Samenvattingen en studiehulp voor Geneeskunde aan de Universiteit Leiden
- 2304 keer gelezen
Bevat mogelijke tentamenvragen bij het blok om te oefenen, gebaseerd op 2015-2016 met de relevante thema's bij het vak voor het collegejaar 2016/2017:
A) uitwendige bestraling van de blaas geven
B) blaasspoelingen 1x per week gedurende 12 weken met Mitomycine geven
C) een TURblaas uitvoeren
D) na metastase-onderzoek een cystectomie uitvoeren
A) Alcoholgebruik
B) Auto-antilichamen
C) Cystic fibrosis
D) Choledocholithiasis
A) Flankpijn en matige koorts
B) Leucocyten in het sediment
C) Hoge koorts met koude rillingen
D) Een positieve urinekweek met Proteus Mirabilis
A) Primaire scleroserende cholangitis (PSC)
B) Primair biliaire cirrose (PBC)
C) Syndroom van Gilbert
D) Galwegcarcinoom
De volgende 4 vragen gaan over dezelfde casus:
Een mevrouw einde 40, bezoekt de polikliniek Gynaecologie vanwege klachten van een dikker wordende buik op verwijzing van haar huisarts. Sinds een half jaar heeft patiënte geen menstruaties meer. Ze heeft geen gewichtsdaling bemerkt. De huisarts heeft patiënte onderzocht en constateert eenwat vast aanvoelende zwelling tot 3 vingers onder de navel.
A) Ovariumtumor
B) Uterus myomatosus
C) Zwangerschap
A) Echografisch onderzoek
B) CT scan
C) MRI scan
A) Intracavitair myoom
B) Intramuraal myoom
C) Submuceus myoom
D) Subsereus myoom
A) Borderline tumor
B) Granulosa cel tumor
C) Mucineus cyste adenoom
D) Sereus cyste adenoom
De volgende 2 vragen gaan over dezelfde casus:
Bij een 26-jarige zwangere Aziatische asielzoekster die geen bijzondere klachten heeft, vindt u de volgende resultaten bij serologische tests:
HBsAg positief
anti-HBs negatief
anti-HBc (IgM) negatief
HBeAg positief
anti HBe negatief
HBV-DNA positief.
A) acute hepatitis B
B) chronische hepatitis B, lage infectiviteit
C) chronische hepatitis B, hoge infectiviteit
A) Na de geboorte testen op hepatitis B en het kind daarna vaccineren indien het positief is
B) Sectio caesarea verrichten om besmetting tijdens de partus te voorkomen
C) Actief immuniseren
D) Actief en passief immuniseren
De volgende 2 vragen gaan over dezelfde casus:
Een mevrouw begin 30, komt op de SEH vanwege sinds 2 dagen bestaande wisselende buikpijn links onder in de buik. Ze heeft eenmaal gebraakt een uur geleden toen de pijn zeer hevig was.
A) Dreigende abortus
B) Extra uterine graviditeit
C) Salpingitis
D) Torsie linker adnex
A) Pseudo-poliepen worden vaak gezien als uiting van een genezingstendens bij colitis ulcerosa
B) Pseudo-poliepen bloeden frequent
C) Pseudo-poliepen komen voornamelijk voor bij pseudomembraneuze colitis
D) Pseudo-poliepen kunnen maligne ontaarden
A) leidt typisch tot bloed door de ontlasting
B) is meestal een gevolg van uitwendige hemorroïden
C) Is de meest voorkomende oorzaak van rectaal bloedverlies
D) kan betrouwbaar van bloedverlies van een carcinoom onderscheiden worden middels anamnese en rectaal toucher.
A) Hoge leeftijd
B) Verlies van rood bloed per anum
C) Aanwezigheid van meerdere ulcera bij endoscopie
D) Herhaald bloedbraken thuis
A) Amoxicilline
B) Ciprofloxacin
C) Nitrofurantoine
D) Trimetroprim
A) Calciumcarbonaat
B) Pantoprazol
C) Ranitidine
D) Sucralfaat
A) Vergrote pancreaskop met homogene structuur
B) Calcificaties
C) Pseudocysten
D) Verwijde ductus pancreaticus
A) Veel water drinken
B) Veel thee drinken
C) Zuivelbeperking
D) Geen zuivelbeperking
A) epididymitis
B) hydrocele
C) spermatocele
D) testistumor
A) Braken geeft verlichting van pijn bij pancreatitis
B) Bij diabetische gastroparese is vooral de maaglediging voor vloeistoffen verstoord
C) De belangrijkste oorzaak voor hyperkaliëmie bij braken is verlies van kalium met de maaginhoud
D) Geen van bovenstaande is juist
A) a. hepatica communis
B) a. mesenterica superior
C) a. diaphragmatica inferior
D) a. lienalis
A) Helicobacter pylori infectie
B) Caustische slokdarmetsing met loog
C) Candida oesofagitis
A) Kalium
B) Natrium
C) Calcium
D) Chloor
A) meconiumileus
B) strengileus
C) gegeneraliseerde peritonitis
D) colontumor
A) Bloedende divertikels zijn meestal gelokaliseerd in het linker colon
B) In patiënten met de ziekte van Marfan worden vaker divertikels gezien
C) De meeste patiënten met diverticulosis klagen over chronische buikpijn
D) Na een acute episode van diverticulosis is colectomie de aangewezen behandeling
1. C
2. D
3. D
4. A
5. C
6. A
7. D
8. B
9. C
10. D
11. C
12. A
13. C
14. A
15. B
16. B
17. A
18. A
19. A
20. D
21. D
22. B
23. B
24. C
25. B
Een zwelling in de buik kan meerdere oorzaken hebben:
De analyse van een patiënt met een zwelling in de buik bestaat uit:
Lichamelijk onderzoek van de buik bestaat uit:
Er zijn meerdere vormen van aanvullend onderzoek die gebruikt kunnen worden voor een zwelling in de buik:
Analyse van ascites kan bestaat uit paracentese:
Er kan gekeken worden naar de eiwitconcentratie of het leukocytenaantal:
De buikwand bestaat uit:
Er zijn 4 verschillende buikwandspieren:
De oesophagus (slokdarm) bestaat uit 2 spierlagen:
De oesophagus is als volgt gelokaliseerd:
Caudaal passeert de oesophagus de bifurcatie van de trachea en de arcus aortae. Vervolgens loopt hij tussen de wervelkolom en het hart. De aorta wurmt zich hiertussen en gaat samen met de oesophagus door het diafragma. Omdat de oesophagus vlak achter het linkeratrium van het hart zit, wordt hij gebruikt bij hart echoscopie.
De oesophagus heeft 3 vernauwingen:
Het diafragma is als volgt opgebouwd:
Er gaan 3 structuren door het diafragma heen:
De oesophagus heeft mechanismen om tegenstroom te voorkomen:
Er kunnen verschillende problemen van de oesophagus ontstaan:
De vascularisatie van de oesophagus
.....read moreDe galweg ontspringt in de lever en is 1 van de 3 structuren in het ligamentum hepatoduodenale:
De galwegen bestaan uit:
De bloedvoorziening van de lever en galwegen wordt gedaan door verschillende vaten:
De arteria cystica loopt naar de galblaas. De vena portae komt van de achterkant van de pancreas. De galweg zit aan de voorkant van het ligamentum hepatoduodenale. De arteria hepatica zit anterior superior van het ligamentum hepatoduodenale.
Bij cholecystectomie, een galblaasoperatie, moet er bovenin de leverhilus geprepareerd worden. De configuratie van structuren binnen de leverhilus kan per patiënt verschillen. Zo kan de arteria cystica, die de galblaas vasculariseert, verschillende routes hebben. Om deze reden moet de arts tijdens cholecystectomie goed opletten. Hierbij kan hij trucjes zoals de driehoek van Calot gebruiken. De driehoek van Calot bestaat uit 3 randen die gevormd worden door de:
Binnen deze driehoek hoort de arteria cystica te liggen.De driehoek van Calot kan per patiënt verschillen → soms is er geen ductus cysticus of is er een fibreuze connectie tussen de ductus cysticus en ductus hepaticus communis.
Bij laparoscopische cholecystectomie wordt de “critical view of safety” gebruikt als veiligheidscheck:
De structuren die de galblaas ingaan worden dus opengelegd.
Een endoscopische retrograde cholangio pancreaticografie (ERCP) werkt als volgt:
Bij een aorta aneurysma (AAA) wordt vaak van tevoren endovasculair een stent geplaatst. Zo’n stent is een soort tunnel van onder de nierarteriën. Er worden dan bloedvaten afgesloten die de darmen voorzien → een deel van de darmen loopt risico op het ontwikkelen van bloedingen:
Dit wordt veroorzaakt doordat de arteria mesenterica inferior wordt afgesloten. Deze vertakt namelijk op de plaats waar de stent wordt geplaatst. Dit wordt opgelost door de arteria marginalis die door de rand van de darmen loopt → als er een stent wordt geplaatst, necrotiseren de darmen niet. Zowel de arteria mesenterica inferior als de arteria mesenterica superior sluiten aan op de arteria marginalis.
De arteria mesenterica superior heeft veel takken:
Deze takken staan allemaal in verbinding met de arteria marginalis.
De arteria mesenterica inferior heeft veel takken:
Deze takken worden allemaal geblokkeerd bij verlies van de arteria mesenterica inferior, maar worden dus gecompenseerd door de arteria marginalis.
De overgang van het sigmoïd naar het rectum ligt bij S3 of bij de musculus taenia. Het eerste deel van het rectum is retroperitoneaal, het tweede deel subperitoneaal. De onderkant van het rectum wordt opgehangen aan de musculus levator ani, een soort trechter waar de bekkenbodem aan hecht. Vanaf hier worden de darmen het anale kanaal.
Er ontstaat 4-6x per dag een “mass movement” → een krachtige beweging van het gehele colon. Dit is het beste moment om naar het toilet te gaan. Dit wordt mogelijk gemaakt door:
Dit zijn allemaal longitudinale spieren en moeten bij toiletbezoek allemaal ontspannen zijn.
De linea pectinata is een gekartelde rand halverwege het anale kanaal → vormt de grens tussen de embryonale einddarm (endoderm) en de huid (ectoderm).Dit beïnvloedt de lymfeafvloed en bloedafvloed:
Enkele belangrijke weetjes over wateropname en diarree zijn:
Diarree kan op verschillende manieren worden beschreven:
Diarree kan ook gepaard gaan met:
Ontlasting bestaat uit:
Water is dus erg belangrijk voor de samenstelling van de ontlasting. Er worden in het spijsverteringskanaal veel stoffen toegevoegd en opgenomen uit de ontlasting:
Uiteindelijk blijft er dus 2 L vloeistof over in het proximale colon en komt er 100 mL in de feces terecht. Dit gebeurt door een osmotische gradiënt → Na+wordt samen met water opgenomen.
De osmotische gradiënt kan op verschillende manieren stijgen:
Het water beweegt dus met de osmotische gradiënt mee, die grotendeels wordt gevormd door de opname van natrium.
Er zijn grofweg 5 oorzaken van diarree:
Het “lifetime” risico voor darmkanker is 4-5%. Het is de derde meest voorkomende vorm van kanker bij zowel mannen als vrouwen. Er zijn gemiddeld 14.000 levende personen met darmkanker per jaar. De 5-jaarsoverleving van darmkanker is 60%. Vooral bij stadium IV darmkanker is de overleving slecht. 21% van de darmkankers wordt pas in stadium IV gevonden.
Het bevolkingsonderzoek (BVO) programma wordt samengesteld door het RIVM. Bij een bevolkingsonderzoek voor darmkanker gebeurt het volgende:
Door screening neemt de 5-jaarsoverleving toe tot 85%. De participatiegraad ligt voor de eerste ronde rond de 70% en is voor de tweede en derde ronde 75%.
Patiënten moeten voldoende geïnformeerd worden over BVO → er moet sprake zijn van “informed choice”. Om BVO voor darmkanker uit te voeren moet voldaan worden aan de “Wilson and Junger” criteria:
Bij de keuze voor een screeningsprogramma moet het volgende in acht gehouden worden:
90% van de darmkanker patiënten is ouder dan 75 jaar. Mensen tussen de 55-75 jaar worden elke 2 jaar uitgenodigd voor het bevolkingsonderzoek.Boven de 75 jaar is het netto-effect van het behandelen van darmkanker kleiner vanwege “competing risks”. Bovendien is de kans op complicaties bij oudere patiënten hoger.
Een bevolkingsonderzoek is eigenlijk een ongevraagd aanbod vanuit de overheid. Er wordt gestreefd naar maximale gezondheidswinst, maar het kan ook leiden tot ongerustheid. De kwaliteit van bevolkingsonderzoek en aansluitende zorg moet daarom uniform en hoog zijn:
Ter kwaliteitswaarborging zijn er dus:
Bevat mogelijke tentamenvragen bij het blok om te oefenen, gebaseerd op 2015-2016 met de relevante thema's bij het vak voor het collegejaar 2016/2017:
A) uitwendige bestraling van de blaas geven
B) blaasspoelingen 1x per week gedurende 12 weken met Mitomycine geven
C) een TURblaas uitvoeren
D) na metastase-onderzoek een cystectomie uitvoeren
A) Alcoholgebruik
B) Auto-antilichamen
C) Cystic fibrosis
D) Choledocholithiasis
A) Flankpijn en matige koorts
B) Leucocyten in het sediment
C) Hoge koorts met koude rillingen
D) Een positieve urinekweek met Proteus Mirabilis
A) Primaire scleroserende cholangitis (PSC)
B) Primair biliaire cirrose (PBC)
C) Syndroom van Gilbert
D) Galwegcarcinoom
De volgende 4 vragen gaan over dezelfde casus:
Een mevrouw einde 40, bezoekt de polikliniek Gynaecologie vanwege klachten van een dikker wordende buik op verwijzing van haar huisarts. Sinds een half jaar heeft patiënte geen menstruaties meer. Ze heeft geen gewichtsdaling bemerkt. De huisarts heeft patiënte onderzocht en constateert eenwat vast aanvoelende zwelling tot 3 vingers onder de navel.
A) Ovariumtumor
B) Uterus myomatosus
C) Zwangerschap
A) Echografisch onderzoek
B) CT scan
C) MRI scan
A) Intracavitair myoom
B) Intramuraal myoom
C) Submuceus myoom
D) Subsereus myoom
A) Borderline tumor
B) Granulosa cel tumor
C) Mucineus cyste adenoom
D) Sereus cyste adenoom
De volgende 2 vragen gaan over dezelfde casus:
Bij een 26-jarige zwangere Aziatische asielzoekster die geen bijzondere klachten heeft, vindt u de volgende resultaten bij serologische tests:
HBsAg positief
anti-HBs negatief
anti-HBc (IgM) negatief
HBeAg positief
anti HBe negatief
HBV-DNA positief.
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution