Inleiding Privaatrecht II: Goederenrecht - UU - Oefenmaterialen
- 1349 keer gelezen
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Noem vier verschillen tussen een erfdienstbaarheid en een kwalitatieve verplichting.
Beoordeel de juistheid van de volgende stelling:
Art. 3:231 BW maakt bij voorbaat vestiging van pandrechten op vorderingen mogelijk.
Kees en Katrien willen graag samen een huis kopen. Zij willen het huis van Irma in de stad Groningen kopen.
Hoe kunnen zowel Kees en Katrien eigenaar van het huis worden?
Kees en Katrien kopen het huis van Irma. De akte is reeds ingeschreven in de openbare registers. Dan komt de broer van Irene, Bert, woedend binnen. Bert heeft gehoord dat zijn zus het huis heeft verkocht, maar Bert geeft aan dat hij eigenaar is van het huis sinds 1944. Hierdoor kan Irene het volgens hem nooit hebben verkocht aan Kees en Katrien. Na een gesprek met Kees en Katrien blijkt dat Bert zijn zus wilde helpen. Hij heeft destijds tegen haar gezegd dat ze een huis mocht kopen van zijn geld, maar op eigen naam, zo lang het maar niet meer dan 300.000 euro kostte. Dat heeft Irene ook gedaan. Bert stelt dat hij hierdoor eigenaar is van het huis en zijn zus Irma het dus niet kan hebben verkocht aan Kees en Katrien.
Zijn Kees en Katrien eigenaar geworden? Licht uw antwoord toe.
Leg uit van welk goederenrechtelijk beginsel art. 3:248 lid 3 BW een uitwerking is.
Piet is eigenaar van een veehouderij. Hij wil graag uitbreiden naar de kippenvoer business en heeft in dat kader daarvan financiering aangevraagd bij de A-Bank. Deze gaat daarmee akkoord en een kredietovereenkomst wordt opgesteld en ondertekend op 23 augustus 2017. Hierin is het volgende beding opgenomen:
“De schuldenaar verplicht zich tot het stil verpanden van al haar bestaande en toekomstige goederen aan de A-Bank. Zij verleent in dit kader aan de A-Bank een volmacht.”
Deze overeenkomst wordt op 24 augustus 2017 geregistreerd.
Iedere woensdag wordt een pandakte geregistreerd ter uitvoering van de kredietovereenkomst. De laatste pandakte dateert van 15 januari 2018.
Waarom is het voordelig voor de A-Bank om een volmacht te hebben?
A-Bank doet jaarlijks onderzoek naar de staat van haar zekerheden en doet daarvoor een steekproef onder haar cliënten naar het onderpand dat is verleend. In 2018 is de veehouderij uitgekozen en daarom wordt Piet gevraagd om een overzicht te geven van de inventaris en alle openstaande facturen van debiteuren van zijn bedrijf in kaart te brengen.
Op 21 januari 2018 wordt het overzicht verstrekt. Daarin staat het volgende dat het bedrijf heeft:
Geef van elke bulletpoint aan of het aan de bank op 21 januari 2018 is verpand en zo ja, op welk moment. Geef vervolgens aan met welke pandakte het goed is verpand.
Mag de A-Bank de vorderingen die aan haar zijn verpand gaan innen?
De erfdienstbaarheid is geregeld in art. 5:70 en betreft een absoluut beperkt recht. De kwalitatieve verplichting is geregeld in art. 6: 252 en is geen beperkt recht. Het is verbintenisrechtelijk van aard. Ten tweede kan het recht van erfdienstbaarheid worden gevestigd op onroerende zaken, terwijl een kwalitatieve verplichting betrekking heeft op registergoederen. Vervolgens heeft het recht van erfdienstbaarheid betrekking op feitelijke handelingen, maar kwalitatieve verplichtingen kunnen ook betrekking hebben op rechtshandelingen. Tot slot heeft het recht van erfdienstbaarheid betrekking op 2 erven, terwijl de kwalitatieve verplichting aan de kant van de schuldenaar betrekking heeft op een erf en aan de kant van de schuldeiser op een persoon.
De stelling is onjuist. Art. 3:231 BW bepaalt dat een recht van pand of hypotheek zowel voor een bestaande als voor een toekomstige vordering kan worden gevestigd. Dit maakt nog niet de daadwerkelijke vestiging bij voorbaat van pandrechten op vorderingen mogelijk. De mogelijkheid om een pandrecht op vorderingen bij voorbaat te vestigen wordt namelijk beperkt in art. 3:239 BW. Niet in alle gevallen kan een pandrecht bij voorbaat worden gevestigd, het moet namelijk gaan om een relatief toekomstige vordering. Dat is een vordering uit hoofde van een reeds bestaande rechtsverhouding. Dit betekent dat verpanding bij voorbaat van een absoluut toekomstige vordering niet mogelijk is. Art. 3:231 BW maakt dus niet per definitie verpanding bij voorbaat op vorderingen mogelijk.
Antwoord a.
Bert stelt dat hij eigenaar is van het huis, omdat hij zijn zus Irma het huis van zijn geld op eigen naam heeft laten kopen. Dit wijst op middellijke vertegenwoordiging. Irma heeft het huis gekocht in opdracht van Bert, waardoor er sprake is van overdracht aan een tussenpersoon. Irma was beschikkingsbevoegd op grond van de lastgevingsovereenkomst, waardoor Irma partij is geworden ex. art. 3:84 jo 3:89. Uit het arrest Modehuis Nolly 1 blijkt dat een middellijk vertegenwoordiger in eigen naam zelf partij wordt bij de overdracht van een onroerende zaak. Uit het arrest Modehuis Nolly 2 blijkt echter dat de lasthebber een verplichting tot doorlevering heeft aan de lastgever. Irma zou op grond hiervan verplicht zijn om het huis door te leveren aan Bert. Echter, zolang de lastgever geen overschrijving op eigen naam wenst, blijft het op naam van de lasthebber en blijft het diens eigendom. Uit de casus blijkt niet dat Bert de wens heeft uitgesproken dat het huis op zijn naam moet worden gezet. Tevens dateert de koop al uit 1945, waardoor er gesteld kan worden dat de vordering verjaard zou kunnen zijn ex. art. 3:105. Dit heeft als gevolg dat Kees en Katrien eigenaar zijn geworden als er is voldaan aan de overige overdrachtsvereisten van art. 3:84. De geldige titel is een koopovereenkomst, de levering geschiedt op grond van art. 3:89 notariële akte + inschrijving openbare registers en Irma was beschikkingsbevoegd gezien het voorgaande. Hieruit volgt de conclusie dat Kees en Katrien eigenaar zijn geworden van het huis.
Art. 3:248 lid 3 BW is een uitwerking van het prioriteitsbeginsel. Eerder gevestigde beperkte rechten gaan voor later gevestigde beperkte rechten.
In het beding is opgenomen dat schuldenaar zich verplicht tot het stil verpanden van al haar bestaande en toekomstige goederen aan de A-Bank. Door middel van een volmacht is de A-Bank bevoegd om de verpande goederen bij te werken. Art. 3:1 BW bepaalt dat goederen alle zaken en vermogensrechten zijn. De verpanding van toekomstige goederen kent echter beperkingen. Op grond van art. 3:237 BW kan de stille verpanding van zaken in beginsel geschieden. Voor de stille verpanding op vorderingen is echter een beperking opgenomen in art. 3:239 BW. Het moet namelijk gaan om het recht dat op het tijdstip van de vestiging van het pandrecht reeds bestaat of rechtstreeks zal worden verkregen uit een reeds bestaande rechtsverhouding. Het gaat hier dus om relatief toekomstige vorderingen. De absoluut toekomstige vorderingen kunnen niet bij voorbaat (art. 3:97 BW) verpand worden. In het arrest Dix qq/ING is de mogelijkheid van een verzamelpandakte erkend. Een verzamelpandakte is een door de bank als gevolmachtigde van meer kredietnemers opgemaakte ondertekende akte die ertoe strekt op het tijdstip waarop het wordt geregistreerd, een stil pandrecht te vestigen op alle bestaande en toekomstige vorderingen. Door de constructie van een verzamelpandakte wordt de verpanding vereenvoudigd, doordat absoluut toekomstige vorderingen na hun ontstaan zo alsnog direct zonder tussenkomst van de pandgever aan de bank kunnen worden verpand door middel van registratie van de verzamelpandakten.
Dit is een oplossing voor de absoluut toekomstige vorderingen die niet bij voorbaat kunnen worden verpand, de bank kan door middel van de volmacht wel tot vrijwel directe verpanding overgaan.
Het specifieke goed | Is deze verpand aan de bank? | Op welk moment? | Met welke pandakte is het goed verpand? |
6 ton aan kippenvoer | Ja, 1 punt | 9 januari 2018, 2 punten | 24 augustus 2017, 2 punten |
9 ton aan kwartelvoer | Ja, 1 punt | 16 januari 2018, 2 punten | 24 augustus 2017, 2 punten |
Recht ten aanzien van de machine van Bairec | Ja, 1 punt | 300 december 2017, 2 punten | Niet verpand, 24 augustus 2017, 1 januari 2018, 8 januari 2018, 15 januari 2018, 2 punten |
Vordering op KIP BV | Ja, 1 punt | 15 januari 2018, 2 punten | 24 augustus 2017, 2 punten |
Vordering op ForeMore | Ja, 1 punt | 24 augustus 2017, 2 punten | 24 augustus 2017, 2 punten |
Vordering op Pierre Pieters | Nee, 1 punt | Niet verpand, 2 punten | Niet verpand, 2 punten |
Vordering op NL Gendert | Ja, 1 punt | 8 januari 2018, 2 punten | 8 januari, 2 punten |
Uit art. 3:239 lid 3 volgt dat de pandhouder pas mededeling mag doen wanneer de pandgever of de schuldenaar in zijn verplichtingen jegens de pandhouder tekortschiet of hem goede grond geeft te vrezen dat in die verplichtingen zal worden tekortgeschoten. Anders niet.
Deze bundel bevat oefenmaterialen te gebruiken bij het vak Inleiding Privaatrecht II: Goederenrecht aan de Universiteit Utrecht.
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution