Belastingrecht - UL - Oefententamen 2


Meerkeuzevragen

Vraag 1

Met betrekking tot het fiscale inkomensbegrip in de inkomstenbelasting is één van onderstaande stellingen onjuist, welke is dat?

  1. Een vermogenstoename kan toch onder het wettelijk fiscale inkomensbegrip vallen als er geen sprake is van een ‘bron van inkomen’, zoals bij een schenking.
  2. Aan het begrip ‘bron van inkomen’ zijn door de Hoge Raad een aantal aanvullende eisen gesteld: deelname aan het economische verkeer, voordeel beogen en voordeel verwachten.
  3. In de inkomstenbelasting is het fiscale inkomensbegrip hoofdzakelijk gebaseerd op de bronnentheorie.
  4. Het fiscale inkomen is gelijk aan de groei van het vermogen in een bepaald tijdvak, volgens de vermogensvergelijkingstheorie.

Vraag 2

Welke stelling is juist?

  1. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan lagere inkomens doet altijd recht aan het belastingmixbeginsel.
  2. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan lagere inkomens doet altijd recht aan het gelijkheidsbeginsel.
  3. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan de lagere inkomens kan recht doen aan het draagkrachtbeginsel. De heffingsgrondslag moet dan wel ook in de beschouwing worden betrokken.
  4. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan de lagere inkomens kan recht doen aan het profijtbeginsel. De heffingsgrondslag moet dan wel ook in de beschouwing worden betrokken.

Vraag 3

Welke Nederlandse belasting is geen directe belasting?

  1. Schenk- en erfbelasting
  2. Vennootschapsbelasting
  3. Inkomstenbelasting
  4. Omzetbelasting

Vraag 4

Het volgende bericht is in de krant opgenomen:

Die belasting is er voor iedereen

Door een gat in de Europese wetgeving betalen grote bedrijven te weinig of geen belasting.

Door Stéphane Alonso 26 november 2013

Naar schatting duizend miljard euro. Dat is het fabuleuze bedrag dat alle Europese burgers samen jaarlijks mislopen door belastingfraude, belastingparadijzen en ‘agressieve belastingplanning’.

Twee keer geen belasting betalen

Nederland telt veel brievenbusfirma's (12.000) en honderden bilaterale belasting- en investeringsverdragen. Daardoor kunnen bedrijven uit de hele wereld gebruikmaken van het gunstige belastingklimaat, ook bedrijven die niet of nauwelijks bijdragen aan de 'echte' economie. In augustus concludeerde het Centraal Planbureau (CPB) in een onderzoek dat Nederland weliswaar geen belastingparadijs is - in de zin dat het geen eindbestemming van geldstromen is - maar wel een belangrijk 'doorsluisland'. De maas die Semeta [eurocommissaris voor belastingen] wil dichten, zit in een richtlijn uit 1990, die beschrijft hoe er met buitenlandse dochters van bedrijven dient te worden omgegaan. Om te voorkomen dat winsten en dividenden hieruit twee keer belast zouden worden, in twee landen, kwam er een vrijstelling: alleen het moederbedrijf zou worden aangeslagen, in het eigen land. Een goedbedoeld idee, twee keer voor hetzelfde betalen is oneerlijk. In de praktijk slagen bedrijven er echter in om twee keer helemaal niet te betalen. Met behulp van brievenbusfirma's worden dividenden en winsten omgezet in schulden en verliezen, waarover geen belasting hoeft te worden betaald. Dat kan straks niet meer.

Wereldwijde aanpak

De Europese Commissie wil bovendien dat in alle lidstaten een 'antimisbruikregel' wordt ingevoerd. Met zo'n regel kan een lidstaat die zich benadeeld voelt door soepelere regels in een ander land, alsnog belasting heffen. Bijvoorbeeld als er duidelijke aanwijzingen zijn dat een bepaalde constructie is opgezet voor _______________________. Dit moet volgens Semeta leiden tot ,,eerlijkere begrotingsinkomsten en eerlijkere concurrentie tussen bedrijven". Oftewel: de ene lidstaat moet de ander niet het brood uit de mond stoten met gewiekst belastingbeleid. De eurocommissaris wil dat de aanpassingen in de moeder-dochterrichtlijn uiterlijk eind volgend jaar zijn doorgevoerd. Maar het gaat voorlopig om voorstellen: de lidstaten en het Europees Parlement moeten zich er ook over uitspreken. Niet iedereen is enthousiast: het Nederlandse standpunt is doorgaans dat de aanpak van _______________________ alleen zin heeft op wereldwijde schaal, als álle landen meedoen. Bovendien lossen de plannen maar een deel van het probleem op: _______________________ is er in vele soorten en maten. Een van de meest spraakmakende, waarbij dochters hun winst via brievenbusfirma's overmaken als (onbelaste) royalty's voor het gebruik van merknamen en bedrijfsconcepten, wordt niet aangepakt. Nog niet, want de Europese Commissie is hier wel mee bezig.

Vul hetzelfde ontbrekende woord op de drie lege plekken in:

  1. Wetsontduiking
  2. Belastingfraude
  3. Belastingontwijking
  4. Belastingontduiking

Vraag 5

Het Nederlandse stelsel van belastingheffing over de winsten van vennootschappen wordt aangeduid als het klassieke stelsel. Dit stelsel wordt gekenmerkt door:

  1. Afzonderlijke heffing bij de subjecten die aan belasting zijn onderworpen waardoor ieder subject in beginsel zelfstandig wordt betrokken in de belastingheffing.
  2. Belastingplicht voor iedere rechtsvorm die opgericht is in Nederland, ongeacht haar vestigingsplaats of werkzaamheden.
  3. Toepassing van de deelnemingsvrijstelling waardoor royalty’s en rente van deelnemingen in beginsel zijn bij de aandeelhouder zijn vrijgesteld.
  4. Toepassing van het regime van de fiscale eenheid waardoor vennootschappen in de heffing van de vennootschapsbelasting worden betrokken alsof zij samen één belastingplichtige zijn.

Vraag 6

Anne werkt als verkoopmedewerkster in een supermarkt. In de avonduren speelt zij in een coverband. Anne’s band wordt steeds populairder. In 2013 heeft Anne’s coverband 5 optredens tijdens festivals. Met deze optredens verdient ze in totaal € 10.250. De coverband repeteert in het lokale buurthuis. De kosten die hieraan verbonden zijn, worden over de bandleden verdeeld. Voor Anne bedroegen de totale kosten in 2013 € 800. Welke van de volgende stellingen is juist?

  1. Anne geniet in 2013 belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden wegens haar optreden in de coverband. De verdiensten zijn belast, maar de kosten zijn niet aftrekbaar. Het resultaatregime laat namelijk geen kostenaftrek toe.
  2. Anne geniet in 2013 belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden wegens haar optreden in de coverband. De verdiensten zijn belast en de kosten zijn aftrekbaar.
  3. Anne geniet in 2013 géén belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden wegens haar optreden in de coverband. Hobbyactiviteiten vinden plaats buiten het economische verkeer.
  4. Anne geniet in 2013 géén belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden wegens haar optreden in de coverband. Anne verricht te weinig arbeid om deze activiteiten te kwalificeren als een werkzaamheid.

Vraag 7

Naast de reguliere voordelen zijn ook de vervreemdingsvoordelen uit een aanmerkelijk belang belast, maar waarom?

  1. Als tegenwicht voor het feit dat de reguliere voordelen niet aftrekbaar zijn in de vennootschapsbelasting, maar de vervreemdingsvoordelen wel.
  2. Anders zouden aanmerkelijkbelanghouders hun familie kunnen bevoordelen door hen vervreemdingsvoordelen toe te kennen, indien zij geen aanmerkelijk belang hebben.
  3. Om te voorkomen dat aanmerkelijkbelanghouders belasting gaan vermijden door zichzelf geen reguliere voordelen toe te kennen.
  4. Omdat de vervreemdingsvoordelen anders belast zouden moeten worden als resultaat uit overige werkzaamheden.

Vraag 8

Welk gevolg heeft het als een vermogensbestanddeel van een ondernemer in de zin van de Wet IB 2001 als verplicht ondernemingsvermogen wordt geëtiketteerd?

  1. De belastingplichtige heeft dan de keuze het vermogensbestanddeel als privévermogen te etiketteren.
  2. De ruilarresten kunnen op een dergelijk vermogensbestanddeel niet worden toegepast.
  3. De winst bij vervreemding van dit vermogensbestanddeel is belast in box 1.
  4. Het vermogensbestanddeel behoort tot de grondslag van box 3.

Vraag 9

Meneer Appel heeft een groentewinkel, een IB-onderneming. In 2013 komt door middel van de verkoop van groente € 50.000 binnen. Verder is bekend dat:

  • Meneer Appel een toeleverancier uit privémiddelen € 2.000 heeft betaald.

  • Meneer Appel als cadeau voor zijn kinderen de computer uit de winkel heeft meegenomen met een waarde van € 100, zonder dat hij hiervoor betaald heeft.

  • Meneer Appel € 10.000 aan huurkosten heeft gemaakt in verband met de winkelruimte.

  • Meneer Appel op de rommelmarkt zijn privéverzameling groentemessen heeft verkocht voor € 700.

Wat is het juiste bedrag aan winst uit onderneming dat in 2013 in de heffing zal worden betrokken?

Er kan aangenomen worden dat alle genoemde bedragen op grond van goedkoopmansgebruik in 2013 thuishoren en dat er geen vrijstellingen of andere bijzondere regels van toepassing zijn.

  1. € 38.000.
  2. € 38.100.
  3. € 38.800.
  4. € 40.000.

Vraag 10

Tom heeft een eenmanszaak in de verkoop van sokken en ondergoed via internet. Zijn blauw-grijze onderbroeken worden goed verkocht in Nederland. Tom heeft een studente, genaamd Ingrid, in dienst genomen om de postpakketjes in te pakken en vervolgens te verzenden. Welk van de onderstaande stellingen is juist?

  1. Tom betaalt ten aanzien van de winst uit onderneming inkomstenbelasting. De loonbelasting die Tom inhoudt ten aanzien van het loon van Ingrid is een voorheffing op Tom’s inkomstenbelasting.
  2. Tom betaalt ten aanzien van de winst uit onderneming inkomstenbelasting. De loonbelasting die Tom inhoudt ten aanzien van het loon van Ingrid is geen voorheffing op Tom’s inkomstenbelasting.
  3. Tom betaalt ten aanzien van de winst uit onderneming vennootschapsbelasting. De loonbelasting die Tom inhoudt ten aanzien van het loon van Ingrid is een voorheffing op Tom’s vennootschapsbelasting.
  4. Tom betaalt ten aanzien van de winst uit onderneming vennootschapsbelasting. De loonbelasting die Tom inhoudt ten aanzien van het loon van Ingrid is geen voorheffing op Tom’s inkomstenbelasting.

Vraag 11

Op de volgende wijze kan de fiscale winst worden bepaald:

  1. Het beginvermogen plus het eindvermogen, minus stortingen plus onttrekkingen.
  2. Het eindvermogen minus het beginvermogen, plus stortingen minus onttrekkingen.
  3. Het eindvermogen minus het beginvermogen, minus stortingen plus onttrekkingen.
  4. Het beginvermogen minus het eindvermogen, plus stortingen minus onttrekkingen.

Vraag 12

Geef aan welke van de onderstaande stellingen juist is/zijn.

Stelling I: Lotte bezit 4% van de aandelen van X BV. Lotte’s partner Milan bezit 3% van de aandelen van X BV. Lotte en Milan zijn beiden aanmerkelijkbelanghouders van X BV.

Stelling II: Het vervreemdingsvoordeel uit aanmerkelijk belang is de overdrachtsprijs minus de ten laste van de vervreemder komende kosten.

  1. Stelling I en II zijn juist
  2. Stelling I en II zijn onjuist.
  3. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
  4. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.

Vraag 13

Mevrouw Den Hartog heeft onder andere de volgende bezittingen:

  1. Een huis in Den Haag, waarin ze met haar familie woont.
  2. Een winkelpand in Amsterdam waarin ze haar onderneming drijft.
  3. Een vakantiewoning in Spanje.

Welke van de onderstaande stellingen is juist?

  1. Alle bezittingen behoren niet tot de rendementsgrondslag van box 3.
  2. Het huis in Den Haag en de vakantiewoning in Spanje behoren niet tot de rendementsgrondslag van box 3.
  3. Het huis in Den Haag en het winkelpand in Amsterdam behoren niet tot de rendementsgrondslag van box 3.
  4. Het winkelpand in Amsterdam en de vakantiewoning in Spanje behoren niet tot de rendementsgrondslag van box 3.

Vraag 14

Een natuurlijke persoon, woonachtig in Nederland, houdt 8% van de aandelen in een Duitse GmbH en ontvangt een dividend van deze vennootschap. Op welke wijze wordt dit dividend betrokken in de belastingheffing als het aandelenbelang niet tot een ondernemingsvermogen of werkzaamheid behoort?

  1. Het dividend wordt niet belast, omdat de vennootschap niet in is Nederland gevestigd.
  2. Het dividend wordt belast als resultaat uit overige werkzaamheden omdat het normaal vermogensbeheer te boven wordt gegaan.
  3. Het dividend wordt dan in box 2 belast als regulier voordeel uit aanmerkelijk belang.
  4. Het dividend wordt in beginsel belast, maar is vrijgesteld onder de deelnemingsvrijstelling, indien aan alle voorwaarden is voldaan.

Vraag 15

Thomas, woonachtig te Amsterdam, houdt 100% van de aandelen in X BV. X BV houdt 10% van de aandelen in Y BV. Thomas houdt zelf geen aandelen in Y BV, maar zijn vader Bas, woonachtig te Amsterdam, houdt 4% van de aandelen in Y BV. Y BV houdt op haar beurt 2% van de aandelen in A BV. Thomas houdt direct geen aandelen in A BV, maar zijn vader Bas houdt 4% van de aandelen in A BV.

Welk antwoord is juist?

  1. Thomas heeft een direct aanmerkelijk belang in X BV en een indirect aanmerkelijk belang in Y BV. Hij heeft geen aanmerkelijk belang in A BV. Bas heeft een meegetrokken aanmerkelijk belang in Y BV en geen aanmerkelijk belang in X BV of A BV.
  2. Thomas heeft een direct aanmerkelijk belang in X BV en Y BV. Bas heeft een meegetrokken aanmerkelijk belang in Y BV. Thomas en Bas hebben beiden geen aanmerkelijk belang in A BV.
  3. Thomas heeft een direct aanmerkelijk belang in X BV en een indirect aanmerkelijk belang in Y BV en A BV. Bas heeft een meegetrokken aanmerkelijk belang in Y BV en A BV.
  4. Thomas heeft een direct aanmerkelijk belang in X BV en een indirect aanmerkelijk belang in Y BV. Bas heeft een meegetrokken aanmerkelijk belang in Y BV en A BV.

Vraag 16

Jan bezit 3% van de aandelen in het geplaatste kapitaal van Y BV en winstbewijzen die recht geven op 3% van de winst van Y BV. Zijn broer Joost bezit 10% van de geplaatste aandelen in Y BV. Heeft Jan een aanmerkelijk belang in Y BV?

  1. Ja, ook al bezit Jan minder dan 5% van de aandelen, zijn aandelenbezit wordt meegetrokken door het bezit van 10% van de aandelen van zijn broer Joost.
  2. Ja, ook al bezit Jan minder dan 5% van de aandelen, zijn aandelenbezit wordt meegesleept door het bezit van 10% van de aandelen van zijn broer Joost.
  3. Ja, tot een aanmerkelijk belang in een vennootschap behoren de aandelen in of winstbewijzen van die vennootschap. Jan voldoet derhalve aan het 5%-criterium aangezien hij in totaal een belang van 6% in Y BV heeft.
  4. Nee, Jan bezit 3% van de aandelen en winstbewijzen die recht geven op 3% van de winst en voldoet derhalve niet aan het 5%-criterium.

Vraag 17

Mona werkt als uitsmijter bij een café. Mona heeft thuis een verzameling gok- en fruitautomaten. Deze automaten staan normaal gesproken in haar studeerkamer zodat zij de hele dag kan spelen. Mona besluit de spelautomaten voortaan te verhuren voor een zakelijke prijs aan het café. Zo verdient zij nog een zakcentje aan de spelautomaten. Hoe worden de verhuurde automaten in de belastingheffing betrokken?

  1. De automaten worden in box 3 belast, omdat Mona deze hoofdzakelijk als belegging houdt.
  2. De automaten worden in box 3 belast, omdat Mona deze gebruikt voor persoonlijke doeleinden. Zij verdient er een zakcentje mee.
  3. De automaten worden niet in box 3 belast, omdat Mona deze hoofdzakelijk als belegging houdt.
  4. De automaten worden niet in box 3 belast, omdat Mona deze gebruikt voor persoonlijke doeleinden.

Vraag 18

Burke bezit 100% van de aandelen in Burke BV. Burke BV exploiteert een juwelierswinkel in het centrum van Leiden. De aandelen zijn € 1.000.000 waard. Burke heeft de aandelen drie jaar geleden verworven voor € 200.000. Burke verkoopt alle aandelen aan zijn dochter Elies voor € 600.000. Elies verkoopt de gekochte aandelen een week later voor € 1.000.000 door aan haar vriendin Sofie.

Welke bewering is juist over de fiscale gevolgen?

  1. Elies is geen inkomstenbelasting verschuldigd ter zake van de verkoop van de aandelen aan Sofie.
  2. Burke BV moet over een winst van € 400.000 inkomstenbelasting betalen.
  3. Burke BV moet over een winst van € 400.000 vennootschapsbelasting betalen.
  4. Burke moet inkomstenbelasting betalen over een inkomen uit aanmerkelijk belang van € 1.000.000.

Vraag 19

Stefan is rijk geworden door de handel in vastgoed. Stefan bezit op 1 januari 2015 de volgende vermogensbestanddelen:

  1. Een grachtenpand in Amsterdam; hij bewoont dit pand gedurende tien maanden per jaar.
  2. Een appartement in Spanje; hierin houdt hij jaarlijks vakantie.
  3. Een bankrekening bij een Nederlandse bank.
  4. Een bankrekening in Spanje.
  5. Aandelen genoteerd aan de Nederlandse effectenbeurs.
  6. Aandelen genoteerd aan de Amerikaanse New York Stock Exchange.
  7. Een dure sportauto die hij zelf gebruikt.
  8. Een motorjacht gelegen in de haven van Monaco dat hij verhuurt aan toeristen.
  9. Een originele Picasso die hij houdt omdat hij kunstliefhebber is.
  10. Enkele goudstaven, opgeslagen in een kluis in het appartement in Amsterdam.

Welke van de vermogensbestanddelen behoren niet tot de rendementsgrondslag in box 3?

  1. 1, 7, en 9.
  2. 2, 3, 4, 5, 6, 8 en 10.
  3. 2, 4, 6, en 8.
  4. 7 en 9.

Vraag 20

Welke van onderstaande stellingen is juist?

  1. Voor aanslagbelastingen hoeft er geen aangifte ingediend te worden; de inspecteur stelt de belastingschuld zelf (bij wege van aanslag) vast.
  2. Er is een nieuw feit nodig voor het naheffen van te weinig betaalde omzetbelasting.
  3. Voor navorderen mogen niet meer dan 5 jaar zijn verstreken na het ontstaan van de omzetbelastingschuld.
  4. De belastingplichtige berekent voor voldoeningsbelastingen zelf hoeveel belasting hij moet betalen.

Vraag 21

Meneer Pas heeft aangifte inkomstenbelasting gedaan en daarbij bewust een bankrekening in het buitenland verzwegen. Na een paar maanden ontvangt hij een aanslag conform de door hem ingediende aangifte. Welk van de onderstaande antwoorden is juist?

  1. De inspecteur kan binnen de door de wet gestelde termijn een navorderingsaanslag opleggen en een boete van maximaal 300% van de over de bankrekening verschuldigde belasting.
  2. De inspecteur kan binnen de door de wet gestelde termijn een naheffingsaanslag opleggen en een boete van maximaal 100% van de over de bankrekening verschuldigde belasting.
  3. Nadat de inspecteur op de hoogte raakt van de onjuiste aanslag, meldt hij dit aan meneer Pas. Door na de mededeling alsnog een juiste aangifte te doen kan meneer A een boete voorkomen.
  4. De inspecteur kan binnen de door de wet gestelde termijn een navorderingsaanslag opleggen en een boete van maximaal 100% van de over de bankrekening verschuldigde belasting.

Vraag 22

Mevrouw Den Akker vindt tijdens het doen van haar aangifte inkomstenbelasting tien briefjes van vijftig euro in haar la die zij enkele jaren geleden van haar spaarrekening afgehaald heeft. Verder heeft ze geen contant geld in haar bezit. Zij besluit deze € 500 niet in haar aangifte op te nemen. Met enig gevoel van schaamte vertelt zij dit aan u. Voor welke gevolgen moet zij nu vrezen?

  1. Mevrouw Den Akker hoeft nergens voor te vrezen, omdat hiervoor een specifieke vrijstelling geldt.
  2. Mevrouw Den Akker moet vrezen voor een navorderingsaanslag en een vergrijpboete op grond van artikel 67e AWR.
  3. Mevrouw Den Akker moet vrezen voor een navorderingsaanslag en een verzuimboete op grond van artikel 67a AWR.
  4. Mevrouw Den Akker moet vrezen voor een navorderingsaanslag, maar kan de vergrijpboete voorkomen door tijdig alsnog een juiste aangifte te doen op grond van artikel 67n AWR. Ook wel de inkeerregeling.

Vraag 23

Zijn onderstaande stellingen juist of onjuist?

I. De bevoegdheid tot het opleggen van een primitieve aanslag vervalt in beginsel vijf jaar na het ontstaan van de materiële belastingschuld.

II. De termijn voor het opleggen van de aanslag wordt verlengd met de periode van het voor het doen van aangifte verleende uitstel en wanneer een informatiebeschikking wordt genomen.

  1. Stelling I en II zijn juist.
  2. Stelling I en II zijn onjuist.
  3. Stelling I is juist en stelling II is onjuist.
  4. Stelling I is onjuist en stelling II is juist.

Vraag 24

Zijn onderstaande stellingen juist of onjuist?

I. Als een aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld en er zijn nog geen vijf jaren verstreken sinds de materiële belastingschuld is ontstaan, dan kan de inspecteur de te weinig geheven belasting navorderen indien hij een ‘nieuw feit’ heeft.

II. Als de belastingplichtige te kwader trouw is, heeft de inspecteur geen ‘nieuw feit’ nodig om te kunnen navorderen.

  1. Stelling I en II zijn juist.
  2. Stelling I en II zijn onjuist.
  3. Stelling I is juist en stelling II is onjuist.
  4. Stelling I is onjuist en stelling II is juist.

Vraag 25

Zijn onderstaande stellingen juist of onjuist?

I. Beroep in cassatie kan ingesteld worden tegen een uitspraak van het gerechtshof of van de voorzieningenrechter van het Hof met toepassing van art. 8:86 Awb, van uitspraken op verzet van de rechtbank, en op de gronden genoemd in art. 79 Wet RO.

II. Het is mogelijk om het hoger beroep over te slaan en tegen een uitspraak van de rechtbank rechtstreeks beroep in cassatie in te stellen.

  1. Stelling I en II zijn juist.
  2. Stelling I en II zijn onjuist.
  3. Stelling I is juist en stelling II is onjuist.
  4. Stelling I is onjuist en stelling II is juist.

Vraag 26

Zijn onderstaande stellingen juist of onjuist?

I. Elke belastingplichtige is verplicht op verzoek van de inspecteur gegevens en inlichtingen te verstrekken ten aanzien van zijn/haar eigen belastingheffing en die van derden.

II. Administratieplichtigen zijn ook verplicht stukken te verstrekken die bedoeld zijn om hun fiscale positie te belichten of hen daaromtrent te adviseren.

  1. Stelling I en II zijn juist.
  2. Stelling I en II zijn onjuist.
  3. Stelling I is juist en stelling II is onjuist.
  4. Stelling I is onjuist en stelling II is juist.

Vraag 27

Pim en Femke zijn al jaren fervente boksers. Hoewel er in Nederland verschillende boksgala’s worden georganiseerd, willen Pim en Femke het boksen onder de aandacht brengen bij studenten en besluiten in Amsterdam een boksgala te organiseren voor studenten. Zij richten een Stichting op zonder winstoogmerk, die als doel heeft het promoten van de bokssport onder studenten en weten een prachtig 2-daags boksgala te organiseren waar veel studenten op af komen. Aan het einde van het jaar blijkt de Stichting toch winst te hebben gemaakt. Pim en Femke vragen zich af of de Stichting belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting. Welk van de volgende antwoorden is juist?

  1. De Stichting is belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting omdat zij met het organiseren van het boksgala in concurrentie is getreden met andere commerciële organisatoren van zulke gala’s.
  2. De Stichting is belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting omdat er nu sprake is van een bron van inkomen.
  3. De Stichting is niet belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting omdat zij geen winst heeft beoogt.
  4. De Stichting is niet belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting omdat over de winst inkomstenbelasting wordt geheven bij Pim en Femke.

Vraag 28

Wat is een voorwaarde voor het kunnen vormen van een fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting?

  1. De dochtervennootschap is een naar Nederlands recht opgerichte BV.
  2. Het aandelenbelang in de dochtervennootschap wordt niet ter belegging gehouden.
  3. Alle aangiften van de dochtervennootschap zijn ingediend tot en met het moment van gewenste vorming van de fiscale eenheid.
  4. De belastingplichtigen moeten onder hetzelfde fiscale winstbepalingsregime vallen.

Vraag 29

Basketbal BV produceert machines die ballen maken. Basketbal BV houdt 100% van de aandelen in Korfbal BV, een BV die zich specialiseert in het maken van korfbalballen. Basketbal BV en Korfbal BV vormen geen fiscale eenheid. Basketbal BV besluit zonder enige vergoeding een ballenmachine met daarin een meerwaarde aan Korfbal BV over te dragen. Niet lang daarna verkoopt Basketbal BV met winst al haar aandelen in Korfbal BV aan een vennootschap die niets met beide BV’s te maken heeft. Wat zijn de fiscale gevolgen voor beide BV’s in het licht van de latere overdracht van de aandelen Korfbal BV?

  1. De overdracht van de machine leidt niet tot belastbare winst bij Basketbal BV. De waarde van de aandelen in Korfbal BV neemt niet toe. De overdracht van de aandelen leidt tot belastbare winst ter grootte van het verschil tussen de boekwaarde van de aandelen en de verkoopprijs van de aandelen.
  2. De overdracht van de machine leidt tot een verlies bij Basketbal BV ter grootte van de misgelopen winst. De waarde van de aandelen in Korfbal BV verandert niet. De overdracht van de aandelen leidt tot een niet aftrekbaar verlies.
  3. De overdracht van de machine leidt tot een verlies bij Basketbal BV ter grootte van de meerwaarde van de machine. De waarde van de aandelen in Korfbal BV neemt met dit verlies af. De overdracht van de aandelen leidt tot een aftrekbaar verlies.
  4. De overdracht van de machine leidt tot een winst ten bedrage van de meerwaarde bij Basketbal BV. De waarde van de aandelen in Korfbal BV neemt met het bedrag van de waarde van de machine toe. De overdracht van de aandelen leidt niet tot belastbare winst bij Basketbal BV.

Vraag 30

Zijn onderstaande stellingen juist?

Stelling I: A BV houdt 100% van de aandelen in B BV. A BV draagt een bedrijfsmiddel tegen een zakelijke vergoeding over aan B BV en maakt hiermee een winst van € 10.000. Aangezien de winst wordt behaald door middel van een transactie met een vennootschap waarin A BV alle aandelen bezit, is dit voordeel vrijgesteld onder de deelnemingsvrijstelling.

Stelling II: De vergoeding voor het verstrekken van vreemd vermogen is in beginsel belast bij de ontvanger van de vergoeding.

  1. Stelling I en II zijn juist.
  2. Stelling I en II zijn onjuist.
  3. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
  4. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.

Vraag 31

Maas BV is een Nederlandse vennootschap die handwerkspullen verkoopt. Maas BV heeft € 2.000 uitgeleend aan de eenmanszaak ‘Het Patroontje’, gedreven door een zekere mevrouw Gustos. De rente over dit bedrag bedraagt per jaar € 100. Hoe wordt deze lening en de bijbehorende rente in de belastingheffing betrokken bij Maas BV en bij mevrouw Gustos?

  1. De rente over de lening is bij Maas BV aftrekbaar van de winst op basis van art. 8 Wet Vpb jo 3.8 Wet IB. Bij mevrouw Gustos wordt de rente belast als winst uit onderneming op basis van 3.8 Wet IB.
  2. De rente over de lening is bij Maas BV belast als winst op basis van art. 8 Wet Vpb jo 3.8 Wet IB. Bij mevrouw Gustos is de rente aftrekbaar van de winst op basis van art. 3.8 Wet IB.
  3. De rente over de lening is niet bij Maas BV aftrekbaar, omdat er renteaftrekbeperkingen gelden binnen de Wet Vpb. Bij mevrouw Gustos is de rente belast als winst uit onderneming op basis van 3.8 Wet IB.
  4. De rente over de lening wordt bij Maas BV niet belast want deze kan niet worden aangemerkt als een ‘voordeel uit een onderneming’ zoals bedoeld in art. 8 Wet Vpb jo. art. 3.8 Wet IB. Bij mevrouw Gustos is de rente aftrekbaar van de winst op basis van art. 3.8 Wet IB.

Vraag 32

Wat is het doel voor aanmerkelijkbelangaandeelhouders van de zogeheten gebruikelijkloonregeling (art. 12a Wet LB)?

  1. De regeling zorgt ervoor dat aanmerkelijkbelanghouders zichzelf niet excessief belonen in vergelijking met hun werknemers.
  2. De regeling zorgt ervoor dat aanmerkelijkbelanghouders, net als ondernemers, toegang krijgen tot de ondernemersfaciliteiten in box 1.
  3. De regeling zorgt ervoor dat hun arbeidsinkomen zo veel mogelijk wordt belast in box 1, in plaats van in box 2.
  4. De regeling zorgt ervoor dat ze hun beloningen niet, als “normaal vermogensbeheer” wegsluizen naar box 3.

Vraag 33

De volgende beweringen gaan over de aftrek van betaalde rente in het Nederlandse fiscale stelsel. Welke bewering is juist?

  1. BV’s en NV’s mogen in Nederland in beginsel geen rente ten laste van hun fiscale winst brengen, tenzij dit expliciet is toegestaan op grond van een bijzondere regeling.
  2. In beginsel kunnen natuurlijke personen die een onderneming drijven rente ter zake van bedrijfsschulden ten laste van hun fiscale winst brengen. Er moet wel rekening worden gehouden met een ingewikkeld stelsel van wettelijke renteaftrekbeperkingen.
  3. Natuurlijke personen die geen onderneming drijven kunnen onder omstandigheden betaalde rente ten laste van hun inkomen brengen.
  4. Voor BV’s en NV’s is rente betaald op een lening van een andere concernvennootschap in beginsel niet aftrekbaar van de fiscale winst. Rente ter zake van een eigenwoningschuld is in beginsel aftrekbaar op grond van art. 3.120 Wet IB.

Vraag 34

Moeder BV houdt 100% van de aandelen in Dochter BV. Zij vormen geen fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Het concern drijft verschillende internetwinkels die zijn ondergebracht in Dochter BV. Moeder BV heeft aan Dochter BV een geldlening van € 1.000.000 verstrekt. Afgesproken is dat Dochter BV een rente van 5% per jaar, € 50.000, betaalt op deze lening. Gegeven is dat een zakelijke rente 4% per jaar zou bedragen. Welke bewering ten aanzien van deze lening en de rente is juist?

  1. Er is sprake van een verkapte dividenduitkering ter grootte van € 10.000. De lening is een concernlening, dus Dochter BV kan in beginsel geen bedrag aan rente aftrekken van haar winst.
  2. Dochter BV kan in beginsel € 40.000 per jaar aan rente aftrekken en daarnaast is € 10.000 per jaar als verkapte dividenduitkering bij Dochter BV aftrekbaar. Bij Moeder BV is de € 40.000 per jaar aan rente belast. De dividenduitkering is voor Moeder BV op grond van de deelnemingsvrijstelling vrijgesteld.
  3. Er is sprake van een verkapte dividenduitkering ter grootte van € 10.000. Dochter BV kan in beginsel € 40.000 per jaar aan rente aftrekken. Bij Moeder BV is € 40.000 per jaar aan rente belast.
  4. Er is sprake van een verkapte dividenduitkering ter grootte van € 10.000. Dochter BV kan in beginsel € 40.000 per jaar aan rente aftrekken. Bij Moeder BV is de € 40.000 aan rente belast. De deelnemingsvrijstelling is niet van toepassing op de verkapte dividenduitkering. De verkapte dividenduitkering is niet aftrekbaar bij de dochter (art. 10 Wet Vpb) en valt onder de deelnemingsvrijstelling bij de moeder (art. 13 Wet Vpb).

Vraag 35

Tax planning via Nederland door de oprichting van een Nederlandse tussenhoudster is:

  1. Verboden sinds de invoering van de Foreign Accounts Tax Compliance Act.
  2. Niet in strijd met de wet.
  3. Verboden door de antimisbruikbepalingen in belastingverdragen.
  4. Verboden sinds het Base Erosion and Profit Shifting rapport van de OESO.

Vraag 36

De heer Gilse kwalificeert voor fiscale doeleinden als inwoner van Frankrijk. De heer Gilse heeft een vakantiehuisje in Leiden. Zowel Nederland als Frankrijk willen de heer Gilse voor het inkomen uit het vakantiehuisje belasten. Ook heeft de heer Gilse alle aandelen in een in Frankrijk gevestigde vennootschap, die op haar beurt alle aandelen houdt in een in Nederland gevestigde vennootschap. De winst die de in Nederland gevestigde vennootschap maakt, wordt in Nederland in de belastingheffing betrokken. Nadat deze winst als dividend wordt uitgekeerd aan de in Franktijk gevestigde vennootschap, betrekt Frankrijk de Franse vennootschap voor het uitgekeerde dividend in de heffing. Welk van de onderstaande antwoorden is juist?

Er kan aangenomen worden dat er geen belastingverdrag van toepassing is tussen Nederland en Frankrijk.

  1. De dubbele heffing over het inkomen uit het vakantiehuisje en over de (uitgekeerde) winst is een voorbeeld van een economisch dubbele heffing.
  2. De dubbele heffing over het inkomen uit het vakantiehuisje en over de (uitgekeerde) winst is een voorbeelden van een juridisch dubbele heffing.
  3. De dubbele heffing over de (uitgekeerde) winst is een voorbeeld van economisch dubbele heffing. De dubbele heffing over het inkomen uit het vakantiehuisje is een voorbeeld van juridisch dubbele heffing.
  4. De dubbele heffing over de (uitgekeerde) winst is een voorbeeld van juridisch dubbele heffing. De dubbele heffing over het inkomen uit het vakantiehuisje is een voorbeeld van economisch dubbele heffing.

Vraag 37

Na het grote succes van “Laurens & Milan The American Dream” besluit Laurens met zijn gezin te verhuizen naar Amerika. Omdat Laurens bang is dat hij zijn vriend Milan te veel gaat missen, houdt hij zijn huis in Leiden voorlopig nog even aan. Op grond van welke artikelen kan de Nederlandse fiscus na Laurens’s verhuizing belasting heffen ter zake van het huis in Leiden?

  1. Art. 2.1, lid 1, onder b jo. art. 2.1, lid 2 jo. art. 5.3, lid 2 onder a, Wet IB 2001.
  2. Art. 2.1, lid 1, onder a jo. art. 2.1, lid 2 jo. art. 7.7, lid 2 onder a, Wet IB 2001.
  3. Art. 2.1, lid 1, onder b jo. art. 2.1, lid 2 jo. art. 7.7, lid 2 onder a, Wet IB 2001.
  4. Art. 2.1, lid 1, onder a jo. art. 2.1, lid 2 jo. art. 5.3, lid 2 onder a, Wet IB 2001.

Vraag 38

Wessel is militair en heeft een huis (in eigendom) in Leiden. Hij woont al jaren in dit huis in Leiden. In Leiden heeft hij zijn sportclub. Ook zijn vrienden wonen allemaal in de buurt. In de lokale kroeg ‘De Kaag’, speelt Wessel regelmatig met zijn vrienden het spel Kolonisten van Catan. Wessel wordt eens per drie jaar voor zes maanden uitgezonden naar een ver land. Hij verlaat dan het huis en woont in een tijdelijke militaire barak op locatie. In het huis blijven zijn spullen achter evenals zijn katten en planten, die worden verzorgd door de buurman. Wat is het goede antwoord ten aanzien van de belastingheffing ten aanzien van het huis in Leiden.

  1. Als Wessel in Nederland is, wordt het huis belast in box 1. Als Wessel in het buitenland is, wordt het huis belast in box 3.
  2. Als Wessel in Nederland is, wordt het huis belast in box 1. Als Wessel in het buitenland is, wordt het huis niet belast in Nederland.
  3. Als Wessel in Nederland is, wordt het huis belast in box 3. Als Wessel in het buitenland is, wordt het huis ook belast in box 3.
  4. Geen van bovenstaande antwoorden is juist.

Vraag 39

Mevrouw Xang, Zuid-Koreaanse, is een in Nederland woonachtige onderneemster die chips verkoopt. Deze chips verkoopt ze via een Koreaanse website voor bodemprijzen aan huishoudens in Zuid-Korea. Bij een bestelling doet mevrouw Xang de nootjes in zakjes en stuurt ze met de vliegpost naar Zuid-Korea. Hoe wordt mevrouw Xang in Nederland belast voor de Wet IB?

  1. De verkoop van de nootjes wordt in box 1 in Nederland belast.
  2. Omdat de nootjes niet in Nederland worden verkocht, wordt de verkoop van de nootjes niet in Nederland belast.
  3. Omdat mevrouw Xang de Zuid-Koreaanse nationaliteit bezit, wordt de verkoop van de nootjes niet in Nederland belast.
  4. De waarde van de nootjes wordt in Nederland forfaitair belast in box III.

Vraag 40

Wat is het achterliggende doel van de deelnemingsvrijstelling?

  1. Voorkomen van dubbele heffing over de winst in concernverband.
  2. Voorkomen van dubbele renteaftrek in concernverband.
  3. Verminderen van onzakelijke transacties in concernverband.
  4. Voorkomen van dubbele heffing over rentestromen in concernverband.

Open vraag

Het inkomensbegrip voor toepassing van de Wet inkomstenbelasting 2001 is gebaseerd op de ‘bronnentheorie’. Er wordt soms voorgesteld in discussies over een nieuw belastingstelsel om deze theorie te verlaten en bijvoorbeeld een vermogenswinstbelasting in te voeren. U heeft beloofd om nog eens op papier te zetten welke zaken bij deze discussie van belang zijn en hoe u daar tegenaan kijkt.

Schrijf een betoog en behandel daarbij de volgende elementen:

  • (i) wat houdt de bronnentheorie in? (5 punten)

  • (ii) welke algemene voorwaarden aan een bron van inkomen worden gesteld? (5 punten)

  • (iii) geef uw mening ten aanzien van de vraag of de bronnentheorie als uitgangspunt moet worden gehandhaafd of niet en geef hiervoor twee belangrijkste argumenten. (10 punten)

  • Bij het beoordelen van uw betoog gelden de volgende richtlijnen:

  • Indien de genoemde volgorde (i) t/m (iii) niet wordt aangehouden, kan dit leiden tot puntenaftrek.

  • De voorgeschreven antwoordlengte moet worden aangehouden. Overdreven klein schrift leidt tot ook tot puntenaftrek.

  • Aan argumenten die overtuigingskracht missen, worden geen punten toegekend.

  • Een rommelig en/of warrig betoog beïnvloedt de beoordeling negatief.

  • Spel- en taalfouten leiden tot puntenaftrek.

Antwoordindicatie

Meerkeuzevragen

1. A, zie Hoofdlijnen H2.5

11. C, zie Hoofdlijnen H4.3 en Elementair H4.3.d

21. A, zie Hoofdlijnen H6.12, 7.2, 7.3 en Elementair H2.8.c, 2.11

31. B, zie Hoofdlijnen H2.6, 4.3, 4.4

2. C, zie Hoofdlijnen H2.1 en Elementair H4.3, 4.4

12. C, zie Hoofdlijnen H2.8 en Elementair H11.1, 11.2

22. A, zie Hoofdlijnen H6.12, 7.2 en Elementair H2.8.a

32. C, zie Hoofdlijnen H2.2, 3.6 en Elementair H10.1, 11.9

3. D, zie Hoofdlijnen H1.1 en Elementair H1.7

13. C, zie Hoofdlijnen H2.9 en Elementair H12.2, 12.3

23. D, zie Hoofdlijnen H2.12 en Elementair H2.8.a

33. C, zie Hoofdlijnen H4.3, 4.4

4. C, zie Hoofdlijnen H1.4, 1.5 en Elementair H1.12

14. C, zie Hoofdlijnen H2.8 en Elementair H14.1

24. A, zie Hoofdlijnen H7.2

34. C, zie Hoofdlijnen H4.3, 4.4, 4.5 en Elementair H9.3.b, 14.1

5. A, zie Hoofdlijnen H4.1 en Elementair H13.2

15. A, zie Hoofdlijnen H2.8 en Elementair H11.2

25. A, zie Hoofdlijnen H7.6 en Elementair H3.1.b, 3.1.c

35. B, zie Hoofdlijnen H7.1

6. B, zie Hoofdlijnen H2.7 en Elementair H4.3.f, 10.1.d

16. D, zie Hoofdlijnen H2.8 en Elementair H11.2

26. B, zie Hoofdlijnen H7.7 en Elementair H3.2

36. C, zie Hoofdlijnen H4.1, 4.2 en Elementair H13.2, 18.3

7. C, zie Hoofdlijnen H2.8 en Elementair H11.4.a, 11.4.b

17. A, zie Hoofdlijnen H2.9 en Elementair H4.3

27. A, zie Hoofdlijnen H4.2 en Elementair H9.1, 13.7.a

37. C, zie Hoofdlijnen H4.2 en Elementair H13.7.a, 13.7.b

8. C, zie Hoofdlijnen H2.6 en Elementair H6.3, 6.4

18. A, zie Hoofdlijnen H2.8 en Elementair H11.1, 11.2

28. D, zie Hoofdlijnen H4.6 en Elementair H14.2.a

38. D, zie Hoofdlijnen H2.2, 2.7, 2.9 en Elementair H4.3

9. B, zie Hoofdlijnen H2.6 en Elementair H6.4

19. A, zie Hoofdlijnen H2.9 en Elementair H12.2, 12.3, 12.4

29. D, zie Hoofdlijnen H6.5 en Elementair H6.4

39. A, zie Hoofdlijnen H4.2 en Elementair H4.3

10. B, zie Hoofdlijnen H2.6,2.7 en Elementair H4.1, 6.4

20. D, zie Hoofdlijnen H7.2, 7.3 en Elementair H2.8.a, 2.8.c

30. D, zie Hoofdlijnen H4.4, 4.5 en Elementair H12.3

40. A, zie Hoofdlijnen H4.5 en Elementair H14.1

Toelichting bij 19:

  1. Niet, want reeds belast in box 1 – eigen woning
  2. Wel, art. 5.3, lid 2, letter a, Wet IB 2001 – tweede woning
  3. Wel, art, 5.3, lid 2, letter e, Wet IB 2001
  4. Idem 3.
  5. Idem 3.
  6. Idem 3.
  7. Niet, art. 5.3, lid 2, letter c, Wet IB 2001 - eigen gebruik
  8. Wel, art. 5.3, lid 2, letter c, Wet IB 2001 - geen eigen gebruik
  9. Niet, art. 5.3, lid 2, letter c, Wet IB 2001 - eigen gebruik en bovendien vrijgesteld o.g.v. art. 5.8 Wet IB 2001
  10. Wel, art. 5.3, lid 2, letter c, Wet IB 2001 - geen eigen gebruik.

Open vraag

Ad (i): De bronnentheorie houdt in dat een opbrengst voor inkomstenbelastingdoeleinden alleen relevant is, als deze voortkomt uit een ‘bron van inkomen’. De opbrengst moet afkomstig zijn uit een min of meer duurzame bron en zich ook hebben losgemaakt (inkomen uit). Voordelen die buiten een bron om zijn verkregen, zijn dus ook niet belast in de Wet IB, maar worden mogelijk wel in een andere heffing betrokken. Ook het voordeel bij de vervreemding van een bron is niet belast (zie Hoofdlijnen H2.5).

Ad (ii): Uit de rechtspraak volgt dat er drie voorwaarden worden gesteld om te kunnen spreken van een bron van inkomen, namelijk deelname aan het economische verkeer, voordeel beogen en voordeel verwachte (zie Hoofdlijnen H2.5 en Elementair H6.2).

N.B.: Als naast de algemene bronvoorwaarden ook bijzondere bronvoorwaarden worden genoemd, leidt dit tot puntenaftrek (denk aan ‘een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid’). Deze voorwaarden volgen namelijk uit de wet en niet uit de bronnentheorie.

Ad (iii): Tegen handhaven:

  • De bronnentheorie laat vermogenswinsten onbelast.

  • De bronnentheorie sluit niet aan bij de maatschappelijke realiteit. Het inkomen beperken tot de opbrengsten uit een bron is kunstmatig.

  • De bronnentheorie leidt tot afbakeningsvraagstukken.

  • De bronnentheorie moet op te veel punten worden bijgeschaafd om werkbaar te zijn. Belangrijke onderdelen van de huidige Wet IB zijn namelijk niet meer te verklaren.

  • Correct taalgebruik (maximaal 4 punten aftrek)

  • Voor handhaven:

  • De bronnentheorie is ontwikkeld tot een praktisch concept waarmee in de loop van de tijd veel ervaring is opgedaan.

  • De bronnentheorie laat vermogenswinsten onbelast die toch maar moeilijk kunnen worden vastgesteld.

  • De bronnentheorie in de inkomstenbelasting hoeft niet alles op te lossen. Andere belastingwetten kunnen namelijk moeiteloos aanvullen ten aanzien van opbrengsten die niet in de inkomstenbelasting worden betrokken.

  • De bronnentheorie beperkt de inkomstenbelasting door uitsluitend inkomen te belasten dat daadwerkelijk is genoten en ook kan worden gebruikt om belasting mee te betalen.

Met de inhoud van het betoog kan 20 punten gehaald worden, als het geheel in correct Nederlands is geschreven. Voor taalfouten en taalonzorgvuldigheden kan maximaal 4 punten van die 20 afgetrokken worden. Aftrek vindt plaats bij onlogische en niet lopende zinnen, grove taalfouten en een evident slechte schrijfstijl.

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Oefententamens Belastingrecht - UL

Belastingrecht - UL - Oefententamen 2018

Belastingrecht - UL - Oefententamen 2018


Vragen

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Roberto bezit een zeiljacht, waarmee hij elk weekend gaat varen op de Noordzee. Tijdens vakanties gaat hij nog veel verder: soms naar de Middellandse Zee, soms ook naar Amerika. Het gaat dan ook om een flink jacht, met een waarde in het economisch verkeer van € 4.000.000. Bij zo’n groot schip horen ook kosten. Jaarlijks onderhoud etc. kost €150.000. De vaste ligplaats van het schip laat Roberto bewaken met vechthonden. De ligplaats kost jaarlijks € 20.000, de bewaking met vechthonden jaarlijks € 30.000. Vrienden vragen hem geregeld of ze het schip eens tegen betaling mogen gebruiken, maar daar begint Roberto niet aan. Wat zijn de gevolgen voor de heffing van inkomstenbelasting? U mag daarbij aannemen dat Roberto geen ander vermogen heeft, noch schulden.

  1. Roberto wordt in box 3 belast naar een bedrag van € 4.000.000, minus het heffingvrije vermogen.
  2. Roberto wordt in box 3 belast naar een bedrag van € 3.800.000 (dat is de waarde van het jacht minus de kosten die Roberto heeft gemaakt), minus het heffingvrije vermogen.
  3. Roberto wordt in box 3 belast naar een bedrag van € 3.830.000 (dat is de waarde van het jacht minus de kosten die Roberto heeft gemaakt; de kosten van de bewaking met vechthonden zijn echter van aftrek uitgesloten), minus het heffingvrije vermogen.
  4. Geen van bovenstaande antwoorden is juist.

Vraag 2

Jan verkoopt een pakket aandelen met winst. Dit vervreemdingsvoordeel blijft onbelast mits:

  1. de aandelen behoorden tot het vermogen van Jan’s onderneming.
  2. het voordeel voor Jan een resultaat uit overige werkzaamheden vormt.
  3. de aandelen voor Jan behoorden tot een aanmerkelijk belang.
  4. de aandelen behoorden tot Jan’s box 3 vermogen.

Vraag 3

Voor een aanmerkelijk belang is vereist dat:

  1. de aandeelhouder economisch eigenaar is van de aandelen.
  2. de aandeelhouder juridisch eigenaar is van de aandelen.
  3. het gaat om aandelen in een in Nederland gevestigde vennootschap.
  4. het gaat om direct aandeelhouderschap.

Vraag 4

Judith, een studente van 22 jaar, heeft een 5%-aandelenbelang in X BV. Haar vader Kees houdt de overige 95% van de aandelen. De afgelopen jaren heeft Judith telkens een leuk dividend ontvangen als aanvulling op haar studiebeurs. Maar tijdens het kerstdiner waarschuwt Kees zijn dochter: de zaken lopen slecht, en X BV gaat komend jaar waarschijnlijk een fors verlies draaien. Hij biedt haar aan om een deel van haar aandelen te kopen, zodat zij haar tegenvaller kan beperken. Wat zouden de fiscale gevolgen zijn als Judith de helft van haar aandelen aan haar vader verkoopt?

  1. Zij heeft dan geen aanmerkelijk belang meer en wordt voor haar resterend aandelenbezit belast in box 3.
  2. Zij heeft dan nog steeds
.....read more
Access: 
Public
Belastingrecht - UL - Oefententamen 2017 (1)

Belastingrecht - UL - Oefententamen 2017 (1)


Vragen

Meerkeuzevragen

Vraag 1

    Adolin werkt voor de stichting De Kholins. Deze stichting stelt zich ten doel de Leidse Mede als cultuurgoed te beschermen en de kennis ervan te vergroten onder bezoekers van Leiden. Daartoe wordt echte Leidse Mede, volgens een middeleeuws recept, gestookt en verkocht aan toeristen voor €25 per liter. De feitelijke werkzaamheden rond het stoken, bottelen en verkopen van dit traditionele ambachtelijke product worden verricht door Adolin, onder dagelijkse instructie van de directeur van de stichting. Adolin krijgt geen geld voor zijn werkzaamheden (hoewel de stichting een flinke winst maakt op de jeneververkoop). Wel mag hij elke vrijdag tien liter Mede mee naar huis nemen die hij, samen met enkele andere liefhebbers, zelf opdrinkt. Wat zijn de fiscale gevolgen voor Adolin?

    1. Nu de stichting een onderneming drijft, wordt Adolin belast voor een “gebruikelijk loon”; dit bedraagt (tenminste) €45.000 op jaarbasis.
    2. Adolin geniet loon in de zin van de Wet LB 1964, namelijk de waarde van de flessen Mede die hij krijgt van de stichting. Dit betekent dat de stichting terzake daarvan inhoudingsplichtig is.
    3. Adolin neemt door zijn vrijwilligerswerk niet deel aan het economisch verkeer en kan de Mede dus belastingvrij genieten.
    4. Adolin geniet resultaat uit overige werkzaamheden; slechts zijn specifieke kennis en relaties stellen hem in staat om het voordeel – de Mede die hij ontvangt – te realiseren.

      Vraag 2

      Hoe komt de betekenis van art. 94 Grondwet en van art. 104 Grondwet tot uiting in de verhouding tussen belastingwet en belastingverdrag?

      1. Bepalingen in een belastingverdrag die duidelijk in strijd zijn met bepalingen van Nederlands belastingrecht, blijven buiten toepassing.
      2. Bepalingen van Nederlands belastingrecht die duidelijk in strijd zijn met bepalingen in een belastingverdrag, blijven buiten toepassing.
      3. Wanneer een bepaling van een belastingverdrag in strijd is met een bepaling van Nederlands belastingrecht, kan belastingplichtige een beroep doen op de meest gunstige bepaling.
      4. Wanneer een bepaling van een belastingverdrag in strijd is met een bepaling van Nederlands belastingrecht, dient de rechter te beslissen welke bepaling voorrang heeft.

        Vraag 3

        Shallan maakt graag lange wandelingen in de natuur. Tijdens een mooievoorjaarswandeling vindt zij een koffer in het struikgewas. De koffer bevat contant geld. Shallan sjouwt de koffer mee naar huis en gaat tellen: precies €1.500.000. Zij besteedt al het geld nog datzelfde jaar aan een luxueuzezomervakantie in de duurste hotels wereldwijd. Wat zijn de fiscale gevolgen van een en ander?

        1. Als het bedrag van € 1.500.000, gezien de bronvoorwaarden, niet in box 1 belastbaar is, moet het op grond van de rangorderegeling worden belast in box3.
        2. Als het bedrag van € 1.500.000, gezien de
        .....read more
        Access: 
        Public
        Belastingrecht - UL - Oefententamen 2017 (2)

        Belastingrecht - UL - Oefententamen 2017 (2)


        Vragen

        Vraag 1

        Kasper heeft veel geld verdiend als ondernemer in de speelautomatenbranche. De winst heeft hij deels belegd in een aantal grachtenpanden. Hij verhuurt de kamers aan studenten. De jaarlijkse huurinkomsten bedragen € 225.000. Onderhoud laat hij in eigen beheer verrichten; als hij daarvoor aannemers zou inschakelen zou hij er per jaar zo’n €30.000 aan kwijt zijn. De waarde van de panden is vastgesteld op € 2,2 mln. De panden behoren tot Jan’s box 3 vermogen.

        I. Voor de belastingheffing in box 3 met betrekking tot de panden zijn de werkelijke huuropbrengsten niet van belang.
        II.De onderhoudskosten zijn voor Kasper niet aftrekbaar in box 3 omdat hij het onderhoud in eigen beheer heeft laten uitvoeren en dus de omvang van die kosten niet aannemelijk kan maken.

        Welke stelling is juist?

        1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
        2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
        3. Beide stellingen zijn juist.
        4. Beide stellingen zijn onjuist.

          Vraag 2

          Vervreemdingsvoordelen behaald door een natuurlijke persoon zijn:

          1. Niet belast wanneer deze voordelen onder de deelnemingsvrijstelling vallen.
          2. Niet belast wanneer het betreft de vervreemding van opties op aandelen die niet behoren tot een ondernemingsvermogen of een aanmerkelijk belang.
          3. Niet belast wanneer deze voordelen worden genoten binnen de ondernemingssfeer.
          4. Niet belast wanneer het betreft vervreemding van aandelen in een vennootschap waarin de vader van die persoon een aanmerkelijk belang heeft.

          Vraag 3

          Carl is een echte wereldreiziger. Elk jaar komt hij wel even in Nederland langs, om te zien hoe het gaat met zijn vroegere vriendin Evelien en de twee meerderjarige kinderen die hij met haar heeft. Maar even later is hij al weer naar Azië of Australië vertrokken. Tot het moment dat hij zijn been breekt en langdurig moet revalideren. Evelien biedt aan om voor hem te zorgen, en Carl schrijft zich bij de gemeentelijke basisadministratie in op het adres van Evelien. Beiden zien dit als een tijdelijke oplossing: zodra hij kan, zal Carl weer op reis gaan. Zijn Carl en Evelien nu fiscale partners voor de inkomstenbelasting?

          1. Nee, want Carl en Evelien hebben niet de bedoeling om samen te wonen.
          2. Nee, want Carl en Evelien zijn niet getrouwd noch hebben zij een notarieel samenlevingscontract.
          3. Ja, en dat waren ze al sinds het moment dat ze samen hun eerste kind kregen.
          4. Ja, vanaf het moment dat Carl zich op het adres van Evelien inschrijft.

          Vraag 4

          Aris is zojuist afgestudeerd in de rechten en vestigt zich als zelfstandig advocaat. Hij ontwikkelt meteen een drukke praktijk. Van vrienden heeft hij gehoord dat je pas recht hebt op de ondernemersaftrek (art. 3.74 e.v. Wet IB 2001) als je een onderneming drijft. Als beginnend advocaat beschikt hij echter niet over kapitaal. Zijn kantoor (met

          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 2016

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 2016


          Meerkeuzevragen

          Vraag 1

          De ondernemer geniet winst uit onderneming in box 1; de belegger valt onder de vermogensrendementsheffing van box 3. Welk van de onderstaande alternatieven geeft een juiste weergave van het verschil in fiscale behandeling tussen ondernemers en beleggers?

          1. Box 1 belast daadwerkelijk genoten winsten en verliezen tegen een progressief tarief; box 3 belast het forfaitaire rendement tegen een proportioneel tarief.
          2. Box 1 belast daadwerkelijk genoten winsten en verliezen tegen een progressief tarief; box 3 belast het forfaitaire rendement tegen een progressief tarief.
          3. Box 1 belast fictief genoten winsten en verliezen tegen een proportioneel tarief; box 3 belast het forfaitaire rendement tegen een proportioneel tarief.
          4. Box 1 belast forfaitair genoten winsten en verliezen tegen een progressief tarief; box 3 belast het forfaitaire rendement tegen een proportioneel tarief.

          Vraag 2

          Jan wil een loodgietersbedrijf beginnen. Jan vraagt zijn vriend Keimpe om het bedrijf samen op te zetten. Keimpe heeft geen kennis van het loodgietersvak, maar hij beschikt wél over het startkapitaal dat nodig is. Jan en Keimpe richten samen een BV op, waarvan ze beide 50% van de aandelen houden. Ze spreken af dat Jan het bedrijf zal leiden en Keimpe slechts vermogen aan de BV zal verschaffen. Kan Keimpe onder de hiervoor geschetste omstandigheden gebruik maken van de zelfstandigenaftrek van art. 3.76 Wet IB 2001?

          1. Ja, mits Keimpe voldoet aan het urencriterium van art. 3.6 Wet IB 2001.
          2. Ja. Keimpe voldoet niet aan het arbeidsvereiste in de zin van art. 3.92 Wet IB 2001 en kan om die reden gebruik maken van ondernemersfaciliteiten.
          3. Nee. Er is ten aanzien van Keimpe sprake van ondernemerschap, maar hij kan geen gebruik maken van ondernemersfaciliteiten aangezien Jan daadwerkelijk het bedrijf leidt.
          4. Nee. Keimpe kwalificeert niet als ondernemer in de zin van art. 3.4 Wet IB 2001.

          Vraag 3

          Welke van de volgende stellingen met betrekking tot het begrip ‘dienstbetrekking’ in de Wet op de loonbelasting 1964 is onjuist?

          1. De drie essentiële kenmerken van een privaatrechtelijke dienstbetrekking zijn: een gezagsverhouding, verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid en de verplichting van de werkgever om loon te betalen.
          2. Een dienstbetrekking kan ook worden aangegaan door een natuurlijk persoon die buitenlands belastingplichtig is.
          3. Een fictieve dienstbetrekking is een dienstbetrekking waarbij in de regel niet aan alle voorwaarden voor een privaatrechtelijke dienstbetrekking is voldaan, maar waar bij wetsfictie toch een dienstbetrekking wordt aangenomen.
          4. Van een dienstbetrekking kan uitsluitend sprake zijn indien een werknemer één dienstbetrekking heeft bij één werkgever.

          Vraag 4

          Joyce Uitermeer is directrice en tevens 50% aandeelhouder van Pollepel BV. Joyce verstaat haar vak en geeft succesvol leiding aan de werknemers van Pollepel BV. In 2016 ontvangt ze als beloning voor deze werkzaamheden een bonus. De bonus bestaat uit twee elementen:
          1)

          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 1

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 1


          Meerkeuzevragen

          Vraag 1

          Jochem en Sybren zijn ongehuwd en wonen sinds kort samen in een groot appartement in Amstelveen, dat sinds 2004 eigendom is van Jochem en door hem met een bancaire lening is gefinancierd. Jochem staat ook op dit adres ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie. Om de aftrek van hypotheekrente te optimaliseren willen Jochem en Sybren als fiscale partners voor de heffing van inkomstenbelasting worden aangemerkt.
          Welke van de onderstaande handelingen leidt/leiden bij Jochem en Sybren tot partnerschap voor de Wet IB 2001?

          1. Sybren maakt de door Jochem aan de bank verschuldigde rente vanaf haar bankrekening over.
          2. Sybren registreert zich op dit adres in de Gemeentelijke Basisadministratie; bovendien gaan Jochem en Sybren bij de notaris een samenlevingscontract aan.
          3. Jochem en Sybren hoeven niets te doen omdat ze samenwonen in een eigen woning en derhalve van rechtswege fiscale partners van elkaar zijn.
          4. Ook Sybren registreert zich op dit adres in de Gemeentelijke Basisadministratie.

          Vraag 2

          Olke is fiscalist en wordt op een feestje aangesproken door Mark. Mark woont in Amsterdam, maar wil, om een paar keer per jaar de stad te ontvluchten, een vakantiewoning kopen in Katwijk. Hij vertelt Olke dat hij iets heeft gehoord over hypotheekrenteaftrek. Olke geeft aan dat hij wel geld aan Mark wil lenen om de vakantiewoning te kopen. Mark hoeft van Olke geen rente te betalen, maar mag over 30 jaar de lening ineens afbetalen. Op die manier kan Mark volgens Olke een zakelijke rente aftrekken in box 1. Dit is voor Mark de fiscaal voordeligste manier om de vakantiewoning aan te schaffen. Waarom klopt dit advies van Olke niet?

          1. Aangezien Mark de lening rentevrij kan aflossen, is er geen rente om af te trekken.
          2. De woning valt bij Mark in box 3.
          3. De lening wordt niet afgesloten bij een bank. Er kan daarom niet worden gesproken van aftrekbare hypotheekrente.
          4. In box 3 betaalt Mark feitelijk maar 1,2% belasting over zijn vakantiewoning, in box 1 kan het tarief over de vakantiewoning oplopen tot 52%.

          Vraag 3

          Welke uitspraak is onjuist ten aanzien van het opleggen van een bestuurlijke boete?

          1. De grondslag voor een vergrijpboete wegens niet, onjuist of onvolledig doen van aangifte bestaat uit het gehele bedrag van de aanslag.
          2. Een vergrijpboete bedraagt maximaal 300% van de boetegrondslag bij box III-inkomen.
          3. Een vergrijpboete bij navordering wordt tegelijk opgelegd met het vaststellen van de navorderingsaanslag.
          4. Voor het opleggen van een verzuimboete is opzet of grove schuld niet vereist.

          Vraag 4

          Wat is het doel van de deelnemingsvrijstelling?

          1. Voorkomen dat een dividenduitdeling van een dochtervennootschap aan haar moedervennootschap bij die moedervennootschap wordt belast.
          2. Voorkomen dat een dividenduitdeling van een dochtervennootschap aan haar moedervennootschap bij die dochtervennootschap wordt belast.
          3. Voorkomen dat een
          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 2

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 2


          Meerkeuzevragen

          Vraag 1

          Met betrekking tot het fiscale inkomensbegrip in de inkomstenbelasting is één van onderstaande stellingen onjuist, welke is dat?

          1. Een vermogenstoename kan toch onder het wettelijk fiscale inkomensbegrip vallen als er geen sprake is van een ‘bron van inkomen’, zoals bij een schenking.
          2. Aan het begrip ‘bron van inkomen’ zijn door de Hoge Raad een aantal aanvullende eisen gesteld: deelname aan het economische verkeer, voordeel beogen en voordeel verwachten.
          3. In de inkomstenbelasting is het fiscale inkomensbegrip hoofdzakelijk gebaseerd op de bronnentheorie.
          4. Het fiscale inkomen is gelijk aan de groei van het vermogen in een bepaald tijdvak, volgens de vermogensvergelijkingstheorie.

          Vraag 2

          Welke stelling is juist?

          1. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan lagere inkomens doet altijd recht aan het belastingmixbeginsel.
          2. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan lagere inkomens doet altijd recht aan het gelijkheidsbeginsel.
          3. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan de lagere inkomens kan recht doen aan het draagkrachtbeginsel. De heffingsgrondslag moet dan wel ook in de beschouwing worden betrokken.
          4. Een progressief tarief waarbij hogere inkomens tegen een hoger tarief belast worden dan de lagere inkomens kan recht doen aan het profijtbeginsel. De heffingsgrondslag moet dan wel ook in de beschouwing worden betrokken.

          Vraag 3

          Welke Nederlandse belasting is geen directe belasting?

          1. Schenk- en erfbelasting
          2. Vennootschapsbelasting
          3. Inkomstenbelasting
          4. Omzetbelasting

          Vraag 4

          Het volgende bericht is in de krant opgenomen:

          Die belasting is er voor iedereen

          Door een gat in de Europese wetgeving betalen grote bedrijven te weinig of geen belasting.

          Door Stéphane Alonso 26 november 2013

          Naar schatting duizend miljard euro. Dat is het fabuleuze bedrag dat alle Europese burgers samen jaarlijks mislopen door belastingfraude, belastingparadijzen en ‘agressieve belastingplanning’.

          Twee keer geen belasting betalen

          Nederland telt veel brievenbusfirma's (12.000) en honderden bilaterale belasting- en investeringsverdragen. Daardoor kunnen bedrijven uit de hele wereld gebruikmaken van het gunstige belastingklimaat, ook bedrijven die niet of nauwelijks bijdragen aan de 'echte' economie. In augustus concludeerde het Centraal Planbureau (CPB) in een onderzoek dat Nederland weliswaar geen belastingparadijs is - in de zin dat het geen eindbestemming van geldstromen is - maar wel een belangrijk 'doorsluisland'. De maas die Semeta [eurocommissaris voor belastingen] wil dichten, zit in een richtlijn uit 1990, die beschrijft hoe er met buitenlandse dochters van bedrijven dient te worden omgegaan. Om te voorkomen dat winsten en dividenden hieruit twee keer belast zouden worden, in twee landen, kwam er een vrijstelling: alleen het moederbedrijf zou worden aangeslagen, in het eigen land. Een goedbedoeld idee, twee keer voor hetzelfde betalen is oneerlijk. In de praktijk slagen bedrijven er echter in om twee keer helemaal niet te betalen. Met behulp

          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 3

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 3


          Meerkeuzevragen

          Vraag 1

          Welke van onderstaande omstandigheden is niet relevant bij het vaststellen van de totaalwinst van een onderneming?

          1. De feitelijke aanwending van een vermogensbestanddeel door de ondernemer.
          2. De beëindiging van de ondernemingsactiviteiten door de ondernemer.
          3. Het moment waarop de ondernemer de ondernemingskosten betaalt.
          4. Het onttrekken van vermogensbestanddelen aan de onderneming door de ondernemer.

          Vraag 2

          Jan is gek op koken en start een kookboekenwinkel. Hij koopt op 1 juli 2013 een winkelpand aan de Langegracht voor € 500.000. Het pand moet nog worden verbouwd. Na een ingrijpende verbouwing gaat de winkel open op 1 februari 2014. Mag Jan in het jaar 2013 op het pand afschrijven?

          1. Ja, want het pand vormt in 2013 ondernemingsvermogen voor Jan.
          2. Nee, want de winkel gaat pas open in februari 2014.
          3. Nee, want het pand is in 2013 slechts een half jaar in bezit. Op bezittingen kan enkel worden afgeschreven als deze een heel jaar in bezit zijn.
          4. Nee, want hij heeft in 2013 enkel de winkel verbouwd.

          Vraag 3

          Het Europese hoofdkwartier van een internationale koffieketen verhuist van Amsterdam naar Londen. Dit omdat daar verreweg de meeste Europese vestigingen zijn. Fiscale overwegingen spelen echter ook een rol. Op welk beginsel zal de Engelse fiscus zich beroepen om na de verhuizing over de winst te kunnen heffen van het Europese hoofdkwartier?

          1. Het nationaliteitsbeginsel.
          2. Het profijtbeginsel.
          3. Het bronbeginsel.
          4. Het woonplaatsbeginsel

          Vraag 4

          De thrillers van een in Engeland wonende auteursechtpaar worden in de Nederlandse boekwinkels snel verkocht. Vanwege dit succes vliegt het echtpaar regelmatig naar Nederland voor een signeersessie. Het echtpaar besluit een ‘vakantiehuisje’ aan de Leidse grachten te kopen. Zij verblijven in deze woning tijdens hun bezoekjes aan Nederland.

          Op grond van welke artikelen wil Nederland belasting heffen over deze Leidse woning?

          1. Art. 2.1, lid 1, onder a jo art. 2.1, lid 2 jo art. 5.3, lid 2, onder a Wet IB 2001.
          2. Art. 2.1, lid 1, onder b jo art. 2.1, lid 2 jo art. 5.3, lid 2, onder a Wet IB 2001.
          3. Art. 2.1, lid 1, onder a jo art. 2.1, lid 2 jo art. 7.7, lid 2, onder a Wet IB 2001.
          4. Art. 2.1, lid 1, onder b jo art. 2.1, lid 2 jo art. 7.7, lid 2, onder a Wet IB 2001.

          Vraag 5

          In de inkomstenbelasting is er een ‘subjectieve belastingplicht’. Wat wordt hiermee bedoeld?

          1. De subjectieve belastingplicht ziet op het tarief dat van toepassing is op bepaalde belastbare inkomsten.
          2. De subjectieve belastingplicht geeft aan welk inkomen van natuurlijke personen wordt betrokken in de belastingheffing.
          3. De subjectieve belastingplicht geeft aan welke natuurlijke personen op grond van de Wet IB zijn onderworpen aan inkomstenbelasting.
          4. De subjectieve belastingplicht wijst op die artikelen
          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 4

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 4


          Meerkeuzevragen

          Vraag 1

          In de Volkskrant van 5 november 2012 stond het volgende artikel (enkel de relevante passages zijn weergegeven):

          Presidentskandidaat Romney maakt gebruik van Nederland als belastingparadijs

          De fiscale sluipwegen van Mitt Romney lopen ook door Nederland. Het private-equityfonds Bain Capital, waarin de presidentskandidaat participeert, zou via de Nederlandse route zo’n 80 miljoen euro aan dividendbelasting hebben ontweken.

          Presidentskandidaat Mitt Romney profiteert via het private-equityfonds Bain Capital van een voordelige fiscale route die via Nederland loopt. Nederland is voor het Amerikaanse Bain, dat door Romney werd opgericht, een schakel in zijn omvangrijke internationale web van trust- en houdstermaatschappijen.

          Door zijn investering van de in 2004 overgenomen Ierse farmaceut Warner Chilcott via Nederland te laten lopen, weet Bain dividend- en vermogenswinstbelasting te vermijden. Sinds de aandelen in Nederland zijn ondergebracht, werd zo’n 398 miljoen dollar (303 miljoen euro) aan dividend uitgekeerd en verkocht Bain voor ruim 334 miljoen dollar (260 miljoen euro) aan aandelen.

          Dit blijkt uit door Follow the Money voor de Volkskrant onderzochte deponeringen bij de Amerikaanse beurstoezichthouder (SEC), Romneys belastingaangiften, door het Amerikaanse techblog Gawker geopenbaarde vertrouwelijke documenten van Bain, en gegevens van de Nederlandse Kamer van Koophandel.

          (…)

          398 miljoen dollar.

          Sinds 2010 heeft Bain Capital zijn aandelen in Warner Chilcott ondergebracht in een Nederlandse besloten vennootschap. Vanaf het begin hebben er omvangrijke uitkeringen aan Bain Capital plaatsgevonden. Warner Chilcott keerde vanaf augustus 2010 398 miljoen dollar aan dividend uit. Bain verkocht in deze jaren ook voor ruim 334 miljoen dollar aan aandelen Warner Chilcott.

          Door gebruik te maken van (……………) in Nederland en Luxemburg weet Bain dividend- en vermogenswinstbelasting te vermijden en de opbrengsten van zijn aandelen veilig onder te brengen in de fiscale vrijplaats Kaaimaneilanden. (……………) houdt in dat de winst uit een aandelenbezit van meer dan 5 procent niet wordt belast in Nederland. Nederland is mede daarom een aantrekkelijke vestigingsplaats voor houdstermaatschappijen van multinationals en financiële fondsen. ‘We zijn wereldkampioen (……………)’, zegt Jos Peters, fiscalist bij Merlyn.

          Welk woord ontbreekt op de drie stippellijnen?

          1. (de regeling in) belastingverdragen.
          2. (de) deelnemingsvrijstelling.
          3. (de) fiscale eenheid.
          4. (het) verdrag ter voorkoming van dubbele belasting.

          Vraag 2

          Belastingverdragen bevatten geen regels:

          1. Over de uitwisseling van inlichtingen en bijstand bij invordering.
          2. Ter voorkoming van discriminatie.
          3. Ter voorkoming van economische dubbele belastingheffing.
          4. Ter voorkoming van het ontgaan van belasting.

          Vraag 3

          Welke beginselen past Nederland toe bij het afbakenen van de heffingsbevoegdheid?

          1. Het woonplaatsbeginsel en het bronbeginsel.
          2. Het woonplaatsbeginsel en het nationaliteitsbeginsel.
          3. Het woonplaatsbeginsel, het bronbeginsel en het nationaliteitsbeginsel.
          4. Het woonplaatsbeginsel, het bronbeginsel, het nationaliteitsbeginsel en het vermogensbeginsel.

          Vraag 4

          Het legaliteitsbeginsel in het belastingrecht houdt in dat:

          1. belastingen slechts krachtens de wet mogen worden geheven.
          2. belastingen slechts mogen worden geheven over legaal verkregen inkomsten.
          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 5

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 5


          Meerkeuzevragen

          Vraag 1

          Lees het onderstaande artikel aandachtig door:

          Google omzeilt belasting via Nederland

          Laatste update: 23 oktober 2010 12:37

          AMSTERDAM - Google 'ontduikt' via onder andere Nederland belastingen uit de Verenigde Staten en bespaarde over de afgelopen drie jaar op die manier ruim 3,1 miljard dollar (ongeveer 2,2 miljard euro). Dat blijkt uit onderzoek van persbureau Bloomberg.

          Door gebruik te maken van de zogenaamde 'Dutch Sandwich-techniek' gaan inkomsten van Google naar Ierland, dan via Nederland naar Bermuda en uiteindelijk weer terug naar Ierland. Daarvandaan kan het geld als dividend worden uitgekeerd aan Googles aandeelhouders.

          Het percentage winstbelasting dat Google in het buitenland moet betalen is door deze constructie verlaagd tot 2,4 procent. Het laagste percentage van de vijf grootste technologiebedrijven uit de VS. In veel landen is het officiële percentage belasting hoger dan 20 procent.

          Er is in de VS nogal wat te doen rondom deze vorm van __________. De belastingtrucs zouden de Amerikaanse overheid volgens specialisten jaarlijks zestig miljard dollar kosten, terwijl onder andere de Nederlandse fiscus profiteert.

          Double Irish

          Google betaalde winstbelasting de afgelopen jaren in Ierland en profiteert zo van voordelige Ierse belastingwetten waardoor het de 12,5 procent officiële belasting ontloopt. De zogenaamde Double Irish-methode is gebouwd op twee bedrijven.

          De een vraagt royalty's voor gebruik van het intellectueel eigendom. Op deze manier worden uitgaven gecreëerd die het belastbaar inkomen van een bedrijf verlagen. Een ander bedrijf int de royalty's in een land dat Ierse belastingen negeert, zoals Bermuda.

          Om te ontkomen aan een voorheffing op de winstbelasting als het geld Ierland verlaat wordt het naar een Nederlandse Google-BV gestuurd. Ierse belastingwetten geven sommige Europese landen, waaronder Nederland, namelijk vrijstelling van royaltybelastingen, normaal gesproken ongeveer 15 procent.

          "Vervolgens kunnen de royalty's ons land vrijwel onbelast verlaten richting Bermuda", vertelt Peter Smits, hoogleraar fiscale economie van de Erasmus Universiteit en verbonden aan Deloitte.

          "Het geld staat hooguit een dag of twee in Nederland geparkeerd. Daarom heeft de Nederlandse belastingdienst kennelijk een speciale afspraak gemaakt met Google, waarbij is afgesproken dat Nederland over 0,2 procent van de geldstroom vennootschapsbelasting int."

          Buitenlandse artiesten als U2 en The Rolling Stones gebruiken dezelfde constructie, en ook een groot bedrijf als IKEA heeft vanwege het gunstige belastingklimaat zijn hoofdkantoor in Nederland gevestigd. Jaarlijks stromen zo duizenden miljarden euro's door Nederland.

          Vul het ontbrekende woord in:

          1. Belastingfraude.
          2. Belastingontduiking.
          3. Belastingontwijking.
          4. Boxhopping.

          Vraag 2

          Professor Smits merkt op dat de royalty’s onbelast ons land verlaten richting Bermuda. Wat is de juiste onderbouwing van deze stelling?

          1. Er is geen verdrag gesloten tussen Nederland en Bermuda. Het Besluit voorkoming dubbele belasting is van toepassing en wijst het heffingsrecht toe een Bermuda.
          2. Het verdrag Nederland – Bermuda (conform het OESO-modelverdrag) wijst het heffingsrecht toe aan Bermuda.
          3. Nederland kent geen bronheffing op
          .....read more
          Access: 
          Public
          Belastingrecht - UL - Oefententamen 6

          Belastingrecht - UL - Oefententamen 6


          Meerkeuzevragen

          Vraag 1

          Wat wordt verstaan onder ‘box hopping’ in de inkomstenbelasting?

          1. De neiging van belastingplichtigen om de tariefverschillen tussen de boxen in hun voordeel te gebruiken.
          2. Het verschijnsel dat sommige bronnen van inkomen in meerdere boxen tegelijk kunnen vallen.
          3. De neiging van de belastingdienst om belastingplichtigen altijd in de voor hen meest ongunstige box te belasten.
          4. Het verschijnsel dat door de toepassing van de drie boxen dubbele of zelfs drievoudige heffing kan optreden.

          Vraag 2

          Er is in het algemeen sprake van een bron van inkomen als een belastingplichtige: Voordeel (…); dit voordeel redelijkerwijs (…); en deelneemt aan (…).

          Vul in (3x):

          1. geniet, mag ontvangen, het economisch verkeer.
          2. beoogt, kan genieten, het arbeidsproces.
          3. kan verwachten, heeft verwacht, de Nederlandse samenleving.
          4. beoogt, kan verwachten, het economische verkeer.

          Vraag 3

          Winst in de zin van de wet IB 2001 is:

          1. het bedrag van de gezamenlijke voordelen die de ondernemer, onder welke naam en in welke vorm ook, aan inkomen geniet.
          2. het bedrag van de gezamenlijke voordelen die de onderneming, onder welke naam en in welke vorm ook, als zodanig aan voordelen verwerft.
          3. het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden verkregen uit de onderneming.
          4. het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden genoten door de onderneming.

          Vraag 4

          Roberto verzamelt postzegels. Hij reist een paar keer per jaar naar verzamelaarsbeurzen met (een deel van) zijn collectie. Doorgaans doet hij zaken op ruilbasis. Voor het bezoeken van die beurzen maakt hij gebruik van het openbaar vervoer; soms maakt hij ook kosten voor (eenvoudige) overnachtingen. Zijn de reis- en overnachtingskosten aftrekbaar voor zijn aangifte inkomstenbelasting 2011?

          1. Nee, er is geen sprake van een bron van inkomen.
          2. Ja, maar alleen voor zover hij geldomzet maakt (en dus niet gewoon ruilt).
          3. De overnachtingskosten zijn niet aftrekbaar; de reiskosten zijn aftrekbaar voor zover Roberto beschikt over een reisverklaring in de zin van art. 16 lid 2 en 3 Uitv.reg. IB 2001.
          4. Alle kosten zijn aftrekbaar, zij het binnen de grenzen van art. 3.15 Wet IB 2001.

          Vraag 5

          Welke bewering is juist?

          1. Het profijtbeginsel is een belangrijk beginsel bij de heffing van inkomstenbelasting.
          2. Daar waar belastingen worden gebruikt om een bijdrage te leveren aan de realisatie van andere doelstellingen van overheidsbeleid, kan men spreken over de ‘instrumentalisering’ van het belastingrecht.
          3. Over de omvang en richting van ‘afwenteling’ bestaat in het belastingrecht altijd op voorhand duidelijkheid, zodat belastingheffing gericht kan plaatsvinden.
          4. Door de instrumentalisering van het belastingrecht, wordt het belastingrecht voor de burger eenvoudiger en toegankelijker.

          Vraag 6

          In welke zin leidt het “klassieke stelsel” tot dubbele belastingheffing?

            .....read more
            Access: 
            Public
            Belastingrecht - UL - Oefententamen 7

            Belastingrecht - UL - Oefententamen 7


            Open vragen

            Vraag 1

            In het vakblad voor de bakkersbranche “Bakkerswereld” staat het volgende bericht:

            Onregelmatigheden bakkersbranche

            Nieuwsbericht| 22-02-2011

            De FIOD heeft op woensdag 16 februari 5 bedrijfspanden en 3 woningen in Roermond en Eindhoven doorzocht. Het vermoeden is dat de boekhouding vervalst is en dat bij de in- en verkoop van (brood)meel geen belasting is afgedragen. Het geschatte nadeel voor de schatkist is rond de 600.000 euro.

            Het strafrechtelijk onderzoek vindt plaats onder leiding van het Functioneel Parket. De Belastingdienst doet onderzoek naar onregelmatigheden bij bakkers die tevens een lunchroom exploiteren. Uit vooronderzoek is gebleken dat zich met name bij die bakkers onregelmatigheden voordoen. Bij 17 onderzochte ondernemingen is in totaal ruim €3 miljoen aan naheffingsaanslagen opgelegd. Ook de arbeidsinspectie, UWV en VWA constateren regelmatig overtredingen bij deze specifieke groep. Daarom is er samen met gemeenten, politie en het Openbaar Ministerie een interventieteam opgericht dat deze bakkers extra controleert. Naast belastingfraude wordt er ook gekeken naar illegaal tewerkgestelde personen, voedselveiligheid, hygiëne en uitkeringsfraude. Het doel is om, waar nodig, het gedrag te verbeteren. Naast toezicht is er ook sprake van voorlichting.

            a. Indien een ondernemer te weinig belasting betaalt, kan hij worden bestraft. De inspecteur kan voor die bestraffing kiezen uit twee trajecten. Geef aan welk traject in het geval van de bakkers de voorkeur verdient.

            b. In het krantenartikel wordt gesproken over opgelegde heffingsaanslagen. Een fiscaal advocaat die door één van de bakkers is ingehuurd, beargumenteert dat naheffing niet zo maar mogelijk is; de fiscus zou een nieuw feit moeten hebben om een naheffingsaanslag op te leggen. Beargumenteer onder verwijzing naar de wettelijke bepalingen of dit standpunt juist is en waarom de eis van het nieuwe feit bij naheffing wel of niet wordt gesteld.

            Vraag 2

            In de krant is het volgende bericht te lezen:

            Kamer wil bankiersbonus 100 procent belasten

            Alle banken die staatssteun hebben ontvangen, moeten de sinds 2008 uitgekeerde bonussen 100 procent belasten. De Tweede Kamer gaat met deze eis in tegen de wens van minister Jan Kees de Jager (Financiën, CDA). De Tweede Kamer heeft dinsdag een motie van de PVV aangenomen over dit onderwerp.

            100 procent

            Hierin wordt het kabinet gevraagd alle financiële bonussen die sinds 2008 bij staatsgesteunde banken als ABN, ING, SNS Reaal en Aegon zijn uitgekeerd eenmalig tegen een tarief van 100 procent te belasten in de loonheffing.

            Kan dat niet, dan moet het kabinet aftrek van het hele bonusbedrag in de vennootschapsbelasting weigeren. De motie was door minister De Jager ontraden, onder meer omdat die in strijd zou zijn met de grondwet.

            Plasterks draai

            De motie werd aangenomen in de Kamer, dankzij steun van in ieder geval de PvdA en de SP. De SP vroeg onmiddellijk een brief van het kabinet over hoe het de motie denkt te gaan uitvoeren.

            .....read more
            Access: 
            Public
            Belastingrecht - UL - Oefententamen 8

            Belastingrecht - UL - Oefententamen 8


            Open vragen

            Vraag 1 (30 punten)

            Paul heeft in 2010 deelgenomen aan het televisieprogramma ‘De Gouden Kooi’. Opzet van het programma is dat een aantal deelnemers een villa bewoont. In en om de villa hangen camera’s. Winnaar is degene die in overeenstemming met de spelregels het langste weet te blijven zitten en zijn medespelers ‘wegpest’. De spelregels zijn neergelegd in een lijvig boekwerk. Daarin is onder meer bepaald dat de deelnemers verplicht zijn om de instructies van de producent van het programma op te volgen. Houdt een kandidaat zich niet aan de spelregels en/of instructies dan kan hij uit de villa worden gezet. Naast een kans op de hoofdprijs krijgen de kandidaten een vergoeding van € 2.500 voor iedere maand dat zij in het huis verblijven. Paul verlaat als derde na 10 maanden de villa en ontvangt € 25.000.

            a. Geef gemotiveerd aan of sprake is van een bron van inkomen voor Paul. U hoeft nog niet aan te geven om welke bron van inkomen het eventueel zou gaan.

            b. Uitgaande van de aanwezigheid van een bron van inkomen, geef gemotiveerd aan welke bron van inkomen naar uw mening van toepassing is.

            Paul is na zijn verblijf in de Gouden Kooi een bekende Nederlander geworden. Om te ontsnappen aan alle drukte besluit hij zijn huurhuis in Amsterdam op te zeggen en een reis rond de wereld te maken. Ook verkoopt Paul zijn auto. De auto is volgens de garage € 17.000 waard. Uiteindelijk verkoopt Paul zijn auto via internet aan een trouwe fan van de Gouden Kooi die juist de auto van Paul graag wil hebben en daarvoor € 22.000 betaalt.

            c. Geef gemotiveerd aan of het voordeel in box 1 kan worden belast en, zo ja, onder welke bron van inkomen.

            Vraag 2 (20 punten)

            Op de internetsite van het Reformatorisch Dagblad staat het volgende berichtje:

            Vettaks moet Roemenen van fastfood afhouden

            Roemenen moeten binnenkort belasting gaan betalen op producten die veel suiker en vet bevatten, zoals hamburgers, chips en frisdrank.

            Volgens de Roemeense regering moet de heffing ervoor zorgen dat mensen gezonder gaan eten. De helft van de 22 miljoen Roemenen is te dik, blijkt uit officiële cijfers. Het Roemeense parlement keurt de wet naar verwachting deze maand goed.

            Voor veel Roemenen was fastfood na de val van het communisme het symbool van vrijheid en een teken van welvaart. De snelle hap is ongekend populair, net als in andere landen in Oost-Europa. Obesitas komt er steeds meer voor, zegt de Praagse hoogleraar Vojtech Hainer, voormalig hoofd van de Europese Vereniging van Onderzoek naar Obesitas. „De levensstijl wordt steeds westerser, met meer tv-kijken, meer computeren, minder bewegen, meer autorijden en meer fastfood.”

            Gecombineerd met de traditionele, voedzame keuken van aardappel en vet varkensvlees zorgt dat ervoor dat meer dan de

            .....read more
            Access: 
            Public
            Belastingrecht - UL - Oefententamen 9

            Belastingrecht - UL - Oefententamen 9


            Vragen

            Vraag 1

            Welke stelling is juist?

            1. De loonbelasting die werkgevers op het loon inhouden is een voorheffing op de uiteindelijk verschuldigde vennootschapsbelasting.
            2. De omzetbelasting is een verbruiksbelasting.
            3. De overdrachtsbelasting is een belasting ter zake van het verkrijgen van roerende zaken in Nederland.
            4. De vennootschapsbelasting is een belasting van aandeelhouders die recht hebben op vennootschappelijke winst.

            Vraag 2

            De rendementgrondslag die in box 3 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 wordt gehanteerd bestaat uit:

            1. De waarde van de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden.
            2. De waarde van de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden en het heffingvrije vermogen.
            3. Het fictief rendement over de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden, verminderd met het heffingvrije vermogen.
            4. Het vermogensrendement over de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden.

            Vraag 3

            Wie dragen de vennootschapsbelasting?

            1. De aandeelhouders, voor wie immers na het voldoen van de belasting minder dividend overblijft.
            2. De lichamen in de zin van art. 1 Wet Vpb 1968, die immers subjectief belastingplichtig zijn.
            3. De werknemers, omdat arbeidsbeloningen niet aftrekbaar zijn bij de bepaling van de vennootschappelijke winst.
            4. Naast aandeelhouders ook werknemers en consumenten, omdat ondernemingskapitaal meer internationaal mobiel is dan werknemers en consumenten.

            Vraag 4

            Julia drijft een onderneming in de zin van art. 3.8 Wet IB 2001. Julia is in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met Jan. Jan werkt bij een belastingadvieskantoor in loondienst. Op een zekere dag koopt Julia een kaartje voor een landelijke autovakbeurs. Zij hoopt op die beurs allerlei zakelijke contacten te spreken en iets op te steken van de nieuwe ontwikkelingen in de autowereld. Het kaartje geeft recht op een gratis lot, waarmee Julia een motorfiets wint. Jan heeft vervolgens de motorfiets in gebruik genomen voor het woon-werkverkeer naar zijn kantoor. Welke stelling is juist over de fiscale positie van Juliaen/of Jan?

            1. Aangezien de motorfiets door Jan wordt gebruikt in het kader van zijn dienstverband bij het belastingadvieskantoor, zijn de kosten van de motorfiets bij hem als reisaftrek aftrekbaar van zijn belastbaar loon in de zin van art. 3.80 Wet IB 2001.
            2. Aangezien Julia de motor niet voor zakelijke doeleinden gebruikt, kan de waarde van de motorfiets niet tot de winst van de onderneming van Julia behoren.
            3. De waarde van de motorfiets is bij Julia belast als winst uit onderneming. Het kaartje voor de vakbeurs is immers uit zakelijke overwegingen gekocht.
            4. De waarde van de motorfiets is mogelijk bij Julia belast als resultaat uit overige werkzaamheden, omdat de motorfiets het resultaat is uit haar werkzaamheden
            .....read more
            Access: 
            Public
            Belastingrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

            Belastingrecht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

            • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Belastingrecht voor de opleiding Rechtsgeleerdheid Jaar 1 aan de Universiteit Leiden.
            • Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar
              Rechten Leiden: Bachelor en Master UL - Samenvattingen en studiehulp
            Work for WorldSupporter

            Image

            JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

            Working for JoHo as a student in Leyden

            Parttime werken voor JoHo

            Check more of this topic?
            How to use more summaries?


            Online access to all summaries, study notes en practice exams

            Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

            There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

            1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
            2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
            3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
            4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
            5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

            Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

            Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

            Field of study

            Access level of this page
            • Public
            • WorldSupporters only
            • JoHo members
            • Private
            Statistics
            2195
            Comments, Compliments & Kudos:

            Add new contribution

            CAPTCHA
            This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
            Image CAPTCHA
            Enter the characters shown in the image.