Hoorcollegeaantekeningen bij ARW 1 - RUG

Deze collegeaantekeningen zijn gebaseerd op het vak ARW 1.



Hoorcollege 1 

Je mag jezelf vanaf het eerste college van je rechtenstudie een jurist noemen. Tijdens je rechtenstudie leer je juridisch denken, bijvoorbeeld door nooit meer zomaar iets voor waar aan te nemen.

Het recht wordt vaak beschreven als een systeem dat bestaat uit geschreven bronnen, ongeschreven bronnen en de rechtspraak. De uitleg van de rechter is hierbij heel erg belangrijk. Dit wordt ook wel de jurisprudentie genoemd.

Geschreven regels zijn onder te verdelen in 4 rangen. De hoogste rang is het internationaal recht, daarna volgt de grondwet. De grondwet is voor ons, als burger, de belangrijkste geschreven regel. Daarna volgen de wetten en als laatste de overige regelgeving.

Een voorbeeld van geschreven recht zijn beleidsregels. Wanneer je een evenement wilt organiseren, heb je hier een vergunning voor nodig. De burgemeester moet dan toestemming geven. Dit is een voorbeeld van een beleidsregel.

Ongeschreven recht bestaat ook nog steeds in Nederland. Al wordt er naar gestreefd om zo min mogelijk ongeschreven regels te hebben. Dit wordt ook wel het codificatie ideaal genoemd. Er wordt gestreefd naar zo min mogelijk ongeschreven recht omdat dit vanzelfsprekend kan leiden tot rechtsonzekerheid. Een voorbeeld van ongeschreven recht is een gewoonte.

Iets wat ook valt onder het ongeschreven recht zijn de fundamentele rechtsbeginselen. Een rechtsbeginsel is: een generalisatie van in andere rechtsregels geformuleerde voorschriften. Een voorbeeld hiervan is de ne bis in idem regel.

Naast al deze opties om het rechtsstelsel als systeem aan te duiden, blijft de vraag of het rechtsstelsel compleet is. Er zijn namelijk ook nog regels van moraal en fatsoen. Deze regels zijn niet afkomstig van bevoegd gezag. Toch doet de rechter soms een uitspraak waarin hij deze regels betrekt. Ook al mogen wij deze regels dus geen recht noemen!

Niet alleen het rechtsstelsel maar ook onze wetboeken zijn niet altijd compleet. Dit is vanuit een bepaalde visie gedaan. Door wetten discutabel te noteren, krijgt de rechter de kans er zijn eigen interpretatie aan te geven. Hieruit blijkt dat het recht niet uit één waarheid bestaat. Daarom is het recht een discursieve grootheid.

Overige informatie genoemd in college:

Op nestor verschijnen huiswerkopdrachten die gemaakt dienen te worden voorafgaand aan de werkgroepen. Wanneer dit niet gedaan wordt, wordt je geen toegang verschaft tot de wekelijkse digitale toets op vrijdagmiddag. Met deze toets zijn bonuspunten te behalen voor het uiteindelijke tentamen.

Hoorcollege 2

Algemene feiten:

  • Een wet in formele zin kun je herkennen aan het feit dat er altijd het woordje ‘wet’ in staat.

  • Formeel recht wordt ook wel procesrecht genoemd.

  • Materieel recht houdt in dat er gedragsvoorschriften voor burgers in de wetten staan.

Staatsrecht van het koninkrijk:

Wanneer mag een land zich een staat noemen?

  • Het is een staatsgebied

  • Het heeft staatsburgers

  • Het heeft een staatsoverheid

Waar is het staatsrecht te vinden?

  • Verdragen

  • Statuut van het koninkrijk

  • Grondwet

  • Organieke wetten

  • Ongeschreven staatsrecht (bijvoorbeeld de vertrouwensregel)

De EHRM is de hoogste bron met betrekking tot de interpretatie van de EVRM

Trias Politica

  • De scheiding van de machten is in Nederland niet helemaal consequent doorgevoerd, de regering heeft namelijk een dubbelfunctie.

  • Een formele wet wordt gemaakt door de regering en de Staten Generaal

  • Een materiële wet is een algemeen verbindend voorschrift.

  • Tegenover een materiële wet staat een beschikking. Een beschikking gaat over een individueel geval.

  • Wanneer een wet alleen van de regering afkomstig is en dus niet van de Staten Generaal wordt dit een algemene maatregel van bestuur genoemd.

  • Een minister heeft geen wetgevende bevoegdheid. Hij krijgt deze bevoegdheid alleen maar op basis van delegatie. Dit wordt dan een ministeriële regeling genoemd.

  • Delegatie is alleen maar mogelijk wanneer er in de wet staat: ‘krachtens’, ‘regels’ of ‘regelen’.

Hoorcollege 3 

  • Veelvoorkomende fout tijdens de toets van afgelopen week: De rechter kan niets nietig verklaren, de rechter kan alleen onverbindend verklaren.

  • Leer tip: Achterin het werkboek staat een lijst met arresten. Voor het tentamen moet je hier de rechtsvraag met het antwoord van weten.

  • Tentamen tip: Er worden veel vragen gesteld over de relatieve competentie.

  • De machtenscheiding bestaat uit:

  1. Wetgeven

  2. Besturen

  3. Rechtspreken

  • Bestuurlijke taak van de rechter:

  1. Benoeming voogd

  2. Onder curatelestelling

  3. Verlening beperkte handlichting

  4. Toezicht houden

  • Bestuursrecht = conflictbeslechting tussen burger en bestuursorgaan

  • Wraking = dat een rechter van te voren aangeeft dat hij/zij in een zaak niet onpartijdig kan zijn. Bijvoorbeeld omdat de getuige/verdachte een bekende is uit de privésfeer.

  • Casus 1: Een drugsdealer verkoopt drugs aan huis. Er komen daardoor allerlei vreemde mensen bij hem aan de deur. De omwonenden willen dat dit stopt, omdat ze zich niet meer veilig voelen in hun eigen buurt. De burgemeester legt uiteindelijk een bezoekverbod op aan de bewoner van het drugsdealpand. Dit is een inbreuk op artikel 10 van de Grondwet. De bewoner van het drugsdealpand gaat hier vanzelfsprekend niet mee akkoord en stapt naar de rechter. De rechter verklaard de verordening onverbindend omdat het een inbreuk is op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De burgemeester was hier natuurlijk niet blij mee, omdat deze nu geen maatregel meer had tegen zulke situaties. Uiteindelijk lost de formele wetgever dit op door de burgemeester een sluitingsbevoegdheid te geven.

  • Sinds kort is het in Nederland zo dat wanneer je kleine overtredingen begaat, je niet meteen naar de rechter kunt gaan. Je moet dan eerst de boete betalen, alvorens je naar een rechter kunt gaan .

  • Vier sectoren van de rechtbank:

  1. Sector Kanton

  2. Sector Straf

  3. Sector Civiel

  4. Sector Bestuur

  • Sector Kanton: Bevat weer drie sectoren: Straf, civiel en bestuur. Je komt hier bijvoorbeeld terecht wanneer je een geschil hebt over opzegging van de huur, overtreding van de milieuverordening of een snelheidsovertreding hebt begaan.

  • De sector Kanton behandelt de kleine zaken die niet meer bedragen dan 25.000 euro. Bij zo’n zaak zit ook maar één rechter die een beslissing moet nemen. Terwijl bij andere soorten zaken drie of meer rechters zitten.

  • De wet mulder houdt in dat de sector kanton ook administratieve afdoeningen van verkeersdelicten behandelt. Dit is in een uitzondering.

  • De absolute competentie ligt normaal gesproken bij de rechtbank. Hier is één uitzondering op: bij overtreding van de mijnbouwwet, word je meteen doorgestuurd naar de Raad van State.

  • Nederland kent 11 arrondissementen. Sommige arrondissementen zijn gefuseerd, andere zijn nog zelfstandig.

  • De relatieve competentie hangt af van de woonplaats van de eiser. Voorbeeld: Wanneer je van plan bent een terras te openen in Groningen en de buurman is het daar niet mee eens, dan wordt de zaak behandeld in Groningen. Ook al woon je zelf in Zwolle.

  • Casus 2: In Zwolle is de eerste ‘Social Cannabis Club’ opgericht. Dit is een groep mensen die een maas in de wet hebben ontdekt en hier gebruik van willen maken. In de wet staat namelijk dat je zelf vijf cannabis plantjes mag telen. Deze club heeft nu bedacht om één grote kas te kopen en hier allemaal vijf plantjes in te zetten. Het komt er op neer, dat ze op deze manier een enorme oogst aan cannabis plantjes kunnen verwezenlijken, zonder de wet te overtreden. Natuurlijk is het onmogelijk te denken dat de Nederlandse wetgever hier niets aan doet, toch heeft de Nederlandse wetgeving niet in één keer een oplossing klaar.

  • Cassatie is iets anders dan hoger beroep: Cassatie vindt plaats bij de Hoge Raad, terwijl hoger beroep plaats vindt bij het gerechtshof. De Hoge Raad zorgt voor rechtseenheid.

Hoorcollege 4

  • Objectief recht = het geheel hier geldende regels.

  • Het privaatrecht is vastgelegd in het burgerlijk wetboek, verdeeld over tien boeken.

In boek 3 staan wetten over vermogen, dit is het begin van het vermogensrecht. In boek 4,5,6 en 7 wordt dit steeds gespecialiseerder. Wanneer er staat: art. 3:33 BW, betekent dit: Burgerlijk Wetboek boek 3 artikel 33. Het eerste getal slaat dus op het boek waar het uit komt.

In boek 5 wordt goederenrecht besproken, een voorbeeld hiervan is dat je 50 euro hebt uitgeleend aan je vriend of vriendin. Jij hebt dan recht om die 50 euro weer terug te kregen. Dit soort zaken worden in boek 5 besproken.

In boek 6 staan overeenkomsten en verbintenissen. Dit verschil is erg belangrijk. Twee rechtspersonen komen tot een overeenkomst: bijvoorbeeld een voetballer die tekent voor een nieuwe voetbalclub. De verbintenissen zijn dan de gevolgen die voortvloeien uit deze overeenkomst. In de pers worden deze twee woorden vaak door elkaar gehaald.

In boek 7/7A en boek 8 volgen gespecialiseerdere rechten van verbintenisrecht. Deze boeken (samen met boek 9 en 10) zijn minder belangrijk voor ons.

  • Rechtssubjecten zijn dragers van rechten en plichten zoals: Natuurlijke personen en rechtspersonen( zoals verenigingen, NV en BV). Dieren zijn geen rechtssubjecten. Misschien dat Robots over vijftig jaar ook gezien worden als rechtssubjecten, robots zullen in ieder geval bepaalde rechten krijgen in de toekomst.

Er zijn drie soorten rechtspersonen: krachtens privaatrecht opgericht(vereniging, stichting, NV, BV etc.), krachtens publiekrecht ingesteld(staat, waterschap, universiteit etc.), erkende(kerkgenootschappen).

Subjectief ontstaat door een objectiefrecht, waar een rechtsfeit uit volgt. Er zijn twee verschillende soorten rechtsfeiten: blote rechtsfeiten en menselijke handelingen.

Voorbeelden van blote rechtsfeiten: geboorte (recht op levensonderhoud), naburigheid (recht op afknippen overhangende tak) en tijdsverloop (vorderingsrecht teniet na twintig jaar).

Menselijke handelingen worden weer onderverdeeld in rechts handelen en feitelijk handelen.

Feitelijk handelen: Onrechtmatige daad (recht op schadevergoeding), rechtmatige daad (recht op vergoeding kosten), wanprestatie (recht op vermindering bedrag).

Rechts handelen: een wil die gericht is op een rechtsgevolg en door verklaring geopenbaard. Niet elke verplichting is een verbintenis afdwingbaar in het recht. Bijvoorbeeld als je bij een vriendin gaat eten en je niet op komt dagen.

Onder rechtshandelingen zijn weer twee categorieën. Eenzijdige rechtshandeling (erkennen natuurlijk kind en het opstellen van een testament) en twee-of meerzijdige rechtshandeling (bijvoorbeeld een huurovereenkomst).

Handelingsonbekwaam zijn minderjarigen en mensen die onder curatele zijn gesteld.

  • In het strafrecht kun je vanaf je 12e berecht worden.

  • De rechtshandelingen van iemand die onder curatele staat zijn vernietigbaar.

  • Subjectieve rechten: Vermogensrechten (op geld waardeerbaar) en andersoortige rechten (persoonlijkheidsrechten VB recht op naam)

  • Absoluut recht: werkt tegenover een ieder. Iedereen moet je eigendom respecteren.
  • Relatief recht: werkt tegenover een enkeling. Relatieve rechten kunnen ontstaan door blote rechtsfeiten, rechtshandelingen en feitelijk handelen.
  • Obligatoire overeenkomst: bijvoorbeeld een huurovereenkomst. Deze overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding van het aanbod.

Een aanbod= een wil en een verklaring

Een aanvaarding= een wil en een verklaring

  • Gebrekkige wil: bedrog, bedreiging, misbruik en dwaling. De eerste 3 staan in boek 3 omdat ze gelden voor alle rechtshandelingen. Dwaling staat in boek 6 omdat het alleen geldt bij overeenkomsten.

Verklaring onder invloed van gebrekkige wil, blijft geldig tenzij je deze zelf vernietigbaar wilt maken. Het is dus niet bij voorbaat al nietig. 

Hoorcollege 5 

  • Verbintenissen worden ook wel verplichtingen, vorderingsrechten of relatieve rechten genoemd. De term die in de wet gebruikt wordt, is verbintenissen.

Obligatoire overeenkomsten

  • Een man wil 43.000 euro overmaken op de rekening van zijn zoon, door een typefout belandt het op de rekening van een onbekende vrouw. Dit kan gekenmerkt worden als feitelijk handelen en een rechtmatige daad. Dit geld moet wel terug betaald worden (art. 6:203 BW). Het is namelijk een onverschuldigde betaling.

  • Wanneer iemand zijn vinger opsteekt bij een veiling van een schilderij, kan dit gekenmerkt worden als aanvaarding. Toch is het iets om over te discussiëren want het is ook een aanbod (bieden van de prijs). Het is in ieder geval een eenzijdige rechtshandeling.

  • Obligatoire overeenkomst = de verbintenis scheppende overeenkomst. Aanbod en aanvaarding moeten hierbij overeenkomen.

  • Benoemde en onbenoemde overeenkomsten = benoemde overeenkomsten worden in de wet geregeld (bijv. de koopovereenkomst, pachtovereenkomst en de verzekeringsovereenkomst). Onbenoemde overeenkomst worden niet in de wet geregeld (bijv. pensionpaardenovereenkomst en leasing).

  • Consensuele en formele overeenkomsten = consensuele overeenkomsten zijn mondelinge overeenkomsten (bijv. op de veemarkt). Formele overeenkomsten zijn schriftelijke overeenkomsten (bijv. huurkoopovereenkomsten en concurrentiebeding). Deze overeenkomst wordt soms opgesteld bij notariële akte.

  • In Nederland bestaat contractsvrijheid, dit houdt in dat je allerlei overeenkomsten mag sluiten mits het maar niet in strijd is met de wet (bijv. handel in vrouwen).

  • Dwingend recht = recht waarvan je niet mag afwijken. Daar staat tegenover aanvullend recht= afwijken van het recht wél toegestaan. Dwingend recht is ontstaan om de zwakkeren in de samenleving te beschermen.

  • Rechtsgevolgen van een overeenkomst zijn primaire gevolgen en secundaire gevolgen. Primaire gevolgen houdt simpelweg de partijafspraak in (bijv. je levert de telefoon die je daadwerkelijk had aangegeven te leveren). Secundaire gevolgen zijn bijvoorbeeld bedenktijd (wordt vastgelegd in de wet), gewoonte en redelijkheid/billijkheid. Ezelsbruggetje: “Redelijkheid zit in je hoofd, billijkheid in je hart”. Een arrest wat hoort bij redelijkheid en billijkheid is het “Saladin-HBU arrest”.

  • Uit een partijafspraak vloeien altijd algemene voorwaarden en soms bijzondere voorwaarden. Deze voorwaarden worden grammaticaal uitgelegd (arrest Haviltex criterium). De rechter zal ook altijd kijken naar wat partijen van elkaar mogen verwachten, dit komt dus naar voren in het arrest Haviltex. Het arrest Haviltex is ook erg belangrijk voor het tentamen!

  • Algemene voorwaarden zijn een soort ‘onderwatervoorwaarden’. Je ziet ze niet, maar iedereen heeft er mee te maken. Denk hierbij aan een kaartje kopen bij de NS of boodschappen doen bij de AH.

  • Ook bij het kopen van voetbalkaartjes gelden algemene voorwaarden. Zo is er een voorbeeld dat er midden in de week supporters van Roda JC en Utrecht elkaar tegenkomen. Ze gaan bij een tankstation met elkaar op de vuist. Het heeft niks met een voetbalwedstrijd te maken op dat moment, maar de KNVB verbied hen wel nog bij het stadion te komen voor een aantal jaren.

  • Wat staat er in de algemene voorwaarden consumentencontracten: leverings-,betalingstermijnen, aansprakelijkheid, garantie en garantietermijn.

  • Ter handstellingsplicht: je moet gewezen worden op de algemene voorwaarden en er beschikking toe hebben. Voor massacontracten wordt wel een uitzondering gemaakt, omdat het niet mogelijk is om bij elk treinkaartje bijvoorbeeld 25 pagina’s algemene voorwaarden te leveren. Consumenten moeten wel een redelijke mogelijkheid hebben tot het bekijken van de algemene voorwaarden (art. 6:233 BW).

  • Wet van Dam = stilzwijgende verlenging van een overeenkomst mag niet meer.

  • Een overeenkomst is alleen vernietigbaar of nietig als er iets mis is met de totstandkoming. Is er niks mis met de totstandkoming, maar is er iets mis met de verbintenissen dan is een overeenkomst ontbindbaar.

  • Criteria van de rechtbank voor het opzetten van exoneratieclausule:

  • Mate van schuld

  • Belangen

  • Soort overeenkomst

  • Maatschappelijke positie partij

  • Mate van bewustheid van beding

Verbintenissen

  • Te niet gaan verbintenissen: nakoming, afstand door schuldeiser (bijvoorbeeld lening van ouders aan kinderen), ontbindende voorwaarde

  • Altijd bedenken bij een casus of het gaat om overeenkomstenrecht (nietig, vernietigbaar) of verbintenissenrecht (ontbindbaar).

  • Wanneer je een auto gekocht hebt, deze staat nog bij het autobedrijf terwijl het autobedrijf in vlammen opgaat. In dit geval is nakoming van de verbintenis onmogelijk. In dit geval is er recht op schadevergoeding, tenzij er sprake is van overmacht (overmacht komt bijna nooit voor in het recht).

  • Wanneer nakoming van de verbintenis nog wel mogelijk is: bijvoorbeeld lekkage op je kamer (de huisbaas kan de lekkage oplossen). Pas als de huisbaas verzuimt in het oplossen van de lekkage, is de verbintenis opeisbaar.

  • Bewerkstelligen verzuim: ingebrekestelling nodig (door een (in)formeel briefje te sturen naar de huisbaas). Wanneer die termijn is verlopen, is huisbaas in verzuim en is de verbintenis opeisbaar.

  • Ingebrekestelling niet nodig: overeengekomen fatale termijn (bijvoorbeeld een zwartepieten pak leveren na 5 december), betaling tot schadevergoeding, mededeling debiteur (bijvoorbeeld: de leverancier heeft gezegd dat het niet gaat lukken het zwartepieten pak te leveren vóór 5 december).

  • Bevoegdheden bij opeisbare verbintenis uit wederkerige overeenkomst tekortkoming: opschorting prestatie, verrekenen, ontbinden, vervangende schadevergoeding, nakoming + schadevergoeding.

  • Opschorting: (art. 6:262 BW) onzekerheidsexceptie bijvoorbeeld verdere levering nalaten of retentierecht bijvoorbeeld gerepareerde fiets achterhouden, omdat een rekening niet betaald is.

  • Verrekening: bijvoorbeeld geen huur meer betalen.

  • Ontbinden: iedere tekortkoming in de nakoming is reden tot ontbinden, tenzij het onrechtvaardig is. Gevolgen van ontbinding: bevrijdt partijen van alle verplichtingen, maar het heeft geen terugwerkende kracht (art. 6:269 BW). Ontbinding en vernietigbaarheid is erg belangrijk voor de aansprakelijkheid.

Hoorcollege 6 

  • Belangrijk voor het tentamen is opgaven maken en oude tentamens oefenen.

  • Het verschil tussen vernietiging en ontbinding komt altijd op het tentamen.

Onrechtmatige daad

Wanneer een golfer per ongeluk zijn golf balletje tegen een toeschouwer aan slaat, is dit een onrechtmatige daad. Het is namelijk in strijd met het recht. Vandaag gaat het vooral over de onrechtmatige daad. Voor de onrechtmatige daad zijn er vier eisen, die vandaag in het college behandeld worden. De onrechtmatige daad valt onder feitelijk handelen. Feitelijk handelen is handelen waaruit verbintenissen voortvloeien.

Wanneer een dief een schilderij steelt, is dit feitelijk handelen. Het recht legt dan namelijk verbintenissen op. Het kan dan een strafzaak en een civiele zaak worden. De eigenaar van het schilderij heeft schade geleden en kan de dief hier ook voor aanklagen, dit zal dan leiden tot een civiele zaak.

Een extreme roker krijgt longkanker en stelt de sigarettenfabrikant verantwoordelijk. De extreme roker heeft de sigarettenfabrikant aansprakelijk gesteld voor een onrechtmatige daad. Deze roker wilde schadevergoeding voor de geleden immateriële schade. Uiteindelijk is dit geslaagd, omdat de sigarettenfabrikant een verslavend stofje aan zijn sigaretten toegevoegd had.

Standaard arrest: twee zusjes gaan verhuizen, één zusje staat onder aan de trap en kan de trap niet meer tegenhouden. Het andere zusje raakt met haar arm bekneld tussen de trap en de kast, haar arm moet uiteindelijk geamputeerd worden. Volgens de hoge raad was het geen onrechtmatige daad, maar een ongelukkige samenloop van omstandigheden (OSVO).

Onverschuldigde betaling

Wanneer je geld overmaakt en je per ongeluk een verkeerd bankrekeningnummer invult, kun je je geld weer terugvorderen op basis van een onverschuldigde betaling.

Voorbeeld van een ongerechtvaardigde verrijking: een man en vrouw kopen een huis, de vrouw is de kostwinner. De man klust aan het huis en krijgt het materiaal van zijn vrouw. Na zeven jaar is het huis af en loopt de relatie stuk. De man wil dan een schadevergoeding op basis van een ongerechtvaardigde verrijking. Dit wordt alleen maar verstrekt als de man spijt heeft van zijn zeven jaar relatie en immateriële schade heeft geleden.

Zaakwaarneming

Zaakwaarneming: er wordt een man gevonden die zijn polsen heeft doorgesneden, de artsen proberen hem te helpen en de man overleeft het. Na een paar weken krijgt de man een rekening thuis gestuurd van het ziekenhuis. De man is het hier niet mee eens omdat hij nooit heeft ingestemd met de behandeling in het ziekenhuis. Aangezien de man op dat moment niet aanspreekbaar was en de artsen hebben gedaan wat ze moesten doen, is dit een voorbeeld van zaakwaarneming.

Eisen onrechtmatige daad

Eisen van de onrechtmatige daad: onrechtmatige gedraging, toerekenbaar, schade, causaal verband schade en daad en relativiteit.

Standaard arrest: kraaien en roeken. Huurders hadden last van een vuilnisbelt, waarvan de gemeente besloten heeft dat deze vuilnisbelt achter hun huis moest blijven. Huurders kunnen een procedure van onrechtmatige daad tegen de gemeente beginnen.

Standaard arrest: een buurman houdt een bijstandsmoeder elke dag in de gaten om te zien of ze ook een partner heeft, waardoor ze geen recht op uitkering zou hebben. De hoge raad beslist dat dit een inbreuk is op het subjectieve recht van de vrouw.

Standaard arrest van de Hoge Raad: een man uit Tilburg heeft geen tandheelkunde gestudeerd, maar doet wel allerlei tandheelkundige ingrepen. De tandartsen uit de buurt hebben hier last van, en starten een procedure. In de wet BIG staat dat een tandarts diploma’s moet hebben om zijn beroep uit te oefenen. De wet BIG is er voor bedoeld om de maatschappij te beschermen en niet om de tandartsen te beschermen. Volgens de Hoge Raad, kan de Hoge Raad niet op deze wettelijke norm een uitspraak doen.

In 1919 is het woord ‘onwetmatige’ verandert naar ‘onrechtmatig’. Aanleiding hiervoor is een arrest uit 1906, waarbij een mevrouw haar waterkraan niet wilde afsluiten. De Hoge Raad besloot dat dit niet zo zeer onwetmatig was. Een ander arrest wat hier over gaat is het Lindebaum-Cohen arrest. In dit arrest ging het over bedrijfsspionage, de Hoge Raad wilde dit niet onwetmatig noemen, bedrijfsspionage was toen namelijk nog geen strafbaar feit.

Onrechtmatige afweging van belangen is ook een voorbeeld van een onrechtmatige daad. Een specifiek voorbeeld is oneerlijke concurrentie. Standaard arrest van onrechtmatige afweging belangen is het Berg en Dalse watertoren: een buurman is vreemdgegaan met zijn buurvrouw, de man van deze buurvrouw wordt zo boos dat hij een watertoren bouwt. Door die watertoren heeft de buurman geen enkel uitzicht meer. De Hoge Raad spreekt zich hierover uit dat dit een onrechtmatige afweging van belangen is. Die watertoren is er alleen maar neergezet om de buurman te irriteren.

Gevaarzetting

Gevaarzetting komt wat betreft de onrechtmatige daad het meeste voor in de jurisprudentie. Dit kan een bananenschil zijn, maar ook problemen met de elektriciteitsbedrading. Hierbij moet een onderscheid gemaakt worden tussen gevaarzetting en ongelukkige samenloop van omstandigheden.

Standaardarrest = kelderluikarrest: een café-eigenaar vult de voorraad in de drankkelder bij, eigenaar laat het luik openstaan omdat zich niemand in het café bevindt. Toch valt een man de kelder in. Deze man is verlamd tot aan zijn schouders een klaagt Coca Cola aan. De vraag is of hier sprake is van gevaarzetting. Hierbij moet rekening gehouden worden met: Kosten van preventie, omvang van de schade, waarschijnlijkheid van de schade. Uiteindelijk is de uitspraak geweest dat hier sprake is van gevaarzetting.

Toerekening

Toerekening aan de dader= Jaguar-arrest: een jongen lijdt aan een geestelijke stoornis en stapt in een auto, waar de sleutels nog in zitten. Hij veroorzaakt een enorme kettingbotsing. Is dit toerekenbaar aan de jongen? Nee, iemand met een geestelijke stoornis kan hier niet toerekenbaar voor zijn. Dit arrest leidde er toe dat er nu eerder gekeken wordt naar aansprakelijkheid in plaats van toerekenbaar. Ouders zijn bijvoorbeeld aansprakelijk voor hun kind onder de veertien jaar. Er ligt nu een wetsvoorstel om deze leeftijd te verhogen tot achttienjaar.

Werkgevers zijn aansprakelijk voor hun werknemers wanneer dit in het verlengde van hun werkopdracht ligt.

Tegenwoordig is een geestelijke tekortkoming geen beletsel meer wat betreft het aanrekenen van aansprakelijkheid. Degene die verantwoordelijk is voor de persoon met geestelijke tekortkoming hoort deze persoon te verzekeren. De aansprakelijkheid geldt alleen voor een doen en niet voor een nalating.

Na het Wilnisresultaat heeft de Hoge Raad een trend gebroken wat betreft de zorgplicht van de overheid. De Hoge Raad vond hierin dat de overheid niet te verwijten viel dat er een dijk doorbraak plaats vond. Dit is een duidelijk signaal, dat de Hoge Raad vind dat de overheid minder te verwijten valt dan voorheen.

Een rechtvaardigingsgrond is bijvoorbeeld dat de politie het verkeer regelt en daarbij het sein geeft dat de automobilist door rood mag rijden. Een ander voorbeeld is dat een ambulance door rood licht rijdt, omdat dit in het belang is van de patiënt. In de sport heeft de Hoge Raad geen belang bij de risicoaanvaarding die vaak speelt.

Adequatie leer houdt in dat je het voorzienbare gevolg moet vergoeden. Een arrest dat hier bij hoort is het Haagse Post-arrest en het waterwin-arrest.

Schade

De schade die je vergoed kunt krijgen is vermogensschade en een ander nadeel (smartengeld). Vermogensschade kan opgesplitst worden in geleden verlies en gederfde winst. Een ander nadeel is immateriële schade bijvoorbeeld: de aantasting van eer en goede naam, lichamelijk letsel, psychisch letsel of beperking genot grondrecht.

Niet verhaalbare schade is bijvoorbeeld schade door eigen schuld.

Vormen van schadevergoeding: financiële compensatie, herstel of rectificatie, straatverbod, gebod/verbod voor toekomst (staking).

Hoorcollege 7 

Herhaling week 6

Vernietigen van overeenkomst: terugwerkende kracht.

Ontbinden van overeenkomst: geen terugwerkende kracht

Iemand met een geestelijke tekortkoming is wel aansprakelijk, deze persoon moet voldoende verzekerd zijn. Een kind onder de veertien jaar is niet aansprakelijk, dan zijn de ouders risico-aansprakelijk.

Inleiding goederenrecht

Goederenrecht gaat over eigendom en het overdragen van eigendom. Goederenrechtelijke afhandeling van overeenkomst (komt in tentamen) is bijvoorbeeld het tekenen voor een huis bij de notaris. De koopovereenkomst met de eigenaar van het huis is geen goederenrechtelijke afhandeling!

Bij een absoluut recht heb je te maken met een relatie tussen een persoon en een goed. Dit recht blijft altijd bestaan. Het bestaan van zo’n recht heeft niks te maken met het goederenrecht, het eigendom van zo’n recht heeft dan weer alles te maken met goederenrecht. Absolute rechten zijn bijvoorbeeld beperkte rechten (het huurappartement in een flat) of intellectuele rechten (auteursrecht).

Vorderingsrechten zijn geld waard. Deze zijn dus ook verhandelbaar, daarom lijken vorderingsrechten op eigendom.

Het goederenrecht gaat over verkrijgen van goederen, het uitoefenen ervan en het overdragen. Bij relatieve rechten heb je alleen te maken met overdracht.

Regels die niet bij het goederenrecht horen: ontstaan relatieve recht (overeenkomsten recht) en het nakomen van relatieve recht (verbintenissenrecht).

Voorbeelden van vermogensrechten zijn: van eigendom afgeleide rechten, intellectuele rechten en vorderingsrechten. Eigendomsrechten is het meest omvattende recht, je kunt het gebruiken en verbruiken. Toch zijn er ook beperken aan het eigendomsrecht opgelegd: geen inbreuk maken op rechten van anderen, het eigendom mag niet strijdig zijn met de wet (denk aan het watertoren-arrest) en je hebt te maken met zorgvuldigheidsnormen (denk aan het bijenspatarrest).

Absolute beperkte rechten zijn afgeleide genotsrechten: opstalrecht, vruchtgebruik, appartementsrecht, erfpacht, erfdienstbaarheid

Voorbeelden eigendomsverkrijging

Hoe kom je aan eigendom? Voorbeeld hierbij is de rechtszaak in Rome. Daar is een fontein waar je een muntje in kunt gooien en dan zal je wens uitkomen. Er was op een nacht een man die dacht al die muntjes uit die fontein te kunnen halen. Deze man werd opgepakt, maar uiteindelijk niet vervolgd, aangezien de mensen die de muntjes er in gooiden er vanaf wilden. Dit is een goed voorbeeld van eigendomsverkrijging.

Een ander voorbeeld is het kopen van een krantje op de boot. Wanneer je aan wal stapt, gaat de verkoper van de krant de boot over om al die kranten weer op te halen. Vervolgens verkoopt de verkoper diezelfde kranten weer op de terugweg. Ook dit is toegestaan net als het pakken van muntjes in Rome.

Een derde voorbeeld is het opvissen van golfballetjes in een riviertje naast een golfbaan. Aangezien niemand de golfballetjes nog wil hebben en de eigenaar dus afstand doet, zullen de jongens die de balletjes opvissen eigenaar worden van de balletjes.

Eigendomsoverdracht

Originaire eigendomsverkrijging: bijvoorbeeld door verjaring, natrekking, vermenging en zaaksvorming.

Vereisten voor eigendomsoverdracht bij roerende zaken: levering door een beschikkingsbevoegde krachtens een geldige titel (art. 3:84 BW).

Krachtens geldige titel kan zijn: legaat, testament, akte van afstand of een overeenkomst.

Er zijn verschillende manieren van leveren (komt op het tentamen). Bezitsverschaffing is de meest bekende. Andere manieren van leveren zijn: Aditio brevi manu, traditio longa manu en constitutum possessorium.

Eigendomsverkrijging of diefstal?

Wanneer je tankt bij een Shell-selfservice is er sprake van een beschikkingsbevoegdheid, levering en een koopovereenkomst ( aanbod+ aanvaarding ). Wanneer je wegrijd is er sprake van diefstal, omdat dit in de overeenkomst staat die je op dat moment met Shell sluit. Dit staat dus niet in de wet.

Betalen heeft in principe niets met de eigendomsoverdracht te maken. Veel grote bedrijven hebben een eigendomsvoorbehoud opgesteld. Oftewel: eerst betalen voordat je eigendom bent.

Wanneer je in de supermarkt het laatste pak koffie pakt en een ander wil dat pak ook graag, wordt degene die het pak koffie op dat moment bezit beschermt in de wet.

Houderschap is een goed houden voor een ander. Bijvoorbeeld een boek lenen van de bibliotheek.

Beschikkingsonbevoegde

Wanneer je een goed koopt van een beschikkingsonbevoegde, wordt de koper beschermd volgens vier regels: bezitsverschaffing, reële tegenprestatie, goede trouw en wegwijsplicht (art. 3:86 lid 1 BW).

Uitzondering: wanneer je een gestolen fiets gekocht hebt, wordt de eigenaar meer beschermd dan de koper. De eigenaar kan tot drie jaar na de koop de fiets nog revindiceren.

Uitzondering op revindicatie: wanneer de koper een goed gekocht heeft in de winkel, kan de eigenaar niet revindiceren. In dat geval wordt de koper beschermd, ondanks de diefstal.

Eigendomsoverdracht registergoederen

Bij overdracht van registergoederen zijn er dezelfde drie eisen: levering door een beschikkingsbevoegde krachtens een geldige titel.

Het verschil is de levering. De levering moet ingeschreven worden via een notariële akte.

De overdracht van intellectuele rechten moet ook aan de hand van een akte.

Wanneer de gemeente eigenaar van grond is en je daar een huis wilt bouwen, is er recht van opstal nodig. Dit wordt horizontale splitsing genomen: de gemeente is eigenaar van de grond en jij bent eigenaar van het huis.

Zekerheidsrechten

Zekerheidsrechten zijn bijvoorbeeld hypotheekrechten (komt op tentamen).

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Access: 
Public

Image

This content is also used in .....

Aantekeningenbundel - B1 - Rechten - RUG

Hoorcollegeaantekingen Bestuursrecht: Inleiding - RUG

Hoorcollegeaantekingen Bestuursrecht: Inleiding - RUG

Image

Deze aantekeningen zijn gebaseerd op het het vak Bestuursrecht 1 in 2015-2016.



College 1

Wat is bestuursrecht?

Bestuursrecht strekt zich uit tot allerlei zaken waar we in het dagelijkse leven mee te maken hebben. In het bestuursrecht staat de relatie tussen de overheid en de burger centraal. Waar je normaal te maken hebt met een andere burger, zoals in het civiele recht heb je nu twee heel verschillende partijen. Deze partijen hebben allebei een ander doel. Als natuurlijk persoon, burger heb je een persoonlijk doel wat je tegenover de overheid verdedigt terwijl de overheid het algemene belang behartigd en dus niet dat van zichzelf. De overheid bestaat dan ook niet met het doel om zelf winst te maken.

We hebben het over het recht VAN, VOOR en TEGEN het overheidsbestuur. Wanneer we het over de rechten VAN het bestuur hebben, hebben we het over de rechten en de instrumenten die de overheid heeft om te besturen. Bijvoorbeeld besluiten en feitelijk handelen. Het recht VOOR het bestuur gaat over de normen waaraan de overheid gebonden is, zoals de wet en (ongeschreven) rechts(beginselen.) Het recht TEGEN het bestuur gaat over de rechten die een andere partij heeft tegenover het bestuur. Bij dit recht gaat het om rechtsbescherming tegen het bestuur en voorbeelden hiervan zijn bezwaar, beroep en hoger beroep.

Het bestuursrecht kenmerkt zich door de bijzondere positie van de overheid. De overheid mag meer dan een andere organisatie of een gewone burger. De overheid heeft een zogeheten monopolie positie. Monopolie betekent een alleenrecht ergens op. De overheid heeft daarmee exclusieve publiekrechtelijke bevoegdheden. Ze mag eenzijdige beslissingen nemen over burgers die ook moeten worden gehandhaafd. Er is dus sprake van ongelijkheid tussen de burger en de overheid.

De overheid mag ingrijpen in de rechtspositie van individuen. De bevoegdheden hebben daarmee grote gevolgen voor de burgers. Ze moeten daarom zoveel mogelijk aan banden worden gelegd.

Een manier om dit te waarborgen is de overheid te verplichten zich te houden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Bijvoorbeeld het rechtszekerheidsbeginsel, het legaliteitsbeginsel et cetera. Uit die beginselen vloeien vaak andere regels voort.

De verhouding tot andere gebieden

Het bestuursrecht verschilt nogal van andere rechtsgebieden, zoals net ook al benoemd. In het privaatrecht is er bijvoorbeeld sprake van particuliere belangen van de twee partijen terwijl er bij.....read more

Access: 
Public
Burgerlijk Recht I - B1 - Rechten - RUG - Aantekeningen hoorcolleges

Burgerlijk Recht I - B1 - Rechten - RUG - Aantekeningen hoorcolleges

Image

Deze aantekeningen zijn gebaseerd op het vak Burgerlijk Recht I in 2015/2016.



College 1A

Tot 1957 werd de vrouw na het huwelijk handelingsonbekwaam. De man had tot dan toe een belangrijkere status. Naast deze verandering bestaan ook de echtscheiding en andere relatievormen nog niet zo lang. Het is lange tijd erg normaal geweest om niet eerder uit huis te gaan dan wanneer je zou trouwen en het was zeker niet normaal om van elkaar te scheiden.

Door het gelijkstellen van de man aan de vrouw is er sekseneutraliteit in ons burgerlijk wetboek ingetreden. Mannen en vrouwen zijn aan elkaar gelijk gesteld en het maakt sinds een tijdje ook niet meer uit of een man met een vrouw trouwt of met een man en vice versa.

Europa had een grote invloed op het veranderen van het personen- en familierecht. Op grond van art. 8 EVRM heeft iedereen recht op ‘family-life’ en bij een inbreuk daarop kan een rechtspraak bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens worden ingesteld. Een voorbeeld daarvan is de Marckx-kwestie. In deze zaak kreeg een ongehuwde vrouw een kind en kreeg zij van de gemeente een brief met de vraag of zij haar kind wilde komen erkennen. Dat vond ze niet eerlijk. Het was immers haar eigen kind. Ze heeft met die zaak het hele Belgische familierecht op de kop gezet.

Familie

Personen in het personen- en familierecht zijn voornamelijk natuurlijke personen. Er bestaan ook rechtspersonen maar deze zijn in mindere mate van belang.

Een natuurlijke persoon ontstaat op het moment dat hij geboren is en eindigt op het moment dat hij overlijdt. Wanneer een natuurlijke persoon nog niet is geboren maar al wel bestaat in de buik van zijn/haar moeder, heeft hij of zij al rechten en kan er aanspraak worden gemaakt op bijvoorbeeld een erfenis.

Wanneer ben je dan familie?

Moeder ben je wanneer je een kind baart. Dan ontstaat zowel het juridisch als het biologisch moederschap automatisch. (art. 1:198 BW) Ook wanneer je een kind adopteert wordt je geacht moeder te zijn.

Wanneer je als moeder bent gehuwd.....read more

Access: 
Public
Rechtsgeschiedenis - Hoorcollegeaantekeningen - RUG - Rechten - BA1

Rechtsgeschiedenis - Hoorcollegeaantekeningen - RUG - Rechten - BA1

Image

Deze aantekeningen zijn gebaseerd op het vak Rechtsgeschiedenis van het collegejaar 2015-2016.



Hoorcollege 1

Is een beer een hond?

In 1989 viel de Berlijnse muur. Zoals verwacht liep het oosten van Europa leeg. De mensen uit het Oosten vertrokken allemaal naar het Westerse deel en namen onder andere hun gewoontes mee. Eén van die gewoontes was onder andere het temmen van beren. Dat was in het westen niet normaal maar in het oosten gewoon nog volksvermaak. Zo kwam het dat er op een dag een berentemmer door Groningen liepen. Een agent was het hier niet mee eens, maar wat doe je eraan? Hij dacht aan een artikel uit de Algemene Plaatselijke Verordening van Groningen wat verbood je hond op straat los te laten lopen. Dat artikel heeft als doel het gevaar dat honden eventueel zouden kunnen veroorzaken te voorkomen maar zou de agent dit artikel ook kunnen gebruiken om de man te verplichten zijn beer te aan te lijnen. Hij heeft dit toch uitgeprobeerd en uiteindelijk gelijk gekregen.

Dit alles heeft te maken met interpretatie. Hoe bekijk je zo’n wetsartikel. Moet je dat letterlijk nemen of kun je kijken naar de bedoeling van een wetsartikel en dat gebruiken om soortgelijke gevallen te behandelen.

Een ander belangrijk begrip is codificatie. Codificatie is simpel gezegd, recht dat is opgeschreven en door de overheid geldig is verklaard. Het begrip is in het leven geroepen door Jeremy Bentham. Bij dit begrip zijn drie punten van belang.

  1. Optekening; Biedt rechtszekerheid

  2. Overheid; Bevoegd gezag moet rechtsregels uitgeven

  3. Volledigheid (Ook wel exclusief); Is voor de rechter de enige rechtsbron.

Jeremy Bentham komt oorspronkelijk uit Engeland. In Engeland geldt dat een uitspraak van een rechter een precedent is. Dat betekent dat het een rechtsregel schept. Volgens Jeremy Bentham is dit niet erg handig. Je weet immers eigenlijk van te voren nooit of je enigszins gelijk hebt of niet.

In Engeland is de codificatie niet echt doorgedrongen. Het is eigenlijk hetzelfde gebleven. In Nederland echter is het recht wel gecodificeerd. Je weet dus altijd wat je recht.....read more

Access: 
Public
Hoorcollegeaantekeningen bij ARW 1 - RUG

Hoorcollegeaantekeningen bij ARW 1 - RUG

Image

Deze collegeaantekeningen zijn gebaseerd op het vak ARW 1.



Hoorcollege 1 

Je mag jezelf vanaf het eerste college van je rechtenstudie een jurist noemen. Tijdens je rechtenstudie leer je juridisch denken, bijvoorbeeld door nooit meer zomaar iets voor waar aan te nemen.

Het recht wordt vaak beschreven als een systeem dat bestaat uit geschreven bronnen, ongeschreven bronnen en de rechtspraak. De uitleg van de rechter is hierbij heel erg belangrijk. Dit wordt ook wel de jurisprudentie genoemd.

Geschreven regels zijn onder te verdelen in 4 rangen. De hoogste rang is het internationaal recht, daarna volgt de grondwet. De grondwet is voor ons, als burger, de belangrijkste geschreven regel. Daarna volgen de wetten en als laatste de overige regelgeving.

Een voorbeeld van geschreven recht zijn beleidsregels. Wanneer je een evenement wilt organiseren, heb je hier een vergunning voor nodig. De burgemeester moet dan toestemming geven. Dit is een voorbeeld van een beleidsregel.

Ongeschreven recht bestaat ook nog steeds in Nederland. Al wordt er naar gestreefd om zo min mogelijk ongeschreven regels te hebben. Dit wordt ook wel het codificatie ideaal genoemd. Er wordt gestreefd naar zo min mogelijk ongeschreven recht omdat dit vanzelfsprekend kan leiden tot rechtsonzekerheid. Een voorbeeld van ongeschreven recht is een gewoonte.

Iets wat ook valt onder het ongeschreven recht zijn de fundamentele rechtsbeginselen. Een rechtsbeginsel is: een generalisatie van in andere rechtsregels geformuleerde voorschriften. Een voorbeeld hiervan is de ne bis in idem regel.

Naast al deze opties om het rechtsstelsel als systeem aan te duiden, blijft de vraag of het rechtsstelsel compleet is. Er zijn namelijk ook nog regels van moraal en fatsoen. Deze regels zijn niet afkomstig van bevoegd gezag. Toch doet de rechter soms een uitspraak waarin hij deze regels betrekt. Ook al mogen wij deze regels dus geen recht noemen!

Niet alleen het rechtsstelsel maar ook onze wetboeken zijn niet altijd compleet. Dit is vanuit een bepaalde visie gedaan. Door wetten discutabel te noteren, krijgt de rechter de kans er zijn eigen interpretatie aan te geven. Hieruit blijkt dat het recht niet uit één waarheid bestaat. Daarom is het recht een discursieve grootheid.

Overige informatie genoemd in college:

Op nestor verschijnen huiswerkopdrachten die gemaakt dienen te worden voorafgaand aan de werkgroepen. Wanneer dit niet gedaan wordt, wordt je geen toegang verschaft tot de wekelijkse.....read more

Access: 
Public
Werkgroepaantekeningen bij ARW 1 - RUG

Werkgroepaantekeningen bij ARW 1 - RUG

Image

Deze aantekeningen zijn gebaseerd op het vak Algemene Rechtswetenschappen (ARW) 1.



Werkgroep 1

  1. Wat is positief recht en waar kunnen we dat vinden?

Juist/Onjuist

  1. A. de Grondwet behoort tot het bestuursrecht

B. het Wetboek van Koophandel behoort tot het burgerlijk recht

C. het Wetboek van Strafvordering behoort tot het strafrecht

D. De Algemene wet inzake rijksbelasting behoort tot het staatsrecht

  1. A. het burgerlijk recht kent geen specifiek handhavingsrecht

B. het staatsrecht kent wel een specifiek handhavingsrecht

  1. Wanneer de gemeente Groningen met een groothandel in levensmiddelen overeenkomt dat elke week frisdrank moet worden geleverd, dan wordt hun rechtsverhouding geregeld in het publiekrecht.

  2. De wijze waarop een gemeente een autoverkoper via de rechter kan dwingen tot levering van de door hem aan de gemeente verkochte vuilniswagens, is geregeld in het formele bestuursrecht.

  3. De rechter is naar Nederlands recht niet verplicht de door de Hoge Raad geschapen precedenten toe te passen

  4. Rechterlijke uitspraken worden niet tot het geschreven recht gerekend.

  5. Tot het positieve recht behoren zowel gewoonterechtelijke regels als subjectieve rechten.

  6. In hoeverre heeft de leer van de Trias Politica in het Nederlandse staatsbestel doorgewerkt? Noem een aantal elementen van dat staatsbestel die minder goed in die leer passen.

  7. Welke rol heeft de koning binnen de wetgevende macht?

Juist/Onjuist

  1. A.. het benoemen van een commissaris van de koning gebeurt door een bestuursorgaan dat een bestuurshandeling verricht.

B. het benoemen van een curator over een geestelijk gestoorde gebeurt door een bestuursorgaan dat zich met een rechtspraak bezighoudt.

C. het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaar gebeurt door een rechter die zich met rechtspraak bezighoudt.

D. het vastleggen van algemene regels van bestuursrecht in de Awb gebeurt door een wetgever die een algemeen verbindend voorschrift maakt.

E. het wijzigen van de voornemen van Patty Koot en Beau ter Ham gebeurt door een rechter die een bestuurlijke taak verricht.

  1. Een uitspraak

  2. .....read more
Access: 
Public

Algemene Rechtswetenschap I: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Algemene Rechtswetenschap I - Samenvattingen en Studiehulp - Rijksuniversiteit Groningen

Algemene Rechtswetenschap I - Samenvattingen en Studiehulp - Rijksuniversiteit Groningen

Image

Samenvattingen en Studiehulp

Samenvattingen en studiehulp bij het vak eerstejaars rechtenvak Algemene Rechtswetenschappen I aan de Rijksuniversiteit Groningen

  • Samenvattingen en oefenvragen bij Inleiding tot het Nederlandse Recht van Verheugt
  • Oefententamens bij ARW 1
  • Hoorcollegeaantekeningen bij ARW 1
  • Werkgroepaantekeningen bij ARW 1
  • Oude tentamens en oefenmaterialen bij ARW 1
  • TentamenTickets bij ARW 1
Access: 
Public
Hoorcollegeaantekeningen bij ARW 1 - RUG

Hoorcollegeaantekeningen bij ARW 1 - RUG

Image

Deze collegeaantekeningen zijn gebaseerd op het vak ARW 1.



Hoorcollege 1 

Je mag jezelf vanaf het eerste college van je rechtenstudie een jurist noemen. Tijdens je rechtenstudie leer je juridisch denken, bijvoorbeeld door nooit meer zomaar iets voor waar aan te nemen.

Het recht wordt vaak beschreven als een systeem dat bestaat uit geschreven bronnen, ongeschreven bronnen en de rechtspraak. De uitleg van de rechter is hierbij heel erg belangrijk. Dit wordt ook wel de jurisprudentie genoemd.

Geschreven regels zijn onder te verdelen in 4 rangen. De hoogste rang is het internationaal recht, daarna volgt de grondwet. De grondwet is voor ons, als burger, de belangrijkste geschreven regel. Daarna volgen de wetten en als laatste de overige regelgeving.

Een voorbeeld van geschreven recht zijn beleidsregels. Wanneer je een evenement wilt organiseren, heb je hier een vergunning voor nodig. De burgemeester moet dan toestemming geven. Dit is een voorbeeld van een beleidsregel.

Ongeschreven recht bestaat ook nog steeds in Nederland. Al wordt er naar gestreefd om zo min mogelijk ongeschreven regels te hebben. Dit wordt ook wel het codificatie ideaal genoemd. Er wordt gestreefd naar zo min mogelijk ongeschreven recht omdat dit vanzelfsprekend kan leiden tot rechtsonzekerheid. Een voorbeeld van ongeschreven recht is een gewoonte.

Iets wat ook valt onder het ongeschreven recht zijn de fundamentele rechtsbeginselen. Een rechtsbeginsel is: een generalisatie van in andere rechtsregels geformuleerde voorschriften. Een voorbeeld hiervan is de ne bis in idem regel.

Naast al deze opties om het rechtsstelsel als systeem aan te duiden, blijft de vraag of het rechtsstelsel compleet is. Er zijn namelijk ook nog regels van moraal en fatsoen. Deze regels zijn niet afkomstig van bevoegd gezag. Toch doet de rechter soms een uitspraak waarin hij deze regels betrekt. Ook al mogen wij deze regels dus geen recht noemen!

Niet alleen het rechtsstelsel maar ook onze wetboeken zijn niet altijd compleet. Dit is vanuit een bepaalde visie gedaan. Door wetten discutabel te noteren, krijgt de rechter de kans er zijn eigen interpretatie aan te geven. Hieruit blijkt dat het recht niet uit één waarheid bestaat. Daarom is het recht een discursieve grootheid.

Overige informatie genoemd in college:

Op nestor verschijnen huiswerkopdrachten die gemaakt dienen te worden voorafgaand aan de werkgroepen. Wanneer dit niet gedaan wordt, wordt je geen toegang verschaft tot de wekelijkse.....read more

Access: 
Public
Werkgroepaantekeningen bij ARW 1 - RUG

Werkgroepaantekeningen bij ARW 1 - RUG

Image

Deze aantekeningen zijn gebaseerd op het vak Algemene Rechtswetenschappen (ARW) 1.



Werkgroep 1

  1. Wat is positief recht en waar kunnen we dat vinden?

Juist/Onjuist

  1. A. de Grondwet behoort tot het bestuursrecht

B. het Wetboek van Koophandel behoort tot het burgerlijk recht

C. het Wetboek van Strafvordering behoort tot het strafrecht

D. De Algemene wet inzake rijksbelasting behoort tot het staatsrecht

  1. A. het burgerlijk recht kent geen specifiek handhavingsrecht

B. het staatsrecht kent wel een specifiek handhavingsrecht

  1. Wanneer de gemeente Groningen met een groothandel in levensmiddelen overeenkomt dat elke week frisdrank moet worden geleverd, dan wordt hun rechtsverhouding geregeld in het publiekrecht.

  2. De wijze waarop een gemeente een autoverkoper via de rechter kan dwingen tot levering van de door hem aan de gemeente verkochte vuilniswagens, is geregeld in het formele bestuursrecht.

  3. De rechter is naar Nederlands recht niet verplicht de door de Hoge Raad geschapen precedenten toe te passen

  4. Rechterlijke uitspraken worden niet tot het geschreven recht gerekend.

  5. Tot het positieve recht behoren zowel gewoonterechtelijke regels als subjectieve rechten.

  6. In hoeverre heeft de leer van de Trias Politica in het Nederlandse staatsbestel doorgewerkt? Noem een aantal elementen van dat staatsbestel die minder goed in die leer passen.

  7. Welke rol heeft de koning binnen de wetgevende macht?

Juist/Onjuist

  1. A.. het benoemen van een commissaris van de koning gebeurt door een bestuursorgaan dat een bestuurshandeling verricht.

B. het benoemen van een curator over een geestelijk gestoorde gebeurt door een bestuursorgaan dat zich met een rechtspraak bezighoudt.

C. het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaar gebeurt door een rechter die zich met rechtspraak bezighoudt.

D. het vastleggen van algemene regels van bestuursrecht in de Awb gebeurt door een wetgever die een algemeen verbindend voorschrift maakt.

E. het wijzigen van de voornemen van Patty Koot en Beau ter Ham gebeurt door een rechter die een bestuurlijke taak verricht.

  1. Een uitspraak

  2. .....read more
Access: 
Public

ARW I: Aantekeningen - RUG

Werkgroepaantekeningen bij ARW 1 - RUG

Werkgroepaantekeningen bij ARW 1 - RUG

Image

Deze aantekeningen zijn gebaseerd op het vak Algemene Rechtswetenschappen (ARW) 1.



Werkgroep 1

  1. Wat is positief recht en waar kunnen we dat vinden?

Juist/Onjuist

  1. A. de Grondwet behoort tot het bestuursrecht

B. het Wetboek van Koophandel behoort tot het burgerlijk recht

C. het Wetboek van Strafvordering behoort tot het strafrecht

D. De Algemene wet inzake rijksbelasting behoort tot het staatsrecht

  1. A. het burgerlijk recht kent geen specifiek handhavingsrecht

B. het staatsrecht kent wel een specifiek handhavingsrecht

  1. Wanneer de gemeente Groningen met een groothandel in levensmiddelen overeenkomt dat elke week frisdrank moet worden geleverd, dan wordt hun rechtsverhouding geregeld in het publiekrecht.

  2. De wijze waarop een gemeente een autoverkoper via de rechter kan dwingen tot levering van de door hem aan de gemeente verkochte vuilniswagens, is geregeld in het formele bestuursrecht.

  3. De rechter is naar Nederlands recht niet verplicht de door de Hoge Raad geschapen precedenten toe te passen

  4. Rechterlijke uitspraken worden niet tot het geschreven recht gerekend.

  5. Tot het positieve recht behoren zowel gewoonterechtelijke regels als subjectieve rechten.

  6. In hoeverre heeft de leer van de Trias Politica in het Nederlandse staatsbestel doorgewerkt? Noem een aantal elementen van dat staatsbestel die minder goed in die leer passen.

  7. Welke rol heeft de koning binnen de wetgevende macht?

Juist/Onjuist

  1. A.. het benoemen van een commissaris van de koning gebeurt door een bestuursorgaan dat een bestuurshandeling verricht.

B. het benoemen van een curator over een geestelijk gestoorde gebeurt door een bestuursorgaan dat zich met een rechtspraak bezighoudt.

C. het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaar gebeurt door een rechter die zich met rechtspraak bezighoudt.

D. het vastleggen van algemene regels van bestuursrecht in de Awb gebeurt door een wetgever die een algemeen verbindend voorschrift maakt.

E. het wijzigen van de voornemen van Patty Koot en Beau ter Ham gebeurt door een rechter die een bestuurlijke taak verricht.

  1. Een uitspraak

  2. .....read more
Access: 
Public
Hoorcollegeaantekeningen bij ARW 1 - RUG

Hoorcollegeaantekeningen bij ARW 1 - RUG

Image

Deze collegeaantekeningen zijn gebaseerd op het vak ARW 1.



Hoorcollege 1 

Je mag jezelf vanaf het eerste college van je rechtenstudie een jurist noemen. Tijdens je rechtenstudie leer je juridisch denken, bijvoorbeeld door nooit meer zomaar iets voor waar aan te nemen.

Het recht wordt vaak beschreven als een systeem dat bestaat uit geschreven bronnen, ongeschreven bronnen en de rechtspraak. De uitleg van de rechter is hierbij heel erg belangrijk. Dit wordt ook wel de jurisprudentie genoemd.

Geschreven regels zijn onder te verdelen in 4 rangen. De hoogste rang is het internationaal recht, daarna volgt de grondwet. De grondwet is voor ons, als burger, de belangrijkste geschreven regel. Daarna volgen de wetten en als laatste de overige regelgeving.

Een voorbeeld van geschreven recht zijn beleidsregels. Wanneer je een evenement wilt organiseren, heb je hier een vergunning voor nodig. De burgemeester moet dan toestemming geven. Dit is een voorbeeld van een beleidsregel.

Ongeschreven recht bestaat ook nog steeds in Nederland. Al wordt er naar gestreefd om zo min mogelijk ongeschreven regels te hebben. Dit wordt ook wel het codificatie ideaal genoemd. Er wordt gestreefd naar zo min mogelijk ongeschreven recht omdat dit vanzelfsprekend kan leiden tot rechtsonzekerheid. Een voorbeeld van ongeschreven recht is een gewoonte.

Iets wat ook valt onder het ongeschreven recht zijn de fundamentele rechtsbeginselen. Een rechtsbeginsel is: een generalisatie van in andere rechtsregels geformuleerde voorschriften. Een voorbeeld hiervan is de ne bis in idem regel.

Naast al deze opties om het rechtsstelsel als systeem aan te duiden, blijft de vraag of het rechtsstelsel compleet is. Er zijn namelijk ook nog regels van moraal en fatsoen. Deze regels zijn niet afkomstig van bevoegd gezag. Toch doet de rechter soms een uitspraak waarin hij deze regels betrekt. Ook al mogen wij deze regels dus geen recht noemen!

Niet alleen het rechtsstelsel maar ook onze wetboeken zijn niet altijd compleet. Dit is vanuit een bepaalde visie gedaan. Door wetten discutabel te noteren, krijgt de rechter de kans er zijn eigen interpretatie aan te geven. Hieruit blijkt dat het recht niet uit één waarheid bestaat. Daarom is het recht een discursieve grootheid.

Overige informatie genoemd in college:

Op nestor verschijnen huiswerkopdrachten die gemaakt dienen te worden voorafgaand aan de werkgroepen. Wanneer dit niet gedaan wordt, wordt je geen toegang verschaft tot de wekelijkse.....read more

Access: 
Public
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2049