Inleiding Privaatrecht II: Goederenrecht - UU - Oefenmaterialen
- 2740 keer gelezen
Johan wil een tweedehands scooter kopen. Na wat speurwerk vindt hij op internet een scooter van € 450 die hem wel bevalt. Hij belt met Wouter die de scooter verkoopt en spreekt af bij een parkeerplek langs de snelweg. Daar koopt Johan de scooter van Wouter. Een maand lang geniet hij van zijn nieuwe aanwinst, maar dan slaat zijn positieve stemming plotseling om. Bij Johan ligt een brief van een deurwaarder op de deurmat. Daarin staat dat hij bij een benzinestation heeft getankt, maar niet heeft betaald. Een paar dagen later ontvangt hij ook een boete van het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) voor te hard rijden. Beide feiten zijn op dezelfde dag gepleegd. Maar Johan weet zeker dat hij die dag niet op de aangegeven plaatsen geweest is. Hij doet direct aangifte van oplichting bij de politie. Tijdens het politieonderzoek blijkt dat de scooter een half jaar geleden gestolen is. Johan heeft de kentekenplaten en papieren van een andere scooter gekregen. De politie neemt de scooter in beslag en geeft deze terug aan de oorspronkelijke eigenaar.
Wie is eigenaar van de scooter? (14 pt)
Noem twee nieuwe omstandigheden die ertoe zouden leiden dat Johan – ondanks de diefstal - de auto als eigenaar zou mogen houden. (4 pt)
Stel Johan moet de scooter afstaan: kan Johan de koopsom terugkrijgen van Wouter? (7 pt)
In hoeverre is de volgende stelling juist of onjuist? (6 punten) Een recht van pand of hypotheek is een zakelijk recht.
Wat is het verschil tussen originaire en derivatieve verkrijging van goederen? Geef van beide een voorbeeld. (6 punten)
Een van de kenmerken van goederenrechtelijke rechten is dat deze “goederenrechtelijk gevolg” ofwel “droit de suite” hebben. Licht dit kenmerk toe aan de hand van een voorbeeld. (6 punten)
Kan een houder bezit verschaffen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijzen? (6 punten)
In hoeverre is de volgende stelling juist of onjuist? Een dief kan niet door toe-eigening eigenaar van de door hem gestolen zaak worden en daarom kan hij ook niet het bezit van die zaak aan een ander overdragen. (6 punten)
In de achtertuin van Walter staat een houten overkapping. Het overkapping is geplaatst op een tegelondergrond en Walter wil het op termijn vervangen door een stenen schuur met fundering. Beoordeel of dit overkapping roerend of onroerend is. (8 punten)
Mevrouw Tulp woont in een verzorgingstehuis en is de eigenaresse van een antieke armband. Deze wordt uit haar kamer gestolen. Een paar dagen daarna wordt de armband tentoongesteld in een juwelierszaak niet ver bij het verzorgingstehuis vandaan. Karlijn, schoonmaakster in het verzorgingstehuis, koopt de armband, ondanks dat ze deze als de gestolen armband herkent. Vier jaar later draagt Karlijn de armband op haar werk. Mevrouw Tulp herkent de armband en eist deze terug. Kan zij zich met succes op haar revindicatierecht beroepen? (7 punten)
De heer Van der Wiel beschikt over diverse beeldhouwwerken. Eén van zijn beeldhouwwerken heeft hij in bruikleen gegeven aan het Van Gogh Museum te Amsterdam. Met toestemming van de heer Van der Wiel leent het beeldhouwwerk uit aan het Centraal Museum te Den Haag voor een tijdelijke tentoonstelling. Wat is de goederenrechtelijke positie van de heer Van der Wiel, het Van Gogh Museum, respectievelijk het Centraal Museum met betrekking tot het beeldhouwwerk? (5 punten)
Lees onderstaand gedeelte en beantwoord onderstaande vragen.
Er wordt in deze zaak geprocedeerd omtrent de vraag wie de eigenaar is van een aantal portaalkranen. Van der Keuken (eigenaar van het pand waar de kranen zich bevonden) is van mening dat de huurder van het pand (Swieten) de kranen ten onrechte heeft meegenomen na beëindiging van de huur en vordert schadevergoeding.
Hof:
(...)
4. De beoordeling in principaal en incidentele appel
(...)
4.2. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
4.3. In eerste aanleg heeft Van der Keuken een schadevergoeding gevorderd van Swieten ten bedrage van (inclusief buitengerechtelijke kosten) € 74.346,88. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zich in het door haar aan Swieten verhuurde pand zes portaalkranen bevonden, die deel hebben uitgemaakt van een transactie (hiervoor in rechtsoverweging 4.2. onder b. genoemd), waarbij in het kader van een bedrijfsovername een aantal roerende zaken is overgedragen aan Swieten, maar waarbij deze portaalkranen buiten de transactie vielen. Swieten heeft goederen die niet van haar waren maar toebehoorden aan Van der Keuken verwijderd uit een pand dat eigendom was van laatstgenoemde. Het weghalen van de kranen leverde een onrechtmatige daad op jegens Van der Keuken, terwijl die kranen bovendien deel uitmaakten van het bedrijfspand zodat Em
Es Beheer op grond van de regels van natrekking eigenaresse van de portaalkranen was.
(…) in principaal appel voorts:
4.4. Het hof zal eerst grief III behandelen. Deze grief keert zich tegen de overweging van de rechtbank dat de zelfstandigheid van de kranen een gegeven is en dat er geen sprake is van natrekking, zodat Van der Keuken uit dien hoofde geen eigenaresse van de betreffende kranen is geworden.
4.5. Het hof overweegt hierover als volgt.
Door Van der Keuken wordt niet betwist dat de portaalkranen zelf losgemaakt kunnen worden van de rails waarover de kranen lopen zonder dat beschadiging van betekenis wordt toegebracht als bedoeld in art. (…) BW. Daarmee staat vast dat de portaalkranen niet op die grond bestanddeel zijn van het fabrieksgebouw. Het enkele feit dat de rails waarover zij rijden wel zodanig verbonden zijn met het fabrieksgebouw heeft immers, anders dan Van der Keuken aanvoert, in beginsel niet tot consequentie dat ook die kranen zelf daarmee deel uitmaken van het fabrieksgebouw. Gesteld noch gebleken is dat de kranen slechts kunnen functioneren op de in het gebouw aanwezige rails; ze zijn immers weggehaald en verkocht aan een derde, die ze kennelijk zonder die rails kon gebruiken.
Onder omstandigheden kunnen ook zaken die zonder schade kunnen worden afgescheiden van het gebouw waarin ze zich bevinden een bestanddeel vormen van dat gebouw, en wel als die zaken volgens verkeersopvatting daar onderdeel van uitmaken. Daarvan is in dit geval echter geen sprake. Niet kan immers worden gezegd - en Van der Keuken heeft dat ook onvoldoende onderbouwd - dat het fabrieksgebouw waarin de kranen zich bevonden incompleet is zonder die kranen. Het is nadien verhuurd aan een derde, die daar kennelijk gebruik van heeft kunnen maken zonder dat er kranen aanwezig waren. Het enkele feit dat de huur lager was zonder de kranen is onvoldoende om te oordelen dat deze kranen bestanddeel waren; de aanwezigheid van niet met het gebouw verbonden (roerende) zaken kan immers de huurwaarde verhogen, wanneer door partijen is afgesproken dat de verhuurder die zaken in het gebouw zal plaatsen. Ook het feit dat het pand voor bepaalde vormen van gebruik meer geschikt is als zich er zich kranen in bevinden leidt er niet toe dat sprake is van bestanddelen in de zin van art. (…). Niet beslissend is immers op welke specifieke wijze het gebouw wordt gebruikt, het gaat om het gebouw als fabrieksgebouw. Grief III faalt derhalve.
Hoe noemt men de partij die in hoger beroep gaat en hoe noemt men diens tegenpartij? (2 punten)
Op welke grond zou Swieten, respectievelijk Van der Keuken eigenaresse zijn geworden van de portaalkranen? (6 punten)
Welk artikel en lidnummer moet worden ingevuld bij (…) in de eerste alinea van 4.5 (3 punten)
Waaraan heeft het Hof de overweging ontleend “Niet beslissend is immers…..als fabrieksgebouw”. (laatste gedeelte 4.5) (4 punten)
Met welke argumenten wordt Van der Keuken door het hof in het ongelijk gesteld? Geef deze kort weer in eigen bewoordingen. (5 punten)
Manuel is pas geleden eigenaar geworden van een boerderijtje. Hij wil het huis moderniseren en plant diverse verbouwingen. Een van de plannen is om de ramen met glas in lood te vervangen. De ramen met glas in lood heeft hij reeds beloofd aan Verschuren, maar afgesproken is dat Verschuren de ramen pas krijgt als de nieuwe zijn geplaatst. Echter voor het zover is, overlijdt Manuel op 1 januari 2016. Zijn enige erfgenaam is zijn neef Kees. Tot de erfenis behoort o.a. een Boeddhabeeld. Dit beeld leent Kees uit aan Gijsbert die een kapperszaak heeft. Twee maanden later koopt Gijsbert het beeld van Kees. De afgesproken koopprijs is nog niet betaald.
Met betrekking tot de verkrijging van goederen kan onderscheiden worden tussen verkrijging onder algemene en bijzondere titel. Wat is het verschil en op welke van deze twee wijzen heeft Kees, respectievelijk Gijsbert het Boeddhabeeld verkregen? (6 punten)
Wie is eigenaar van ramen met glas in lood op 2 januari 2016? (6 punten)
Is Gijsbert eigenaar van het beeld geworden? (6 punten)
Stel: In juli 2016 blijkt dat Kees niet de erfgenaam van anders was, maar Tina. Verandert dit uw antwoord op de vorige vraag? (6 punten)
Johan stelt dat hij eigenaar is geworden van de scooter. Er dient te worden gekeken of er een geldige overdracht tot stand is gekomen tussen Wouter en Johan (art. 3:84 BW). Er was sprake van een geldige levering, namelijk een feitelijke overgave (zie: art. 3:90 jo. 3:114 BW). Bovendien was er sprake van een geldige titel, namelijk een koopovereenkomst. Wouter was echter niet beschikkingsbevoegd (want Wouter was niet de eigenaar van de gestolen scooter). Er is daarom niet aan alle eisen van een geldige overdracht voldaan. Johan is daarom geen eigenaar van de scooter geworden. Het ontbreken van beschikkingsbevoegdheid kan misschien worden hersteld door een beroep te doen op art. 3:86 lid 1 BW.
De scooter is een roerende zaak, een niet-registergoed (art. 3:3 jo. 3:10 BW). De scooter is geleverd conform art. 3:90 BW. Er was sprake van een overdracht anders dan om niet. Johan heeft namelijk € 450 betaald voor de scooter. Er kan echter worden getwijfeld of Johan te goeder trouw was. Het is mogelijk te beargumenteren dat het feit dat Johan papieren ontving maakt dat hij niet hoefde te twijfelen aan de status van de verkoper. Het is ook heel redelijk om te stellen dat op Johan een uitgebreidere onderzoekplicht rust als hij een scooter op een parkeerplaats aanschaft (art. 3:11 BW). Als Johan wel te goeder trouw is, kan de oorspronkelijke eigenaar de scooter revindiceren. De scooter is immers gestolen. Er is nog geen drie jaar na de diefstal verstreken en Johan heeft deze niet gekocht om niet (art. 3:86 lid 1 jo lid 3 BW). Er kan geconcludeerd worden dat de oorspronkelijke eigenaar is eigenaar gebleven van de scooter.
De driejaarstermijn van artikel 3:86 lid 3 BW aanhef, is verstreken
De scooter is wel gekocht bij een professionele scooterdealer in een daartoe bestemde bedrijfsruimte in de zin van artikel 3:86 lid 3 sub a BW.
Johan wil geen schadevergoeding, maar een retournering van de koopsom. Daartoe moet hij de overeenkomst met Wouter ontbinden, art. 6:265 lid 1 en 2 BW. Er is sprake van een tekortkoming en de aard van de tekortkoming rechtvaardigt de ontbinding. De scooter is immers niet in eigendom overgedragen. De scooter moet terug naar de oorspronkelijke eigenaar, dus is nakoming blijvend onmogelijk en is verzuim niet vereist. Er ontstaat een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds voldane prestaties. Wouter moet de koopsom aan Johan terug betalen (art. 6:271 BW).
Een zakelijk recht is een recht dat rust op een zaak. Een pandrecht of een recht van hypotheek kan rusten op een zaak (bv. pandrecht op een auto of een recht van hypotheek op een huis). In dat geval zijn ze zakelijk, maar ze kunnen ook gevestigd zijn op vermogensrechten. Om die reden zijn ze opgenomen in boek 3 BW. De stelling is dus niet altijd juist.
Bij originaire verkrijging wordt een nieuw recht verworven. Voorbeeld: zaaksvorming. Bij derivatieve verkrijging wordt een recht verkregen zoals de rechtsvoorganger dat had. Voorbeeld: erfopvolging.
Dit doelt op het absolute karakter van goederenrechtelijke rechten: de gerechtigde kan zijn recht tegenover een ieder handhaven. Bijvoorbeeld A vestigt op zijn auto een pandrecht ten behoeve van X. Wanneer A zijn auto overdraagt aan B verkrijgt deze een auto met daarop een pandrecht en X kan het door A gevestigde pandrecht (behoudens derdenbescherming) ook aan B tegenwerpen.
Bezit verschaffen (art. 3:90 BW) impliceert dat een ander dusdanig de macht over een zaak verschaft wordt dat deze als bezitter is aan te merken. Een houder kan dat doen door feitelijke overgave (art. 3:114) of naar analogie ook via traditio brevi manu of longa manu (art. 3:115 sub b en c BW).
Je kunt eigenaar worden door toe-eigening als er sprake is van een niemand toebehorende zaak (art. 5:4 BW). Een gestolen zaak behoort kennelijk iemand toe. Het eerste gedeelte is dus juist. Het tweede gedeelte is onjuist, omdat de dief is door inbezitneming bezitter geworden en kan zijn bezit overdragen (art. 3:113 en 114 BW).
De overkapping is onroerend als het duurzaam met de grond is verenigd (art. 3:3 BW). Uit het arrest Portacabin blijkt dat dit het geval is als de overkapping bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven, dit is onder andere afhankelijk van de naar buiten kenbare bedoeling van de bouwer en de aard en inrichting van de overkapping. De bedoeling van Walter is om de overkapping ooit te vervangen, maar dat wil niet zeggen dat de schuur niet onroerend is. Naar buiten toe is deze tijdelijkheid niet kenbaar. Een overkapping is op zich bedoeld om duurzaam ter plaatse te blijven.
Ja, want Karlijn is nooit eigenaar geworden. De overdracht tussen haar en de juwelierszaak is niet geslaagd. Er heeft een feitelijk levering plaatsgevonden (art. 3:90 lid 1 jo 3:114 BW). Bovendien was er een geldige titel (koop). De juwelier was echter niet beschikkingsbevoegd. Karlijn wordt tegen de beschikkingsonbevoegdheid niet beschermd door art. 3:86 BW. Ze was immers niet te goeder trouw gezien het feit dat Karlijn wist dat de armband van mevrouw Tulp was gestolen.
De heer Van der Wiel is eigenaar en middellijk bezitter, het Van Gogh Museum is middellijk houder, het Centraal Museum is onmiddellijk houder.
Appellant en geïntimeerde.
Swieten op grond van overdracht (art. 3:84 BW) en Van der Keuken op grond van natrekking (art. 5:3 BW).
Art. 3:4 lid 2 BW.
De uitspraak van de Hoge Raad in Dépex/Curatoren
Van der Keuken is geen eigenaar van de kranen. Ten eerste zijn de portaalkranen geen bestanddeel conform art. 3:4 lid 2 BW (wijze van bevestiging). Ten tweede kan het gebouw niet als incompleet worden beschouwd krachtens art. 3:4 lid 1 BW (verkeersopvattingen).
Bij verkrijging onder algemene titel wordt een geheel of een (evenredig) deel van een vermogen, inclusief schulden, verkregen, terwijl bij verkrijging onder bijzondere titel één (of meerdere) afzonderlijk goed(eren) uit iemands vermogen wordt verkregen. Kees heeft het schilderij onder algemene titel verkregen (erfopvolging, art. 4:182 BW) en Gijsbert heeft onder bijzondere titel verkregen (overdracht, art. 3:84 BW).
Dat is Kees. Hij is door erfopvolging eigenaar geworden van het huis. De ramen zijn op grond van de verkeersopvatting bestanddeel van het huis (art. 3:4 lid 1 BW). Het huis dient zonder ramen als incompleet te worden beschouwd. Als gevolg van art. 5:3 BW is een eigenaar van een zaak eigenaar van al haar bestanddelen.
Ja, krachtens art. 3:84 BW. Kees is beschikkingsbevoegd, want hij had het Boeddhabeeld voor erfopvolging verkregen. Er is bovendien sprake van een geldige titel (een koopovereenkomst). Ten slotte is er op basis van art. 3:90 jo 3:115 sub b BW geleverd (levering brevi manu). Het schilderij was al in de macht van Gijsbert.
Ja, want Tina is krachtens art. 3:80 BW van rechtswege eigenaar geworden van het Boeddhabeeld. Kees was dus niet beschikkingsbevoegd om het beeld aan Gijsbert over te dragen, waardoor niet aan alle eisen van art. 3:84 BW is voldaan. Gijsbert wordt beschermd door art. 3:86 BW als hij te goeder trouw is.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat oefenmaterialen te gebruiken bij het vak Inleiding Privaatrecht II: Goederenrecht aan de Universiteit Utrecht.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2408 |
Add new contribution