Oefenmateriaal bij Vraagstukken Buik - Jaar 2 - Geneeskunde - UL

Bevat mogelijke tentamenvragen bij het blok om te oefenen, gebaseerd op 2015-2016 met de relevante thema's bij het vak voor het collegejaar 2016/2017:


Oefentoets #1 (voorjaar 2014)

1. Bij een cystoscopie vanwege hematurie wordt een papillomateuze tumor van 2 cm doorsnede in de blaas gezien. Wat is hierna de volgende stap?

A) uitwendige bestraling van de blaas geven

B) blaasspoelingen 1x per week gedurende 12 weken met Mitomycine geven

C) een TURblaas uitvoeren

D) na metastase-onderzoek een cystectomie uitvoeren

 

2. Welke van de onderstaande factoren is geen oorzaak van chronische pancreatitis?

A) Alcoholgebruik

B) Auto-antilichamen

C) Cystic fibrosis

D) Choledocholithiasis

 

3. Een 18 jarige vrouw heeft een blanco voorgeschiedenis wat betreft urineweginfecties. Sinds kort is ze seksueel actief. Nu wordt ze gezien met een pyelonefritis. Welke bevinding is hierbij het meest onwaarschijnlijk?

A) Flankpijn en matige koorts

B) Leucocyten in het sediment

C) Hoge koorts met koude rillingen

D) Een positieve urinekweek met Proteus Mirabilis

 

4. Een patiënt is icterisch is door obstructie van de galafvloed. De echo laat nu op meerdere plaatsen in de lever uitgezette intrahepatische galwegen zien met kaliberwisselingen, maar de choledochus is niet verwijd en de galblaas bevat géén stenen. Welke aandoening heeft patiënt vermoedelijk?

A) Primaire scleroserende cholangitis (PSC)

B) Primair biliaire cirrose (PBC)

C) Syndroom van Gilbert

D) Galwegcarcinoom

 

De volgende 4 vragen gaan over dezelfde casus:

Een mevrouw einde 40, bezoekt de polikliniek Gynaecologie vanwege klachten van een dikker wordende buik op verwijzing van haar huisarts. Sinds een half jaar heeft patiënte geen menstruaties meer. Ze heeft geen gewichtsdaling bemerkt. De huisarts heeft patiënte onderzocht en constateert eenwat vast aanvoelende zwelling tot 3 vingers onder de navel.

5. Welke van de mogelijke diagnoses die de huisarts na het lichamelijk onderzoek voor ogen had, staat onderaan in zijn/haar differentiaal diagnose?

A) Ovariumtumor

B) Uterus myomatosus

C) Zwangerschap

 

6. Vervolgvraag: De huisarts verwijst patiënte naar de gynaecoloog. Wat is de volgende stap in de diagnostiek welke de gynaecoloog zal (laten) verrichten?

A) Echografisch onderzoek

B) CT scan

C) MRI scan

 

7. Vervolgvraag: Wanneer de conclusie van het aanvullend onderzoek uterus myomatosus is, om wat voor type myoom gaat het dan?

A) Intracavitair myoom

B) Intramuraal myoom

C) Submuceus myoom

D) Subsereus myoom

 

8. Vervolgvraag: Wanneer de conclusie van het aanvullend onderzoek multicysteuze ovariumtumor is, welk type tumor is dan niet erg waarschijnlijk?

A) Borderline tumor

B) Granulosa cel tumor

C) Mucineus cyste adenoom

D) Sereus cyste adenoom

 

De volgende 2 vragen gaan over dezelfde casus:

Bij een 26-jarige zwangere Aziatische asielzoekster die geen bijzondere klachten heeft, vindt u de volgende resultaten bij serologische tests:

  • HBsAg positief

  • anti-HBs negatief

  • anti-HBc (IgM) negatief

  • HBeAg positief

  • anti HBe negatief

  • HBV-DNA positief.

 

9. Welke diagnose stelt u?

A) acute hepatitis B

B) chronische hepatitis B, lage infectiviteit

C) chronische hepatitis B, hoge infectiviteit

 

10. Vervolgvraag: Welke maatregelen dient u bij de geboorte te treffen om besmetting van het kind te voorkomen?

A) Na de geboorte testen op hepatitis B en het kind daarna vaccineren indien het positief is

B) Sectio caesarea verrichten om besmetting tijdens de partus te voorkomen

C) Actief immuniseren

D) Actief en passief immuniseren

 

De volgende 2 vragen gaan over dezelfde casus:

Een mevrouw begin 30, komt op de SEH vanwege sinds 2 dagen bestaande wisselende buikpijn links onder in de buik. Ze heeft eenmaal gebraakt een uur geleden toen de pijn zeer hevig was.

11. Welke diagnose staat onderaan in uw differentiaaldiagnose?

A) Dreigende abortus

B) Extra uterine graviditeit

C) Salpingitis

D) Torsie linker adnex

 

12. Welke bewering over pseudo-poliepen is correct?

A) Pseudo-poliepen worden vaak gezien als uiting van een genezingstendens bij colitis ulcerosa

B) Pseudo-poliepen bloeden frequent

C) Pseudo-poliepen komen voornamelijk voor bij pseudomembraneuze colitis

D) Pseudo-poliepen kunnen maligne ontaarden

 

13. Rectaal bloedverlies van hemorroïden...

A) leidt typisch tot bloed door de ontlasting

B) is meestal een gevolg van uitwendige hemorroïden

C) Is de meest voorkomende oorzaak van rectaal bloedverlies

D) kan betrouwbaar van bloedverlies van een carcinoom onderscheiden worden middels anamnese en rectaal toucher.

 

14. Welke van de volgende factoren bij bloedbraken gaat gepaard met verhoogde mortaliteit en is van belang om het risico op mortaliteit van de patiënt in te schatten?

A) Hoge leeftijd

B) Verlies van rood bloed per anum

C) Aanwezigheid van meerdere ulcera bij endoscopie

D) Herhaald bloedbraken thuis

 

15. Een jonge man heeft een acute prostatitis. Wat is de eerste keus antibioticum?

A) Amoxicilline

B) Ciprofloxacin

C) Nitrofurantoine

D) Trimetroprim

 

16. Welk geneesmiddel heeft de voorkeur bij ernstige gastro-oesofagale refluxziekte?

A) Calciumcarbonaat

B) Pantoprazol

C) Ranitidine

D) Sucralfaat

 

17. U twijfelt of er bij een 60 jarige patiënt sprake is van pancreascarcinoom dan wel chronische pancreatitis. Welke bevinding op CT-scan past meer bij carcinoom dan bij chronischepancreatitis:

A) Vergrote pancreaskop met homogene structuur

B) Calcificaties

C) Pseudocysten

D) Verwijde ductus pancreaticus

 

18. Wat is het beste advies om het ontstaan van calciumoxalaatstenen te voorkomen?

A) Veel water drinken

B) Veel thee drinken

C) Zuivelbeperking

D) Geen zuivelbeperking

 

19. Een pijnlijke scrotale zwelling, die dorsaal van een duidelijk palpabele testis ligt, is waarschijnlijk een ...

A) epididymitis

B) hydrocele

C) spermatocele

D) testistumor

 

20. Welke van de onderstaande stellingen is waar?

A) Braken geeft verlichting van pijn bij pancreatitis

B) Bij diabetische gastroparese is vooral de maaglediging voor vloeistoffen verstoord

C) De belangrijkste oorzaak voor hyperkaliëmie bij braken is verlies van kalium met de maaginhoud

D) Geen van bovenstaande is juist

 

21. De bloedtoevoer naar de pancreas wordt vanuit drie richtingen veiliggesteld. Dit maakt chirurgisch ingrijpen er niet eenvoudiger op. Welke arterie neemt het corpus en de cauda (staart) van de pancreas voor zijn rekening?

A) a. hepatica communis

B) a. mesenterica superior

C) a. diaphragmatica inferior

D) a. lienalis

 

22. Bij welke van de volgende condities is de kans op slokdarmcarcinoom toegenomen?

A) Helicobacter pylori infectie

B) Caustische slokdarmetsing met loog

C) Candida oesofagitis

 

23. Als gevolg van een colectomie vermindert het vermogen tot resorptie van water en ................... ?

A) Kalium

B) Natrium

C) Calcium

D) Chloor

 

24. Een paralytische ileus treedt vaak primair op bij...

A) meconiumileus

B) strengileus

C) gegeneraliseerde peritonitis

D) colontumor

 

25. Welke van de onderstaande beweringen over diverticulosis is waar?

A) Bloedende divertikels zijn meestal gelokaliseerd in het linker colon

B) In patiënten met de ziekte van Marfan worden vaker divertikels gezien

C) De meeste patiënten met diverticulosis klagen over chronische buikpijn

D) Na een acute episode van diverticulosis is colectomie de aangewezen behandeling

Antwoorden

Oefentoets #1

1. C

2. D

3. D

4. A

5. C

6. A

7. D

8. B

9. C

10. D

11. C

12. A

13. C

14. A

15. B

16. B

17. A

18. A

19. A

20. D

21. D

22. B

23. B

24. C

25. B

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Vraagstukken Buik 2020/2021 UL

Vraagstukken Buik thema 1: Zwellingen van de buik en genitalia

Vraagstukken Buik thema 1: Zwellingen van de buik en genitalia

HC1: Zwelling in de buik

Oorzaken

Een zwelling in de buik kan meerdere oorzaken hebben:

  • Zwangerschap
  • Lucht in de buik
    • Lucht kan op meerdere locaties zitten
      • In de organen: in de maag en darm
        • Dit is vaak fysiologisch
        • Door bijv. obstructie van de ileus
      • Buiten de organen: vrije lucht
        • Door bijv. een perforatie
    • Er kunnen verschillende geluiden zijn
      • Gootsteengeruis/hoogklinkende peristaltiek
      • Hypertempane percussie
      • Afwezige leverdemping
  • Weefsel in de buik
    • Tumoren, vergroting van de organen, cyste, abces, hernia, vetweefsel
    • Gelokaliseerd → niet diffuus
    • Een lokale weerstand/zwelling is voelbaar
    • Gedempte percussie
  • Vocht in de buik: ascites
    • Kan ontstaan door:
      • Hepatogeen
        • Portale hypertensie
      • Ontsteking/infectie
        • Peritonitis
      • Maligniteit
        • Peritonitis carcinomatosa
      • Cardiaal
        • Hartfalen
        • Pericarditis constrictiva
      • Hypo-albuminemie
        • Nefrotisch syndroom
        • Ondervoeding
    • Er is gedempte percussie in de flanken
    • Shifting dullness → als de patiënt op z’n zij draait gaat het vocht die kant op

Analyse

De analyse van een patiënt met een zwelling in de buik bestaat uit:

  • Lichamelijk onderzoek
  • Aanvullend onderzoek
  • Analyse van de ascites

Lichamelijk onderzoek:

Lichamelijk onderzoek van de buik bestaat uit:

  • Inspectie
  • Auscultatie
  • Percussie
  • Palpatie

Aanvullend onderzoek:

Er zijn meerdere vormen van aanvullend onderzoek die gebruikt kunnen worden voor een zwelling in de buik:

  • X-BOZ
    • Overzichtsfoto van de buik
    • Toont vrij lucht of lucht in de organen aan
  • Echo van het abdomen
  • Ascites punctie
  • CT-abdomen
    • Vocht, vrij lucht, cysten en tumoren kunnen zichtbaar worden

Analyse van ascites:

Analyse van ascites kan bestaat uit paracentese:

  • Aspect
  • Cytologie
  • Metingen
    • Eiwitgehalte
    • Leukocyten
    • Erythrocyten
  • Kweek

Er kan gekeken worden naar de eiwitconcentratie of het leukocytenaantal:

  • Eiwitconcentratie: serum ascites albumine gradiënt (SAAG)
    • <11 gram/L → pleit tegen portale hypertesie
      • Kanker of tuberculeuze ascites
    • >11 gram/L →wijst op portale hypertensie
      • Levercirrose, hartfalen of vena porta trombose
  • Leukocytenaantal: is verhoogd bij peritonitis
    • Als er >0,25 x 109 neutrofiele granulocyten/L zijn is er sprake van spontane bacteriële peritonitis
 

 

HC2: Anatomie van de buikwand, lieskanaal en genitalia

Buikwand

De buikwand bestaat uit:

  • Huid
  • Subcutane weefsellaag:
    • Camper’s fascia: “superficial” en “fatty”
    • Scarpa’s fascia: diep en membraneus → glanzend continu weefsel
    • Een kleine diepe vetlaag
  • Fascie tussen de spieren
  • Spierlaag
  • Fascia transversalis: fascie aan de binnenkant van de spieren
  • Extraperitoneale laag: vet tussen de fascie en het peritoneum
  • Peritoneum

Buikwandspieren:

Er zijn 4 verschillende buikwandspieren:

  • Musculus rectus abdominis
    • De “sixpack” spier
    • Ligt in het midden
    • Loopt t/m het os pubis
    • Rectusschede: bindweefselschede die de m. rectus abdominis omhult → vormen 2 lange scheden
      • Linia alba: de rectusscheden komen in het midden bij elkaar
  • Musculus obliquus externus
    • Schuinlopende vezels van buiten naar binnen
    • Overlapt de ribbenkast en
.....read more
Access: 
Public
Vraagstukken Buik thema 2 Maagklachten

Vraagstukken Buik thema 2 Maagklachten

HC9: Anatomie oesophagus en maag

Oesophagus

De oesophagus (slokdarm) bestaat uit 2 spierlagen:

  • Circulaire spierlaag: aan de binnenkant
  • Longitudinale laag: aan de buitenkant

Ligging:

De oesophagus is als volgt gelokaliseerd:

  • Boven de incisura jugularis
    • De incisura jugularis is een soort kuiltje
  • Achter de trachea
  • Tussen de carotiden

Caudaal passeert de oesophagus de bifurcatie van de trachea en de arcus aortae. Vervolgens loopt hij tussen de wervelkolom en het hart. De aorta wurmt zich hiertussen en gaat samen met de oesophagus door het diafragma. Omdat de oesophagus vlak achter het linkeratrium van het hart zit, wordt hij gebruikt bij hart echoscopie.

De oesophagus heeft 3 vernauwingen:

  • Bovenste slokdarmsfincter (UES)
    • Bij de overgang van de pharynx naar de oesophagus
  • Bij de bifurcatie van de trachea en de aortaboog
  • Doorgang door het diafragma

Diafragma:

Het diafragma is als volgt opgebouwd:

  • Pezig gedeelte: het centrum tendineum
    • Bestaat uit bindweefsel
  • Musculair gedeelte: ligt meer aan de buitenkant

Er gaan 3 structuren door het diafragma heen:

  • Aorta
    • Het dichtst bij de wervelkolom en het meest inferieur
  • Oesophagus: door het spiergedeelte
  • Vena cava inferior: door het centrum tendineum

Voorkomen van tegenstroom:

De oesophagus heeft mechanismen om tegenstroom te voorkomen:

  • Bovenste slokdarmsfincter (UES)
    • Circulaire spieren aan de bovenkant
      • Musculus cricopharyngeus
  • Onderste slokdarmsfincter (LES)
    • Bestaat uit een lokale dynamische verdikking van de circulaire spierlaag
      • Anatomisch niet meer te onderscheiden
    • Microscopisch is er een overgangslijn tussen het slokdarm mucosa en maag mucosa
      • Als er zuur door komt, wordt de mucosa aangetast en kan er kanker ontstaan
  • Diafragmatische sfincter
    • Rechter crus: spieren die om de doorgang van de oesophagus door het diafragma liggen → de oesophagus wordt dichtgeknepen
      • Linker crus: gaat om de aorta heen
      • De rechter crus heeft 2 pilaren die om de oesophagus gaan
  • Intra-abdominale druk: comprimeert het abdominale deel van de oesophagus
    • De oesophagus ligt dus ook deels abdominaal

Problematiek:

Er kunnen verschillende problemen van de oesophagus ontstaan:

  • Reflux: de sfincters werken niet goed → kan leiden tot hartzeer
    • Veroorzaakt door een hernia hiatus oesophagi (HHO) → een stuk maag gaat door de crus, waardoor alleen de LES nog functioneert
    • Maagzuur stroomt de oesophagus in → erg pijnlijk
      • Er is een positieve druk in de maag en een negatieve druk in de oesophagus → maagzuur wil richting de oesophagus gaan
  • Op-en-neer bewegen: door het phrenico-oesophageale ligament
    • Phrenico-oesophageale ligament: een flexibele ophanging van de oesophagus in het diafragma
      • Bestaat uit zacht bindweefsel en vet
      • Het diafragma zit niet verbindweefseld aan de oesophagus → de oesophagus kan bewegen
      • Kan bij een ruptuur een hernia hiatus oesophagi (HHO) veroorzaken
  • Onderdruk van de thorax: hierdoor kan lucht en zoutzuur in de oesophagus stromen

Vascularisatie:

De vascularisatie van de oesophagus

.....read more
Access: 
JoHo members
Vraagstukken Buik thema 3: Icterus

Vraagstukken Buik thema 3: Icterus

HC17: Anatomie van de lever en galwegen

De galwegen

Anatomie:

De galweg ontspringt in de lever en is 1 van de 3 structuren in het ligamentum hepatoduodenale:

  • Vena portae
    • Is het grootst en ligt onderin
  • Arteria hepatica propria
  • Ductus choledochus

De galwegen bestaan uit:

  • Ductus hepaticus
    • Vanuit de lever
    • Ontspringt uit de ductus hepaticus dextra en ductus hepaticus sinistra in de leverhilus
  • Ductus cysticus
    • Naar de galblaas
  • Ductus choledochus
    • Vanuit de galblaas en de lever
  • Ductus pancreaticus
    • Vanuit de pancreas
  • Papilla minor
    • Opening in het duodenum voor de ductus pancreaticus
  • Papilla major/papil van Vater
    • Opening in het duodenum voor de ductus pancreaticus en ductus choledochus

Vascularisatie:

De bloedvoorziening van de lever en galwegen wordt gedaan door verschillende vaten:

  • Arteriën: vertakken zich
  • Arteria hepatica communis: splitst zich in tweeën
    • Arteria gastroduodenalis
    • Arteria hepatica propria: splitst zich in tweeën
      • Arteria hepatica dextra
        • Arteria cystica
      • Arteria hepatica sinistra
  • Venen
    • Vena portae
      • Is geen levervene → zorgt voor bloedtoevoer
      • Levert het meeste bloed aan de lever
    • 3 vena hepaticae: draineert niet op de vena portae
      • Draineren in de vena cava inferior

De arteria cystica loopt naar de galblaas. De vena portae komt van de achterkant van de pancreas. De galweg zit aan de voorkant van het ligamentum hepatoduodenale. De arteria hepatica zit anterior superior van het ligamentum hepatoduodenale.

Open cholecystectomie:

Bij cholecystectomie, een galblaasoperatie, moet er bovenin de leverhilus geprepareerd worden. De configuratie van structuren binnen de leverhilus kan per patiënt verschillen. Zo kan de arteria cystica, die de galblaas vasculariseert, verschillende routes hebben. Om deze reden moet de arts tijdens cholecystectomie goed opletten. Hierbij kan hij trucjes zoals de driehoek van Calot gebruiken. De driehoek van Calot bestaat uit 3 randen die gevormd worden door de:

  • Galblaas/onderzijde van de lever
  • Ductus cysticus
  • Ductus hepaticus communis

Binnen deze driehoek hoort de arteria cystica te liggen.De driehoek van Calot kan per patiënt verschillen → soms is er geen ductus cysticus of is er een fibreuze connectie tussen de ductus cysticus en ductus hepaticus communis.

Laparoscopische cholecystectomie:

Bij laparoscopische cholecystectomie wordt de “critical view of safety” gebruikt als veiligheidscheck:

  1. Het ligamentum hepatoduodenale wordt opengemaakt → de arteria cystica en ductus cysticus worden zichtbaar
  2. De structuren worden voor 1-2 cm zodanig vrijgemaakt dat er omheen gekeken kan worden

De structuren die de galblaas ingaan worden dus opengelegd.

Endoscopische retrograde cholangio pancreaticografie:

Een endoscopische retrograde cholangio pancreaticografie (ERCP) werkt als volgt:

  1. Een endoscoop wordt door de mond van de patiënt naar binnen gebracht
  2. De endoscoop passeert de maag en komt in het duodenum → hier bevindt zich de papil van Vater
    • De papil van Vater is de uitmonding van de galgang
    • Hier kunnen instrumenten worden opgevoerd
  3. Er wordt contrastvloeistof in de
.....read more
Access: 
JoHo members
Vraagstukken Buik thema 4 Acute buikpijn

Vraagstukken Buik thema 4 Acute buikpijn

HC28: Anatomie bloedverlies en darmen

Vascularisatie van de darm na een vaatprothese

Bij een aorta aneurysma (AAA) wordt vaak van tevoren endovasculair een stent geplaatst. Zo’n stent is een soort tunnel van onder de nierarteriën. Er worden dan bloedvaten afgesloten die de darmen voorzien → een deel van de darmen loopt risico op het ontwikkelen van bloedingen:

  • Laatste 1/3 van het colon
  • Hele rectum

Dit wordt veroorzaakt doordat de arteria mesenterica inferior wordt afgesloten. Deze vertakt namelijk op de plaats waar de stent wordt geplaatst. Dit wordt opgelost door de arteria marginalis die door de rand van de darmen loopt → als er een stent wordt geplaatst, necrotiseren de darmen niet. Zowel de arteria mesenterica inferior als de arteria mesenterica superior sluiten aan op de arteria marginalis.

Takken van de arteria mesenterica superior:

De arteria mesenterica superior heeft veel takken:

  • Naar het jejunum: zit in het mesenterium
    • Arteria jejunalis
  • Naar het ileum: zit in het mesenterium
    • Arteria ileales
  • In het colon
    • Arteria ileocolica
    • Arteria colica dextra
      • Naar het colon ascendens
    • Arteria colica media
      • Naar het colon transversum

Deze takken staan allemaal in verbinding met de arteria marginalis.

Takken van de arteria mesenterica inferior:

De arteria mesenterica inferior heeft veel takken:

  • Arteria colica sinistra
    • Naar het colon descendens
  • Arteria sigmoïdale
  • Arteria rectalis superior

Deze takken worden allemaal geblokkeerd bij verlies van de arteria mesenterica inferior, maar worden dus gecompenseerd door de arteria marginalis.

Rectum en anus

De overgang van het sigmoïd naar het rectum ligt bij S3 of bij de musculus taenia. Het eerste deel van het rectum is retroperitoneaal, het tweede deel subperitoneaal. De onderkant van het rectum wordt opgehangen aan de musculus levator ani, een soort trechter waar de bekkenbodem aan hecht. Vanaf hier worden de darmen het anale kanaal.

Defaecatie:

Er ontstaat 4-6x per dag een “mass movement” → een krachtige beweging van het gehele colon. Dit is het beste moment om naar het toilet te gaan. Dit wordt mogelijk gemaakt door:

  • Musculus levator ani: een spier op de overgang van het rectum naar het anale kanaal → trekt het rectum in een knik
    • Het midden heet de puborectalis en vormt de knik
    • Zorgt ervoor dat de ontlasting opgehouden kan worden
  • Sfincter ani internus: ontspant zich reflexmatig
  • Sfincter ani externus: kan zich bewust aanspannen

Dit zijn allemaal longitudinale spieren en moeten bij toiletbezoek allemaal ontspannen zijn.

Linea pectinata:

De linea pectinata is een gekartelde rand halverwege het anale kanaal → vormt de grens tussen de embryonale einddarm (endoderm) en de huid (ectoderm).Dit beïnvloedt de lymfeafvloed en bloedafvloed:

  • Boven de linea pectinata: alles komt van de darmen
    • Arteria mesenterica inferior → arteria rectalis superior
      • De arteria rectalis media is er soms wel en soms niet → wisselt
      • De arteria rectalis inferior komt uit de arteria pudenda interna, die uit het kanaal van Alcock komt
        • Voorziet
.....read more
Access: 
JoHo members
Vraagstukken Buik thema 5: Chronische buikpijn en defecatiestoornissen

Vraagstukken Buik thema 5: Chronische buikpijn en defecatiestoornissen

HC34: Diarree

Achtergrond

Weetjes:

Enkele belangrijke weetjes over wateropname en diarree zijn:

  • Het grootste gedeelte van de opname van water gebeurt in de dunne darm
  • Nachtelijke diarree is over het algemeen secretoire diarree
  • Feces calprotectine is een maat voor ontsteking in de darmen
  • Per jaar hebben meer dan 4 miljoen Nederlanders last van diarree

Definitie:

Diarree kan op verschillende manieren worden beschreven:

  • Consistentie
    • Niet gevormd
    • Brijig
    • Waterig
  • Frequentie
    • >3 keer/dag
  • Volume
    • 200-300 gram/dag

Diarree kan ook gepaard gaan met:

  • Incontinentie
  • Imperatieve aandrang
    • Plotseling naar het toilet moeten gaan en het niet kunnen ophouden
  • Soiling
    • Ongemerkt een klein beetje ontlasting verliezen

Ontlasting

Samenstelling:

Ontlasting bestaat uit:

  • 75% water
  • 25% dode bacteriën, eiwitten, vetten, anorganisch materiaal en cel- en vezelresten

Water is dus erg belangrijk voor de samenstelling van de ontlasting. Er worden in het spijsverteringskanaal veel stoffen toegevoegd en opgenomen uit de ontlasting:

  • Toegevoegd: in totaal 9 L
    • 1500 mL speeksel
    • 2500 mL maagsap
    • 1500 mL pancreassap
    • 500 mL gal
    • 1000 mL dunnedarmsap
    • 200 mL mucus
      • In de dikke darm
  • Opgenomen: in totaal 8900 mL
    • 7000 mL in de dunne darm
    • 1900 mL in de dikke darm

Uiteindelijk blijft er dus 2 L vloeistof over in het proximale colon en komt er 100 mL in de feces terecht. Dit gebeurt door een osmotische gradiënt → Na+wordt samen met water opgenomen.

Osmotische gradiënt:

De osmotische gradiënt kan op verschillende manieren stijgen:

  • Na+ gaat het lumen in waarbij water volgt
    • Na+ gaat het lumen in en H+ gaat het lumen uit
  • Cl- gaat het lumen in → HCO3- verlaat het cel-lumen en vormt samen met H+ H2CO→ wordt gescheiden in H2O en CO2

Het water beweegt dus met de osmotische gradiënt mee, die grotendeels wordt gevormd door de opname van natrium.

Oorzaken

Er zijn grofweg 5 oorzaken van diarree:

  • Mucoseale secretie/absorptie
    • Verstoring van de osmotische gradiënt
      • Is meer naar buiten gericht
    • Het elektrolyten transport is verstoord → verhoogde afgifte van Cl- en HCO3- of juist Na+absorptieproblemen
      • Door infectie
        • Bijv. cholera → zorgt voor meer Cl- afgifte
      • Door neuro-endocriene tumoren
      • Door neurotransmitters/hormonen
      • Door galzouten
      • Door resecties
    • Er ontstaat een secretoire diarree
      • Niet alleen de secretie, maar ook de absorptie kan verstoord zijn
      • Een elektrolyt die wel in de darm hoort te zijn, is in te grote gehaltes aanwezig
  • Niet-absorbeerbare stoffen
    • Osmotische diarree → de osmotische gradiënt is naar buiten gericht
    • Er zijn lichaamsvreemde stoffen die niet geabsorbeerd kunnen worden
      • Ionen
        • Mg+
          • Suikers
        • SO42-
          • Vetmalabsorptie
        • PO43-
      • Laxeermiddelen
      • Suikeralcoholen (xylitol)
      • Koolhydraten
        • De omzetting van lactose in galactose en glucose door lactase werkt niet
        • De omzetting van sucrose in fructose en glucose door sucrase werkt niet
        • >70% van de volwassenen is lactase deficiënt
        • Kan genetisch zijn, maar
.....read more
Access: 
Public
Vraagstukken Buik thema 6: Bloedverlies

Vraagstukken Buik thema 6: Bloedverlies

HC43: BVO

Risico en prognose

Het “lifetime” risico voor darmkanker is 4-5%. Het is de derde meest voorkomende vorm van kanker bij zowel mannen als vrouwen. Er zijn gemiddeld 14.000 levende personen met darmkanker per jaar. De 5-jaarsoverleving van darmkanker is 60%. Vooral bij stadium IV darmkanker is de overleving slecht. 21% van de darmkankers wordt pas in stadium IV gevonden.

BVO programma

Het bevolkingsonderzoek (BVO) programma wordt samengesteld door het RIVM. Bij een bevolkingsonderzoek voor darmkanker gebeurt het volgende:

  1. BVO met FIT-screening
    • Deelnemers sturen feces op
    • Een immunochemische faecale occult bloedtest wordt uitgevoerd → het meten van antistoffen tegen humaan hemoglobine
    • Een geautomatisseerde, kwantitatieve bepaling
    • Er wordt gekeken naar occult bloed, wat mogelijk komt van grote poliepen
    • De cut-off varieert → momenteel ligt de grens op 47 μg occult bloed per gram feces
    • Praktijk:
      • Thuisafname
      • Patiënten krijgen 1 monster die past in de envelop/brievenbus
      • Geen dieet
    • Relevante bevindingen:
      • Darmkanker
      • Advanced adenomen
  2. Colonoscopie: indien er een positieve uitslag is wordt er colonscopie gedaan
    • Als er een poliep is, wordt hij weggehaald en wordt een biopt genomen
    • Valt onder het eigen risico van de patiënt → patiënten moeten het zelf betalen
    • 50% heeft darmkanker of advanced adenomen

Door screening neemt de 5-jaarsoverleving toe tot 85%. De participatiegraad ligt voor de eerste ronde rond de 70% en is voor de tweede en derde ronde 75%.

“Wilson and Junger” critera

Patiënten moeten voldoende geïnformeerd worden over BVO → er moet sprake zijn van “informed choice”. Om BVO voor darmkanker uit te voeren moet voldaan worden aan de “Wilson and Junger” criteria:

  • De op te sporen ziekte moet een belangrijk gezondheidsprobleem zijn
  • Er moet een algemeen aanvaarde behandelingsmethode zijn
  • Er moeten voldoende voorzieningen voor diagnose en behandeling zijn
  • Er moet een herkenbaar vroeg stadium van de ziekte zijn
  • Er moet een betrouwbare opsporingsmethode bestaan
  • De opsporingsmethode moet aanvaardbaar zijn
  • Het natuurlijk beloop moet bekend zijn
  • Er moet overeenstemming zij wie behandeld moet worden
  • De kosten moeten in acceptabele verhouding staan tot de kosten van de gezondheidszorg als geheel
  • Het proces van opsporing moet een continu proces zijn

Bij de keuze voor een screeningsprogramma moet het volgende in acht gehouden worden:

  • Welke deelnemers?
  • Welke testmethode?
  • Risico’s en behandeling?
  • Capaciteit
  • Kosten

90% van de darmkanker patiënten is ouder dan 75 jaar. Mensen tussen de 55-75 jaar worden elke 2 jaar uitgenodigd voor het bevolkingsonderzoek.Boven de 75 jaar is het netto-effect van het behandelen van darmkanker kleiner vanwege “competing risks”. Bovendien is de kans op complicaties bij oudere patiënten hoger.

Kwaliteitswaarborging

Een bevolkingsonderzoek is eigenlijk een ongevraagd aanbod vanuit de overheid. Er wordt gestreefd naar maximale gezondheidswinst, maar het kan ook leiden tot ongerustheid. De kwaliteit van bevolkingsonderzoek en aansluitende zorg moet daarom uniform en hoog zijn:

  • Zorgverlener/endoscopist en colonoscopiecentrum
  • Visitaties voor de beroepsgroep
  • Referentiefuncties waaronder regionaal coördinerend MDL-arts bij screeningsorganisaties
  • Landelijke eisen, monitoring en evaluatie

Ter kwaliteitswaarborging zijn er dus:

  • Richtlijnen voor colonoscopie
  • Certificering
.....read more
Access: 
Public
Oefenmateriaal bij Vraagstukken Buik - Jaar 2 - Geneeskunde - UL

Oefenmateriaal bij Vraagstukken Buik - Jaar 2 - Geneeskunde - UL

Bevat mogelijke tentamenvragen bij het blok om te oefenen, gebaseerd op 2015-2016 met de relevante thema's bij het vak voor het collegejaar 2016/2017:


Oefentoets #1 (voorjaar 2014)

1. Bij een cystoscopie vanwege hematurie wordt een papillomateuze tumor van 2 cm doorsnede in de blaas gezien. Wat is hierna de volgende stap?

A) uitwendige bestraling van de blaas geven

B) blaasspoelingen 1x per week gedurende 12 weken met Mitomycine geven

C) een TURblaas uitvoeren

D) na metastase-onderzoek een cystectomie uitvoeren

 

2. Welke van de onderstaande factoren is geen oorzaak van chronische pancreatitis?

A) Alcoholgebruik

B) Auto-antilichamen

C) Cystic fibrosis

D) Choledocholithiasis

 

3. Een 18 jarige vrouw heeft een blanco voorgeschiedenis wat betreft urineweginfecties. Sinds kort is ze seksueel actief. Nu wordt ze gezien met een pyelonefritis. Welke bevinding is hierbij het meest onwaarschijnlijk?

A) Flankpijn en matige koorts

B) Leucocyten in het sediment

C) Hoge koorts met koude rillingen

D) Een positieve urinekweek met Proteus Mirabilis

 

4. Een patiënt is icterisch is door obstructie van de galafvloed. De echo laat nu op meerdere plaatsen in de lever uitgezette intrahepatische galwegen zien met kaliberwisselingen, maar de choledochus is niet verwijd en de galblaas bevat géén stenen. Welke aandoening heeft patiënt vermoedelijk?

A) Primaire scleroserende cholangitis (PSC)

B) Primair biliaire cirrose (PBC)

C) Syndroom van Gilbert

D) Galwegcarcinoom

 

De volgende 4 vragen gaan over dezelfde casus:

Een mevrouw einde 40, bezoekt de polikliniek Gynaecologie vanwege klachten van een dikker wordende buik op verwijzing van haar huisarts. Sinds een half jaar heeft patiënte geen menstruaties meer. Ze heeft geen gewichtsdaling bemerkt. De huisarts heeft patiënte onderzocht en constateert eenwat vast aanvoelende zwelling tot 3 vingers onder de navel.

5. Welke van de mogelijke diagnoses die de huisarts na het lichamelijk onderzoek voor ogen had, staat onderaan in zijn/haar differentiaal diagnose?

A) Ovariumtumor

B) Uterus myomatosus

C) Zwangerschap

 

6. Vervolgvraag: De huisarts verwijst patiënte naar de gynaecoloog. Wat is de volgende stap in de diagnostiek welke de gynaecoloog zal (laten) verrichten?

A) Echografisch onderzoek

B) CT scan

C) MRI scan

 

7. Vervolgvraag: Wanneer de conclusie van het aanvullend onderzoek uterus myomatosus is, om wat voor type myoom gaat het dan?

A) Intracavitair myoom

B) Intramuraal myoom

C) Submuceus myoom

D) Subsereus myoom

 

8. Vervolgvraag: Wanneer de conclusie van het aanvullend onderzoek multicysteuze ovariumtumor is, welk type tumor is dan niet erg waarschijnlijk?

A) Borderline tumor

B) Granulosa cel tumor

C) Mucineus cyste adenoom

D) Sereus cyste adenoom

 

De volgende 2 vragen gaan over dezelfde casus:

Bij een 26-jarige zwangere Aziatische asielzoekster die geen bijzondere klachten heeft, vindt u de volgende resultaten bij serologische tests:

  • HBsAg positief

  • anti-HBs negatief

  • anti-HBc (IgM) negatief

  • HBeAg positief

  • .....read more
Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2541
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Follow the author: Medicine Supporter