Rechtsgeschiedenis - RUG B1 - Oefententamen VI

Gekoppeld aan het boek Hoofdstukken uit de Europese Codificatiegeschiedenis van Lokin & Zwalve.


Vragen

Vraag 1

Het neerleggen van een regel van gewoonterecht kan makkelijk zijn als het bestaan van de regel ooit bewezen moet worden. Waarom is dit alsnog geen sluitend bewijs?

Vraag 2

In Nederland werd in 1992 een nieuw Burgerlijk Wetboek ingevoerd. De overheid wilde iedere burger hier een exemplaar van cadeau doen, zodat men daadwerkelijk de wet kende en kon naslaan. Dit moest de rechtszekerheid dienen. Met hetzelfde doel werd in 450 voor Christus een codificatie neergelegd op twaalf stenen tafelen en op het Forum openbaar gemaakt. Is deze vorm van kennisgeving voldoende om de rechtszekerheid voor burgers te bewerkstelligen? Motiveer uw antwoord.

Vraag 3

Wat was volgens de Romeinse jurist het verschil tussen het ius naturale (natuurrecht) en ius gentium (het recht der volken)?

Vraag 4

De zaak over Oades speelde zich af in het Amerikaanse stadje San Bernardino. De burgers van San Bernardino hadden grote verwachtingen van de codificatie, de Civil Code, die in Californië was ingevoerd. In welke verwachting werden zij teleurgesteld, zoals blijkt uit de zaak Oades.

Vraag 5

In het boek Inleidinghe tot de Hollandsche Rechts-Geleerdheid van Hugo de Groot legt uit waarom in Holland niet alleen Nederlands recht van kracht is, maar ook oud Romeins recht. Welke reden geeft hij voor het opnieuw in gebruik nemen van Romeins recht in Holland en de overige gewesten

Vraag 6

De Romeinse praetor speelde een belangrijke rechtsvormde rol in het Romeinse recht. Dankzij hem bleef het recht in ontwikkeling. Hoe hield de praetor het Romeins recht actueel?

Vraag 7

Frankrijk was opgedeeld in twee verschillende gebieden voor wat betreft rechtsbronnen bij de invoering van codificatie van het privaatrecht. Welke twee gebieden waren dat?

Vraag 8

Aan het begin van de Romeinse keizertijd trok de keizer langzamerhand alle wetgevende macht naar zich toe. Op welke manier probeerde hij daarnaast meer greep te krijgen op Romeinse juristen.

Vraag 9

  1. Het Allgemeines Landrecht für die Preussischen Staaten (ALR) moest in 1794 de bestaande rechtsbron vervangen. Welke rechtsbron was dit?

  2. Noem een overeenkomst en verschil tussen het ALR en het ABGB van Oostenrijk uit 1811.

Vraag 10

  1. Waarom procedeerden burgers in de Middeleeuwen vaak liever voor een kerkelijke rechtbank dan voor een wereldlijke?

  2. De bestudering van het Corpus Iuris Civilis in Bologna na 1100 heeft geresulteerd in vele glossen. In deze hoeveelheid glossen heeft Accursius met zijn Glossa Ordinaria ordening aangebracht in de dertiende eeuw. Zijn glosse kent een eerdere tegenhanger in het canonieke recht die gemaakt was door Johannes Teutonicus. Over welk onder deel van het Corpus Iuris Canonici heeft Teutnoicus zijn standaardglosse geschreven?

Vraag 11

Waarom werd de Noord Nederlandse opstand tegen Filips II – die uiteindelijk tot het Placaet van Verlatinghe in 1581 heeft geleid – ook wel een conservatieve revolutie genoemd?

Vraag 12

De Hoge Raad van Holland, Zeeland en West-Friesland zette het wettelijke verbod op verzekeringen – van in dit geval kolen – tegen ‘denkbeeldige winst’ opzij op grond van het gewoonterecht. Hierbij greep het terug op een Digestentekst van Julianus. Op welke manier verklaarde Julianus dat een wettelijke regel door gewoonterecht opzij gezet kon worden?

Vraag 13

In 1872 zei Rijkskanselier Otto von Bismarck in zijn ‘Kulturkampf’ tegen de katholieken het volgende: “Naar Canossa gaan we niet, noch lijfelijk noch in de geest”. Op welke historische strijd doelde hij hiermee?

Vraag 14

Waarom kan de Europese rechter minder makkelijk volstaan met het toepassen van de grammaticale interpretatiemethode dan een Engelse rechter?

Vraag 15

Waarom liet Frederik I Barbarossa – Keizer van het Heilige Roomse Rijk – zijn wetten in de middeleeuwse uitgaven van de Justiniaanse Codex opnemen?

Vraag 16

Franse rechters in de parlementen (rechtbanken) konden voor de tijd van de codificatie zogeheten ‘arrêts de règlement’ uitvorderen? Wat wordt hiermee bedoeld?

Vraag 17

Waarom noemde Jeremy Bentham de Common Law hondenrecht en was hij van mening dat het recht moest worden gecodificeerd?

Vraag 18

Hitler wilde het Volksgesetzbuch invoeren in de plaats van het Bürgerliches Gesetzbuch (BGB) dat in 1900 ingevoerd was. Het Volksgesetzbuch was bedoeld om het privaatrecht nationaalsocialistisch te maken. Waarom bleek de invoering van het Volksgesetzbuch toch niet nodig, omdat het nationaalsocialistisch gedachtegoed alsnog in het BGB doordrong?

Vraag 19

Waarom heeft de receptie van het Romeins recht niets te maken met de grenzen van het Romeinse Rijk?

Vraag 20

Men hield tot voor kort vol dat het vonnis van de Engelse rechter niet rechtscheppend, maar declaratoir is? Wat wordt er bedoeld met een declaratoir vonnis?

Vraag 21

De drang naar codificatie is karakteristiek voor de Verlichting. In deze tijd was ook het natuurrecht populair. Waarom is het wat vreemd dat de vraag naar codificatie juist van natuurrechtelijke juristen kwam?

Vraag 22

  1. Welke omissie in het EVRM verhindert uniforme interpretatie van het verdrag, dat wel gewaarborgd is in de Europese Unie?

  2. Wat het doel van de oprichting van de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal (EGKS) in 1952, waaruit later de Europese Unie is voorgekomen?

Antwoordindicatie

Vraag 1

Hoofdstuk IV; ‘Renovatio imperii’

Gewoonte wordt gewoonterecht als het 1) langdurig wordt gebruikt en 2) men gelooft dat iedereen zich ernaar hoort te gedragen. Hoewel het neerleggen van een regel een indicatie van beide factoren kan zijn, ontleent de regel er geen autoriteit aan. Tenzij het uiteraard wordt neergelegd in wetgeving, maar dan is het niet meer te classificeren als gewoonterecht.

Vraag 2

Hoofdstuk III; ‘Patriciërs en plebejers’

Nee, deze vorm van kennisgeving is onvoldoende om de rechtszekerheid voor de burgers te bewerkstelligen. De uitleg van de wettekst is belangrijker dan de tekst zelf. De interpretatie van de wet bleef in de handen van de patriciërs die hun interpretatie niet openbaar maakten. De plebs voelden zich daarom nog altijd machteloos.

Vraag 3

Hoofdstuk II; ‘Ius gentium en ius naturale’

Het ius gentium is puur feitelijk, terwijl het ius naturale een sterk morele lading heeft. Het ius gentium is het recht dat iedereen hanteert en het ius naturale het recht dat de rede biedt. Het verschil verloor praktische betekenis na de codificatie van keizer Justinianus.

Vraag 4

San Bernadino wordt voornamelijk bevolkt door mormonen. Zij pleiten voor het legaliseren van polygamie. Uit de zaak Oades blijkt dat de Oades onmogelijk vervolgd kan worden, gezien de omstandigheden. Dit ten ongunste van de rest van de bevolking; zij zijn mede dankzij de codificatie strafbaar wanneer zij bigamie begaan.

Vraag 5

Hoofdstuk II; ‘Hugo de Groot en het natuurrecht’

Hugo de Groot stelt dat als er in een land – zoals Nederland – geen recht is over een bepaald onderwerp, rechters graag teruggrijpen op ratio. Deze ratio kan gevonden worden in het Romeins recht, dat gevormd is op grond van reden, wijsheid en billijkheid. Hierdoor werd Romeins recht door langdurig gebruik gewoonterecht. Kort gezegd was het de wijsheid en billijkheid van het Romeins recht.

Vraag 6

Hoofdstuk III; ‘Ius civile en ius praetorium’

De praetor vormde het ius praetorium; het Edict en zijn toepassing. Het praetorische recht was enkel voor één jaar van kracht en diende het civiele recht te ondersteunen, aan te vullen of te verbeteren. Het feit dat het slechts voor korte duur was hield het recht actueel. Het was afgestemd op die specifieke tijd met de maatschappelijke situatie van het moment.

Vraag 7

Hoofdstuk V; ‘De koning als keizer in zijn koninkrijk’

Er was verschil tussen het noorden en het zuiden. Het noordelijke deel hanteerde het gewoonterecht en het zuidelijke deel het Romeins recht. De Franse koningen waren niet gesteld op het Romeinse recht en beweerden daarom dat het gold in het zuiden op grond van gewoonte, niet vanwege de autoriteiten die het hadden uitgevaardigd. Daarnaast probeerden ze de invloed van het recht terug te dienen. Zo verbood koning Philippe Auguste in 1219 het doceren van Romeins recht aan het Panthéon Sorbonne in Parijs, toen een pauselijke universiteit.

Vraag 8

Hoofdstuk III; ‘Keizerrecht en juristenrecht’

Keizer Augustus en zijn opvolgers gaven enkel vergunningen uit om publiekelijk te spreken aan juristen die hem gezind waren. Enkel deze juristen mochten op zijn gezag adviseren en deze adviezen waren bindend voor de rechters. Deze bindende kracht steunde daarmee de kracht van de keizer. Eerst golden de adviezen alleen voor de specifieke zaak waarin de rechter moest beslissen, maar al snel kregen ze algemene gelding.

Vraag 9

  1. Hoofdstuk VI; ‘Het allgemene landrecht für die preussischen staaten (ALR)’

Het moest het Romeinse recht vervangen dat subsidiaire rechtskracht had in de Duitse landen. Het ALR bleef tevens subsidiair, aangezien de inheemse wetten zouden blijven gelden.

  1. Hoofdstuk VI; ‘Het allgemein bürgerliche gesetzbuch’

Een belangrijk verschil tussen het ALR en het ABGB is dat het ALR een encyclopedische codificatie was, waarmee bedoeld werd dat het ALR burgerlijk, straf- en publiekrecht bestreek. Het ABHB was een deelcodificatie en enkel gericht op privaatrecht. Een ander verschil is dat het ALR een subsidiaire rechtsbron was, maar het ABGB een exclusieve codificatie. Een derde verschil is dat het ABGB nog altijd van kracht is, maar het ALR niet.

Een overeenkomst is dat beide wetboeken op het natuurrecht gebaseerd zijn.

Vraag 10

  1. Hoofdstuk IV; ‘Canoniek recht’

De kerkelijke rechtbank had een veel aantrekkelijker procesrecht. Daarnaast was het canonieke recht veel minder strikt, aangezien het getemperd werd door de billijkheid.

  1. Hoofdstuk IV; ‘Het Romeinse recht en zijn glossatoren’

Over het Decretum; het boek van Gratianus. Het Decretum heeft nooit het gezag van een codificatie gehad, maar werd wel de kern van het Corpus Iuris Canonici.

Vraag 11

Hoofdstuk VII; ‘De Republiek der Verenigde Nederlanden’

De Bourgondische gewesten voelden zich bedreigd door de centralisatie die hen de autonomie zou afnemen. Ze zagen hun costumen en privileges verdwijnen. De belastingen gingen omhoog en de burgers van de gewesten leden onder de aanwezigheid van de Spaanse troepen. Daarnaast werd er hard tegen ketterij opgetreden. Men verlangde aldus terug naar de goede oude tijd.

Vraag 12

Hoofdstuk IV; ‘Het Romeinse recht en zijn glossatoren’

Julianus stelt dat aangezien wetten gemaakt worden door de volksvertegenwoordiging, het volk de wetten ook kan terugdraaien. Dit kan door een uitdrukkelijke wilsverklaring, maar ook door een stilzwijgende wilsverklaring, die zich uit door middel van het gewoonterecht.

Vraag 13

Hoofdstuk VI; ‘Rooms keizer en rooms recht’

Bismarck verwijst naar de knieval van keizer Hendrik IV in het Italiaanse plaatsje Canossa in 1077. Hendrik had drie dagen lang geknield in de sneeuw, gekleed in een boetekleed, voor de poort van de stad, totdat Paus Gregorius VII de banvloek van hem verlost had. Bismarck verwijst kort gezegd naar de machtsstrijd tussen de Paus en de wereldlijke machten.

Vraag 14

Hoofdstuk IX; ‘’Common law’ en statutory law’’

Continentale juristen zijn geneigd aan te nemen dat een woord een grammaticale én een aparte juridische duiding heeft. Engelsen hebben deze neiging niet; zij kennen objectieve betekenissen toe. Daarnaast is de teleologische interpretatie impopulair in Engeland. Simpelweg gezegd kent Engeland een restrictievere interpretatie.

Vraag 15

Hoofdstuk VI; ‘Rooms keizer en rooms recht’

Om de continuïteit van het keizerschap te benadrukken en ter ondersteuning van zijn aanspraken als wereldheerser.

Vraag 16

Hoofdstuk V; ‘De parlementen (gerechtshoven)’

Arrêts de règlement waren rechterlijke uitspraken van algemene gelding voor de burgers binnen de jurisdictie van de rechtbank die ze uitspraken. Het was een vorm van verkapte wetgeving. De arresten hebben grote invloed gehad op de rechtsontwikkeling van het ancien régime. Het was daarnaast een belangrijk machtsmiddel en leidde tot een machtsstrijd die het hevigst was ten tijde van Louis XIV.

Vraag 17

Hoofdstuk X; ‘Common law’ en equity na 1876’

De creatie van de common law door de koninklijke rechters vergelijkt Jeremy Bentham met de manier waarop een hond gedragsregels leert. Eerst wachten tot het beest iets doet wat niet gerespecteerd wordt en dan wordt het vervolgens bestraft. Bij de common law vinden de rechters eerst het recht, wat betekent dat de justitiabele niet weet waar hij aan toe is tot de rechter tot zijn uitspraak gekomen is. Dit is hetzelfde als de situatie met de hond: elk moment kan de hond bestraft worden voor de overtreding van een regel die niet aan zijn kennis is gekomen, het is immers niet in een wetboek te vinden wat de rechten en plichten zijn. Hij is dus totaal overgeleverd aan de rechters, die pas lang nadat een bepaalde handeling verricht is rechtsgevolgen aan allerlei uitspraken verbinden, die hij op het tijdstip van de handeling zelf niet kon kennen. Om deze reden heeft Jeremy Bentham een oplossing gevonden, namelijk het codificeren van het formele en materiële recht.

Vraag 18

Hoofdstuk VI; ‘Codificatie en ideologie’

De rechters legden de paragrafen uit op een nationaalsocialistische manier. Er veranderde geen woord, maar alleen de interpretatie was anders. Dit betrof zowel vage bepalingen als vrij duidelijke bepalingen. Denk hierbij aan termen als goede trouw en redelijkheid en billijkheid. Daarnaast werd jodendom bijvoorbeeld een “gewichtige grond” voor ontslag op staande voet. Echter, in sommige gevallen leende het BGB zich niet voor een andere interpretatie en moest er een aparte wet worden gevormd. Zo werd er een huwelijkswet en een wet op testamenten ingevoerd met een nationaalsocialistische lading.

Vraag 19

Hoofdstuk IV; ‘Canoniek recht’

De verspreiding van het Romeins recht kwam door het canoniek recht. Het Romeins recht was enkel in Italië een officiële rechtsbron, maar doordat canonieke juristen het Romeins recht als subsidiair hanteerden en elke christen geregeerd werd door het canoniek recht, verspreidde het zich over het Europese continent. Hierdoor waren het canonieke en het Romeinse recht de gehele middeleeuwen met elkaar verbonden. Het heeft dus niets met de grenzen te maken, omdat het christendom zich verspreidde buiten de grenzen van het Romeinse Rijk.

Vraag 20

Hoofdstuk IX; ‘Stare decisis’

Een declaratoir vonnis is een uitspraak die niet rechtsvormend, maar rechtsvindend is. Het is simpelweg een verklaring dat het recht zo is, zonder hiermee nieuw recht te scheppen. In het geval van het common law systeem van Engeland is dit een juridische fictie, wat men recent ook toegegeven heeft.

Vraag 21

Hoofdstuk II; ‘Natuurrecht en codificatiestreven’

Het natuurrecht kent de veronderstelling dat er naast en boven het door mensen gestelde recht ook een ideaal recht bestaat. Men komt tot dit recht door een rationele deductie. Het recht bestaat onafhankelijk van de mens. Hierdoor zou men kunnen stellen dat wetboeken niet nodig zijn. Men hoeft alleen rede te gebruiken om tot een rechtsregel te komen. Toch vonden natuurrechtjuristen codificatie van belang. Zo zal niet alles zichzelf door rede wijzen. Denk bijvoorbeeld aan bepaalde procesrechtelijke regels. Daarnaast geloofden ze in het legaliteitsbeginsel voor het strafrecht; iemand kan enkel veroordeeld worden voor een strafbaar feit als de handeling ook daadwerkelijk wettelijk strafbaar was ten tijde van het plegen daarvan. Dit beginsel vereist dus codificatie van het strafrecht. Tot slot was het makkelijk als men een wetboek open kon slaan, in plaats van het moeilijke proces van beredenering te doorlopen.

Vraag 22

  1. Hoofdstuk X; ‘De raad van Europa, het EVRM en het EHRM’

De mogelijkheid tot het stellen van een prejudiciële vraag ontbreekt in het EVRM. De lagere rechters hebben de mogelijkheid en de hoogste rechters zijn verplicht een vraag te stellen aan het Europees Hof van Justitie van de Europese Unie als ze een vraag hebben over Europees recht. Het Hof van Justitie beantwoordt dan de vraag over Europees recht, op grond waarvan de nationale rechter de nationale beslissing kan maken. Het EVRM kent deze procedure niet. Als een rechter een vraag heeft over het EVRM, dan kan hij alleen kijken naar de jurisprudentie van het EHRM, maar hij heeft geen formele mogelijkheid om vragen te stellen. Dit kan tot verschillende interpretaties van het EVRM leiden, die het EHRM pas kan uniformeren als iemand toevallig een zaak over dat onderwerp aan het EHRM voorlegt.

  1. Hoofdstuk X; ‘De Europese Unie, het Gemeenschapsrecht en het Europese Hof van Justitie’

Het herstel van de Duitse staat in 1949 maakte het onmogelijk om Duitsland ondergeschikt te houden. Het in stand houden van de Ruhr-autoriteit werd steeds lastiger en er was spanning tussen Duitsland en de buurlanden, met name Frankrijk. Men wilde deze spanning wegnemen, want het geeft mogelijkheid tot een nieuwe oorlog. Met name de Duitse kolen- en staalindustrie was een pijnlijk punt, aangezien hiermee wapens gevormd kunnen worden en dit een sterke economische kracht was toen ter tijd. Frankrijk kwam daarom met het idee om de kolen en staal aan de zelfstandige Duitse beschikkingsmacht te ontnemen en een supranationaal orgaan op te richten. Dit leidde bij Jean Monnet uiteindelijk tot het idee voor de EGKS. Een andere reden voor het samenvoegen was een al langer gewenste Europese samenwerking, met verdere integratie in het verschiet. De EGKS was in eerste instantie een Frans-Duits initiatief, maar de Benelux en Italië besloten zich ook aan te sluiten.

Access: 
Public

Image

This content is also used in .....

Oefententamens Rechtsgeschiedenis - RUG - Recht - B1

Rechtsgeschiedenis - RUG B1 - Oefententamen I

Rechtsgeschiedenis - RUG B1 - Oefententamen I

Gekoppeld aan het boek Hoofdstukken uit de Europese Codificatiegeschiedenis van Lokin & Zwalve.


Vragen

Vraag 1

Voor het bewijzen van het bestaan van een regel van gewoonterecht kan de optekening van een regel van gewoonterecht behulpzaam zijn. Het optekenen van de regel geldt alleen geen sluitend bewijs op. Motiveer uw antwoord waarom dit geen sluitend bewijs oplevert?

Vraag 2

De overheid had het plan om iedere burger een exemplaar van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, die in 1992 werd ingevoerd, gratis als cadeau te geven. Door dit plan wou de overheid bereiken dat elke burger vanaf toen wist wat de wet inhield en waar ze aan toe waren, om de rechtszekerheid te bewerkstelligen. De Romeinse comitia, de volksvergadering, heeft met ditzelfde doel in 450 v. C. een codificatie uitgevaardigd en om die reden is de inhoud van de wet op twaalf tafelen op het Forum opgesteld en opgeschreven. Is er voldoende rechtszekerheid voor de burger door deze kennisgeving van de inhoud van de wet? Geef bij het beantwoorden van de vraag een gemotiveerd antwoord.

Vraag 3

In de Romeinse tijd was er het natuurrecht (ius naturale) en het recht der volkeren (ius gentium). Waarin bestond volgens de Romeinse juristen het onderscheid tussen deze soorten recht?

Vraag 4

Hugo de Groot legt in zijn studieboek Inleidinghe tot de Hollandsche Rechts-Geleerdheid uit hoe het mogelijk is dat in Holland niet alleen Nederlands recht wat van inheemse oorsprong is, maar dat ook het recht van de vreemde origine, zoals bijvoorbeeld het Romeinse recht van toepassing is. Waarom is het volgens Hugo de Groot dat het Roemeins recht in Holland en de overige gewesten opnieuw in gebruik is genomen?

Vraag 5

In Nederland is het verboden dat de rechter de wet toetst aan de Grondwet. In de Verenigde Staten heeft de rechter wel de bevoegdheid om de wet aan de Grondwet te toetsen. De reden voor een toetsingsbevoegdheid is dat de democratie de grondslag is van de rechtsstaat. Waarom past het in een democratisch bestel eigenlijk niet om wetten te toetsen aan de Grondwet?

Vraag 6

In de Middeleeuwen procedeerden burgers liever voor de kerkelijke rechtbank dan voor de wereldlijke rechtbank. Wat was de reden hiervoor? Motiveer uw antwoord bij het beantwoorden van de vraag.

Vraag 7

De opstand van de Noordelijke Nederlanden tegen de landsheer Philips II, die leidde tot zijn afzetting bij het Placeat van Verlatinghe, werd een conservatieve revolutie genoemd. Waarom werd dit een conservatieve revolutie genoemd?

Vraag 8

Wat wordt bedoeld met een authentieke interpretatie?

Vraag 9

Voor de codificatie konden de Franse parlementen onder het Franse recht de arrêts de règlement wijzen. Geef gemotiveerd aan wat hiermee bedoeld wordt.

Vraag 10

Het Romeinsrecht is in Nederland formeel afgeschaft. Bij welke gelegenheid is dit voor het eerst formeel afgeschaft?

Vraag 11

Geef beredeneerd aan waarom.....read more

Access: 
Public
Rechtsgeschiedenis - RUG B1 - Oefententamen II

Rechtsgeschiedenis - RUG B1 - Oefententamen II

Gekoppeld aan het boek Hoofdstukken uit de Europese Codificatiegeschiedenis van Lokin & Zwalve.


Vragen

Vraag 1

Door twee kenmerken werd de feodaliteit bepaald. Eén van die kenmerken voor de feodaliteit is een persoonlijk kenmerk. Waarin is het persoonlijk kenmerk gelegen?

Vraag 2

Door twee kenmerken werd de feodaliteit bepaald. Naast het persoonlijk kenmerk wordt de feodaliteit bepaald door een zakelijk kenmerk. Waarin is het zakelijk kenmerk gelegen?

Vraag 3

Theodor Mommsen heeft in zijn testament geschreven dat hij na het ontstaan van het Duitse keizerrijk en na de oorlog van 1870 zich volledig op de wetenschap had gestort en zijn politieke ambities had opgegeven. In 1870 werd er oorlog gevoerd, wie voerde oorlog tegen wie?

Vraag 4

Een oude Eedgenootschap wordt ook wel aangeduid als een bondsstaat. Wat is een bondsstaat?

Vraag 5

Het oude Zwitserse Eedgenootschap was geen bondsstaat en zelfs geen statenbond. Wat is een statenbond?

Vraag 6

Ons recht kent het ‘référé législatif’ niet, dit is een taak die bij de rechter berust. Wat wordt bedoeld met het référé législatif’?

Vraag 7

De oudste Romeinse wetgeving van de Romeinen kan als codificatie worden gekwalificeerd. Waarom zou u dit een codificatie kunnen noemen?

Vraag 8

De Spaanse minister van justitie, Manuel Alonso Martinez, stelde in de zogeheten Fundamentele wet (‘Ley de Bases’) in het Spaanse burgerlijk wetboek een zogenaamde salvatorische clausule op. Wat betekende dit?

Vraag 9

Naast het Spaans burgerlijk wetboek was er nog een wetboek die eveneens een salvatorische clausule kende. Welk wetboek was dit?

Vraag 10

Hendrik II, de Engelse koning, heeft meerdere maatregelen genomen die de verandering van het recht diepgaand beïnvloed heeft. Noem tenminste één maatregel.

Vraag 11

De literator Rousseau, een geboren burger van Genéve, hield zich bezig met de vraag hoe een individu gebonden kon zijn aan een wet (met behoud van zijn natuurlijke vrijheid), waarvan de inhoud niet correspondeerde met zijn individuele wil. Wat was het uitgangspunt van Rousseau betreft de vraag waarom de minderheid gebonden kon zijn aan de wil van de meerderheid?

Vraag 12

In de Middeleeuwen maakte Irnerius gebruik van glossen. Wat zijn glossen?

Vraag 13

Wat voor werk verrichtten glossatoren?

Vraag 14

De rechter maakt gebruik van verscheidene interpretatiemethoden, waaronder de teleologische interpretatiemethode. Leg uit wat deze interpretatiemethode inhoudt.

Vraag 15

De grondslag van het conflict tussen keizer en paus is gelegen in de kerstnacht van het jaar 800 toen Karel de Grote zijn keizerstitel heeft verkregen. Verklaar dit.

Vraag 16

In Duitsland heeft de beoefening van het natuurrecht zicht tot het Vernunftrecht ontwikkelt. Wat wordt er bedoeld met het Vernunftrecht?

Vraag 17

Cornelis van Bijnkershoek, de President van de Hoge Raad van Holland en Zeeland, gaf blijk van een afkeer van de toenmalige natuurrechtelijke denkwijze. Waarom was Cornelis van Bijnkershoek het niet eens met de natuurrechtelijke denkwijze?

Vraag 18.....read more

Access: 
Public
Rechtsgeschiedenis - RUG B1 - Oefententamen III

Rechtsgeschiedenis - RUG B1 - Oefententamen III

Gekoppeld aan het boek Hoofdstukken uit de Europese Codificatiegeschiedenis van Lokin & Zwalve.


Vragen

Vraag 1

Vroeger maakten de Romeinen ook het onderscheid tussen ongeschreven recht en geschreven recht. Er is behoefte aan optekening van het recht, waaruit vloeit deze behoefte?

Vraag 2

Rome had al in 450 voor Chr. een wetgeving die alle kenmerken van een codificatie vertoond. Hoe werd deze eerste geschreven wetgeving genoemd.

Vraag 3

Na de revolutie stond er in Frankrijk een rivaal van de Heilige Roomse keizer op. Welke rivaal was dit?

Vraag 4

Ieder van de consuls had het volle imperium. Wat is imperium?

Vraag 5

In Italië begon de behoefte aan internationaal privaatrecht te ontstaan. Waarom ontstond deze behoefte juist in Italië?

Vraag 6

Wie was de grondlegger van het internationaal privaatrecht?

Vraag 7

‘De schimmel van de Gallische kritiek tastte niet alleen de randen van de geglosseerde manuscripten aan, maar vrat zich een weg naar de tekst zelf’. Tegen wie of tegen welke school was deze kritiek bedoeld?

Vraag 8

‘De schimmel van de Gallische kritiek tastte niet alleen de randen van de geglosseerde manuscripten aan, maar vrat zich een weg naar de tekst zelf’. Wat hield de inhoud in van de kritiek?

Vraag 9

Er waren meerdere vertegenwoordigers van de mos gallicus. Wie was voornamelijk de vertegenwoordiger van de mos gallicus?

Vraag 10

Tegenover de ‘Begriffsjurisprudenz’ stond de ‘Interessenjurisprudenz’. Wat werd verstaan onder de interessenjurisprudenz?

Vraag 11

Wie was een geleerde van de Interessenjurisprudenz?

Vraag 12

De Interessenjurisprudenz was gericht tegen een bepaalde stroming. Welke stroming was dit?

Vraag 13

Na zijn erkenning als soevereine republiek in 1648 heeft Nederland in één keer zijn staatsrechtelijke onafhankelijkheid verloren. Wanneer heeft Nederland zijn staatsrechtelijke onafhankelijkheid verloren?

Vraag 14

De grootvorst van Moskou, Ivan III, nam de toorts van het Oost-Romeinse keizerschap over. Ivan III mat zichzelf de titel aan van tsaar. Waar is tsaar een verbastering van?

Vraag 15

Is de rechtbank van Assen gebonden aan een beslissing van de Hoge Raad?

Vraag 16

Welke rechtsbron gold in Drenthe in het jaartal 1810 voor het privaatrecht?

Vraag 17

Welke rechtsbron gold in Groningen in het jaartal 1835 voor het privaatrecht?

Vraag 18

De Oxford English Dictionary is een onmisbaar instrument voor de Engelse rechter. Waarom is dit een onmisbaar instrument?

Vraag 19

Koning Hendrik II van Engeland maakte op ruime schaal gebruik van rondreizende rechters, de zogeheten ‘justices in eyre’, die overal in zijn koninkrijk namens hem bevoegd waren recht te spreken, zij het in een beperkt aantal zaken. Welk doel beoogde Koning Hendrik II met deze rondreizende rechters te bereiken?

Vraag 20

Sommige wetboeken hebben een subsidiaire gelding. Wat betekent het als een wetboek subsidiaire gelding heeft?

Vraag 21

De Europese gemeenschap heeft een belangrijkste wetgevende orgaan. Welk orgaan is dit?

Vraag 22

Aan wie kan.....read more

Access: 
Public
Rechtsgeschiedenis - RUG B1 - Oefententamen IV

Rechtsgeschiedenis - RUG B1 - Oefententamen IV

Gekoppeld aan het boek Hoofdstukken uit de Europese Codificatiegeschiedenis van Lokin & Zwalve.


Vragen

Vraag 1

Voor een codificatie worden drie kenmerken wezenlijk geacht, als er één ontbreekt dan is er geen sprake van een codificatie. Welke drie kenmerken heeft een codificatie?

Vraag 2

Waarom voelden de plebejers zich rechteloos en teleurgesteld na de uitvaardiging van de Wet der twaalf tafelen?

Vraag 3

Men kan volhouden dat de wet volledig, onuitputtelijk is en dat de wet altijd spreekt. Wat betekent de zinspreuk lex semper loquitur? (De wet spreekt altijd).

Vraag 4

Er zijn verscheidene interpretatiemethoden. Wat is de authentieke interpretatie?

Vraag 5

Het Corpus Iuris Canonici (het corpus van het canonieke recht) bestaat uit vijf rechtsboeken. Welke twee van de vijf rechtsboeken zijn te beschouwen als een codificatie?

Vraag 6

Wie was de eerste koning van Nederland?

Vraag 7

Heeft de praetor een wetgevende bevoegdheid gehad?

Vraag 8

Als zich er een geval voordoet waardoor de Zwitserse rechter geen onmiddellijke oplossing vindt in de wet, hoe moet de Zwitserse rechter hier dan mee omgaan?

Vraag 9

Heeft de Hoge Raad in Nederland een wetgevende bevoegdheid?

Vraag 10

Hadden de parlementen (de gerechtshoven) in Frankrijk een wetgevende bevoegdheid?

Vraag 11

Feodaliteit was voornamelijk in de middeleeuwen erg populair. Wat wordt er verstaan onder het beneficium?

Vraag 12

Waarom is in Nederland al het recht rechtersrecht?

Vraag 13

Wat is de mos italicus?

Vraag 14

Op den duur komt er een methode tegenover de mos italicus te staan. Welke methode is dit?

Vraag 15

Welke verschillen bestaan er tussen het Allgemeines Landrecht für die Preussischen Staaten (ALR) en het Allgemeines Bürgerliches Gesetzbuch (ABGB)?

Vraag 16

Wat bedoelde Montesquieu met het feit dat hij de rechter beschouwde als de mond van de wet, de ‘bouche de la loi’?

Vraag 17

Welk uitgangspunt koos Jeremy Bentham voor zijn codificaties?

Vraag 18

Wat werd beoogd met het zogeheten ‘Placaet van Verlatinghe’?

Vraag 19

Op welk moment werd Karel de Grote gekroond tot keizer?

Vraag 20

Stel als Karel de Grote wist wat er ging gebeuren bij zijn kroning, waarom was hij dan nooit gekomen naar de kerk?

Vraag 21

Bij het toepassen van een wet door de rechter wordt verschil gemaakt tussen ‘interpretation’ en ‘construction’. Wat is het verschil?

Vraag 22

Waartoe dienden koninklijke ‘writs’ en wat waren deze koninklijke ‘writs’ van oorsprong?

Vraag 23

Toepassing van het Europees recht is aan een bepaalde rechter voorbehouden. Welke rechter is dit?

Antwoordindicatie

Vraag 1

De drie kenmerken voor een codificatie zijn:

  1. Er is een overheid, die gezag uitoefent over haar onderdanen;
  2. Het recht is op schrift gesteld;
  3. De volledigheid van dat recht, die bewerkstelligd wordt door het machtswoord van de overheid, dat aan dat recht een
  4. .....read more
Access: 
Public
Rechtsgeschiedenis - RUG B1 - Oefententamen V

Rechtsgeschiedenis - RUG B1 - Oefententamen V

Gekoppeld aan het boek Hoofdstukken uit de Europese Codificatiegeschiedenis van Lokin & Zwalve.


Vragen

Vraag 1

  1. Leg uit waarom Suarez – de ontwerper van het Pruisische Landrecht (ALR) – naast het Landrecht ook een soort uittreksel voor de burger vormde (een Volkscodex).

  2. Leg uit waarom deze Volkscodex geen succes was.

Vraag 2

Wie kreeg soevereiniteit over de provincie Gelderland nadat koning Filips II van Spanje afgezworen was met het Placaet van Verlatinghe in 1581?

Vraag 3

  1. Wat betekent lex semper loquitur (de wet spreekt altijd)?

  2. Leg uit waarom dit beginsel in Engeland niet opgaat.

Vraag 4

Hoe is de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden te kwalificeren?:

  1. Als een democratie, een oligarchie of een monarchie.

  2. Als een statenbond of als een bondsstaat.

Vraag 5

Wanneer men tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen in beroep gaat, dan gaat men naar het Hof Leeuwarden. Het Hof is de appelrechter.

  1. Is de rechtbank Groningen gebonden aan de arresten van het Hof Leeuwarden?

  2. Is de rechtbank Groningen gebonden aan de arresten van de Hoge Raad?

Vraag 6

Art. 120 Nederlandse Grondwet: “De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen.

Waarom past dit artikel goed in de leer van de Trias Politica?

Vraag 7

Waarom zijn de volgende ontwerpen van een codificatie nooit wet geworden dan wel ‘mislukt’?

  1. Het ontwerp Nicolaï

  2. Het ontwerp Von Cocceji

  3. Het eerste ontwerp Cambacérès

Vraag 8

Wat is een salvatorische clausule?

Vraag 9

  1. Hoe heten de wetgevingsdocumenten met rechtstreekse werking van de Europese Unie?

  2. Motiveer of en, zo ja, waarom de eenwording en harmonisatie van het Europees privaatrecht ingrijpend worden beïnvloed door wetgeving beschreven onder a.

Vraag 10

De juridische grondslag voor de unificatie van het privaatrecht in Zwitserland werd in 1848 in de Zwitserse Grondwet neergelegd. Wat was de belangrijkste reden voor het vormen van een Zwitserse codificatie?

Vraag 11

  1. Het Oost-Romeinse Rijk werd geregeerd door Keizer Justinianus die zetel hield in Constantinopel. Ondanks dat er in Constantinopel Grieks werd gesproken, is de wetgeving van Justinianus voornamelijk in Latijn. Welke reden had hij hiervoor?

  2. Welk deel was juist voornamelijk in het Grieks geschreven?

Vraag 12

In de westerse traditie bestaat – naast het Engelse recht – enkel één ander rechtsstelsel dat twee geldende rechtsbronnen kent die naast elkaar functioneren. Welk rechtsstelsel is dat?

Vraag 13

Het Corpus Iuris Canonici bestond uit vijf rechtsboeken. Welke twee daarvan vormen een codificatie?

Vraag 14

‘Het doel van het recht is vrede, het middel daartoe is strijd tussen verschillende belangen’.

  1. Welke Duitse jurist schreef deze

  2. .....read more
Access: 
Public
Rechtsgeschiedenis - RUG B1 - Oefententamen VI

Rechtsgeschiedenis - RUG B1 - Oefententamen VI

Gekoppeld aan het boek Hoofdstukken uit de Europese Codificatiegeschiedenis van Lokin & Zwalve.


Vragen

Vraag 1

Het neerleggen van een regel van gewoonterecht kan makkelijk zijn als het bestaan van de regel ooit bewezen moet worden. Waarom is dit alsnog geen sluitend bewijs?

Vraag 2

In Nederland werd in 1992 een nieuw Burgerlijk Wetboek ingevoerd. De overheid wilde iedere burger hier een exemplaar van cadeau doen, zodat men daadwerkelijk de wet kende en kon naslaan. Dit moest de rechtszekerheid dienen. Met hetzelfde doel werd in 450 voor Christus een codificatie neergelegd op twaalf stenen tafelen en op het Forum openbaar gemaakt. Is deze vorm van kennisgeving voldoende om de rechtszekerheid voor burgers te bewerkstelligen? Motiveer uw antwoord.

Vraag 3

Wat was volgens de Romeinse jurist het verschil tussen het ius naturale (natuurrecht) en ius gentium (het recht der volken)?

Vraag 4

De zaak over Oades speelde zich af in het Amerikaanse stadje San Bernardino. De burgers van San Bernardino hadden grote verwachtingen van de codificatie, de Civil Code, die in Californië was ingevoerd. In welke verwachting werden zij teleurgesteld, zoals blijkt uit de zaak Oades.

Vraag 5

In het boek Inleidinghe tot de Hollandsche Rechts-Geleerdheid van Hugo de Groot legt uit waarom in Holland niet alleen Nederlands recht van kracht is, maar ook oud Romeins recht. Welke reden geeft hij voor het opnieuw in gebruik nemen van Romeins recht in Holland en de overige gewesten

Vraag 6

De Romeinse praetor speelde een belangrijke rechtsvormde rol in het Romeinse recht. Dankzij hem bleef het recht in ontwikkeling. Hoe hield de praetor het Romeins recht actueel?

Vraag 7

Frankrijk was opgedeeld in twee verschillende gebieden voor wat betreft rechtsbronnen bij de invoering van codificatie van het privaatrecht. Welke twee gebieden waren dat?

Vraag 8

Aan het begin van de Romeinse keizertijd trok de keizer langzamerhand alle wetgevende macht naar zich toe. Op welke manier probeerde hij daarnaast meer greep te krijgen op Romeinse juristen.

Vraag 9

  1. Het Allgemeines Landrecht für die Preussischen Staaten (ALR) moest in 1794 de bestaande rechtsbron vervangen. Welke rechtsbron was dit?

  2. Noem een overeenkomst en verschil tussen het ALR en het ABGB van Oostenrijk uit 1811.

Vraag 10

  1. Waarom procedeerden burgers in de Middeleeuwen vaak liever voor een kerkelijke rechtbank dan voor een wereldlijke?

  2. De bestudering van het Corpus Iuris Civilis in Bologna na 1100 heeft geresulteerd in vele glossen. In deze hoeveelheid glossen heeft Accursius met zijn Glossa Ordinaria ordening aangebracht in de dertiende eeuw. Zijn glosse kent een eerdere tegenhanger in het canonieke recht die gemaakt was door Johannes Teutonicus. Over welk onder deel van het Corpus Iuris Canonici heeft Teutnoicus zijn standaardglosse geschreven?

Vraag 11

Waarom werd de Noord Nederlandse opstand tegen Filips II – die uiteindelijk.....read more

Access: 
Public
Rechtsgeschiedenis: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Rechtsgeschiedenis: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Image

In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Rechtsgeschiedenis voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Recht & Bestuur in Nederland: leren, studeren en kennis delen- startpagina

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
oneworld magazine
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Institutions and organizations
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2302