 3

Voor een aanmerkelijk belang is vereist dat:

  1. de aandeelhouder economisch eigenaar is van de aandelen.
  2. de aandeelhouder juridisch eigenaar is van de aandelen.
  3. het gaat om aandelen in een in Nederland gevestigde vennootschap.
  4. het gaat om direct aandeelhouderschap.

Vraag 4

Judith, een studente van 22 jaar, heeft een 5%-aandelenbelang in X BV. Haar vader Kees houdt de overige 95% van de aandelen. De afgelopen jaren heeft Judith telkens een leuk dividend ontvangen als aanvulling op haar studiebeurs. Maar tijdens het kerstdiner waarschuwt Kees zijn dochter: de zaken lopen slecht, en X BV gaat komend jaar waarschijnlijk een fors verlies draaien. Hij biedt haar aan om een deel van haar aandelen te kopen, zodat zij haar tegenvaller kan beperken. Wat zouden de fiscale gevolgen zijn als Judith de helft van haar aandelen aan haar vader verkoopt?

  1. Zij heeft dan geen aanmerkelijk belang meer en wordt voor haar resterend aandelenbezit belast in box 3.
  2. Zij heeft dan nog steeds
.....read more
Access: 
Public
Belastingrecht - UL - Oefententamen 2017 (1)

Belastingrecht - UL - Oefententamen 2017 (1)


Vragen

Meerkeuzevragen

Vraag 1

    Adolin werkt voor de stichting De Kholins. Deze stichting stelt zich ten doel de Leidse Mede als cultuurgoed te beschermen en de kennis ervan te vergroten onder bezoekers van Leiden. Daartoe wordt echte Leidse Mede, volgens een middeleeuws recept, gestookt en verkocht aan toeristen voor €25 per liter. De feitelijke werkzaamheden rond het stoken, bottelen en verkopen van dit traditionele ambachtelijke product worden verricht door Adolin, onder dagelijkse instructie van de directeur van de stichting. Adolin krijgt geen geld voor zijn werkzaamheden (hoewel de stichting een flinke winst maakt op de jeneververkoop). Wel mag hij elke vrijdag tien liter Mede mee naar huis nemen die hij, samen met enkele andere liefhebbers, zelf opdrinkt. Wat zijn de fiscale gevolgen voor Adolin?

    1. Nu de stichting een onderneming drijft, wordt Adolin belast voor een “gebruikelijk loon”; dit bedraagt (tenminste) €45.000 op jaarbasis.
    2. Adolin geniet loon in de zin van de Wet LB 1964, namelijk de waarde van de flessen Mede die hij krijgt van de stichting. Dit betekent dat de stichting terzake daarvan inhoudingsplichtig is.
    3. Adolin neemt door zijn vrijwilligerswerk niet deel aan het economisch verkeer en kan de Mede dus belastingvrij genieten.
    4. Adolin geniet resultaat uit overige werkzaamheden; slechts zijn specifieke kennis en relaties stellen hem in staat om het voordeel – de Mede die hij ontvangt – te realiseren.

      Vraag 2

      Hoe komt de betekenis van art. 94 Grondwet en van art. 104 Grondwet tot uiting in de verhouding tussen belastingwet en belastingverdrag?

      1. Bepalingen in een belastingverdrag die duidelijk in strijd zijn met bepalingen van Nederlands belastingrecht, blijven buiten toepassing.
      2. Bepalingen van Nederlands belastingrecht die duidelijk in strijd zijn met bepalingen in een belastingverdrag, blijven buiten toepassing.
      3. Wanneer een bepaling van een belastingverdrag in strijd is met een bepaling van Nederlands belastingrecht, kan belastingplichtige een beroep doen op de meest gunstige bepaling.
      4. Wanneer een bepaling van een belastingverdrag in strijd is met een bepaling van Nederlands belastingrecht, dient de rechter te beslissen welke bepaling voorrang heeft.

        Vraag 3

        Shallan maakt graag lange wandelingen in de natuur. Tijdens een mooievoorjaarswandeling vindt zij een koffer in het struikgewas. De koffer bevat contant geld. Shallan sjouwt de koffer mee naar huis en gaat tellen: precies €1.500.000. Zij besteedt al het geld nog datzelfde jaar aan een luxueuzezomervakantie in de duurste hotels wereldwijd. Wat zijn de fiscale gevolgen van een en ander?

        1. Als het bedrag van € 1.500.000, gezien de bronvoorwaarden, niet in box 1 belastbaar is, moet het op grond van de rangorderegeling worden belast in box3.
        2. Als het bedrag van € 1.500.000, gezien de
        .....read more
        Access: 
        Public
        Belastingrecht - UL - Oefententamen 2017 (2)

        Belastingrecht - UL - Oefententamen 2017 (2)


        Vragen

        Vraag 1

        Kasper heeft veel geld verdiend als ondernemer in de speelautomatenbranche. De winst heeft hij deels belegd in een aantal grachtenpanden. Hij verhuurt de kamers aan studenten. De jaarlijkse huurinkomsten bedragen € 225.000. Onderhoud laat hij in eigen beheer verrichten; als hij daarvoor aannemers zou inschakelen zou hij er per jaar zo’n €30.000 aan kwijt zijn. De waarde van de panden is vastgesteld op € 2,2 mln. De panden behoren tot Jan’s box 3 vermogen.

        I. Voor de belastingheffing in box 3 met betrekking tot de panden zijn de werkelijke huuropbrengsten niet van belang.
        II.De onderhoudskosten zijn voor Kasper niet aftrekbaar in box 3 omdat hij het onderhoud in eigen beheer heeft laten uitvoeren en dus de omvang van die kosten niet aannemelijk kan maken.

        Welke stelling is juist?

        1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
        2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
        3. Beide stellingen zijn juist.
        4. Beide stellingen zijn onjuist.

          Vraag 2

          Vervreemdingsvoordelen behaald door een natuurlijke persoon zijn:

          1. Niet belast wanneer deze voordelen onder de deelnemingsvrijstelling vallen.
          2. Niet belast wanneer het betreft de vervreemding van opties op aandelen die niet behoren tot een ondernemingsvermogen of een aanmerkelijk belang.
          3. Niet belast wanneer deze voordelen worden genoten binnen de ondernemingssfeer.
          4. Niet belast wanneer het betreft vervreemding van aandelen in een vennootschap waarin de vader van die persoon een aanmerkelijk belang heeft.

          Vraag 3

          Carl is een echte wereldreiziger. Elk jaar komt hij wel even in Nederland langs, om te zien hoe het gaat met zijn vroegere vriendin Evelien en de twee meerderjarige kinderen die hij met haar heeft. Maar even later is hij al weer naar Azië of Australië vertrokken. Tot het moment dat hij zijn been breekt en langdurig moet revalideren. Evelien biedt aan om voor hem te zorgen, en Carl schrijft zich bij de gemeentelijke basisadministratie in op het adres van Evelien. Beiden zien dit als een tijdelijke oplossing: zodra hij kan, zal Carl weer op reis gaan. Zijn Carl en Evelien nu fiscale partners voor de inkomstenbelasting?

          1. Nee, want Carl en Evelien hebben niet de bedoeling om samen te wonen.
          2. Nee, want Carl en Evelien zijn niet getrouwd noch hebben zij een notarieel samenlevingscontract.
          3. Ja, en dat waren ze al sinds het moment dat ze samen hun eerste kind kregen.
          4. Ja, vanaf het moment dat Carl zich op het adres van Evelien inschrijft.

          Vraag 4

          Aris is zojuist afgestudeerd in de rechten en vestigt zich als zelfstandig advocaat. Hij ontwikkelt meteen een drukke praktijk. Van vrienden heeft hij gehoord dat je pas recht hebt op de ondernemersaftrek (art. 3.74 e.v. Wet IB 2001) als je een onderneming drijft. Als beginnend advocaat beschikt hij echter niet over kapitaal. Zijn kantoor (met

          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 2016

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 2016


          Meerkeuzevragen

          Vraag 1

          De ondernemer geniet winst uit onderneming in box 1; de belegger valt onder de vermogensrendementsheffing van box 3. Welk van de onderstaande alternatieven geeft een juiste weergave van het verschil in fiscale behandeling tussen ondernemers en beleggers?

          1. Box 1 belast daadwerkelijk genoten winsten en verliezen tegen een progressief tarief; box 3 belast het forfaitaire rendement tegen een proportioneel tarief.
          2. Box 1 belast daadwerkelijk genoten winsten en verliezen tegen een progressief tarief; box 3 belast het forfaitaire rendement tegen een progressief tarief.
          3. Box 1 belast fictief genoten winsten en verliezen tegen een proportioneel tarief; box 3 belast het forfaitaire rendement tegen een proportioneel tarief.
          4. Box 1 belast forfaitair genoten winsten en verliezen tegen een progressief tarief; box 3 belast het forfaitaire rendement tegen een proportioneel tarief.

          Vraag 2

          Jan wil een loodgietersbedrijf beginnen. Jan vraagt zijn vriend Keimpe om het bedrijf samen op te zetten. Keimpe heeft geen kennis van het loodgietersvak, maar hij beschikt wél over het startkapitaal dat nodig is. Jan en Keimpe richten samen een BV op, waarvan ze beide 50% van de aandelen houden. Ze spreken af dat Jan het bedrijf zal leiden en Keimpe slechts vermogen aan de BV zal verschaffen. Kan Keimpe onder de hiervoor geschetste omstandigheden gebruik maken van de zelfstandigenaftrek van art. 3.76 Wet IB 2001?

          1. Ja, mits Keimpe voldoet aan het urencriterium van art. 3.6 Wet IB 2001.
          2. Ja. Keimpe voldoet niet aan het arbeidsvereiste in de zin van art. 3.92 Wet IB 2001 en kan om die reden gebruik maken van ondernemersfaciliteiten.
          3. Nee. Er is ten aanzien van Keimpe sprake van ondernemerschap, maar hij kan geen gebruik maken van ondernemersfaciliteiten aangezien Jan daadwerkelijk het bedrijf leidt.
          4. Nee. Keimpe kwalificeert niet als ondernemer in de zin van art. 3.4 Wet IB 2001.

          Vraag 3

          Welke van de volgende stellingen met betrekking tot het begrip ‘dienstbetrekking’ in de Wet op de loonbelasting 1964 is onjuist?

          1. De drie essentiële kenmerken van een privaatrechtelijke dienstbetrekking zijn: een gezagsverhouding, verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid en de verplichting van de werkgever om loon te betalen.
          2. Een dienstbetrekking kan ook worden aangegaan door een natuurlijk persoon die buitenlands belastingplichtig is.
          3. Een fictieve dienstbetrekking is een dienstbetrekking waarbij in de regel niet aan alle voorwaarden voor een privaatrechtelijke dienstbetrekking is voldaan, maar waar bij wetsfictie toch een dienstbetrekking wordt aangenomen.
          4. Van een dienstbetrekking kan uitsluitend sprake zijn indien een werknemer één dienstbetrekking heeft bij één werkgever.

          Vraag 4

          Joyce Uitermeer is directrice en tevens 50% aandeelhouder van Pollepel BV. Joyce verstaat haar vak en geeft succesvol leiding aan de werknemers van Pollepel BV. In 2016 ontvangt ze als beloning voor deze werkzaamheden een bonus. De bonus bestaat uit twee elementen:
          1)

          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 1

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 1


          Meerkeuzevragen

          Vraag 1

          Jochem en Sybren zijn ongehuwd en wonen sinds kort samen in een groot appartement in Amstelveen, dat sinds 2004 eigendom is van Jochem en door hem met een bancaire lening is gefinancierd. Jochem staat ook op dit adres ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie. Om de aftrek van hypotheekrente te optimaliseren willen Jochem en Sybren als fiscale partners voor de heffing van inkomstenbelasting worden aangemerkt.
          Welke van de onderstaande handelingen leidt/leiden bij Jochem en Sybren tot partnerschap voor de Wet IB 2001?

          1. Sybren maakt de door Jochem aan de bank verschuldigde rente vanaf haar bankrekening over.
          2. Sybren registreert zich op dit adres in de Gemeentelijke Basisadministratie; bovendien gaan Jochem en Sybren bij de notaris een samenlevingscontract aan.
          3. Jochem en Sybren hoeven niets te doen omdat ze samenwonen in een eigen woning en derhalve van rechtswege fiscale partners van elkaar zijn.
          4. Ook Sybren registreert zich op dit adres in de Gemeentelijke Basisadministratie.

          Vraag 2

          Olke is fiscalist en wordt op een feestje aangesproken door Mark. Mark woont in Amsterdam, maar wil, om een paar keer per jaar de stad te ontvluchten, een vakantiewoning kopen in Katwijk. Hij vertelt Olke dat hij iets heeft gehoord over hypotheekrenteaftrek. Olke geeft aan dat hij wel geld aan Mark wil lenen om de vakantiewoning te kopen. Mark hoeft van Olke geen rente te betalen, maar mag over 30 jaar de lening ineens afbetalen. Op die manier kan Mark volgens Olke een zakelijke rente aftrekken in box 1. Dit is voor Mark de fiscaal voordeligste manier om de vakantiewoning aan te schaffen. Waarom klopt dit advies van Olke niet?

          1. Aangezien Mark de lening rentevrij kan aflossen, is er geen rente om af te trekken.
          2. De woning valt bij Mark in box 3.
          3. De lening wordt niet afgesloten bij een bank. Er kan daarom niet worden gesproken van aftrekbare hypotheekrente.
          4. In box 3 betaalt Mark feitelijk maar 1,2% belasting over zijn vakantiewoning, in box 1 kan het tarief over de vakantiewoning oplopen tot 52%.

          Vraag 3

          Welke uitspraak is onjuist ten aanzien van het opleggen van een bestuurlijke boete?

          1. De grondslag voor een vergrijpboete wegens niet, onjuist of onvolledig doen van aangifte bestaat uit het gehele bedrag van de aanslag.
          2. Een vergrijpboete bedraagt maximaal 300% van de boetegrondslag bij box III-inkomen.
          3. Een vergrijpboete bij navordering wordt tegelijk opgelegd met het vaststellen van de navorderingsaanslag.
          4. Voor het opleggen van een verzuimboete is opzet of grove schuld niet vereist.

          Vraag 4

          Wat is het doel van de deelnemingsvrijstelling?

          1. Voorkomen dat een dividenduitdeling van een dochtervennootschap aan haar moedervennootschap bij die moedervennootschap wordt belast.
          2. Voorkomen dat een dividenduitdeling van een dochtervennootschap aan haar moedervennootschap bij die dochtervennootschap wordt belast.
          3. Voorkomen dat een
          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 2

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 2


          Meerkeuzevragen

          Vraag 1

          Met betrekking tot het fiscale inkomensbegrip in de inkomstenbelasting is één van onderstaande stellingen onjuist, welke is dat?

          1. Een vermogenstoename kan toch onder het wettelijk fiscale inkomensbegrip vallen als er geen sprake is van een ‘bron van inkomen’, zoals bij een schenking.
          2. Aan het begrip ‘bron van inkomen’ zijn door de Hoge Raad een aantal aanvullende eisen gesteld: deelname aan het economische verkeer, voordeel beogen en voordeel verwachten.
          3. In de inkomstenbelasting is het fiscale inkomensbegrip hoofdzakelijk gebaseerd op de bronnentheorie.
          4. Het fiscale inkomen is gelijk aan de groei van het vermogen in een bepaald tijdvak, volgens de vermogensvergelijkingstheorie.

          Vraag 2

          Welke stelling is juist?

          1. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan lagere inkomens doet altijd recht aan het belastingmixbeginsel.
          2. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan lagere inkomens doet altijd recht aan het gelijkheidsbeginsel.
          3. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan de lagere inkomens kan recht doen aan het draagkrachtbeginsel. De heffingsgrondslag moet dan wel ook in de beschouwing worden betrokken.
          4. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan de lagere inkomens kan recht doen aan het profijtbeginsel. De heffingsgrondslag moet dan wel ook in de beschouwing worden betrokken.

          Vraag 3

          Welke Nederlandse belasting is geen directe belasting?

          1. Schenk- en erfbelasting
          2. Vennootschapsbelasting
          3. Inkomstenbelasting
          4. Omzetbelasting

          Vraag 4

          Het volgende bericht is in de krant opgenomen:

          Die belasting is er voor iedereen

          Door een gat in de Europese wetgeving betalen grote bedrijven te weinig of geen belasting.

          Door Stéphane Alonso 26 november 2013

          Naar schatting duizend miljard euro. Dat is het fabuleuze bedrag dat alle Europese burgers samen jaarlijks mislopen door belastingfraude, belastingparadijzen en ‘agressieve belastingplanning’.

          Twee keer geen belasting betalen

          Nederland telt veel brievenbusfirma's (12.000) en honderden bilaterale belasting- en investeringsverdragen. Daardoor kunnen bedrijven uit de hele wereld gebruikmaken van het gunstige belastingklimaat, ook bedrijven die niet of nauwelijks bijdragen aan de 'echte' economie. In augustus concludeerde het Centraal Planbureau (CPB) in een onderzoek dat Nederland weliswaar geen belastingparadijs is - in de zin dat het geen eindbestemming van geldstromen is - maar wel een belangrijk 'doorsluisland'. De maas die Semeta [eurocommissaris voor belastingen] wil dichten, zit in een richtlijn uit 1990, die beschrijft hoe er met buitenlandse dochters van bedrijven dient te worden omgegaan. Om te voorkomen dat winsten en dividenden hieruit twee keer belast zouden worden, in twee landen, kwam er een vrijstelling: alleen het moederbedrijf zou worden aangeslagen, in het eigen land. Een goedbedoeld idee, twee keer voor hetzelfde betalen is oneerlijk. In de praktijk slagen bedrijven er echter in om twee keer helemaal niet te betalen. Met behulp

          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 3

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 3


          Meerkeuzevragen

          Vraag 1

          Welke van onderstaande omstandigheden is niet relevant bij het vaststellen van de totaalwinst van een onderneming?

          1. De feitelijke aanwending van een vermogensbestanddeel door de ondernemer.
          2. De beëindiging van de ondernemingsactiviteiten door de ondernemer.
          3. Het moment waarop de ondernemer de ondernemingskosten betaalt.
          4. Het onttrekken van vermogensbestanddelen aan de onderneming door de ondernemer.

          Vraag 2

          Jan is gek op koken en start een kookboekenwinkel. Hij koopt op 1 juli 2013 een winkelpand aan de Langegracht voor € 500.000. Het pand moet nog worden verbouwd. Na een ingrijpende verbouwing gaat de winkel open op 1 februari 2014. Mag Jan in het jaar 2013 op het pand afschrijven?

          1. Ja, want het pand vormt in 2013 ondernemingsvermogen voor Jan.
          2. Nee, want de winkel gaat pas open in februari 2014.
          3. Nee, want het pand is in 2013 slechts een half jaar in bezit. Op bezittingen kan enkel worden afgeschreven als deze een heel jaar in bezit zijn.
          4. Nee, want hij heeft in 2013 enkel de winkel verbouwd.

          Vraag 3

          Het Europese hoofdkwartier van een internationale koffieketen verhuist van Amsterdam naar Londen. Dit omdat daar verreweg de meeste Europese vestigingen zijn. Fiscale overwegingen spelen echter ook een rol. Op welk beginsel zal de Engelse fiscus zich beroepen om na de verhuizing over de winst te kunnen heffen van het Europese hoofdkwartier?

          1. Het nationaliteitsbeginsel.
          2. Het profijtbeginsel.
          3. Het bronbeginsel.
          4. Het woonplaatsbeginsel

          Vraag 4

          De thrillers van een in Engeland wonende auteursechtpaar worden in de Nederlandse boekwinkels snel verkocht. Vanwege dit succes vliegt het echtpaar regelmatig naar Nederland voor een signeersessie. Het echtpaar besluit een ‘vakantiehuisje’ aan de Leidse grachten te kopen. Zij verblijven in deze woning tijdens hun bezoekjes aan Nederland.

          Op grond van welke artikelen wil Nederland belasting heffen over deze Leidse woning?

          1. Art. 2.1, lid 1, onder a jo art. 2.1, lid 2 jo art. 5.3, lid 2, onder a Wet IB 2001.
          2. Art. 2.1, lid 1, onder b jo art. 2.1, lid 2 jo art. 5.3, lid 2, onder a Wet IB 2001.
          3. Art. 2.1, lid 1, onder a jo art. 2.1, lid 2 jo art. 7.7, lid 2, onder a Wet IB 2001.
          4. Art. 2.1, lid 1, onder b jo art. 2.1, lid 2 jo art. 7.7, lid 2, onder a Wet IB 2001.

          Vraag 5

          In de inkomstenbelasting is er een ‘subjectieve belastingplicht’. Wat wordt hiermee bedoeld?

          1. De subjectieve belastingplicht ziet op het tarief dat van toepassing is op bepaalde belastbare inkomsten.
          2. De subjectieve belastingplicht geeft aan welk inkomen van natuurlijke personen wordt betrokken in de belastingheffing.
          3. De subjectieve belastingplicht geeft aan welke natuurlijke personen op grond van de Wet IB zijn onderworpen aan inkomstenbelasting.
          4. De subjectieve belastingplicht wijst op die artikelen
          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 4

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 4


          Meerkeuzevragen

          Vraag 1

          In de Volkskrant van 5 november 2012 stond het volgende artikel (enkel de relevante passages zijn weergegeven):

          Presidentskandidaat Romney maakt gebruik van Nederland als belastingparadijs

          De fiscale sluipwegen van Mitt Romney lopen ook door Nederland. Het private-equityfonds Bain Capital, waarin de presidentskandidaat participeert, zou via de Nederlandse route zo’n 80 miljoen euro aan dividendbelasting hebben ontweken.

          Presidentskandidaat Mitt Romney profiteert via het private-equityfonds Bain Capital van een voordelige fiscale route die via Nederland loopt. Nederland is voor het Amerikaanse Bain, dat door Romney werd opgericht, een schakel in zijn omvangrijke internationale web van trust- en houdstermaatschappijen.

          Door zijn investering van de in 2004 overgenomen Ierse farmaceut Warner Chilcott via Nederland te laten lopen, weet Bain dividend- en vermogenswinstbelasting te vermijden. Sinds de aandelen in Nederland zijn ondergebracht, werd zo’n 398 miljoen dollar (303 miljoen euro) aan dividend uitgekeerd en verkocht Bain voor ruim 334 miljoen dollar (260 miljoen euro) aan aandelen.

          Dit blijkt uit door Follow the Money voor de Volkskrant onderzochte deponeringen bij de Amerikaanse beurstoezichthouder (SEC), Romneys belastingaangiften, door het Amerikaanse techblog Gawker geopenbaarde vertrouwelijke documenten van Bain, en gegevens van de Nederlandse Kamer van Koophandel.

          (…)

          398 miljoen dollar.

          Sinds 2010 heeft Bain Capital zijn aandelen in Warner Chilcott ondergebracht in een Nederlandse besloten vennootschap. Vanaf het begin hebben er omvangrijke uitkeringen aan Bain Capital plaatsgevonden. Warner Chilcott keerde vanaf augustus 2010 398 miljoen dollar aan dividend uit. Bain verkocht in deze jaren ook voor ruim 334 miljoen dollar aan aandelen Warner Chilcott.

          Door gebruik te maken van (……………) in Nederland en Luxemburg weet Bain dividend- en vermogenswinstbelasting te vermijden en de opbrengsten van zijn aandelen veilig onder te brengen in de fiscale vrijplaats Kaaimaneilanden. (……………) houdt in dat de winst uit een aandelenbezit van meer dan 5 procent niet wordt belast in Nederland. Nederland is mede daarom een aantrekkelijke vestigingsplaats voor houdstermaatschappijen van multinationals en financiële fondsen. ‘We zijn wereldkampioen (……………)’, zegt Jos Peters, fiscalist bij Merlyn.

          Welk woord ontbreekt op de drie stippellijnen?

          1. (de regeling in) belastingverdragen.
          2. (de) deelnemingsvrijstelling.
          3. (de) fiscale eenheid.
          4. (het) verdrag ter voorkoming van dubbele belasting.

          Vraag 2

          Belastingverdragen bevatten geen regels:

          1. Over de uitwisseling van inlichtingen en bijstand bij invordering.
          2. Ter voorkoming van discriminatie.
          3. Ter voorkoming van economische dubbele belastingheffing.
          4. Ter voorkoming van het ontgaan van belasting.

          Vraag 3

          Welke beginselen past Nederland toe bij het afbakenen van de heffingsbevoegdheid?

          1. Het woonplaatsbeginsel en het bronbeginsel.
          2. Het woonplaatsbeginsel en het nationaliteitsbeginsel.
          3. Het woonplaatsbeginsel, het bronbeginsel en het nationaliteitsbeginsel.
          4. Het woonplaatsbeginsel, het bronbeginsel, het nationaliteitsbeginsel en het vermogensbeginsel.

          Vraag 4

          Het legaliteitsbeginsel in het belastingrecht houdt in dat:

          1. belastingen slechts krachtens de wet mogen worden geheven.
          2. belastingen slechts mogen worden geheven over legaal verkregen inkomsten.
          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 5

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 5


          Meerkeuzevragen

          Vraag 1

          Lees het onderstaande artikel aandachtig door:

          Google omzeilt belasting via Nederland

          Laatste update: 23 oktober 2010 12:37

          AMSTERDAM - Google 'ontduikt' via onder andere Nederland belastingen uit de Verenigde Staten en bespaarde over de afgelopen drie jaar op die manier ruim 3,1 miljard dollar (ongeveer 2,2 miljard euro). Dat blijkt uit onderzoek van persbureau Bloomberg.

          Door gebruik te maken van de zogenaamde 'Dutch Sandwich-techniek' gaan inkomsten van Google naar Ierland, dan via Nederland naar Bermuda en uiteindelijk weer terug naar Ierland. Daarvandaan kan het geld als dividend worden uitgekeerd aan Googles aandeelhouders.

          Het percentage winstbelasting dat Google in het buitenland moet betalen is door deze constructie verlaagd tot 2,4 procent. Het laagste percentage van de vijf grootste technologiebedrijven uit de VS. In veel landen is het officiële percentage belasting hoger dan 20 procent.

          Er is in de VS nogal wat te doen rondom deze vorm van __________. De belastingtrucs zouden de Amerikaanse overheid volgens specialisten jaarlijks zestig miljard dollar kosten, terwijl onder andere de Nederlandse fiscus profiteert.

          Double Irish

          Google betaalde winstbelasting de afgelopen jaren in Ierland en profiteert zo van voordelige Ierse belastingwetten waardoor het de 12,5 procent officiële belasting ontloopt. De zogenaamde Double Irish-methode is gebouwd op twee bedrijven.

          De een vraagt royalty's voor gebruik van het intellectueel eigendom. Op deze manier worden uitgaven gecreëerd die het belastbaar inkomen van een bedrijf verlagen. Een ander bedrijf int de royalty's in een land dat Ierse belastingen negeert, zoals Bermuda.

          Om te ontkomen aan een voorheffing op de winstbelasting als het geld Ierland verlaat wordt het naar een Nederlandse Google-BV gestuurd. Ierse belastingwetten geven sommige Europese landen, waaronder Nederland, namelijk vrijstelling van royaltybelastingen, normaal gesproken ongeveer 15 procent.

          "Vervolgens kunnen de royalty's ons land vrijwel onbelast verlaten richting Bermuda", vertelt Peter Smits, hoogleraar fiscale economie van de Erasmus Universiteit en verbonden aan Deloitte.

          "Het geld staat hooguit een dag of twee in Nederland geparkeerd. Daarom heeft de Nederlandse belastingdienst kennelijk een speciale afspraak gemaakt met Google, waarbij is afgesproken dat Nederland over 0,2 procent van de geldstroom vennootschapsbelasting int."

          Buitenlandse artiesten als U2 en The Rolling Stones gebruiken dezelfde constructie, en ook een groot bedrijf als IKEA heeft vanwege het gunstige belastingklimaat zijn hoofdkantoor in Nederland gevestigd. Jaarlijks stromen zo duizenden miljarden euro's door Nederland.

          Vul het ontbrekende woord in:

          1. Belastingfraude.
          2. Belastingontduiking.
          3. Belastingontwijking.
          4. Boxhopping.

          Vraag 2

          Professor Smits merkt op dat de royalty’s onbelast ons land verlaten richting Bermuda. Wat is de juiste onderbouwing van deze stelling?

          1. Er is geen verdrag gesloten tussen Nederland en Bermuda. Het Besluit voorkoming dubbele belasting is van toepassing en wijst het heffingsrecht toe een Bermuda.
          2. Het verdrag Nederland – Bermuda (conform het OESO-modelverdrag) wijst het heffingsrecht toe aan Bermuda.
          3. Nederland kent geen bronheffing op
          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 6

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 6


          Meerkeuzevragen

          Vraag 1

          Wat wordt verstaan onder ‘box hopping’ in de inkomstenbelasting?

          1. De neiging van belastingplichtigen om de tariefverschillen tussen de boxen in hun voordeel te gebruiken.
          2. Het verschijnsel dat sommige bronnen van inkomen in meerdere boxen tegelijk kunnen vallen.
          3. De neiging van de belastingdienst om belastingplichtigen altijd in de voor hen meest ongunstige box te belasten.
          4. Het verschijnsel dat door de toepassing van de drie boxen dubbele of zelfs drievoudige heffing kan optreden.

          Vraag 2

          Er is in het algemeen sprake van een bron van inkomen als een belastingplichtige: Voordeel (…); dit voordeel redelijkerwijs (…); en deelneemt aan (…).

          Vul in (3x):

          1. geniet, mag ontvangen, het economisch verkeer.
          2. beoogt, kan genieten, het arbeidsproces.
          3. kan verwachten, heeft verwacht, de Nederlandse samenleving.
          4. beoogt, kan verwachten, het economische verkeer.

          Vraag 3

          Winst in de zin van de wet IB 2001 is:

          1. het bedrag van de gezamenlijke voordelen die de ondernemer, onder welke naam en in welke vorm ook, aan inkomen geniet.
          2. het bedrag van de gezamenlijke voordelen die de onderneming, onder welke naam en in welke vorm ook, als zodanig aan voordelen verwerft.
          3. het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden verkregen uit de onderneming.
          4. het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden genoten door de onderneming.

          Vraag 4

          Roberto verzamelt postzegels. Hij reist een paar keer per jaar naar verzamelaarsbeurzen met (een deel van) zijn collectie. Doorgaans doet hij zaken op ruilbasis. Voor het bezoeken van die beurzen maakt hij gebruik van het openbaar vervoer; soms maakt hij ook kosten voor (eenvoudige) overnachtingen. Zijn de reis- en overnachtingskosten aftrekbaar voor zijn aangifte inkomstenbelasting 2011?

          1. Nee, er is geen sprake van een bron van inkomen.
          2. Ja, maar alleen voor zover hij geldomzet maakt (en dus niet gewoon ruilt).
          3. De overnachtingskosten zijn niet aftrekbaar; de reiskosten zijn aftrekbaar voor zover Roberto beschikt over een reisverklaring in de zin van art. 16 lid 2 en 3 Uitv.reg. IB 2001.
          4. Alle kosten zijn aftrekbaar, zij het binnen de grenzen van art. 3.15 Wet IB 2001.

          Vraag 5

          Welke bewering is juist?

          1. Het profijtbeginsel is een belangrijk beginsel bij de heffing van inkomstenbelasting.
          2. Daar waar belastingen worden gebruikt om een bijdrage te leveren aan de realisatie van andere doelstellingen van overheidsbeleid, kan men spreken over de ‘instrumentalisering’ van het belastingrecht.
          3. Over de omvang en richting van ‘afwenteling’ bestaat in het belastingrecht altijd op voorhand duidelijkheid, zodat belastingheffing gericht kan plaatsvinden.
          4. Door de instrumentalisering van het belastingrecht, wordt het belastingrecht voor de burger eenvoudiger en toegankelijker.

          Vraag 6

          In welke zin leidt het “klassieke stelsel” tot dubbele belastingheffing?

            .....read more
            Access: 
            Public
            Belastingrecht - UL - Oefententamen 7

            Belastingrecht - UL - Oefententamen 7


            Open vragen

            Vraag 1

            In het vakblad voor de bakkersbranche “Bakkerswereld” staat het volgende bericht:

            Onregelmatigheden bakkersbranche

            Nieuwsbericht| 22-02-2011

            De FIOD heeft op woensdag 16 februari 5 bedrijfspanden en 3 woningen in Roermond en Eindhoven doorzocht. Het vermoeden is dat de boekhouding vervalst is en dat bij de in- en verkoop van (brood)meel geen belasting is afgedragen. Het geschatte nadeel voor de schatkist is rond de 600.000 euro.

            Het strafrechtelijk onderzoek vindt plaats onder leiding van het Functioneel Parket. De Belastingdienst doet onderzoek naar onregelmatigheden bij bakkers die tevens een lunchroom exploiteren. Uit vooronderzoek is gebleken dat zich met name bij die bakkers onregelmatigheden voordoen. Bij 17 onderzochte ondernemingen is in totaal ruim €3 miljoen aan naheffingsaanslagen opgelegd. Ook de arbeidsinspectie, UWV en VWA constateren regelmatig overtredingen bij deze specifieke groep. Daarom is er samen met gemeenten, politie en het Openbaar Ministerie een interventieteam opgericht dat deze bakkers extra controleert. Naast belastingfraude wordt er ook gekeken naar illegaal tewerkgestelde personen, voedselveiligheid, hygiëne en uitkeringsfraude. Het doel is om, waar nodig, het gedrag te verbeteren. Naast toezicht is er ook sprake van voorlichting.

            a. Indien een ondernemer te weinig belasting betaalt, kan hij worden bestraft. De inspecteur kan voor die bestraffing kiezen uit twee trajecten. Geef aan welk traject in het geval van de bakkers de voorkeur verdient.

            b. In het krantenartikel wordt gesproken over opgelegde heffingsaanslagen. Een fiscaal advocaat die door één van de bakkers is ingehuurd, beargumenteert dat naheffing niet zo maar mogelijk is; de fiscus zou een nieuw feit moeten hebben om een naheffingsaanslag op te leggen. Beargumenteer onder verwijzing naar de wettelijke bepalingen of dit standpunt juist is en waarom de eis van het nieuwe feit bij naheffing wel of niet wordt gesteld.

            Vraag 2

            In de krant is het volgende bericht te lezen:

            Kamer wil bankiersbonus 100 procent belasten

            Alle banken die staatssteun hebben ontvangen, moeten de sinds 2008 uitgekeerde bonussen 100 procent belasten. De Tweede Kamer gaat met deze eis in tegen de wens van minister Jan Kees de Jager (Financiën, CDA). De Tweede Kamer heeft dinsdag een motie van de PVV aangenomen over dit onderwerp.

            100 procent

            Hierin wordt het kabinet gevraagd alle financiële bonussen die sinds 2008 bij staatsgesteunde banken als ABN, ING, SNS Reaal en Aegon zijn uitgekeerd eenmalig tegen een tarief van 100 procent te belasten in de loonheffing.

            Kan dat niet, dan moet het kabinet aftrek van het hele bonusbedrag in de vennootschapsbelasting weigeren. De motie was door minister De Jager ontraden, onder meer omdat die in strijd zou zijn met de grondwet.

            Plasterks draai

            De motie werd aangenomen in de Kamer, dankzij steun van in ieder geval de PvdA en de SP. De SP vroeg onmiddellijk een brief van het kabinet over hoe het de motie denkt te gaan uitvoeren.

            .....read more
            Access: 
            Public
            Belastingrecht - UL - Oefententamen 8

            Belastingrecht - UL - Oefententamen 8


            Open vragen

            Vraag 1 (30 punten)

            Paul heeft in 2010 deelgenomen aan het televisieprogramma ‘De Gouden Kooi’. Opzet van het programma is dat een aantal deelnemers een villa bewoont. In en om de villa hangen camera’s. Winnaar is degene die in overeenstemming met de spelregels het langste weet te blijven zitten en zijn medespelers ‘wegpest’. De spelregels zijn neergelegd in een lijvig boekwerk. Daarin is onder meer bepaald dat de deelnemers verplicht zijn om de instructies van de producent van het programma op te volgen. Houdt een kandidaat zich niet aan de spelregels en/of instructies dan kan hij uit de villa worden gezet. Naast een kans op de hoofdprijs krijgen de kandidaten een vergoeding van € 2.500 voor iedere maand dat zij in het huis verblijven. Paul verlaat als derde na 10 maanden de villa en ontvangt € 25.000.

            a. Geef gemotiveerd aan of sprake is van een bron van inkomen voor Paul. U hoeft nog niet aan te geven om welke bron van inkomen het eventueel zou gaan.

            b. Uitgaande van de aanwezigheid van een bron van inkomen, geef gemotiveerd aan welke bron van inkomen naar uw mening van toepassing is.

            Paul is na zijn verblijf in de Gouden Kooi een bekende Nederlander geworden. Om te ontsnappen aan alle drukte besluit hij zijn huurhuis in Amsterdam op te zeggen en een reis rond de wereld te maken. Ook verkoopt Paul zijn auto. De auto is volgens de garage € 17.000 waard. Uiteindelijk verkoopt Paul zijn auto via internet aan een trouwe fan van de Gouden Kooi die juist de auto van Paul graag wil hebben en daarvoor € 22.000 betaalt.

            c. Geef gemotiveerd aan of het voordeel in box 1 kan worden belast en, zo ja, onder welke bron van inkomen.

            Vraag 2 (20 punten)

            Op de internetsite van het Reformatorisch Dagblad staat het volgende berichtje:

            Vettaks moet Roemenen van fastfood afhouden

            Roemenen moeten binnenkort belasting gaan betalen op producten die veel suiker en vet bevatten, zoals hamburgers, chips en frisdrank.

            Volgens de Roemeense regering moet de heffing ervoor zorgen dat mensen gezonder gaan eten. De helft van de 22 miljoen Roemenen is te dik, blijkt uit officiële cijfers. Het Roemeense parlement keurt de wet naar verwachting deze maand goed.

            Voor veel Roemenen was fastfood na de val van het communisme het symbool van vrijheid en een teken van welvaart. De snelle hap is ongekend populair, net als in andere landen in Oost-Europa. Obesitas komt er steeds meer voor, zegt de Praagse hoogleraar Vojtech Hainer, voormalig hoofd van de Europese Vereniging van Onderzoek naar Obesitas. „De levensstijl wordt steeds westerser, met meer tv-kijken, meer computeren, minder bewegen, meer autorijden en meer fastfood.”

            Gecombineerd met de traditionele, voedzame keuken van aardappel en vet varkensvlees zorgt dat ervoor dat meer dan de

            .....read more
            Access: 
            Public
            Belastingrecht - UL - Oefententamen 9

            Belastingrecht - UL - Oefententamen 9


            Vragen

            Vraag 1

            Welke stelling is juist?

            1. De loonbelasting die werkgevers op het loon inhouden is een voorheffing op de uiteindelijk verschuldigde vennootschapsbelasting.
            2. De omzetbelasting is een verbruiksbelasting.
            3. De overdrachtsbelasting is een belasting ter zake van het verkrijgen van roerende zaken in Nederland.
            4. De vennootschapsbelasting is een belasting van aandeelhouders die recht hebben op vennootschappelijke winst.

            Vraag 2

            De rendementgrondslag die in box 3 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 wordt gehanteerd bestaat uit:

            1. De waarde van de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden.
            2. De waarde van de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden en het heffingvrije vermogen.
            3. Het fictief rendement over de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden, verminderd met het heffingvrije vermogen.
            4. Het vermogensrendement over de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden.

            Vraag 3

            Wie dragen de vennootschapsbelasting?

            1. De aandeelhouders, voor wie immers na het voldoen van de belasting minder dividend overblijft.
            2. De lichamen in de zin van art. 1 Wet Vpb 1968, die immers subjectief belastingplichtig zijn.
            3. De werknemers, omdat arbeidsbeloningen niet aftrekbaar zijn bij de bepaling van de vennootschappelijke winst.
            4. Naast aandeelhouders ook werknemers en consumenten, omdat ondernemingskapitaal meer internationaal mobiel is dan werknemers en consumenten.

            Vraag 4

            Julia drijft een onderneming in de zin van art. 3.8 Wet IB 2001. Julia is in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met Jan. Jan werkt bij een belastingadvieskantoor in loondienst. Op een zekere dag koopt Julia een kaartje voor een landelijke autovakbeurs. Zij hoopt op die beurs allerlei zakelijke contacten te spreken en iets op te steken van de nieuwe ontwikkelingen in de autowereld. Het kaartje geeft recht op een gratis lot, waarmee Julia een motorfiets wint. Jan heeft vervolgens de motorfiets in gebruik genomen voor het woon-werkverkeer naar zijn kantoor. Welke stelling is juist over de fiscale positie van Juliaen/of Jan?

            1. Aangezien de motorfiets door Jan wordt gebruikt in het kader van zijn dienstverband bij het belastingadvieskantoor, zijn de kosten van de motorfiets bij hem als reisaftrek aftrekbaar van zijn belastbaar loon in de zin van art. 3.80 Wet IB 2001.
            2. Aangezien Julia de motor niet voor zakelijke doeleinden gebruikt, kan de waarde van de motorfiets niet tot de winst van de onderneming van Julia behoren.
            3. De waarde van de motorfiets is bij Julia belast als winst uit onderneming. Het kaartje voor de vakbeurs is immers uit zakelijke overwegingen gekocht.
            4. De waarde van de motorfiets is mogelijk bij Julia belast als resultaat uit overige werkzaamheden, omdat de motorfiets het resultaat is uit haar werkzaamheden
            .....read more
            Access: 
            Public
            Belastingrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

            Belastingrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

            • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Belastingrecht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid Jaar 1 aan de Universiteit Leiden.
            • Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar
              Rechten Leiden: Bachelor en Master UL - Samenvattingen en studiehulp
            Work for WorldSupporter

            Image

            JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

            Working for JoHo as a student in Leyden

            Parttime werken voor JoHo

            Check more of this topic?
            How to use more summaries?


            Online access to all summaries, study notes en practice exams

            Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

            There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

            1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
            2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
            3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
            4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
            5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

            Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

            Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

            Field of study

            Access level of this page
            • Public
            • WorldSupporters only
            • JoHo members
            • Private
            Statistics
            2485
            Comments, Compliments & Kudos:

            Add new contribution

            CAPTCHA
            This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
            Image CAPTCHA
            Enter the characters shown in the image.