Hoorcollege week 2 Insolventierecht (2016/2017)


 

Voorrang en zekerheden

Banken hebben vrijwel op alles in de faillissementsboedel een pandrecht of hypotheekrecht. Voor de banken staat heel veel op het spel. Ze starten vaak een procedure. In deze week gaan we kijken hoe het zit met voorrang in het algemeen. Hoe het zit met pand- en hypotheek en wat daar de voordelen van zijn. Vervolgens wordt er met name ingegaan op de verpanding van vorderingen. De fiscus is vaak de belangrijkste schuldeiser in een faillissement. De curator behartigd de belangen van de fiscus in het faillissement.

Verhaalsrecht

Een schuldeiser kan zich buiten het faillissement in principe op alle goederen verhalen die de schuldenaar heeft (artikel 3:276 BW). Dit houdt dus in dat de schuldenaar zich in principe op het gehele vermogen van de schuldenaar kan verhalen. Soms kan je je ook verhalen op de goederen van derden, dit zie je bijvoorbeeld bij het bodemverhaalsrecht van de fiscus (artikel 22 lid 3 IW).

Wijze van verhaal

Wanneer je je gaat verhalen moet je eerst beslag leggen. Zonder dat de schuldenaar het weet ga je naar de rechter toe. Je vraagt daar om toestemming om beslag te leggen. Je moet dan een procedure gaan voeren, zodat de rechter weet dat je daadwerkelijk iets te vorderen hebt. Wanneer de rechter dat weet kun je executoriaal beslag leggen. Het vonnis van de rechter heeft ook wel een veroordelend vonnis (artikel 430 Rv). Wanneer je een pand- of hypotheekrecht hebt mag je de spullen uit gaan winnen, zonder dat je naar de rechter moet. Je noemt dit ook wel de parate executie. De fiscus kan bij het Openbaar Ministerie een dwangbevel vragen, ze hebben dan meteen een executoriale titel (artikel 14 IW).

Paritas creditorium en voorrang

Wanneer er sprake is van een executieopbrengt, moet je die gaan verdelen. De hoofdregel is daar dat alle schuldeisers hetzelfde zijn. Alle schuldeisers krijgen dan pro rato van hun vordering. Dit geldt echter enkel buiten faillissement. We noemen dit de hoofdregel, ook wel het paritas creditorium. Niet alle schuldeisers zijn hetzelfde, sommige schuldeisers hebben voorrang. Ze mogen eerst uit de executieopbrengst worden voldaan. Wanneer ze geheel voldaan zijn krijgen de anderen pas betaald. De pand- en hypotheekhouders hebben in principe de hoogste voorrang, tenzij uit de wet iets anders voortvloeit (artikel 3:278 BW). De pand- en hypotheekhouder hoeven dus nooit naar de rechter en ze hebben de hoogste voorrang wanneer een goed wordt verkocht. Daarnaast heb je de algemene en bijzondere voorrechten. Daarnaast heb je ook nog voorrang op andere gronden die in de wet zijn aangegeven, de belangrijkste is het retentierecht.

In artikel 3:279 en 3:280 staat de rangorde. De pand- en hypotheekrechten gaan voor de voorrechten. Bijzondere voorrechten gaan over algemene voorrechten. Bij een bijzonder voorrecht heb je voorrang op een specifiek goed (artikel 3:284-287 BW). Een bodemvoorrecht is ook een bijzonder voorrecht. Een voorbeeld van een bijzonder voorrecht is wanneer je een goed redt uit een huis. Wanneer er een pakhuis in brand staat kan je een goed redden. Als je dan schade leidt, bijvoorbeeld doordat je kleding is verband heb je een bijzonder voorrecht op de geredde goederen. Je kunt je dan op de goederen gaan verhalen, je hebt dan de hoogste voorrang op de executieopbrengst. Bij een algemeen voorrecht heb je voorrang op alle goederen van de schuldenaar.

Voorbeeld

Wanneer een woning onder water staat krijgt de bank niet de gehele vordering. De vordering die dan overblijft heeft geen voorrang. De bank komt dan dus in de rij van schuldeisers.

Voorrechten en voorrang op grond van de recht

Je kunt een algemeen voorrecht hebben ten aanzien van de loondienst, begrafeniskosten en de kosten voor het faillissement. De algemene voorrechten kun je terugvinden in artikel 3:288-3:289 BW.

Je kunt ook voorrang hebben op grond van een retentierecht. Dit is het recht dat je hebt om een zaak niet af te geven aan de eigenaar, omdat je nog geld van hem krijgt. Wanneer je een fiets onder je krijgt om te repareren hoef je hem niet terug te geven, omdat de eigenaar geen reparatiekosten betaalt. Als fietsenmaker kun je dan aangeven dat je een retentierecht hebt op die fiets. Het is een goederenrechtelijk opschortingsrecht. Je kunt het recht inroepen tegen de eigenaar, maar ook tegen de persoon die een pand- of hypotheekrecht op de zaak heeft.

Voorbeeld

Je hebt bouwpercelen waar de aannemer aanwezig is geweest. Wanneer er een tijd niet is bepaald kan de aannemer een retentierecht uitoefenen. Hij kan dit retentierecht uitoefenen tegen de eigenaar en de hypotheekeigenaar. De hypotheekeigenaar had er dan mee in moeten stemmen dat de aannemer ging bouwen. Vaak zal de eigenaar van het hypotheekrecht dit doen. Uit artikel 3:292 BW blijkt de voorrang. Je hebt een hogere rang dan de persoon tegen wie je het retentierecht in kan roepen. Het retentierecht gaat alleen maar voor pand- en hypotheek in de volgende twee gevallen: als het pand- of hypotheekrecht pas is gevestigd nadat het retentierecht is uitgeoefend en als het pand- of hypotheekrecht al op de zaak zat en daarna het retentierecht is uitgeoefend gaat het retentierecht voor bij instemming.

Retentierecht in faillissement

In artikel 60 lid 1 Faillissementswet staat dat het retentierecht niet vervalt enkel en alleen door faillissement. Dit is op zich goed nieuws voor de retentiehouder. Maar de curator kan de zaak die de retentiehouder onder zich houdt opeisen en uitwinnen. De retentiehouder krijgt dan waarschijnlijk zijn vordering niet betaalt. In veel gevallen zit er zo weinig in de boedel. In de gevallen waarin er wel uitbetaling plaatsvindt is het vaak maar 3-5% van de vordering.

Voorbeeld

De fietsenmaker had de fiets als het ware als chanteermiddel. Als de retentor zichzelf op de fiets zou kunnen verhalen zou hij het geld zelf kunnen houden. Het nadelige is dat de curator de fiets gaat verkopen. De opbrengst komt in de faillissementsboedel terecht. De curator gaat zichzelf daar eerst van betalen. Als er dan nog andere boedelschulden zijn, gaat hij eerst daarnaartoe. Daarnaast moet je heel lang wachten tot je je geld krijgt. De retentor moet zijn vordering ter verificatie indienen. Wanneer de uitdelingslijst definitief is geworden, krijgt de retentor zijn geld pas.

De retentor kan een redelijke termijn aan de curator stellen, dit staat in artikel 60 lid 3 en 4 Faillissementswet. Als de curator daar te lang mee wacht, kan de retentor het goed paraat executeren, omdat hij het op dezelfde manier uit mag oefenen als de pand- en hypotheekhouder. Als de curator een zaak opeist en gaat verkopen gaat hij eerst zichzelf betalen, daarna zal hij boedelschulden betalen. Als er ook een pand- of hypotheekrecht op zit loopt het allemaal anders. Als er ook een pand- of hypotheekrecht op rust kan het voordelig zijn voor de retentor, dit hoeft niet. Waarschijnlijk zal dan de pand- of hypotheekhouder de zaak weer bij de curator opeisen. Hij mag door het recht van parate executie de zaak verkopen. Als de retentor een hogere vordering heeft, moet de pand- of hypotheekhouder dit bedrag teruggeven aan de curator. De curator moet dan de belangen van de retentor behartigen en dit bedrag teruggeven. De pand- of hypotheekhouder zou ook rechtstreeks de retentor kunnen betalen. Het geld loopt dan niet over de boedel. Wanneer iets over de boedel loopt betekent het dat de executieopbrengst niet direct bij de schuldeisers terecht komt, maar bij de curator. Daar gaan dus altijd eerst de algemene faillissementskosten vanaf, dus bijvoorbeeld het salaris van de curator. Je krijgt dan altijd via de uitdelingslijst uitgekeerd. Alleen de pand- en hypotheekhouders hebben daar geen last van.

Pand- en hypotheekrecht: versterking en separatistenpositie

Pand- en hypotheekhouders hebben een separatistpositie. Ze kunnen doen alsof er geen faillissement is. Als ze de rechten uitoefenen kunnen ze de executieopbrengst meteen houden. Er zijn dus twee voordelen: ze hoeven niet mee te delen in de algemene faillissementskosten en ze hoeven niet te wachten op hun geld. Pand- en hypotheekhouders kunnen soms hun recht van parate executie verliezen aan de curator. Dit kan gebeuren wanneer de curator hun een termijn stelt (artikel 58 lid 1 Faillissementswet). Wanneer ze te lang wachten kan de curator gaan verpanden. De pand- en hypotheekhouders hebben dan dezelfde nadelige positie als de andere schuldeisers. Je kunt in een notariële akte vermelden wat de schuld is. Die akte kan je dan ook gebruiken als executoriale titel.

Schuldeiser, eigendom en revindicatie

Het kan ook zijn dat er spullen op het terrein van de failliet zijn die het eigendom van een andere persoon zijn. Wanneer de fietsenstalling failliet gaat, staan er allerlei eigendommen van anderen. Wanneer iemand failliet gaat, kun je de goederen gaan revindiceren. Als er nog een overeenkomst is, moet je die eerst opzeggen. Door het faillissement eindigen overeenkomsten immers in principe niet. Wanneer je iets hebt verhuurd eindigen de overeenkomsten namelijk niet. Als je een woning aan iemand hebt verhuurd, moet je de overeenkomst eerst opzeggen. Als je dat hebt gedaan heeft iemand geen recht meer om de zaak onder zich te houden. De zaak kun je dan gaan revindiceren, op basis van artikel 5:2 BW.

Het arrest curatoren Mobell/Interplan gaat over curatoren die spullen hadden verkocht, terwijl ze niet van de failliet waren. Je mag geen spullen verkopen die niet in de faillissementsboedel zitten. De curator is alleen bevoegd voor spullen die zich in de faillissementsboedel zitten.

Eigendomsvoorbehoud

Het eigendomsvoorbehoud houdt in dat je zaken aan iemand levert. Zolang de koopprijs niet is betaald, behoud je de eigendom voor. Je blijft dan nog steeds eigenaar. Wanneer iemand failliet gaat kan de verkoper het eigendomsvoorbehoud inroepen. De verkoper kan de spullen dan dus revindiceren. Wanneer je een zaak levert is eigenlijk aan alle vereisten voor overdracht voldaan. Aan de overdracht is de opschortende voorwaarde verbonden dat aan de overdracht rechtsgevolg toekomt wanneer is betaald. Vraag is wat dit moet betekenen. Heeft degene die onder eigendomsvoorbehoud heeft gekocht nou helemaal geen recht, totdat hij heeft betaald? Of heeft de koper meteen al een eigendomsrecht onder opschortende voorwaarde. Je kan niets overdragen wat je niet hebt. Je kunt dan ook niet verpanden (Rabobank/Reuser). Iemand wil de zaak in onderpand kunnen geven. In de voorgenoemde zaak had iemand een grote machine in zijn bedrijf staan. Op die roerende zaak had hij een pandrecht gevestigd voor de bank. De man ging toen failliet. De bank vond dat ze toen al een pandrecht hadden. Als ze een klein stukje koopsom af zouden betalen werd volgens hun het eigendomsrecht gevestigd. De curator zei dat het eigendomsvoorbehoud anders werkt. Je hebt helemaal niets. Je kon dus ook nooit een pandrecht vestigen. De koper had helemaal niets. De Hoge Raad heeft de bank gelijk gegeven. Als je iets onder eigendomsvoorbehoud koopt heb je een eigendomsrecht onder opschortende voorwaarde. Als de koopsom wordt voldaan heb je een onvoorwaardelijk eigendomsrecht. Je kunt er dan dus ook een pandrecht op vestigen. Dit is alleen wanneer de koopsom volledig is afbetaald.

Recht van reclame

Het recht van reclame komt in de praktijk niet veel voor. Als je het inroept, moet je dat binnen zes weken hebben gedaan (artikel 7:1 BW). De spullen kan je dan uit de faillissementsboedel trekken, omdat je dan weer eigenaar bent geworden. Je kunt de spullen dan gaan revindiceren.

De verzamelpandakte: het sleepnet van de bank

Wettelijke vereisten verpanding

De wettelijke vereisten voor verpanding zijn hetzelfde als voor overdracht, dit volgt uit artikel 3:89 BW. Als pandgever moet je beschikkingsbevoegd zijn, heb je een geldige titel nodig, moet je een verpandingshandeling hebben en de vordering moet verpandbaar zijn.

Verpandingshandeling

Je kunt dit door middel van openbare verpanding doen. Je doet dan mededeling aan de schuldenaar van de verpande vordering. De pandgever vestigt het pandrecht, de pandhouder krijgt het pandrecht. Het pandrecht komt dan op een vordering op een persoon die iemand anders heeft. Aan die persoon moet je dan dus ook mededeling doen. De openbare verpanding komt vrijwel niet voor. Het kost heel veel tijd, er is veel administratie mee gemoeid. Als je de bank bent moet je ook nog de vordering gaan innen. Als jouw pandgever keurig afbetaalt, denk je: laat maar. In de praktijk worden de vordering stil verpand. Je vestigt dan een pandrecht, maar je doet geen mededeling aan de schuldenaar van de verpande vordering de inningsbevoegdheid blijft dan de pandgever rusten. Degene die het geld bij de bank heeft geleend, mag zelf de vorderingen blijven innen. Dit is praktischer omdat hij dan ook de administratie kan doen.

Een dergelijke verpanding moet je dan doen bij authentieke akte of een geregistreerde onderhandse akte. Registeren betekent niet inschrijven in de openbare register. Je dient het te registreren bij de Belastingdienst. Dit is niet openbaar. Je krijgt er een stempel op en dit betekent dat je later kunt bewijzen dat dit de datum is waarop het pandrecht tot stand is gekomen.

Verpanding van toekomstige vorderingen

Als je vorderingen gaat verpanden zou het heel onhandig zijn dat wanneer je schuldenaar nieuwe vorderingen krijgt hij aangeeft dat hij weer beschikkingsbevoegd is, waardoor je een pandrecht moet gaan vestigen. Voordat je beschikkingsbevoegd bent kan je al de leverings- of verpandingshandeling verrichten. Het voordeel is dat wanneer je een goede financieringsovereenkomst hebt en je al de leveringshandeling hebt verricht komt er automatisch een pandrecht op wanneer je beschikkingsbevoegd bent.

Je kunt dit in principe bij alle dingen doen. Als je vorderingen stil gaat verpanden zit er een beperking in. Een pandrecht bij voorbaat kun je alleen vestigen op vorderingen die nog niet bestaan, maar waarvan de onderliggende overeenkomst al wel bestaat. Deze vorderingen kun je wel bij voorbaat verpanden. Als de vordering nog niet bestaat en de overeenkomst ook nog niet bestaat, kun je de vorderingen niet gaan verpanden. Als je een pandrecht bij voorbaat vestigt kan dat alleen bij toekomstige vorderingen die voortvloeien uit een al bestaande vorderingen. De overeenkomst moet dus al wel bestaan. De vorderingen die niet bestaan en waarbij de onderliggende overeenkomst ook nog niet is gesloten kun je dus niet bij voorbaat verpanden. Dit geldt alleen voor stille verpanding. De beperking is opgenomen in de bepaling omtrent het stil verpanden van vorderingen.

Inning van verpande vorderingen

Als de pandgever in verzuim is of als hij in verzuim dreigt te zijn mag je mededelingen gaan doen als pandhouder aan de debiteur van de verpande vordering (artikel 3:239 lid 3 BW). Het stil pandrecht zet je dan om in een openbaar pandrecht. Dit betekent dat de openbare pandhouder als enige die vordering nog mag innen (artikel 3:246 lid 5 BW). Het voordeel daarvan is dat er dan ook een pandrecht komt op het geïnde. Dit heeft als voordeel dat je je dan op het geld mag verhalen. Van de opbrengst kan je dan de lening gaan afbetalen die iemand bij jou heeft gesloten (artikel 3:253 lid 1 jo. 3:255 BW). In theorie kan je de vordering ook verkopen wanneer de pandgever in verzuim is (artikel 3:248 e.v.). In de praktijk gebeurt dit bijna nooit.

Andere bevoegdheden van de pandhouder/pandgever

In de wet staat dat je de vorderingen mag innen en dat je ze opeisbaar mag maken. Het gaat erom dat de wetgever ook iets meer heeft willen opschreven. Inningsbevoegd betekent dat je in en buiten rechte nakoming mag eisen.

ABN Amro/Marell

Zie plaatje Blackboard

De openbaar pandhouder is de bank. Hij heeft een lening verstrekt aan B, de kredietnemer. Hij is de pandgever. Hij is eveneens schuldeiser van de vordering die hij verpand heeft. C is de debiteur van de verpande vordering. De bank baalt, want B is in verzuim met het terugbetalen van de vordering die A op B heeft. Hij betaalt zijn krediet dus niet terug. A gaat vervolgens mededeling doen aan C. Hij zegt: weet je dat de vordering aan mij verpand was, ik ben openbaar pandhouder dus ik mag gaan innen. C geeft aan dat hij ook niet gaat betalen. De eigen schuldenaar ging niet betalen. Bij de verpande vordering trof hij ellende aan bij C.

Je hebt dan de volgende drie vragen.

Stel dat er een voordeel aan de verpande vordering zit verbonden (bijvoorbeeld een pand- of hypotheekrecht aan C) mag A het pand-of hypotheekrecht dan ook gaan gebruiken? Dit mag. Dit weten we al wat langer, in het arrest HR 11 maart 2015 Rabobank/Stormpolder heeft de HR hetzelfde bepaalt. Als je een beslag op een vordering legt mag je ook het hypotheekrecht uitoefenen. Als dat voor beslagleggen geldt, geldt dat ook voor de pandhouder. In ABN Amro/Marell heeft de HR bevestigd dat uit je inningsbevoegdheid volgt dat je ook je hypotheekrecht mag gebruiken. Dit is dus goed nieuws voor de pandhouder. Als er een voordeel aanzit mag hij het bij de inning gebruiken.

De tweede vraag gaat over het schikken. De vraag die in het Immun Age/Neo-river is of de pandhouder op eigen houtje een schikking aan mocht gaan met de debiteur van de verpande vordering. In de parlementaire geschiedenis staat dat de pandhouder alleen maar geïnteresseerd is in executieopbrengsten. Hij mag de vordering wel innen, maar wat verder gaat moet je niet aan hem toevertrouwen. De Hoge Raad heeft beslist dat de pandhouder niet mag schikking, omdat hij dan de bevoegdheden te buiten gaat. De pandgever mag wel schikken. Stel dat je een bank hebt die een miljoen heeft geleend aan B. Als B tien miljoen vorderingen heeft verpand. De bank kon dan tegen iedereen gaan zeggen dat hij tegen 1/10 van het bedrag zou schikken. Binnen no time zou hij dan een miljoen hebben binnengehaald. In de schikking zou hij dan een hele hoop weggeven. Een pandhouder mag niet schikken, dit mag alleen de pandgever. Als hij toch wil schikken moet hij overleggen met de pandgever of de curator. De bank mag wel het faillissement aanvragen van de pandgever.

Tussenconclusie

Als je een stil pandrecht hebt en je gaat niet innen komt er geen substitutiepandrecht op de opbrengst. Als je een stil pandhouder bent mag je niet gaan innen. Als je niet tegelijkertijd nieuwe vorderingen blijft door verpanden gaat de portefeuille inslinken. Als je niet bij blijft verpanden, terwijl de vorderingen worden geïnd wordt het onderpand steeds minder. Banken willen dat er opnieuw verpand gaat worden. Het probleem is dat de pandgever steeds nieuwe overeenkomsten zal sluiten waaruit nieuwe vorderingen zullen ontstaan. Als je een keer een pandakte hebt getekend, waarin je alle vorderingen bij voorbaat hebt verpand, vallen de vorderingen niet onder de verpanding. Om dit wel te realiseren moet je het volgende doen: je moet dan een nieuw pandrecht gaan vestigen. Het komt erop neer dat je een nieuwe pandakte moet gaan tekenen. In een pandakte worden alle bestaande vorderingen meteen verpand. In dezelfde pandakte wordt meteen gezegd dat er een verpandingshandeling bij voorbaat wordt verricht voor de toekomstige vorderingen. Het pandrecht bestaat pas op het moment dat de pandgever beschikkingsbevoegd blijft. Je moet in de toekomst door blijven verpanden, zodat alle toekomstige vorderingen ook onder het pandrecht kunnen worden gebracht.

De vraag was hoe specifiek de vorderingen omschreven moesten worden omschreven. In het begin dacht men (Spaarbank Rivierenland /Gispen) dat men de vorderingen apart op de lijst moesten zetten en in de akte omschrijven. Iemand dacht wat nou als ik de vorderingen op een computerlijst zet en deze aan de akte vast niet, is dit ook goed? De HR oordeelde dat je dit mag doen. Je moet dan in de pandakte opschrijven waar je kan vinden om welke vorderingen het gaat. Uiteindelijk is het als volgt gegaan: men is steeds verder gaan kijken of ze het in de pandakte minimalistischer op kon schrijven. Men schreef op: hierbij worden alle vorderingen van de pandgever verpand, zoals uit zijn administratie bleek. Volgens de HR mag dit, zolang je achteraf maar vast kunt stellen om welke vorderingen het gaat.

Intermezzo: inning van verpande vorderingen in faillissement

Er is echter ook een nadeel. In Mulder Q.Q/CLBN zei de HR dat je in faillissement ook mededelingen mag doen als pandhouder. De HR zei dat je dit beter kunt doen. Als de curator de vorderingen gaat innen vervalt in principe het pandrecht, omdat er geen substitutiepandrecht op komt. De pandhouder behoudt dan wel zijn voorrang. Het nadeel van de pandhouder is dat hij moet wachten op de uitdelingslijst en de algemene faillissementskosten worden van de opbrengst afgetrokken. De opbrengst loopt namelijk over de boedel heen, wat inhoudt dat de curator eerst zijn salaris mag betalen. Je moet wachten tot de uitdelingslijst verbindend wordt, voordat je je geld krijgt.

ING/Verdonk

Banken hadden op den duur allerlei algemene pandaktes. ING wilde toen mededelingen gaan doen in een faillissement aan alle debiteuren van verpande vorderingen. De computerlijst was er toen niet meer, alleen de algemene beschrijving. ING had dus geen idee wat er allemaal verpand was, daar hadden ze de administratie voor nodig. Verdonk ging als een haas alle verpande vorderingen innen. De opbrengst liep dan over de boedel en daar kon hij dan zijn eigen salaris uithalen. De Hoge Raad zei dat dat niet mag. Je moet een bank een redelijke termijn geven, een redelijke termijn is volgens de curator twee weken.

Daarna was er een curator die zei: ik geef je twee weken om mededeling te doen. Dit was het geval in ABN Amro/Hamm. Ze wisten niet aan wie ze mededeling moesten doen, omdat de administratie bij de curator lag. De curator wou de administratie niet geven. Daarna ging hij zelf innen, want dan zou het over de boedel heenlopen. De bank gaf aan dat ze niets aan hun pandrecht hebben. De HR zei dat een pandrecht zinloos zou zijn, als men niet weet bij wie ze moeten innen. De curator moet de informatie wel geven. Als hij dat niet doet is hij schadeplichtig. De bank heeft dan een boedelvordering met de rang van pandrecht op de faillissementsboedel. Als de curator geen informatie geeft en toch gaat innen, kan je de curator persoonlijk aansprakelijk stellen.

Daarna volgt het arrest Rabobank/Verdonk. Deze curator had als een haas alle vorderingen geïnd. De bank zei dat zij dan niets meer hadden. Op grond van ABN Amro/ Hamm q.q. hebben ze een vordering met rang van pandrecht. Verdonk zei: dat kan niet. Alles wat ik heb geïnd is opgegaan aan mijn salaris. Het salaris van de curator gaat boven alles, dus zelfs boven een boedelvordering op rang van pandrecht (basis van een ouder recht). Verdonk heeft gedaan aan onrechtmatige inning, hierdoor kan je hem persoonlijk aansprakelijk stellen. Men heeft de curator aansprakelijk gesteld, maar ze zijn vergeten hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de rechtbank, waarin was bepaald dat hij als privépersoon niet onrechtmatig had gehandeld.

Oplossing in de praktijk 3.0

De verzamelpandakte maakt het mogelijk dat je heel algemeen opschrijft dat alles wat los en vast zit, verpand wordt. Als je dan weer de nieuwe pandakte gaat ondertekenen moet je steeds teruggaan naar de pandgever. De pandgever moet de pandakte dan ondertekenen. De bank heeft gedacht: wij gaan een volmacht vragen van de pandgever. Ze konden dan een pandakte tekenen in twee hoedanigheden: als pandhouder en als gevolmachtigde van de pandgever. Om het faillissementsrisico te beperken kon men dan de pandakte steeds sneller op elkaar laten volgen. De bank ging op den duur iedere dag een pandakte tekenen. De bank schreef toen: namens alle volmachtgevers treden wij op. Wij vestigen een pandrecht op alle vorderingen van derden en doen dat ten behoeve van onszelf. De bank verpand alle vorderingen op derden namens alle cliënten. Dit ene a4 wordt elke dag bij de Belastingdienst geregistreerd. De eerste akte met de volmacht is ook geregistreerd bij de Belastingdienst.

Hoe moet het met de gewone schuldeiser

Deze heeft eigenlijk geen vorderingen meer, evenals de curator.

Deze bovengenoemde kwestie is in twee arresten aan de orde gekomen. De Hoge Raad heeft eerst alle technische bezwaren behandeld die door de curatoren zijn aangevoerd. Een bezwaar was of de volmachtverlening niet onredelijk bezwarend is. De Hoge Raad zegt dat dat op zich niet zo is, maar in dit geval ging het om een bedrijf. Er is ook geen verboden selbsteintritt. Bovendien zijn de verpande vorderingen voldoende bepaald. (ING/Dix q.q.)

In Van Leuveren q.q./ING heeft de HR gesteld dat er geen onverplichte rechtshandeling en samenspanning is. Je de standpandakte en de volmacht verlening wel hebben geregistreerd.

Ondergraving verhaalspositie concurrente schuldeisers

De bank krijgt hier alles en de schuldeiser krijgt helemaal niets. Deze uitkomst is volgende de HR moeilijk te verenigen met de opvatting dat de bank en de schuldeiser een gelijke positie moeten hebben uitgehold. De HR zegt dat het belang van de verpanding wel evident is. Gewone schuldeisers zijn gebaat bij een ruime financiering en leveranciers kunnen altijd een eigendomsvoorbehoud bedingen. Er is alleen totaal geen empirisch bewijs van de Hoge Raad voor deze stelling. Dit volgt uit Dix q.q./ING.In Van Leuveren q.q./ING wordt er nog een keer over geklaagd. Als de wetgever de verzamelpandakte geen goede uitkomst vindt, dan moet de wet maar aangepast worden.

En hoe dan?

Van begin jaren 90 tot deze arresten zie je dat de HR bij de uitwinning van verpande vorderingen en het verpanden van vorderingen heeft de HR steeds ja gezegd over kleine stukjes naar de bank toe, met als uitkomst de verzamelpandakte. 

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Insolventierecht 2016/2017

Hoorcollege week 1 Insolventierecht (2016/2017)

Hoorcollege week 1 Insolventierecht (2016/2017)


Hoofdlijnen

CBS-statistieken

Insolventierecht heeft nauw verband met de stand met de economie. Bij een slechte economie zal er sprake zijn van veel faillissementen. Wanneer het goed gaat met de economie zijn er minder faillissementen. Vooral bij de bedrijven en instellingen zien we een dalende lijn. Dit geldt echter niet voor alle sectoren. Er zijn nog steeds sectoren in Nederland waar het niet goed gaat. Je kunt hierbij denken aan reisbureaus die te laat zijn overgestapt naar de online verkoop.

Binnen een kalenderjaar kun je iets meer faillissementen zien. Je zag dat dit voornamelijk was in maart. De trend van faillissementen kun je terugvinden in de sector Retail.

 

The Phonehouse

Soms moet je al kijken welke vestigingen onder de faillietverklaring van een rechtspersoon vallen. Wanneer je nog geld van de winkel te goed hebt moet je zo snel mogelijk naar het filiaal. De curator inventariseert de waarde van de boedel en zal de nog openstaande schulden proberen te betalen. De consument heeft in de rangorde een uiterst vervelende positie. De concurrente schuldeiser (koper van een telefoon) zal heel slecht af zijn in het faillissement. Wanneer je een aanbetaling hebt gedaan ben je hem in de regel kwijt.

Wetgeving in voorbereiding

Er is het een en ander in voorbereiding. Een pre-pack is een voorverpakt faillissement. We zijn heel ver met het wetsvoorstel dat in voorbereiding is. Het zou als een hamerstuk afgedaan worden door de Eerste Kamer, maar dat is niet doorgegaan. Er is een uitspraak in voorbereiding door het Europese Hof van Justitie. Bij een pre-pack zijn de regels van een overgang van onderneming van toepassing. Geen koper uit het faillissement wil immers alle werknemers krijgen. Er is ook een wetsvoorstel in voorbereiding voor de grote ondernemingen, namelijk de Wet Continuïteit Ondernemingen II. Dit moet het makkelijker maken om een dwangakkoord op te leggen. In sommige gevallen kan men niet het gehele bedrag betalen, dan is het soms zinvoller om niet het gehele bedrag te krijgen en niet het faillissement in te gaan. We moeten afwachten wat er precies in de wet komt te staan.

Iets wat op het wensenlijstje staat is het afdwingen van het.....read more

Access: 
Public
Hoorcollege week 2 Insolventierecht (2016/2017)

Hoorcollege week 2 Insolventierecht (2016/2017)


 

Voorrang en zekerheden

Banken hebben vrijwel op alles in de faillissementsboedel een pandrecht of hypotheekrecht. Voor de banken staat heel veel op het spel. Ze starten vaak een procedure. In deze week gaan we kijken hoe het zit met voorrang in het algemeen. Hoe het zit met pand- en hypotheek en wat daar de voordelen van zijn. Vervolgens wordt er met name ingegaan op de verpanding van vorderingen. De fiscus is vaak de belangrijkste schuldeiser in een faillissement. De curator behartigd de belangen van de fiscus in het faillissement.

Verhaalsrecht

Een schuldeiser kan zich buiten het faillissement in principe op alle goederen verhalen die de schuldenaar heeft (artikel 3:276 BW). Dit houdt dus in dat de schuldenaar zich in principe op het gehele vermogen van de schuldenaar kan verhalen. Soms kan je je ook verhalen op de goederen van derden, dit zie je bijvoorbeeld bij het bodemverhaalsrecht van de fiscus (artikel 22 lid 3 IW).

Wijze van verhaal

Wanneer je je gaat verhalen moet je eerst beslag leggen. Zonder dat de schuldenaar het weet ga je naar de rechter toe. Je vraagt daar om toestemming om beslag te leggen. Je moet dan een procedure gaan voeren, zodat de rechter weet dat je daadwerkelijk iets te vorderen hebt. Wanneer de rechter dat weet kun je executoriaal beslag leggen. Het vonnis van de rechter heeft ook wel een veroordelend vonnis (artikel 430 Rv). Wanneer je een pand- of hypotheekrecht hebt mag je de spullen uit gaan winnen, zonder dat je naar de rechter moet. Je noemt dit ook wel de parate executie. De fiscus kan bij het Openbaar Ministerie een dwangbevel vragen, ze hebben dan meteen een executoriale titel (artikel 14 IW).

Paritas creditorium en voorrang

Wanneer er sprake is van een executieopbrengt, moet je die gaan verdelen. De hoofdregel is daar dat alle schuldeisers hetzelfde zijn. Alle schuldeisers krijgen dan pro rato.....read more

Access: 
Public
Werkgroep week 2 Insolventierecht (2016/2017)

Werkgroep week 2 Insolventierecht (2016/2017)


WerkgroepVRAGEN WEEK 2: Voorrang en ZEKERHEIDSRECHTEN (i)

Casus 1

De Vries heeft al jaren een hippe meubelwinkel. De meubelfabriek Zittoe waar De Vries vaste afnemer van is, levert de meubels onder eigendomsvoorbehoud. De Vries heeft een lening bij de Tillebank. In het kader van de bedrijfsfinanciering heeft De Vries een pandrecht gevestigd op zijn voorraad (ook toekomstige) en inventaris. Op 20 maart 2016 wordt De Vries failliet verklaard. Zowel bij de meubelfabriek als bij de Tillebank heeft De Vries een hoge schuld. De curator ziet niet veel in een doorstart (zonder de schuldeisers) en wil de winkel, de voorraad en de inventaris doorverkopen.

De meubelfabriek verkoopt de meubels aan De Vries. Hij bedingt de voorwaarde dat het eigendom overgaat op het moment dat de koopprijs is voldaan, ook wel het eigendomsvoorbehoud. Dit is geregeld in artikel 3:92 BW. De Vries heeft ook een lening uitstaan bij de Tillebank. De Tillebank heeft een pandrecht op alle voorwaarden en inventaris van De Vries. De curator iet op het beheer van de boedel. Alles wat in de boedel zit moet hij verkopen en te gelde maken.

 

Welke rechten heeft Zittoe in haar verhouding tot de curator met betrekking tot de meubels?

Krachtens artikel 3:92 BW is het mogelijk het eigendom van een roerende zaak voor te houden totdat de verschuldigde prestatie is voldaan. Een onder eigendomsvoorbehoud geleverde zaak blijft het eigendom van de leverancier. Een leverancier met het eigendomsvoorbehoud kan de zaak in het faillissement terugvorderen van de curator. Zittoe heeft dus het recht om de meubels te revindiceren overeenkomstig artikel 5:2 BW. De curator is echter wel gerechtigd om de kosten van het terughalen op de leverancier te verhalen door middel van een boedelbijdrage. De curator kan het eigendomsvoorbehoud teniet doen gaan doordat de opschortende voorwaarde in failliet gaat. Zittoe is eigenaar geworden onder de opschortende voorwaarde dat de koopprijs wordt betaald. De Vries is nog geen eigenaar geworden, omdat hij de koopprijs nog moet betalen. Zittoe is nog eigenaar van de meubels, omdat De Vries nog niet heeft betaald. Zittoe kan derhalve revindiceren overeenkomstig artikel 5:2 BW. Zittoe is dus eigenaar onder de ontbindende voorwaarde, deze ontbindende voorwaarde is nog niet in vervulling gegaan.

Kan de curator de meubels verkopen/overdragen? De curator kan de meubels in principe niet verkopen, want ze behoren in principe nog steeds tot het eigendom van Zittoe. De curator kan wel overgaan tot het vervullen van de opschortende voorwaarde. Wanneer deze opschortende voorwaarde is vervuld, behoren de meubels tot de inventaris van De Vries. In dat geval is de curator wel bevoegd om de meubels.....read more

Access: 
JoHo members
Hoorcollege week 3 Insolventierecht (2016/2017)

Hoorcollege week 3 Insolventierecht (2016/2017)


 

Voorrang en zekerheden II

Vestiging van het pandrecht

Net zoals bij de vestiging van het pandrecht op vorderingen geldt bij het pandrecht op roerende zaken dat het moet voldoen aan de vereisten van artikel 3:98 BW moet voldoen. Dit geldt in samenhang met artikel 3:90 BW. Je kunt de verpandingshandeling onderscheiden in twee soorten handelingen. Je kunt daarbij denken aan het openbaar pandrecht. Hierbij wordt het pandrecht afgegeven. Dit gebeurt bijna nooit in de praktijk. De bank wil de spullen niet allemaal opslaan en een bedrijf zou zijn voorraden daardoor niet bij de hand hebben. In de praktijk kiest men voor een stil pandrecht. Men vestigt het pandrecht dan door een authentieke akte of een onderhandse akte (artikel 3:237 lid 1 BW). De pandgever houdt de spullen in dat geval onder zich. Je kunt hier ook bij voorbaat verpanden. Er zitten grenzen aan. Alles waar de pandgever eigenaar van wordt, krijgt een pandrecht. Dit is anders bij de stille verpanding van vorderingen, waarbij je steeds weer opnieuw moet verpanden. Een stil pandrecht kan je altijd omzetten in een openbaar pandrecht. Bij vorderingen doe je dit door mededeling te doen. Bij roerende zaken doe je dit door de zaken in je bezit te nemen en afgifte te vorderen.

Pandrecht en vermenging

In het arrest van HR 14 augustus 2015 ging het om een bulk aluminium. Op de ene stapel zat een pandrecht en op de andere stapel niet. Het aluminium werd omgezet tot tussenproducten. De hopen aluminium gingen zich vermengen en het bedrijf ging failliet. De vraag was wat er gebeurde met het pandrecht. De regels van vermenging staan in artikel 5:15 BW. In het geval er sprake is van vermenging moet je kijken naar de regels van natrekking in artikel 5:14 BW. Als er sprake is van een hoofdzaak wordt de eigenaar van die hoofdzaak eigenaar. Als je geen hoofdzaak aan kunt wijzen krijg je mede-eigendom. Dit is ook het geval bij het vermengen van twee stapels aluminium. De HR heeft geoordeeld dat er een zaak is. De eigenaar heeft een aandeel.....read more

Access: 
Public
Werkgroep week 3 Insolventierecht (2016/2017)

Werkgroep week 3 Insolventierecht (2016/2017)


WerkgroepVRAGEN WEEK 3: Voorrang en ZEKERHEIDSRECHTEN (ii)

leidraad invorderingswet mag je meenemen naar het tentamen.

Casus 1

Dr. Bohr is tandarts en oefent zijn praktijk uit in zijn kapitale villa waar hij tevens woont. Op de villa rust een hypotheek ten behoeve van een lening die is verstrekt door de Kroonbank. Het voorheen vergrijsde dorp is de laatste tijd populair bij stedelingen die de Randstad willen verlaten. Het dorpje krijgt een influx van jonge gezinnen maar om onverklaarbare redenen mijden zij de praktijk van Bohr. Helaas voor Bohr slagen zijn pogingen om deze nieuwe clientèle aan zijn praktijk te verbinden niet. Het is duidelijk dat het einde in zicht is, ook voor de Kroonbank. Stel dat de Kroonbank de villa onderhands door Bohr wil laten verkopen teneinde een hogere opbrengst te genereren. Wat adviseert u de Kroonbank?

Je kan het onderhands verkopen, mits je eerst toestemming hebt van de voorzieningenrechter (artikel 3:268 lid 2 BW). Het is niet helemaal onderhands omdat de voorzieningenrechter moet oordelen of het voor een goede prijs is. In dat geval wordt je opbrengst wel lager. De bank kan ook afspreken dat de heer Bohr zijn huis verkoopt via Funda. De notaris zal het hypotheekrecht doorhalen wanneer het huis wordt verkocht. Op dat moment is het zekerheidsrecht van de bank doorgehaald. Als hypotheekhouder ben je dan het hypotheekrest kwijt. (ING/Gunning q.q.)

Wat als er een faillissement komt? De curator zei dat er sprake was van verrekening. Als je niet te goeder trouw bent en je gaat voor faillissement verrekenen, dan is er sprake van een verboden verrekening. Dit geldt niet als je het als bank zou doen als separatist. In dat geval executeer je en wordt de koopsom aan je betaalt als executant. Je dient dus een veilige weg te volgen. Je zit dan in de weg en dan ben je veilig aan het executeren. In ING/Gunning staat in rechtsoverweging 3.11 dat je een pandrecht kan vestigen op de vordering. Als je een pandrecht hebt op de koopsom kan je voor faillissement gaan vorderen. Je hebt dan een Mulder q.q./CLBN-vordering.

In ING/Gunning zegt de Hoge Raad dat je bij een onderhandse verkoop afstand doet van je hypotheekrecht, waardoor je niet kan verrekenen. Je kunt dit goed maken door een pandrecht te vestigen op de vordering. Je ziet dit weer terug in Mulder q.q./CLBN. Je kunt ook een constructie bedenken waarbij de derde rechtstreeks aan de bank betaalt. In dat geval ben je niet aan het verrekenen en omzeil je artikel 54 Faillissementswet dus.

Stel dat Bohr geen koper vindt voor de villa. Na een periode op zijn tandvlees te hebben gelopen wordt Bohr alsnog failliet verklaard. De bank maakt vervolgens geen haast met de verkoop van de villa. De curator vindt dat de.....read more

Access: 
Public
Hoorcollege week 4 Insolventierecht (2016/2017)

Hoorcollege week 4 Insolventierecht (2016/2017)


Verrekening, bevrijdende betaling en onverschuldigde betaling.

  • Verrekening
  • Onverschuldigde betaling
  • Bevrijdende betaling

Bij de bovengenoemde onderdelen kun je een onderscheid maken tussen in het zicht van faillissement en tijdens het faillissement.

Verrekening – algemeen

Als je gaat kijken naar verrekening in het faillissement moet je in principe uitgaan van de gewone bepalingen over berekening. Er geldt een bijzondere bepaling als de wederpartij failliet is verklaard, namelijk artikel 53 en 54 FW. De bepalingen uit boek zes, namelijk artikel 6:127 e.v. BW zijn dan van toepassing. Voor surseance geldt artikel 243 en 235 Faillissementswet.

Als je kan verrekenen bevindt je je in een hele goede positie in het faillissement. Als je in faillissement twee vorderingen hebt die je met elkaar kan verrekenen, de vordering en de schuld, dan hoef je de vordering niet ter verificatie in te dienen in het faillissement. Op die manier krijg je betaalt en je hoeft dan ook niet meer te betalen aan de boedel. Als je niet kan verrekenen moet je enerzijds je schuld betalen aan de curator en omgekeerd heb je zelf een vordering op de failliet. Je moet deze indienen ter verificatie maar in de meeste faillissementsboedels zit helemaal niet genoeg geld. Je zou dan vaak alleen maar geld moeten betalen aan de failliet en zelf niets terugkrijgen. Als je kan verrekenen ben je van je schuld af. Verrekening verhoudt zich ook tot zekerheidsrechten. Dit is met name het geval bij banken.

Vereisten voor verrekening

Bij verrekening heb je altijd te maken met een vordering en een schuld. Degene die een beroep doet op verrekening is zelf schuldeiser en schuldenaar. Hij heeft dus twee hoedanigheden. De wetgever heeft ervoor gekozen om het perspectief van de schuldenaar te kiezen. Bij verrekening gaat de schuldenaar verrekenen, hij gaat zijn.....read more

Access: 
Public
Werkgroep week 4 Insolventierecht (2016/2017)

Werkgroep week 4 Insolventierecht (2016/2017)


 

Casus 1

Arends is in juni 2016 zijn baan als loopbaanbegeleider kwijtgeraakt. Om het hoofd boven water te houden gaat hij in september 2016 voor zichzelf aan de slag als coach. Om zijn bedrijfje op te starten leent hij € 2.000,- van zijn vriend Dirksen. Ze spreken af dat Arends het geld zal terugbetalen op 1 januari 2018. In oktober begeleidt Arends in opdracht van Dirksen het loopbaantraject van een van Dirksens werknemers voor € 1.800. Deze eerste klus rondt Arends met succes af. Helaas redt Arends het niet. Op 10 november 2016 wordt hij failliet verklaard.

Kan Dirksen zijn vordering op Arends verrekenen met zijn schuld? Maakt het verschil of hij dit doet voor of na 10 november 2016? Voor faillissement gelden de eisen van artikel 6:127 BW. Aan alle vereisten van dit artikel moet zijn voldaan, wil verrekening mogelijk zijn.

Als je kan berekenen bevindt je je in een hele goede positie in het faillissement. Je hoeft je vordering dan immers niet in te dienen ter verificatie. Artikel 6:127 BW geeft de vereisten waaraan moet zijn voldaan voor verrekening. Het dient allereerst te gaan om dezelfde wederpartij. In casu is daar aan voldaan omdat het gaat om Dirksen en Arends. Het moet ook gaan om dezelfde prestatie. In dit geval is daar aan voldaan, omdat het allebei gaat om het betalen van een geldvordering. Daarnaast moet je bevoegd zijn tot het betalen voor de schuld. Nu Arends nog niet failliet is verklaard, is hij nog beschikkingsbevoegd. Doordat hij nog beschikkingsbevoegd is kan hij de schuld gewoon betalen. Ten vierde moet Dirksen bevoegd zijn tot het afdwingen van de vordering. Het probleem is dat de vordering nog niet opeisbaar is. De vordering is pas opeisbaar vanaf 1 januari 2018, waardoor de schuld nog niet afdwingbaar is.

 

Artikel 53 FW bepaalt min of meer als hoofdregel dat degene die zowel schuldenaar als schuldeisers van gefailleerde is, zijn schuld met vordering op deze gefailleerde kan verrekenen indien deze beide zijn ontstaan voor faillietverklaring, of wanneer zij voortvloeien uit een handeling die de gefailleerde voor faillietverklaring heeft verricht. Het gaat in dit artikel dus over wederkerigheid. Daarnaast moet de vordering of de schuld zijn ontstaan voor de faillietverklaring of het moet voortvloeien uit een rechtsverhouding die voortvloeit voor faillietverklaring. Je mag in dit geval conform artikel 53 FW dus gewoon verrekenen. Het gaat immers om een handeling die de gefailleerde voor de faillietverklaring heeft verricht. Voor faillietverklaring heeft Arends het geld geleend en heeft Arends het loopbaantraject begeleid. Dit artikel vermeldt dus niets over opeisbaarheid en afdwingbaarheid van een vordering.

Stel dat Arends ook € 1.000 geleend heeft van Cornelis. Arends krijgt op zijn beurt nog € 1.500 van Emst. Arends, Cornelis en Emst spreken elkaar.....read more

Access: 
Public
Hoorcollege week 5 Insolventierecht (2016/2017)

Hoorcollege week 5 Insolventierecht (2016/2017)


Verschillende soorten schulden in faillissement

De focus zal in dit college heel erg liggen op de boedelschulden. Het wordt behandeld aan de hand van een voorbeeld uit de praktijk.

Agenda

  • Afwikkeling van een faillissement: cijfers.
  • Fixatiebeginsel.
  • Verschillende soorten schulden in faillissement.
  • Boedelschulden.
  • Verifieerbare schulden.
  • Niet-verifieerbare schulden.
  • Boedelbegrip.

Kenmerken faillissement

Een faillissement houdt in dat er bij een rechtspersoon of een natuurlijke persoon te weinig vermogen is om alle schulden op dat moment te betalen. Het faillissement kenmerkt zich erdoor dat heel veel schuldeisers teleurgesteld zijn. De taak van de curator is dat hij zorgt dat iedereen het zijne krijgt. Hij moet iedereen naar zijn rangorde betalen.

Voorbeeld autobedrijf

Het ging hier om een familiebedrijf met acht werknemers. Er is besloten dat het bedrijf niet direct werd gesloten. Dat betekende dat de curator zoveel mogelijk geld probeerde te creëren. Er werden zoveel mogelijk auto’s gerepareerd en een aantal klanten hadden niet betaald. Als er sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid groeit het actief nog wat. De curator gaat het actief verdelen en voldoet eerst de boedelschulden. Bij het faillissement hoort het fixatiebeginsel. Er moet actief en passief worden gefixeerd. Alle spullen die er tijdens het faillissement waren worden gefixeerd. Alleen de curator kan daar dan over beschikken.

Afwikkeling van het faillissement

In het eerste scenario is er sprake van een negatieve boedel. Het faillissement wordt dan opgeheven wegens de toestand van de boedel. De vereenvoudigde afwikkeling is aan de orde als de boedelschulden volledig voldaan kunnen worden, maar de preferente schulden niet. In de derde situatie is er genoeg geld, waardoor men zal starten met een verificatievergadering.

73% van de faillissementen eindigen in een opheffing. De verifieerbare vorderingen ontvangen eigenlijk niets. In de overige 27% is er sprake van vereenvoudigde afwikkeling. De concurrente schuldeiser krijgt dan niets. Voor de concurrente crediteuren blijft er ongeveer maar 5% over. Al de cijfers zijn op basis van de faillissementen die in 2015 zijn beëindigd. In drie kwart van de faillissementen worden alleen de boedelschulden betaald. Boedelschuldeisers proberen in het balkje op te schuiven naar voren. Ze willen preferent zijn.....read more

Access: 
Public
Werkgroep week 5 Insolventierecht (2016//2017)

Werkgroep week 5 Insolventierecht (2016//2017)


Werkgroepvragen week 5 FaillissementsPauliana 2016/2017

 

Casus 1

Bosman verkoopt op 1 februari 2016 twee identieke zeiljachten aan Maree, handelaar in tweedehands zeiljachten te Loosdrecht. De koopsom bedraagt € 24.000,- per boot; een normale prijs voor deze jachten. De koopsom wordt contant betaald. Op 15 mei 2016 verhandelt Maree een van de schepen aan Kienstra voor € 14.000,-. Deze betaalt de koopsom contant. Kienstra brengt het schip dezelfde dag nog naar een jachthaven, waar hij een ligplaats heeft gehuurd. Kienstra voorziet half augustus het schip van een bijzondere coating met extra lange levensduur, wat hem € 3.000 kost.

Het andere schip draagt Maree op 2 juli 2016 over aan zijn broer, aan wie hij nog € 24.000,- verschuldigd was uit hoofde van een geldlening en die wel interesse heeft in de boot: de broers menen hierdoor weer quitte te staan. 

Maree gaat op 25 september 2016 failliet. Het blijkt dat hij de volledige koopsom à € 14.000 heeft verbrast.

 

·     

1 februari 2016 verkoop van twee identieke zeiljachten aan Maree > normale prijs voor de jachten

·     

15 mei 2016 Maree verhandelt een van de schepen aan Kienstra voor 14.000

·     

half augustus: Kienstra geeft het schip een coating ter waarde van 3.000

·     

2 juli: Maree draagt het schip aan zijn broer ter voldoening van een lening

·     

25 september 2016 Maree failliet

 

.....read more

Access: 
Public
Hoorcollege week 6 Insolventierecht (2016/2017)

Hoorcollege week 6 Insolventierecht (2016/2017)


 

Faillissementspauliana

Programma

Inleiding: Verhaalsbenadeling

Faillissementspauliana: onverplicht verrichte rechtshandelingen (artikel 42 FW)

Faillissementspauliana: verplicht verrichte rechtshandelingen (artikel 47 FW)

Rechtsgevolgen van de vernietiging (artikel 51 FW)

Afsluiting

Verhaalsbenadeling

Wanneer een geldlening niet wordt terugbetaald kun je verhaal nemen. Je gaat in dat geval eerst beslag leggen. Voor het leggen van beslag heb je een executoriale titel nodig. Je moet eerst door de rechter laten vaststellen dat je een vordering hebt. Wanneer de rechter uitspraak heeft gedaan, heb je een vonnis. Het vonnis geeft je een executoriale titel. Je geeft dit aan de deurwaarder en deze kan beslag gaan leggen. Artikel 3:276 BW geeft aan dat je verhaal kunt nemen op het gehele vermogen van een schuldenaar. De schuldenaar staat dus met zijn gehele vermogen in voor zijn schulden. Als een schuldeiser verhaal neemt kan hij beslag leggen op alle vermogensbestanddelen. Op het moment dat je een executoriale titel hebt, en je wilt zeker weten dat alles wordt nagekomen, ga je kijken waarop je het beste beslag kunt leggen. Je kunt dit bijvoorbeeld doen op de bankrekening, twee dagen voordat de lonen worden betaald. In het geval er sprake is van meerdere schuldeisers vindt er een verdeling plaats van de netto-opbrengsten volgens de wettelijke rangorde (artikel 3:277 BW). De eerste hoofdregel van het verhaal is dat je beslag kunt leggen op het gehele vermogen. De tweede hoofdregel is het paritas creditorium. De opbrengst van het beslagen goed moet gelijk worden verdeeld onder alle schuldeisers die beslag hebben gelegd, behoudens voorrang. In principe is iedereen bij de verdeling gelijk, tenzij er sprake is van voorrang. Het pand- en hypotheekrecht zijn hierbij erg belangrijk, evenals het voorrecht van de fiscus.

Eigenlijk werkt het in faillissement net zo. In het faillissement legt geen schuldeiser, maar een curator beslag. Het faillissement is een algemeen beslag op het gehele vermogen van een schuldenaar (artikel 1 lid 1 FW). Het gehele vermogen wordt door de curator te gelde gemaakt. De opbrengst van het vermogen wordt in beginsel gelijk verdeeld onder de schuldeisers, met uitzondering van de schuldeisers die voorrang hebben ten aanzien van bepaalde goederen. Uit artikel 3:277 BW geldt dat de netto-opbrengst wordt verdeeld onder de schuldeisers. De netto-opbrengst betekent dat er ook een bruto-opbrengst is. Het verschil zit hem hier in de boedelschulden. Voordat iets wordt verkocht moeten er allemaal kosten worden gemaakt. Voordat er wordt uitgekeerd moeten die kosten eerst worden voldaan. Van de bruto-opbrengst moeten de kosten af, daarna kan dus pas aan de schuldeisers worden betaald die beslag hebben gelegd. In het faillissement geldt hetzelfde. De curator.....read more

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check all content related to:
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2100
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering

Follow the author: hannekedenottelander