Interuniversitaire VoortgangsToets Geneeskunde (iVTG), deel 3


Deel A: oefenvragen bij voortgangstoets februari 2016

Algemeen

  1. Welke van de volgende typen bias wordt door randomisatie tegengegaan?

A. Confounding by indication

B. Differentiële misclassificatie

C. Exception bias

C. Recall bias

 

  1. Bij geneesmiddelenonderzoek onderscheidt men een aantal fasen. Met een fase III studie duidt men aan:

A. Een postmarketing surveillance study bij patiënten

B. Een randomized controlled trial (RCT) bij patiënten

C. Een studie bij patiënten om de juiste dosering vast te stellen.

D. Een studie bij vrijwilligers.

 

Genetica

  1. Bij de cellulaire veroudering treden veranderingen op in de lengte van DNA-sequenties. Deze sequenties zijn gelegen in:

A. Telomeren van chromosomen

B. Centromeren van chromosomen

D. Repeat sequenties over het totale chromosoom

 

  1. Cystic Fibrosis (CF) is een autosomaal recessief erfelijke ziekte. Een man (met fenotypisch gezonde ouders) vraagt de arts wat zijn kans is om drager te zijn van CF, gegeven het feit dat zijn broer de ziekte heeft en hij niet. Deze kans bedraagt:

A. 1 op 2

B. 1 op 3

C. 1 op 4

D. 2 op 3

 

  1. Het meest bekende bloedgroepsysteem is het AB0-systeem. Hoeveel verschillende genoytpen zijn het mogelijk in dit systeem? Dat zijn er:

A. 3

B. 4

C. 5

D. 6

 

  1. Vroeg in de ontwikkeling van een vrouwelijk embryo wordt een van de X-chromosomen geïnactiveerd. Dit geïnactiveerde X-chromosoom is in het karyogram zichtbaar als een:

A. Barrlichaampje

B. Polyploïdie

C. Translocatie

 

  1. Bij personen met testiculaire feminisatie is het karyotype:

A. 45 X0

B. 46 XX

C. 46 XY

D. 47 XYY

 

Interne geneeskunde

  1. Een patiënt heeft sinds 6 weken diarree met bloedbijmenging. Een van de volgende condities is de meest waarschijnlijke oorzaak van de diarree. Dat is:

A. Colitis ulcerosa

B. Lactose intolerantie

C. Laxantiamisbruik

 

  1. Een 52-jarige man, 35 “pack-years” en een onbehandelde hypertensie, klaagt over aanvallen van kortademigheid bij inspanning. Om te differentiëren tussen een longziekte en hartfalen besluit de arts een bloedbepaling te laten verrichten. Het beste onderscheid wordt gemaakt door bepaling van:

A. Arteriële zuurstofspanning

B. Brain natriuretic peptide

C. Kreatinine

D. Troponinen

 

  1. Bij een bepaald type atrioventriculaire geleidingsstoornis wordt iedere P-top gevolgd door een QRS-complex. De PQ-tijd bedraagt hierbij echter, bij normaal frequentie, meer dan 0,20 seconde. Dit type blok is een:

A. Eerstegraads AV geleidingsstoornis

B. Type 1 tweedegraads geleidingsstoornis

C. Type 2 tweedegraads geleidingsstoornis

D. Derdegraads AV geleidingsstoornis

 

  1. Boezemfibrilleren is een:

A. Regelmatige supraventriculaire tachycardie

B. Onregelmatige supraventriculaire tachycardie

C. Regelmatige ventriculaire tachycardie

D. Sick-sinus syndrome

 

  1. De symptomen van myasthenia gravis worden veroorzaakt door een verstoorde signaaloverdracht tussen neuronen en spieren als gevolg van beschadiging van acetylcholinereceptoren door specifieke autoantilichamen. Waarom vertonen pasgeboren kinderen van moeders met myasthenia gravis tijdelijk symptomen van deze ziekte?

A. Acetylcholinereceptoren komen bij de partus in de bloedcirculatie van het kind

B. De auto-immuun reactie van de moeder stimuleert ook het immuunsysteem van het kind

C. IgG-antilichamen tegen acetylcholinereceptoren kunnen de placenta passeren

D. Immuuncomplexen met acetylcholinereceptoren komen bij de partus in het bloed van het kind terecht.

 

  1. De meerderheid van de coloncarcinomen ontstaat uit:

A. Adenomateuze poliepen

B. Bloedende hemorroïden

C. Diverticulitis

D. Ulcera bij de ziekte van Crohn

 

  1. Pepsine en trypsine zijn enzymen die een rol spelen bij de spijsvertering. Voor deze enzymen geldt:

A. Beide splitsen polysacchariden

B. Beide splitsen eiwitten

C. Pepsine splitst polysacchariden, trypsine splitst eiwitten

D. Trypsine splitst polysacchariden, pepsine splitst eiwitten

 

  1. Een man komt op het spreekuur met dikke benen en gewichtstoename. De urine bevat veel eiwit. Welk van onderstaande gegevens geeft de meeste ondersteuning aan de diagnose nefrotisch syndroom?

A. Hematurie

B. Hypertensie

C. Hypercholesterolemie

D. Nierfunctieverlies

E. Leeftijd <50 jaar.

 

  1. Bij een therapeutische pericardpunctie wordt een laag van het sereuze pericard doorboord om toegang te krijgen tot de pericardholte. Dat is de:

A. Pariëtale laag

B. Viscerale laag

 

  1. Bij welk van onderstaande vormen van anemie is behandeling met humaan erytropoiëtine het meest geïndiceerd?

A. Anemie bij chronisch bloedverlies

B. Anemie bij chronisch nierfalen

C. Anemie bij hemodilutie na vochttoediening

D. Aplastische anemie

 

Gynaecologie en obstetrie

  1. Het baringskanaal wordt ingedeeld aan de hand van de vlakken van Hodge. Wanneer het achterhoofd (of hoofd in kruinligging) een van deze vlakken gepasseerd is, dan is de grootste omvang van het hoofd door de bekkeningang heen. Dit vlak is:

A. Hodge 1

B. Hodge 2

C. Hodge 3

D. Hodge 4

 

  1. Progesteronproductie is essentieel voor het in stand houden van een zwangerschap. De structuur die rond 12 weken na de conceptie voor deze progesteronproductie zorgt is:

A. De placenta

B. Het corpus luteum

 

Neurologie

  1. Van welke zenuwen wordt de functie onderzocht bij het testen van de corneareflex?

A. Nervus trigeminus en nervus facialis

B. Nervus trigeminus en nervus oculomotorius

C. Nervus trigeminus en nervus ophtalmicus

D. Nervus trigeminus en nervus opticus

 

  1. Welke neurologische aandoening is geassocieerd met neuritis optica?

A. Epilepsie

B. Multipele sclerose

C. Tumor cerebri

D. Ziekte van Parkinson

 

  1. Een man van 25 jaar, rechtshandig, heeft gisteren een aangezichtsverlamming rechts gekregen waarbij zijn mondhoek hangt en zijn oog niet dichtgeknepen kan worden. Welk symptoom is het meest waarschijnlijk eveneens aanwezig?

A. Afasie

B. Dubbelzien

C. Gehoorverandering

 

  1. De huisarts doet lichamelijk onderzoek bij een patiënt met het lumbosacraal radiculair syndroom. Bij welke bevinding dient de huisarts met spoed te verwijzen naar het ziekenhuis voor nadere diagnostiek? Dit is bij:

A. Links-rechts verschil in kniepeesreflex

B. Positieve proef van Lasegue

C. Positieve proef van Romberg

D. Rijbroekanesthesie

 

  1. Een 85-jarige man heeft loopproblemen. Uit het neurologisch onderzoek van de positiezin en bewegingszin van de tenen komt een gestoorde propriocepsis naar voren. Om de propriocepsis verder te testen wilt u de proef volgens Romberg verrichten. U vraagt de patiënt de voeten naast elkaar te zetten. Wat is nu de eerstvolgende instructie aan de patiënt om de proef volgens Romberg juist te verrichten?

A. Buig uw knieën

B. Buig uw nek

C. Houd uw armen in de lucht

D. Sluit uw ogen

 

Dermatologie

  1. Een vrouw van 35 heeft in het gelaat gelokaliseerde huidafwijkingen met name op en rond de neus. Zij klaagt over een branderig gevoel en een verergering van de klachten bij het drinken van een glaasje wijn. Bij welke aandoening past deze anamnese het beste?

A. Chronische discoïde lupus erythematodes

B. Rosacea

C. Seborroïsch eczeem

D. Systemische lupus erythematodes

 

Oogheelkunde

  1. Onderzoek met fluoresceïne wordt in de oogheelkunde gebruikt om epitheelbeschadiging aan te tonen van de:

A. Conjunctiva

B. Cornea

C. Oogleden

D. Retina

 

  1. Een babyhandje grijpt per ongeluk in het oog van de moeder. De moeder heeft meteen pijn en gevoel dat er iets in het oog zit. Ze heeft moeite om haar oog open te houden en traant veel. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?

A. Aanval van acuut glaucoom

B. Contusio bulbi

C. Erosio cornae

D. Perforatio bulbi

 

Chirurgie

  1. Een 56-jarige vrouw wordt op de spoedeisende hulp gezien in verband met sinds 1 dag bestaande koliekaanvallen in de rechter bovenbuik, verminderde eetlust en icterus. De meest waarschijnlijke diagnose is:

A. Acute pancreatitis

B. Galsteen in de ductus choledochus

C. Pancreaskopcarcinoom.

 

  1. Een 27-jarige automobiliste is met hoge snelheid tegen een betonnen muur gereden. De arts constateert diepe shock met insufficiëntie van circulatie en een lage zuurstofsaturatie van het bloed. Bij percussie is de linker hemi-thorax hypersonoor. Dit beeld past het beste bij:

A. Massieve hematothorax

B. Spanningspneumothorax

 

  1. Wat doet men als eerste bij verdenking op een spanningspneumothorax?

A. Intubeert de patiënt endotracheaal

B. Plaatst een dikke infuusnaald in de 2e intercostaalruimte

C. Plaatst een thoraxdrain in de 5e intercostaalruimte

D. Vraagt met spoed een thoraxfoto aan

 

Huisartsgeneeskunde

  1. De meest voorkomende verwekker van een cystitis (blaasontsteking) in de huisartsenpraktijk is:

A. Escherichia coli

B. Proteus mirabilis

C. Trichomonas vaginalis

D. Klebsiella species

 

Psychiatrie

  1. Zowel bij een psychose als bij een obsessief compulsieve stoornis kunnen mensen ideeën hebben die niet in overeenstemming zijn met de realiteit. Een patiënt geeft aan dat hij deze ideeën niet als wezensvreemd (egodystoon) ervaart, maar als passend binnen zijn belevingswereld (egosyntoon). Welke van de twee aandoeningen is bij deze patiënt het meest waarschijnlijk?

A. Een obsessief compulsieve stoornis

B. Een psychose

 

Antwoorden deel A

  1. Antwoord A

Bouter L. e.a., Epidemiologisch onderzoek: opzet en interpretatie, 2005, 5e herz. dr., Blz. 153-154.

Randomiseren is het verdelen van de deelnemers aan een bepaald onderzoek in de verschillende onderzoeksgroepen. Dit gebeurt op een onwillekeurige manier, bijvoorbeeld aan de hand van een computerprogramma. Zo kan een deelnemer terecht komen in de groep waarin een placebo wordt toegediend, of juist in de groep waarin een nieuw geneesmiddel wordt getest. Randomisatie voorkomt dat deelnemende patiënten een bepaalde behandeling krijgen toegewezen waarop zij bij voorbaat een hogere kans hebben om goed op te reageren (confounding by indication), hetgeen de resultaten van het onderzoek ongeldig zou maken.

 

  1. Antwoord B

Haynes R. e.a., Clinical epidemiology: how to do clinical practice research (3e ed. 2006) Blz. 180-183.

Een fase I studie wordt uitgevoerd op gezonde vrijwilligers nadat studies op dieren zijn uitgevoerd om de veiligheid te testen. In een fase II studie wordt de juiste dosering vastgesteld. In een fase III studie wordt een geneesmiddel met andere bestaande middelen of placebo vergeleken, veelal in de vorm van een RCT. Een fase IV studie wordt uitgevoerd nadat een geneesmiddel is goedgekeurd om op de markt te komen, om de veiligheid te monitoren.

 

  1. Antwoord A

Alberts B., Essential cell biology, 2009/2010, 3e ed., Blz. 210 en 722.

Telomeren zijn de repetitieve DNA sequenties aan het uiteinde van chromosomen. Tijdens de celdeling gaat er genetisch materiaal verloren omdat de enzymen in het DNA replicatie-systeem niet in staat zijn om het laatste gedeelte van de DNA-streng te repliceren (synthese van Okazaki fragmenten vereist immers een RNA primer die “voor” de te repliceren sequenties van de lagging strand moet liggen). Dus hoe hoger het aantal celdelingen, hoe korter de telomeren.

 

  1. Antwoord D

Leschot N. e.a. (red.), Klinische genetica in de praktijk, 1998, 1e dr., Blz. 107-109.

Het is altijd handig om hierbij een tabelletje te maken. Omdat CF een recessieve aandoening is, en de broer van de man de ziekte heeft, moeten beide ouders drager zijn van het defecte gen. Uit de tekst van de casus blijkt dat de man fenotypisch gezond is, hij heeft dus drie mogelijke genotypen: CFv/Nm, Nv/CFm en Nv/Nm. De kans dat hij drager van het CF gen is, bedraagt dus 2 op 3.

Moeder

 

Vader

CFm

 

Nm

 

CFv

CFv/CFm

CFv/Nm

Nv

Nv/CFm

Nv/Nm

CF is de abnormale variant van het gen, N is de normale variant.

 

  1. Antwoord D

Turnpenny P. e.a., Emery's elements of medical genetics, 2005, 12e ed., Blz. 199.

De AB0 bloedgroep wordt overerft via beide ouders. De bloedgroep wordt bepaald door één gen waarvan 3 allelen bestaan: I, IA en IB. IA en IB zijn co-dominant. Tevens zijn IA en IB dominant over I. Alleen mensen met genotype II hebben dan ook bloedgroep 0. Mogelijke genotypen zijn dus: II (groep 0), IIA (groep A), IAIA (groep A), IAIB (groep AB), IIB (groep B) en IBIB (groep B). Onderstaand tabel laat de overerving in het AB0-bloedgroepsysteem zien.

Blood type

 

O

A

B

 

Genotype

ii (OO)

IAi (AO)

IAIA(AA)

IBi (BO)

IBIB(BB)

O

ii (OO)

O

OO OO OO OO

O or A

AO OO AO OO

A

AO AO AO AO

O or B

BO OO BO OO

B

BO BO BO BO

A

IAi (AO)

O or A

AO AO OO OO

O or A

AA AO AO OO

A

AA AA AO AO

O, A, B or AB

AB AO BO OO

B or AB

AB AB BO BO

IAIA(AA)

A

AO AO AO AO

A

AA AO AA AO

A

AA AA AA AA

A or AB

AB AO AB AO

AB

AB AB AB AB

B

IBi (BO)

O or B

BO BO OO OO

O, A, B or AB

AB BO AO OO

A or AB

AB AB AO AO

O or B

BB BO BO OO

B

BB BB BO BO

IBIB(BB)

B

BO BO BO BO

B or AB

AB BO AB BO

AB

AB AB AB AB

B

BB BO BB BO

B

BB BB BB BB

AB

IAIB(AB)

A or B

AO AO BO BO

A, B or AB

AA AO AB BO

A or AB

AA AA AB AB

A, B or AB

AB AO BB BO

B or AB

AB AB BB BB

  1. Antwoord A

Turnpenny P. e.a., Emery's elements of medical genetics, 2011/2012, 14e ed., Blz. 104.

Het DNA in het geïnactiveerde X-chromosoom is gecondenseerder dan het DNA in het actieve X-chromosoom zodat genen niet tot expressie kunnen komen. Dit densere DNA is zichtbaar als het Barrlichaampje in het karyogram. Polyploïdie is de aanwezigheid van meer dan twee gepaarde (homologe) chromosomen, bijvoorbeeld in het syndroom van Down waarbij drie kopieën van chromosoom 21 aanwezig zijn. Translocatie duidt op de uitwisseling van chromosoomfragmenten tussen twee verschillende chromosomen.

 

  1. Antwoord C

Heineman M. e.a., Obstetrie en gynaecologie: de voortplanting van de mens, 2007, 6e herz. dr., Blz. 599.

Testiculaire feminisatie wordt ook wel androgeenongevoeligheidssyndroom genoemd. Personen met deze aandoening hebben een mannelijk karyotype (46, XY). Door een genetische mutatie is er echter sprake van ongevoeligheid voor androgenen (testosteron) waardoor de mannelijke geslachtskenmerken zich niet ontwikkelen. De uiterlijke kenmerken zijn vrouwelijk. 46 XX is het normale vrouwelijke karyotype. 45 X0 is het karyotype van het syndroom van Turner. 47 XYY is een zeldzaam karyotype waar een normaal mannelijk fenotype bij past.

 

  1. Antwoord A

Kasper D., Harrison's principles of internal medicine, 2005, 16e ed., Blz. 228-229.

Colitis ulcerosa is een inflammatoire darmziekte. Door ontsteking van de mucosa van het colon kunnen de volgende symptomen zich voordoen: diarree met bloedbijmenging, buikpijn, vermoeidheid en koorts. Lactose intolerantie geeft andere symptomen: opgeblazen gevoel, krampen, flatulentie, diarree zonder bloedbijmenging, misselijkheid. Bij laxantiemisbruik kan er sprake zijn van diarree, echter zonder bloedbijmenging.

 

  1. Antwoord B

Kumar P. e.a., Kumar & Clark, Clinical Medicine, 2005, 6e ed., Blz. 789.

Troponinen worden bepaald wanneer verdenking bestaat op een myocard infarct, hetgeen hier niet het geval is gezien de symptomen. Troponine C, troponine I en troponine T zijn eiwitten die een complex vormen in dwarsgestreepte spiercellen en betrokken zijn bij spiercontractie. Het myocard is een vorm van dwarsgestreepte spier. Wanneer ischemie in het myocard optreedt, komen troponinen vrij uit de ischemische myocardcellen in de circulatie. Een stijging in de troponinenwaarden in het bloed kan daarom op een myocardinfarct duiden. Troponine T en troponine I zijn het meest specifiek voor myocardinfarct. Kreatinine geeft een beeld van de nierfunctie. De arteriële zuurstofspanning wordt bepaald door arterieel bloed te onderzoeken. Hiermee kan de gasuitwisseling ter hoogte van de alveoli beoordeeld worden. Het beste onderscheid wordt gemaakt door het brain natriuretic peptide (BNP) te bepalen. BNP is een eiwit dat in de cardiomyocyten van de ventrikels wordt gesynthetiseerd en vrijkomt in respons op excessief rekken, zoals bij hartfalen wanneer het volume in de ventrikel toeneemt. NT-proBNP is een precursor van BNP en kan evenals BNP gebruikt worden om hartfalen te diagnosticeren. Hiervoor gelden echter andere referentiewaarden dan voor BNP.

 

  1. Antwoord A

Fauci A., Harrison's principles of internal medicine, 2008, 17e ed., Blz. 1420-1421.

In de eerstegraads AV geleidingsstoornis wordt elke P-top nog gevolgd door een QRS-complex, de PQ-tijd is echter verlengd vanwege vertraagde geleiding door de AV-knoop. De tweedegraads AV geleidingsstoornis wordt onderverdeeld in twee typen: Mobitz I en Mobitz II. In Mobitz I vindt na elke hartslag geleidelijke verlenging van de PQ-tijd plaats tot het moment dat een QRS-complex wegvalt, waarna de cyclus opnieuw begint. In Mobitz II is er sprake van at random wegvallen van het QRS-complex, zonder verlenging van de PQ-tijd. De derdegraads AV geleidingstoornis is een totaal blok. Dit wil zeggen dat geen enkel impuls vanuit de sinusknoop via de AV-knoop nog naar de ventrikels wordt geleid. Op het ECG is er complete temporele dissociatie tussen de P-toppen en de QRS-complexen. Een escape rhythm vanuit een pacemaker site in de ventrikels zorgt voor ventriculaire depolarisatie onafhankelijk van de impulsen van de sinusknoop.

 

  1. Antwoord B

Jongh de T. e.a., Diagnostiek van alledaagse klachten: bouwstenen voor rationeel probleemoplossen (2e herz. dr. 2005) Blz. 344-345.

Fibrilleren is de snelle, onregelmatige en ongesynchroniseerde contractie van het myocard. Boezemfibrilleren (ofwel atriumfibrilleren) is dus een supraventriculaire arrythmie waarbij depolarisatie van de atria onafhankelijk van het vuringsritme van de sinusknoop plaatsvindt. Impulsen worden onregelmatig en te snel vanuit naar de atria naar de ventrikels geleid. Er is dus ook sprake van een tachycardie. Het sick-sinus syndroom is een aandoening van sinusknoop zelf waarbij vooral bradycardieën optreden.

 

  1. Antwoord C

Parham P., The immune system (3e ed. 2009), Blz. 268, 415.

Myasthenia gravis is een ziekte van de neuromusculaire overgang. Patiënten maken autoantilichamen aan van het IgG type gericht tegen de postsynaptische acetylcholinereceptoren, waardoor het excitatoire effect van de neurotransmitter acetylcholine postjunctioneel niet doorgegeven kan worden aan de spier. Klachten hierbij zijn: spierzwakte, vermoeidheid. In veel gevallen uit de ziekte zich als eerste in de oogspieren (ptosis). Kenmerkend voor IgG antilichamen is dat zij in staat zijn om de placenta te passeren. De circulerende maternale IgG autoantilichamen kunnen dus in de foetale circulatie terechtkomen, waardoor het pasgeboren kind tijdelijk symptomen kan hebben van myasthenia gravis. Maternale antilichamen verdwijnen uiteindelijk uit de circulatie van het kind, hiermee verdwijnen ook de symptomen van de ziekte.

 

  1. Antwoord A

Kumar V. e.a., Robbins basic pathology, 2007, 8e ed., Blz. 619.

Colo(rectale) carcinomen ontstaan uit pathofysiologisch complexe processen. Vaak is er sprake van progressie van een premaligne laesie (zoals een adenomateuze poliep) naar een invasief carcinoom door genetische mutaties. In de hereditaire aandoening Familial Adenomatous Polyposis (FAP) is er sprake van een mutatie in het APC-gen. Dragers van dit defecte gen hebben bijna 100% kans op het ontwikkelen van een colorectaal carcinoom. In het Hereditary Non-Polyposis Colon Cancer (HNPCC) syndroom is er sprake van een defect in mismatch repair genen.

Colorectale poliepen worden onderverdeeld in hypertrofische en neoplastische poliepen. Hypertrofische poliepen bestaan uit gedifferentieerde cellen die slechts zeer zelden (eigenlijk nooit) maligne ontaarden. Neoplastische poliepen bestaan uit cellen die hun normale differentiatie hebben verloren. Deze cellen kunnen benigne of maligne zijn. In dat laatste geval zal men niet meer van een poliep spreken, maar van een carcinoom. De meeste benigne neoplastische colorectale poliepen zijn adenomateus. Dit betekent dat zij uit epitheliale cellen van glandulaire aard bestaan. Adenomateuze poliepen kunnen tubulair, villeus, tubulovilleus of sessiel zijn.

Hemorroïden zijn afwijkende veneuze vaatstructuren, deze kunnen niet maligne ontaarden. Divertikels zijn uitstulpingen van de darmwand, deze kunnen ontsteken (diverticulitis) maar niet maligne ontaarden. Patiënten met inflammatoire darmziekten zoals Crohn of colitis ulcerosa hebben een verhoogde kans op colorectaal carcinoom. De meeste colorectale carcinomen ontstaan echter door progressie van een adenomateuze poliep naar een invasief carcinoom.

 

  1. Antwoord B

Berg J. e.a., Biochemistry, 2012, 7e ed., Blz. 303.

Pepsine wordt gesynthetiseerd in de maag en breekt eiwitten af. Trypsine wordt als de precursor trypsinogeen in de pancreas gesynthetiseerd en in het duodenum geactiveerd tot trypsine door enteropeptidase. Evenals pepsine splitst het eiwitten.

 

  1. Antwoord C

Jong de P. e.a., Klinische nefrologie (4e herz. dr. 2005), 2005, 4e herz. dr., Blz. 218.

Het nefrotisch syndroom is de klinische manifestatie van schade aan de glomeruli. Het kan primair optreden bij een specifieke nierziekte, of secundair bij een systemische aandoening met betrokkenheid van de nieren. Primaire oorzaken van het nefrotisch syndroom zijn minimal-change nefropathie, focale glomerulosclerose, membraneuze nefropathie. Secundaire oorzaken zijn diabetes mellitus, SLE, pre-eclampsie, virale infecties (hep. B, hep. C, HIV). De kenmerken van het nefrotisch syndroom zijn:

  • proteïnurie (>3,5g per 24u) door toegenomen permeabiliteit van de glomeruli voor eiwitten

  • oedeem, met name in de benen maar ook in het gelaat

  • hypoalbuminemie

  • hyperlipidemie: door eiwitverlies via de nieren gaat de lever actief eiwitten synthetiseren, inclusief lipoproteïnen, waardoor het plasma cholesterol kan stijgen.

 

16. Antwoord A

Moore K. e.a., Clinically oriented anatomy, 2010, 6e ed., Blz. 128.

De viscerale laag bedekt het hart zelf, als deze aangeprikt wordt is men de pericardholte al voorbij.

 

  1. Antwoord B

CVZ College voor Zorgverzekeringen, Farmacotherapeutisch Kompas 2010, Blz. 300.

Erytropoiëtine stimuleert de hematopoiëse. Het wordt gesynthetiseerd in de nieren en kan in geval van nierfalen onvoldoende worden aangemaakt.

 

  1. Antwoord A

Heineman M. e.a., Obstetrie en gynaecologie: de voortplanting van de mens, 2007, 6e herz. dr., Blz. 312.

De vlakken van Hodge geven de mate van indaling in het baringskanaal weer. De vlakken van Hodge zijn vier evenwijdige denkbeeldige vlakken. H1 loopt van de bovenrand van de symfysis pubis tot het promontorium van het sacrum en komt overeen met de bekkeningang. H2 loop evenwijdig langs de onderrand van de symfysis pubis. H3 loopt door de spinae ischiadicae en H4 door het uiteinde van het os coccygis. Wanneer de grootste omvang van het hoofd H3 gepasseerd is, zal het bekken geen baringsbelemmering meer vormen.

 

  1. Antwoord A

Heineman M. e.a., Obstetrie en gynaecologie: de voortplanting van de mens, 6e herz.dr. 2007, 2e opl. 2008, Blz. 257.

Het corpus luteum zorgt voor progesteronproductie tot ongeveer 10 weken na de conceptie. Hierna wordt het overgenomen door de placenta.

 

  1. Antwoord B

Hijdra A. e.a., Neurologie, 2010, 4e herz. dr., Blz. 67, 68.

De nervus trigeminus (n. V) is een gemengde sensorische en motorische hersenzenuw. De trigeminus verzorgt de sensibele innervatie van het gezicht en de motorische innervatie van de kauwspieren. De trigeminus heeft drie vertakkingen:

  • V1: nervus ophtalmicus (sensorisch): aftakkingen hiervan verzorgen de sensibele innervatie van cornea, corpus ciliare en iris

  • V2: nervus maxillaris (sensorisch): sensorische innervatie van wangen, cavum nasi, palatum, bovenlip

  • V3: nervus mandibularis (sensorisch en motorisch): motorische innervatie van kauwspieren, onder andere de musculus masseter en sensorische innervatie van kin, onderlip, kaak.

De nervus oculomotorius (n. III) is een motorische hersenzenuw die de oogspieren aanstuurt. De oculomotorius innerveert de volgende spieren:

  • m. rectus superior

  • m. rectus inferior

  • m. rectus medialis

  • m. levator palpebrae superior

  • m. obliqus inferior

De nervus facialis (n. VII) is een sensorische, motorische en parasympathische hersenzenuw die onder andere aangezichtsspieren aanstuurt:

  • m. orbicularis oculi

  • m. stapedius

De corneareflex onderzoekt de functie van de nervus trigeminus en de nervus facialis. De afferente (sensorische) banen van de V1 tak van de nervus trigeminus detecteren stimuli op de cornea. In de trigeminus nucleus in de medulla oblongata (hersenstam) wordt deze informatie via interneuronen overgedragen aan de efferente (motorische) banen van de nervus facialis, waarna de motorische respons in gang komt. Het resultaat is het dichtknijpen van de ogen. Er is altijd sprake van een consensuele respons, dat wil zeggen dat het oog dat geen prikkel heeft ontvangen ook dicht wordt geknepen. Dit komt doordat interneuronen de sensibele informatie niet alleen aan de ipsilaterale, maar ook aan de contralaterale motorische takken van de nervus facialis overdragen.

 

  1. Antwoord B

Stilma J. e.a., Oogheelkunde (2e herz. dr. 2008) Reeks Praktische huisartsgeneeskunde, 2008, 2e herz. dr., Blz. 282.

Multipele sclerose is een demyeliniserende aandoening van het centrale zenuwstelsel. Kenmerkend voor de ziekte zijn de “plaques” ofwel gebieden waar de myelineschede van neuronen is aangetast. De precieze oorzaak van de aandoening is nog niet duidelijk, wel bekend is de inflammatoire component van de ziekte. CD4 T-cellen lijken betrokken te zijn. De ziekte kent verschillende klinische uitingen: relapsing-remitting, primair progressief, secundair progressief en fulminant.

De klinische verschijnselen zijn onder andere: visusstoornissen, spraakstoornissen, spierzwakte, sensibele stoornissen. Visusstoornissen worden veroorzaakt door aantasting van de nervus opticus (neuritis optica).

 

  1. Antwoord C

Kuks J. e.a., Klinische neurologie, 2007/2008, 16e herz. dr., Blz. paragraaf 9.6.

Er is hier sprake van een perifere nervus facialis laesie, mogelijk een Bell’s palsy. De nervus facialis innerveert naast de aangezichtsspieren ook de musculus stapedius in het middenoor. In gecontraheerde toestand dempt de musculus stapedius de trillingen van de stapes en beschermt het binnenoor tegen te hoge geluidsniveaus (hyperacusis). In deze casus is dus ook gehoorverandering te verwachten.

 

  1. Antwoord D

Boukes F. e.a., NHG-standaarden voor de huisarts, deel 1 (2012), http://nhg.artsennet.nl/kenniscentrum.htm, 2012, Blz. 711).

De proef van Lasegue wordt uitgevoerd door de patiënt in liggende houding te onderzoeken. Terwijl de patiënt op zijn rug ligt, wordt het gestrekte been omhoog getild. Als de patiënt radiculaire pijnklachten krijgt wanneer het been in een hoek 30-70 graden wordt verheven, is de proef positief. Een positieve Lasegue wordt gezien bij discus herniatie. De pijnklachten worden veroorzaakt door rekking van de wortel en dura bij een reeds door de hernia geprikkelde wortel.

De proef van Romberg wordt uitgevoerd door de patiënt rechtop te laten staan, met de voeten naast elkaar, en tenminste een halve minuut stil te blijven staan. Als dat lukt, wordt gevraagd de ogen te sluiten en nog een minuut zo stil mogelijk te blijven staan.

De test is positief als de patiënt met open ogen wel stil kan blijven staan maar met gesloten ogen niet. De test is negatief als de patiënt zowel met open ogen als met gesloten ogen stil kan blijven staan, of als de patiënt in beide gevallen niet stil kan blijven staan.

Als de proef van Romberg positief is, is er zeer waarschijnlijk sprake van een stoornis in het evenwichtsorgaan of het proprioceptiesysteem, of van de bijbehorende zenuwbanen.

Rijbroekanesthesie is geassocieerd met het cauda equina syndroom. Het cauda syndroom is een ernstig neurologische aandoening waarbij de zenuwen in de cauda equina in gedrang komen. Het gevolg hiervan is een verlies van functie van de plexus lumbosacralis.

Kenmerken symptomen zijn:

  • ernstige rugpijn

  • anesthesie in het rijbroekgebied

  • incontinentie voor faeces

  • incontinentie of retentie van urine

  • zwakte beenspieren

  • sexuele dysfunctie

Mogelijke oorzaken:

  • tumor

  • trauma

  • spinale stenose

Het cauda syndroom vereist spoedbehandeling om ernstige blijvende neurologische schade te voorkomen.

 

  1. Antwoord D

Zie uitleg bij vorige vraag.

 

  1. Antwoord C

Vloten van W., Dermatologie en venereologie, 2003, 3e herz. dr. 2e opl., Blz. 178.

Rosacea tast met name de huid van neus en wangen aan. De aandoening heft een vasculaire component (teleangiëctasieën, erytheem) en een acneïforme component (papels, papulopustels en noduli). Soms ontstaat hyperplasie van de weke delen van de neus (rhinophyma). Het wordt verergerd door blootstelling aan zon en door alcohol, hete dranken, fysieke inspanning, warm en vochtig klimaat, gekruid eten, kortom omstandigheden waarin vasodilatatie plaatsvindt. Rosacea komt vaker voor bij vrouwen en bij mensen met een licht huidtype.

Chronische discoïde lupus erythematodes is een vorm van lupus erythematodes (LE) waarbij enkel de huid is aangedaan, met name in het gelaat, op de borst en rug. De laesies bestaan uit scherpbegrensde, licht schilferende, schotelvormige (discoïde) plaques die licht jeuken. Met name de aan zon blootgestelde huid is aangedaan. Het wordt veroorzaakt door een auto-immuun ontstekingsreactie. Seborroïsch eczeem heeft als voorkeurslocatie de vette huid, dat wil zeggen voorhoofd, hoofdhuid. Systemische LE wordt gekenmerkt door een vlindervormig exantheem.

 

  1. Antwoord B

Lang K. e.a., Ophthalmology: a pocket textbook atlas, 2007, 2nd rev. ed., Blz. 62.

Een epitheeldefect in de cornea dat met fluoresceïne is behandeld wordt zichtbaar onder blauw licht.

 

  1. Antwoord C

Stilma J. e.a., Oogheelkunde, 2008, 2e herz. dr., Blz. 296.

De moeder presenteert de klassieke symptomen van een erosio cornae: pijn, tranen, gevoel dat er iets in het oog zit. De klachten zijn ontstaan direct na het trauma, er is dus geen reden om aan een aanval van acuut glaucoom (drukverhoging in het oog) te denken. Contusio bulbi onstaat na een stomp trauma aan het oog, dat is hier niet het geval. Er zijn ook geen aanwijzingen voor een perforatie.

 

  1. Antwoord B

Harrison's Online, http://www.accessmedicine.com.proxy.ubn.ru.nl:8080/content.aspx?aID=2874254) hfdst. 305.

Deze vrouw presenteert zich met de klassieke symptomen van een galsteenaanval (choledocholithiasis). Hierbij komt een galsteen vast te zitten in de ductus choledochus, waardoor koliekaanvallen optreden. Door de belemmerde afvoer van gal naar het duodenum kan icterus ontstaan. Galstenen komen vaak voor in de “female, fair, fat and forty”.

Pancreaskopcarcinoom is in eerste instantie vaak symptoomloos. Acute pancreatitis presenteert zich met heftige pijn in het epigastrio (vaak uitstralend naar de rug), misselijkheid, braken, koorts, koude rillingen, afgenomen eetlust en soms hemodynamische instabiliteit.

 

  1. Antwoord B

Gooszen H. e.a., Leerboek chirurgie, 2006, 6e dr., Blz. 79.

Bij een spanningspneumothorax is er sprake van een ventielmechanisme waardoor vrije lucht wel de thoraxholte in kan komen, maar er niet meer uit kan stromen. De hoeveelheid lucht neemt steeds verder toe, waardoor de druk op de grote vaten en het hart toeneemt en circulatoire insufficiëntie kan ontstaan. Een hypersonore hemi-thorax past bij dit klinisch beeld. Bij een hematothorax is de percussie juist gedempt door de aanwezigheid van bloed in de thoraxholte.

 

  1. Antwoord B

Thijs L., Acute geneeskunde (7e geh.herz. dr. 2009): een probleemgerichte benadering in acute genees- en heelkundige situatie Blz. 320.

Een spanningspneumothorax vereist snelle handeling om circulatoire insufficiëntie en shock te voorkomen. Door het plaatsen van een dikke infuusnaald kan de vrije lucht in de thorax weer naar buiten stromen, neemt de druk op hart en grote vaten af en voorkomt men ernstige complicaties.

 

  1. Antwoord A

Jongh de T. e.a., Diagnostiek van alledaagse klachten: bouwstenen voor rationeel probleemoplossen (2e herz. dr. 2005), Blz. 528.

E. coli is onderdeel van de normale fecale flora. Via het epitheel van de urinewegen kan het opstijgen en de blaas koloniseren. Andere micro-organismen afkomstig uit de normale fecale flora, zoals Klebsiella en Proteus, kunnen ook urineweginfecties veroorzaken. Dit gebeurt echter minder vaak dan E. Coli. Trichomonas vaginalis veroorzaakt vooral vaginitis.

 

  1. Antwoord B

Hengeveld M. e.a., Leerboek psychiatrie, 2009, 2e geh.herz. dr., Blz. 346.

Patiënten met een obsessief compulsieve stoornis ervaren hun dwanggedachten (obsessies) vaak als opgedrongen en zinloos (egodystoon). Ze veroorzaken angst en spanning; de patiënt probeert de nadelige gevolgen van deze gedachten te onderdrukken of weg te halen door het uitvoeren van handelingen en rituelen. Patiënten met psychotische wanen ervaren hun ideeën niet als vreemd of afwijkend.

 

Deel B: tabellen met weetjes bij voortgangstoets

Weetjes longen:

 

ACE-remmers:

1-20% van de hoestklachten

Anatomische shunt longen

Flow vanuit de a. bronchiales naar de vena pulmonales

Astma medicatie

Bètamimeticum en eventueel inhalatiecorticosteroïd

Celademhaling

In mitochondriën

Clemastine

Anti- histamine (werkt versuffend)

Ipratropiumbromide

Antagonisme van muscarinereceptor. COPD en astma behandeling

Hartafdruk long

Op lobus superior

Q-koorts

Gramnegatieve coxiella burnetii (zoönose)

Surfactans

Productie door type II pneumocyten; vergroot contractie long

Penumonectomie

Intercostaal ruimte 5 (drain), intercostaal ruimte 2 (naald, pneumothorax)

Tuberculose

Vaak in longtoppen

 

Algemeen:

 

Intima

Bevat geen zenuwcel, wel endotheel, glad spiercel, fibroblast

Verdachte lymfeklier

Supraclaviculair, hard, pijnloos (verdenking maag carcinoom hoog)

Heparine

Activeert antitrombine (langzamere stolling)

CML

Translocatie 9, 22 = Philadelphia

Sarcomen

Metastaseren hematogeen

Vit K afhankelijke stollingsfactoren

1972 (2, 7, 9, 10)

onderkoeling

vertraagd de stolling

Ijzer

best opgenomen in duodenum

B-lymfocyten

Hormonale afweer

T-lymfocyten

Cellulaire afweer

 

Verdieping hematologie:

 

Hemofilie

Definitie: erfelijke stollingsstoornis

A= deficiëntie VIII ( (80%) (x-linked)
B= deficiëntie IX (x-linked)

C= deficiëntie XI (autosomaal)

Behandeling: toediening van ontbrekende stollingsfactor per injectie

Huishouding

Extracellulair = meeste Na

Intracellulair= meeste K

Multipele myeloom

Definitie: ziekte van Kahler

Oorzaak: maligne woekering van plasmacellen vooral in beenmerg. Bepaalde immunoglobulines.

Symptomen: moe, anemie (gedrang van andere bloedcellen), infecties, Bence-Jones proteïnurie (lichte ketens/immunoglobinen in urine), botpijn.(osteolytische schade), hypercalciëmie, nierfunctiestoornis

Diagnostiek: beenmergpunctie op immunoglobulines

Behandeling: chemotherapie, radiotherapie

Ziekte van Wilson

Definitie: koperstapelingsziekte

Oorzaak: gen defect chr.13, koper niet uitgescheiden via gal, stapelt in organen

Symptomen: vaak Spaanse. Lage ceruloplasmine

Diagnostiek: ceruloplasmine in bloed, leverbiopt

Behandeling: Koperarm dieet en chelerende middelen

Pernicieuze anemie

Definitie: Bloedarmoede, macrocytair MCV

Oorzaak: te weinig productie van intrinsic factor (in maag)  tekort aan Vit B12 opname (door ileum)

Symptomen: moe, depressie, gewricht-/zenuwklachten

Behandeling: Vit B12 injectie, 1x in 8wk 1000mcg

 

 

Bloedgroepen

Bloedgroep 0 kan je aan iedereen doneren

Antigeen A Antigeen B geen A ontvangen geen B ontvangen

0 X X

A X X

B X X

AB X X

Rhesus D (belangrijk in zwangerschap)

Wanner moeder – en 1e kind +, maakt moeder antistoffen. Probleem bij volgende zwangerschap, want antistoffen gaan naar foetus.

 

Weetjes bewegen:

 

spondylolisthesis

Afschuiven van wervel naar ventraal

Klapvoet

N. Peroneus profundus (m. Tibialis anterior, alle flexoren van de tenen)

Colchicine

Remt migratie granulocyten en leukocyten (jicht medicatie)

Behcet syndroom

Aften in mond, genitaal, iritis

Laseque test

Positief bij zenuwwortellaesie

Kanalen van Haver

Zorgen voor voeding van botcellen

Haemarthrose knie

Meestal schade voorste kruisband

Horner syndroom

Miosis (kleine pupil), ptosis (afhangend ooglid), anhidrose (geen zweetsecretie)

Monteggia

Ulnarisbreuk met radiuskopdisocatie

Somatische zst

Innerveert spiervezels en skeletspieren

Myocard

Dwarsgestreept spierweefsel

 

Verdieping bewegen:

 

Pols fractuur

Colles; extra-articulair, naar dorsaal en radiair (meest voorkomend, vooruit vallen)

Barton: intra-articulair, naar dorsaal en radiair

Smith: extra-articulair, naar volair (achteruit vallen)

Jicht

Definitie: pijnlijke reumatische ontsteking

Oorzaak: gekristalliseerd urinezuur in gewricht, vaak distaal, koude omgeving

Symptomen; plots, rood, zwelling, pijn, warmte, functiebeperking, tophi

Diagnostiek: 60% grote teen

Behandeling: diclofenac, colchicine (acute fase), alluperinol (chron)

Calciumhuishouding

PTH verhoogt calciumconcentratie (terugresorptie in nieren en stim osteoclasten)

Vitamine D remt PTH, verhoogt de calciumabsorptie in darm

Cacitonine: verlaagt de calciumconcentratie (remt nierresorptie, remt osteoclasten, remt absorptie in darm)

Spiercontractie

Rust: myosine kop zit vast aan actine filament

Vrij ATP bindt myosine kop en de kop laat los en verschuift (contractie)

Kop bindt opnieuw actine filament, waardoor het hele complex verschuift

 

Verdieping psychisch:

 

Positieve symptomen

Wanen: stoornis in inhoud van denken, bestaande persoonlijke fundamentele overtuiging in strijd met werkelijkheid en niet corrigeerbaar.

  • Betrekkingswaan; alle gebeurtenissen hebben speciale betekenis (boodschap bevatten)

  • Beïnvloedingswaan; gedachten, gevoel wordt van buitenaf ingevoerd in het hoofd

  • Bizarre waan; onmogelijk bv afkomst van Mars

Hallucinatie; ervaren van zintuiglijke ervaringen met werkelijkheidskarakter, zonder externe

  • Prikkel

  • Akoestisch; vaak bij schizofrenie stemmen horen (negatieve)

  • Tactiele; voelbaar

Formele denkstoornis/onsamenhangende spraak

  • stoornissen in organisatie van denken

  • Incoherentie; moeilijk te volgen gedachtegang

  • Onlogische verbanden;

  • Draad kwijt raken

  • Neologismen; nieuwe woorden maken

  • Concretisme; abstracte begrippen letterlijk opvatten

  • Vertraagd denktempo

Katatoon of chaotisch gedrag; verstarring

  • Stupor;verminderde bewustzijn/ stilstaand

  • Mutisme; ontbreken van spraak

  • Motorische negativisme; tegengestelde handelingen uitvoeren

  • Katalepsie; langdurig ongewone houding aannemen

  • Echolalie; woorden herhalen op rare momenten

  • Echopraxie; nadoen van een ander

  • Echomimie; gebaren nadoen

Negatieve symptomen

  • Affectieve vervlakking; emotionele reactie minder sterk of afwezig

  • Apathie

  • Spraakarmoede

  • Sociale terugtrekking

  • Gelaatsuitdrukking zonder expressie

  • Laag energieniveau

Angststoornis

Gegeneraliseerde angststoornis:

Definitie: Continue aanwezigheid van angsten en nervositeitsklachten zonder aanleiding.

Symptomen: Piekeren over dingen waar geen reden toe is. Extreme bezorgdheid.

Diagnostiek: >6 mdn

Behamdeling: psycho-educatie, cognitieve gedragstherapie (applied relaxation), Buspiron eventueel SSRI

Aanpassingsstoornis:

Definitie: Extreme emotionele en gedragsproblemen in reactie op minimaal 3 mdn geleden herkenbare stressfactor, greep op situatie verloren, bv burnout, < 6 mdn. Predisponerend: perfectionisme/subassertiviteit

Behandeling: *crisisfase *probleem-opl fase *toepassingsfase, cognitieve- gedragstherapie

Paniekstoornis

Definitie: plotselinge paniekaanvallen die zich blijven herhalen en ongerustheid hierover ontstaat

Behandeling: psycho-educatie, cognitieve gedragstherapie (eventueel responstherapie), SSRI

Sociale fobie

Definitie: aanhoudende vrees voor sociaal functioneren, voor schut staan, kritiek, acceptatie

Behandeling: psycho-educatie, cognitieve gedragstherapie (sociale vaardigheidstraining)

 

 

Specifieke fobie

Definitie: aanhoudende vrees voor bepaald voorwerp of bepaalde situatie (subtypen; dieren, bloed, naalden, hoogtes)

Behandeling: psycho-educatie, cognitieve therapie (applied tension; coping), geen medicatie

Obsessieve-compulsieve (dwang-) stoornis

Definitie: dwanggedachten en/of dwanghandelingen, voor besmetting, gevaar, controledwang, symmetrie/tellen/ordenen/verzamelen. Serotinine/dopamine systemen. Patiënt herkent eigen gedachten (verschil met psychose)

Behandeling: cognitieve gedragstherapie +responstherapie, SRRI/TCA (alleen seronine), evt stereotactische chirurgie of DBS

Stressstoornis

Definitie: blootstelling aan psychotrauma, herbeleving, vermijding, verhoogde prikkelbaarheid

*Acute stressstoornis:

Definitie: VG traumatische ervaring, herbeleving, vermijding, derealisatie/depersonalisatie, < 4 wk

Behandeling: gaat vanzelf over, wordt soms PTSS

*Posttraumatische stressstoornis

Definitie: VG traumatische ervaring, herbeleving, vermijding, zweten, schuldgevoel, slaapgebrek, > 4 wk

Behandeling: Psycho-educatie, Pyschotherapie en eventueel SSRI (bij depressie), *Cognitieve gedragstherapie (imaginaire exposure) *EMDR *KEP

Psychotische stoornissen

Schizofrenie

Definitie: >2 sympt: wanen, hallucinaties, onsamenhangende spraak, katatoon/chaotisch, neg symptomen. >6 mdn, ontwikkeling geleidelijk. Introvert, terugtrekkend, angstiger. Dopamine systeem

Schizofreniforme stoornis

Definitie: schizofrenie symptomen maar > 1 maand en < 6 maanden, vaak een voorloper

 

 

Schizoaffectieve stoornis

Definitie: kenmerken van schizofrenie (wanen/hallucinatie) +stemmingsstoornissen (manie/depressie)

Waanstoornis

Definitie: inhoud van de waan verband met positie van de patiënt ten opzichte van ander. Geen bizarre waan, zou echt kunnen zijn. >1 maand, geen negatieve symptomen, weigering behandeling, geen schizofrenie

Autisme spectrum stoornis

Autistische stoornis

Definitie: triade van stoornis in sociaal contact, communicatie en rigiditeit/stereotypie gedrag

Behandeling: (niet curatief) psycho-educatie en psychosociale interventies

Ziekte van Asperger

Definitie: stoornis in sociaal contact, rigiditeit, maar taal is goed ontwikkeld, vaak bovengemiddeld intelligent

PDD-NOS

Definitie: atypische autisme, wel triade kenmerken, maar lichtere vorm

Stoornis van RETT

Symptomen: normale ontwikkeling, vervolgens verlies van verworven vaardigheden, meisjes

Desintegratieve stoornis

Symptomen: zelfde als Rett maar met medische afwijking

Hoog functionerend autisme

Multiplex Complex Development Disorder (MCDD)

Symptomen: niet teruggetrokken, heel open

Stemmingsstoornis

Depressieve stoornis

Definitie: sombere stemming grootste deel vd dag, verlies aan interesse en plezier

Epidemiologie: life-time prevalentie 15%

Oorzaak: chronische afnamen 5HT concentratie in synapsspleet, upregulatie postsynaptische (+verandering) effect-receptoren en presynaptische autoreceptoren.

Symptomen: vervreemding, piekeren, besluiteloosheid, wanen/hallucinaties ,verlies van libido, vertraging in denken en handelen, slaapstoornissen, verlies van eetlust, concentratie omlaag, demoralisatie, gedeprimeerd, onmacht, lusteloosheid, labiel, moeheid

Behandeling: psychotherapie (lichte) + SSRI, SNRI, TCA, TCA +lithium, MAO-remmer, ECT

Dysthyme stoornis

Symptomen: depressieve stemming die 2 jaar duurt, maar waar geen sprake is van depressieve stoornis

Bipolaire stoornis

Epidemiologie: life-time prevalentie 1%

Oorzaak: kleine hippocampus. Overactiviteit limbisch systeem(emotie)

Manie: afgenomen activiteit recht frontaalkwab. Verhoogde dopamine.

Depressie: afgenomen activiteit linker frontaalkwab. Verlaagde dopamine/serotonine

Symptomen: extreme stemmingswisselingen van manie en depressie +opgeblazen gevoel eigenwaarde, jagende gedachte, grootheidswanen, overactief, verhoogde energie, minder slaapbehoefte, spreekdrang, impulsief, prikkelbaar

Eventueel hypomanie (II)= geen wanen/hallucinaties en geen duidelijke beperking van functioneren

I = minimaal 1 manische OF gemengde episode vaak mannen

II = minimaal 1 hypomanie vaak vrouwen

Behandeling: stemmingsstabilatoren + eventueel SSRI (deze induceren manie, dus niet te lang)

Cyclothyme stoornis

Symptomen: treedt een reeks hypomane episoden, onderbroken door episoden van lichtere depressie en uitputting

Stemmingsstoornis door somatische aandoening of middel gebruik

 

 

 

Verwardheid; Delier

Definitie: organisch- psychiatrische stoornis, gevolg van lichamelijke ziekte, alcohol/benzodiazepine onthouding of geneesmiddel.

Symptomen: Bewustzijnsstoornis, gestoorde oriëntatie, waarnemingstoornis.

Behandeling: onderliggende lichamelijke ziekte behandelen, Haloperidol, Clozapine, Benzodiazepine (onthoudingsdelier), Anticholinergicum (centrale anticholine delier), Vit B (alcohol misbruik)

Anti-psychotica

Effect: remming dopaminerge neurotransmissie door dopamine D2-receptor blokkade

Bijwerkingen:

  • Extrapiramidale symptomen (parkinsonisme, dystonie, acathisie, tardieve dyskinesie)  beh anticholinergicum

  • Gewichtstoename

  • Dysforie

  • Seksuele disfunctie

  • Orthostatische hypotensie

  • CAVE maligne neurolepticasyndroom

 

Anti-depressiva

Effect: versterken serotonerge, noradrenerge, dopaminerge transmissie (remming heropname)

Bijwerkingen: duizeligheid, misselijkheid, slaapstoornissen

  • SSRI – toename suicidale gedachten

  • TCA – anticholnerge sympt: droge mond, zweten, tremor

  • MAO – hypertensive crisis by tyramide rijk dieet

 

Weetjes voortplanting:

 

Leydig cellen

Testosteron. (vesicula seminalis levert grootste volume)

Sertoli cellen

Sperma

Muller buizen

Eileider, uterus, vagina (XX)

Wolff cellen

Urineleiders (XY)

Baarmoederhalskanker onderzoek

30-60 jaar

Epididymis

Bijbal. opslag zaadcellen

Vesicula seminalis

Zaadblaas. klier wat vocht toevoegt aan spermacellen

Prostaat

Klier. voegt hulpstoffen aan sperma toe. Voorkomt terugstroom sperma

LH

Stimuleert testis tot testosteronproductie

Klinefelter syndroom

47 XXY

Turner syndroom

45 X

Edward syndroom

Trisomie 18

N. Pudendus

Innervatie van bekkenbodemspieren in het perineum

Eisprong

Tot stand als oestrogeenproductie max

Progesteron

Opbouw endometrium na innesteling

Oestrogenen

Klaar maken endometrium voor innesteling. eisprong

24wk zwanger

Uterus reikt navel hoogte

mola hydatidosa

kan ontaarden in chorioncarcinoom

positieve Coombs test

moeder 0 en kind A

 

Verdieping voortplanting:

 

Anatomie

Epididymis, ductus deferens, vesicula seminalis, urethra

Fluor vaginalis

Candida

Symptomen: jeuk!, wit brokkelig, niet-riekend

Diagnostiek: hyfen in KOH, pH <4.5 (zuur)

Behandeling: Miconazol

Bacteriële vaginose

Symptomen: homogeen fluor

Diagnostiek: amine test +, clue-cellen, pH >4.5

Behandeling: self-limiting

Trichomonas infectie

Symptomen: Jeuk, geelgroen fluor, schuimend, soms vbv

Diagnostiek: pH >4.5, leukocytose, flagellaten, protozoa

Behandeling: metronidazol, clindamycine

SOA

Chlamydia

Symptomen: vaak asymptomatisch. Soms fluor/PID bij vrouw. Urethritis/proctitis bij man

Diagnostiek: PCR. Vrouw: vaginale wat, Man: 1e urinestraal/rectumwat

Behandeling: azitromycine, eventueel doxycycline

Gonorroe

Symptomen: soms asymptomatisch. Vrouw: urethritis, cervicitis. Man: urethritis. Eventueel faryngitis.

Diagnostiek: PCR. Vrouw: vaginale wat, Man: 1e urinestraal/rectumwat

Behandeling: ceftriaxon, eventueel ciprofloxaxine

Trichomonas (zie hierboven)

 

 

 

Herpes genitalis

Symptomen: prodromen daarna blaasjes.Vrouw: pijn, dysurie, fluor. Man: urethritis, balantitis.

Oorzaak: HSV type 1 en 2

Diagnostiek: klinisch. Eventueel serologie

Behandeling: valaciclovir

Condylomata acuminata

Symptomen: bloemkoolachtige wratten, rozerood tot grijswit

Oorzaak: HPV

Diagnostiek: klinisch. Eventueel histologie of HPV onderzoek

Behandeling: podofyllotoxine, eventueel imiquimodcreme

 

 

Weetjes cardiologie:

 

Acuut reuma

Meest voorkomende oorzaak van mitraalklepstenose

Atriumfibrilleren

Meest voorkomende hartziekte op oudere leeftijd

Sinusknoop

In rechter atrium

Harttamponade

Pulsus paradoxus, gedempte harttoon, arteriële druk gedaald, veneuze druk verhoogd. Obstructie shock.

2e harttoon

gespleten bij inspiratie

CO2 teveel

Trommelstokvingers, centrale cyanose

Endocarditis

Splinterbloedinkjes onder nagels (+koorts, moe en malaise)

Virale myocarditis

Meest voorkomende voorzaak: coxsackievirus

 

 

Verdieping cardiologie:

 

Decompensatio cordis

Definitie: Hartfalen. Acute vorm = asthma cardiale

DC links: vocht ophoping in longen

DC rechts: vocht ophoping in perifeer deel lichaam. Centraal veneuze druk verhoogd en leverstuwing.

Oorzaak: afhankelijk systolisch of diastolisch

Symptomen: Moeheid, kortademigheid, gewichtstoename (geen pijn op borst)

Behandeling: bètablokkers en ACE-remmers

 

Weetjes endocrinologie:

 

Sulfonylureumderivaten

Bv Tolbutamine. Stimuleert insuline afgifte (type 2)

Immunoglobuline (Ig.)

Antistof = antilichaam (een eiwit)

Feochromocytoom

Tumor bijniermerg (adrenaline en dopamine) Hypertensie!

 

Verdieping endocrinologie:

 

Diabetes insipidus

Definitie: ontbreken (craniaal) of ongevoeligheid (nefrogeen) van ADH

Oorzaak: onvoldoende afgifte Anti Diuretisch Hormoon uit hypofyse achterkwab

Symptomen: polyurie (‘s nachts), polydipsie, sufheid, coma

Diagnostiek: dorstproef

Behandeling: vasopressine analoog (ADH = vasopressine)

Overgevoeligheidsreacties (Gell & Cooms)

Type I:

Oorzaak: mestcellen binden Fc deel IgE  degeneratie mestcel + vrijkomen mediatoren (ontstekingsreactie)  histamine

Kenmerken: pas na herhaald contact allergeen

Vb: anafylaxie, atopisch eczeem/astma, hooikoorts, medicijnen

Type II:

Oorzaak: antilichaam IgM/IgG gericht tegen antigeen van lichaam eigen (of getransfuseerde) cellen  killercel reacties of lysis.

Kenmerken: via complement activatie

Vb: autoimmuun hemoltische anemie, MG, pemhigus, Good pasture syndr

Type III:

Oorzaak: immuuncomplexen slaan in weefsel neer  complement geactiveerd, granulocyten aangetrokken  ontsteking + schade

Vb: SLE, polyarteritis nudosa, post-strept glomerulonefritis

 

 

Type IV:

Oorzaak: antigeen gesensibiliseerde T-cellen, lymfokines vrij, bij herhaald contact, aantrekken macrofagen (onsteking), tegen auto-antilichamen

Vb: Lepra, TBC, Crohn, Sarcoidose

Complimentsysteem

Bevat factoren (eiwitten) die door middel van lysis (doden) van de met antilichaam (bact/virus) bedekte micro-organisme en fagocyterende cellen aantrekken door chemotaxis.

Pas actief wanneer contact met immuuncellen (granulocyten, monocyten, B-

Lymfocyten) of rechtsstreeks met bacterie/virus

Geen leervermogen nodig, onderdeel van innate immuunsysteem

Adenohypofyse achterkwab

ADH

Adenohypofyse voorkwab

TSH-schildklier, ACTH –bijnierschors, FSH –groei rijping follikel ovaria, LH-rijping follikel en productie oestrogenen, GH-groei in epifysair schijven, Prolactine-melkproductie

Bijnierschors

Aldosteron (behoudt water en Natrium)
Cortisol (stimuleert glucogenese)

Bijniermerg

Adrenaline / noradrenaline

 

Weetjes neurologie:

 

Wernicke

Sensorische spraak, linker temporaalkwab (begrip)

Broca

Motorische spraak, linker frontaalkwab (hoeveelheid)

Actiepotentiaal

Start bij verandering in natrumpermeabiliteit

Repolarisatie

Verhoging in de permeabiliteit voor kalium

Bell verlamming

7e hersenzenuw n. Facialis. Gelaat uitval

myastenia gravis

antilichamen tegen acetylcholinereceptor. Uitputting van spierkracht. Start armen.

Guillain Barre

Verlamming van onder naar boven. Post virale infectie

Brughoektumor

Evenwichtsstoornis, aangezichts- en gehoorproblemen (oorsuizen)

Dubbelzien

N. abducens aangedaan

Tethered cord

Beenslapte, plasproblemen, hairy patch/vette tumor op onderrug

Hyphaema

Bloed in onderste helft iris

Inklemming

Hersenstam. afwezige pupilreflex

Thompsontest

Positief = afwezige plantairflexie. Bij aolledige achillespeesruptuur

Meningeale prikkeling

Passief kin op borst en knieën optrekken = symptoom van Brudzinski I

Slikklachten + tongatrofie

N. Hypoglossus (XII)

Ejaculatiestooornissen

Nn. hypogastrici

Ptosis

N. oculomotorius (m. Levator palpebrae) en m. Tarsalis (spier van muller.)

Cushing triad

Bradycardie, hypertensie, irregulaire hartslag

 

Verdieping neurologie:

 

Handzenuwen

N. radialis innerveert extensie pols en duim, dig II, III

Uitval: dropping hand. Bij bovenarm♯ saturday night palsy

N. Ulnaris innerveert spreiders vingers, adductor duim

Uitval: klauwhand. Bij elleboog steun, laesie C8

N. medianus innerveert flexie pols, dig I, II, III, abductie I, sensibiliteit vinger toppen

Uitval: predikers hand. Bij glaswond, Carpaal Tunnel Syndroom

Dermatomen

Th10 = navel / Th4 = tepel

Hersenvliezen

Dura, arachnoide, pia

Subduraal hematoom; meest voorkomend bij val. Langzaam

Epiduraal hematoom; slagaderlijke bloeding, snel, schilvorming

Subarachnoidale bloeding: vaak aneurysma, spider vorm op scan

Oogspieren

Tot onze spijt, altijd redelijk langzaam

N. trochlear: obliquus superior

N. abducens: rectus lateralis

N. oculomotorius: de rest ( obliquus inferior, rectus medialis, rectus superior, rectus inferior)

Reflexen

Kniepeesreflex: L2, L3, L4

Achillespeesreflex: S1, S2

Bicepsreflex: C5, C6

Tricepsreflex: C6, C7, C8

Corneareflex: afferent N. Ophtalmicus (V) . efferent N. Facialis (VII)

Pupilreflex: afferent N. Opticus (II). Efferent N. Oculomotorius (III)

Syndroom van Horner

Symptomen: ipsilateraal, miosis (kleine pupil), ptosis, anhidrose (zweetkliersecretie)

Innervatie: orthosympatische uitval

Miosis door overheersing n. Oculomotorius

Milde ptosis door verslapping spier v Muller (m. Tarsalis), n. Occulomotorius werkt wel

Parkinson

Definitie: zenuwcellen v substantia nigra sterven langzaam af

Oorzaak: productie dopamine faalt  aansturing bewegingen faalt

Symptomen: rigiditeit, akinesie (bewegingsarmoede), rusttremor, freezing (moeizaam starten bew)

Behandeling: Levodopa (bijwerking; chorea)

Parkinsonisme

Definitie: combinatie van symptomen

Oorzaak: verschillende aandoeningen. waarbij dopamine wordt tegen gewerkt. Ontvangende cellen afsterven (MSA), beschadigd raken (tumor, bloedaandoening) effect van medicatie

Symptomen: stijfheid, tremor, maskergelaat, startprobleem, zachtere/minder spraak, houdingsreflex verlies.

Perifere N. Facialis VII laesie links

Definitie: Bellse parese

Symptomen: linker oog open, linker mondhoek hangt af, rimpels voorhoofd, traanvocht

Centrale N. Facialis laesie

Symptomen: aangedane kant mondhoek hangt, oog niet aangedaan, want dubbelzijdig geïnnerveerd

Multipel Sclerose

Definitie: auto-immuunziekte

Oorzaak: myeline schade – afsterven cellen – verval oligodendrocyten

Symptomen: oogklachten (dubbelzien), stijve spieren, sensorische klachten, moe

Diagnostiek: MRI en lumbaal punctie

Kenmerken: relapsing-remitting beloop, steeds minder herstel

Behandeling: methylprednison (acute fase) + IGN-B (remt inflammatie respons)

Hoofdpijn

Migraine: pijnstilling, NSAIDs en eventueel triptanen (profylactische B-Blokkers).

Spanningshoofdpijn: antidepressiva (amitriplytine)

Clusterhoofdpijn: O2, sumatriptan s.c. (profylactische Ca-antagonist, lithium)

 

 

Weetjes medicatie:

 

cefuroxim

gevoelig Staphylococcus aureus (meticilline-gevoelig), Streptococcus pyogenes

Metronidazol (flagyl)

Geen antimicrobiële werkingen. Gevoelig: niet–obligaat aerobe gram–positieve micro–organismen, Bacteroides fragilis, Clostridium difficile, Clostridium perfringens,

Miconazol

Vaginale candida

Hydrochloortiazide

Jicht risico

Sensitiviteit

Van alle zieken wie had positieve test. A/A+C

Specificiteit

Van alle gezonde wie had negatieve test. D/D+B

 

Algemeen:

 

UWI

Oorzaak: 90% E. Coli

Ongecompliceerd: nitrofurantoïne

Zwangerschap: nitrofurantoïne 7dg

Zwangerschap + weefselinvasie of vlak voor partus: amoxicilline-clavulaanzuur

Gecompliceerd; koorts, weefselinvasie: amoxicilline-clavulaanzuur

Oorzaak urinewegsteen: proteus mirabilis

Clostridium difficile

Definitie: Bacterie. 50% onderdeel normaal darmflora.

Oorzaak: verblijf in ziekenhuis / AB gebruik / immuunsysteem – dan ziek

Symptomen: pseudomembraneuze collitis, diarree, buikpijn, koorts

Behandeling: stop AB + contact isolatie. Start eventueel metronidazol

Operant conditionering

Definitie: leerproces door bekrachtigen of straffen na respons

Positief bekrachtigen = aanbieden pos prikken (snoep, speelgoed)

Negatief bekrachtigen = achterhouden / stoppen van neg prikkel (stop lawaai)

Pos straffen = toedienen van neg prikkel (slaan, schelden)

Neg straffen = onthouden van pos prikkel (eten)

Klassiek conditionering

Definitie: leerproces door conditionele stimulus (CS) te laten volgen door conditionele stimulus (UCS).

Weetjes oogheelkunde:

 

Dioptrie

Brekingssterkte lens. Hoe groter D, hoe sterker de lens.

Traanfilm

Over conjunctiva en cornea heen. Lipide (Meibom), water (traanklier), mucine (slijmbekercel)

Choroïdea

Vaatvlies. Bloedvoorziening o.a. kegels en staafjes

Traanweg

Gladula lacrimalis – punctum lacrimalis – canaliculus lacrimalis – saccus lacrimalis – ductus nasolacrimalis – neus. 10-20% verdampt

Kinderen

Altijd hypertroop

Anisometropie

Verschil in refractie tussen beide ogen. >4D medische indicatie voor contactlenzen

Accomoderen

Lens boller maken

Astigmatisme

Vooral van cornea (rugby vorm)

Oog verwijderder

Parasympatilytica = verlamming m. Sphincter pupillea (antagonist)

Bv tropicamide, atropinem cylopentolaat

Regelt ook accommodatie spier m. Cilliare  remt vlakke lens

Ontspanning = cycloplegie

Staafjes

In donker goed zien, want lichtgevoelig

Kegels

Kleurwaarneming

Iridodialyse

Scheur in wortel van iris (aan sclera zijde)

Anisocorie

Pupilgrootte verschil

Adie pupil

Parasymptomatisch werkt onvoldoende: verwijder pupil

Syndroom v horner

Sympatische zenuwschade: ptosis en miosis

Parasympaticolytica

Mydriasis (verlamming m, sphincter) en enige cycloplegie (ontspannen m. Ciliaris)

Macula degeneratie

Afsterven van de kegels (centraal slechter zien)

Diagnostiek: Amsler rooster

Behandeling: angiogeneseremmer

Bijziend

myoop = dichtbij goed te zien.

Beeld voor netvlies. Holle neg lens nodig.

Verziend

hypertroop = ver goed te zien

Beeld achter netvlies. Bolle pos lens nodig.

Algemeen

 

Verbranding

Definitie:

  • 1e graads: erytheem, gering oedeem (geen onderdeel TVLO)

  • 2e graads: opp vs diep (incl dermis). antimicro crème/operatief

  • 3e graads: verlies dermis (+subcutis) zonder regeneratie vermogen. Gevoelloos, operatief met donorhuid

  • 4e graads: zwarte verkleuring incl spier/pezen

TVLO: Hoofd = 9%, Arm = 9%, Been = 18%, Romp voor = 18%,

Romp achter = 18%, Geslachtsdeel = 1 %

Behandeling: 1e hulp: eerst water, de rest komt later

Ongeveer 10min koelen, lauw stromend water

Verwijder geen vastgekleefde kleding

Afhandeling van TVLO hoeveelheid infusie 0.9%NaCl geïndiceerd. Voorkom shock

4ml x kg x %TVLO

 

Kraanwater productie door corpus cilliare. Zorgt voor aanvoer voedingsstoffen en zuurstof. Via achterste oogkamer naar voorste oogkamer naar kamerhoek via trabekelsysteem naar afvoerkanaaltjes (v Schlemm) richting bloedbaan. Kanaaltjes v Schlemm lopen rondom parallel aan limbus.

Iris spieren

M. sphincter pupillae (kringspier): miosis (nauwe pupil)

= parasympatische stimulatie muscarine receptor – scherpte diepte toename

via n. Oculomotorius (N III)

 

M. dilator pupillae (radiare): mydriasis (verwijde pupil)

= sympatische stimulatie adrenerge receptor – scherpte diepte afname

via N. Trigeminus (N V)

accommodatie

m. cilliares regelt accommodatie via zonulavezels

  • symp stimulatie: relaxatie spier, vlakke lens

  • parasymp stimulatie: contractie spier, bolle lens (accomoderen)

acuut glaucoom

iridocyclitis

rood, pijn, misselijkheid/braken, oogboldruk, wijde licht stijve pupil

rood, pijn, visus, nauwe pupil

Weetjes neonatologie:

 

Geboorte

  • Pre terme: <37wk / <259 dg

  • Zeer pre terme <32 wk

  • Extreem preterme <28wk

  • A terme: 37-41 wk / 259-293 dg

  • Post terme: >41 wk

Colostrum

1e dagen moedermelk

eisen neonaat

<24u mictie, <48 uur meconium lozing

Suppletie naast borstvoeding

Week 2 t/m 3e maanden: Vit K (dag 8), Vit D (dag 14) en eventueel ijzer

Gewicht neonaat

Gemiddeld 3500 (jongen), 3350 (meisje). Per week 150gr erbij.

Gewichtsverlies

Tot 10% verlies eerste dagen is acceptabel

Coeliakie

Symptomen: bolle buik & platte billen

Cyanose

4x T’s. Tetralogie v Fallot, Transpositie grote vaten, Tricus spidalis, Truncus arteriosus/open botalli

Fontanel

Intrekking = uitdroging

Bolling = intracraniële druk

ALTE

Apparent life-threatening event

Trommelvliezen

Rood = reactief

Pral/Bomberend = OMA

Dof = effusie

Ziekte v Hirschsprung

Distaal colon bevat geen ganglioncellen: geen innervatie, strictuur + proximale dilatatie.

Koemelkeiwit allergie

IgE-gemedieerde allergische reactie tegen 1 of meer koemelkeiwtifracties in kunstvoeding. Diagnostiek: eliminatie provocatietest

Pylorushypetrofie

Hypertrofie van m. Circ en longitudinale vd pylorus en distale antrum, obstructie maaguitgang, projectiel braken en failure to thrive

Moro reflex

Schrikreactie armen en benen spreiden en vervolgt door omhels beweging

Galant reflex

Heup 45 gr exorotatie bij prikkeling ruggengraad ipsilateraal

Serotiniteit

2wk na verwachte bevallingsdatum nog geen bevalling

Verdieping neonatologie:

 

APGAR score

Op 1, 5 en 10 min na geboorte. 10 is beste

  • Hartactie (pulse)

  • Ademhaling (respiratory)

  • Spiertonus (activity)

  • Kleur huid (appearance)

  • Reactiviteit (grimas)

Kinderaaandoening

Coarctatio aortae

Definitie: Vernauwing aorta dat toevoer v onderste lichaamsdeel belemmerd

Symptomen: LV zet meer kracht want weerstand in aorta hoog  RR hoog aan armen, pulsaties lies laag

Behandeling: ductus Botalli sluiting uitstellen middels medicatie op 2e-3e jaar chirurgische correctie

Persisterende ductus botalli:

Normaliter: na geboorte gaan longen open, dus minder weerstand waardoor weerstand in art systeem omhoog en druk in LA omhoog, foramen dicht. O2 rijk bloed vanaf de aorta door ductus. O2 remt prostaglandinesynthese, ductus dicht.

Prematuren: longen onvolgroeid dus O2 is nog laag en blijft ductus langer open.

Tetralogie v fallot:

VSD, pulmonale stenose, overrijdende scheve aorta, hypertrofie rechter ventrikel

Ventrikelseptumdefect:

Definitie: O2 rijk bloed tijdens systole naar RV. Pulmonalisklep is open dus toegang tot longen.

Druk in longen omhoog, hydrostatische druk omhoog, collaps longblaasjes.

Symptomen: kreunen (glottis dicht), PIP in blaasjes, tegen gaan van collaps, tachycardie, gewicht omlaag, spugen , zweten, intrekkingen

Behandeling: diuretica, ACE-remmer (weerstand in aorta omlaag), eventueel chirurgisch hechten

 

 

 

Atrium Septum defect

Definitie: RA en RV dilatatie tijdens diastole. Druk in longen omhoog, minder erg dan VSD.

Symptomen: weinig/geen

Gevolg: irreversibele pulmonale hypertrofie en/of ritmestoornissen

Behandeling: vaak spontaan, eventueel op 4e-5e jaar chirurgisch parapluutje via endovasculaire toegang

Hielprikscreening

In 1e week (liefst dag 4)

  • Fenylketonurie (PKU)

  • Congenitale hypothyreoidie (CHT)

  • Adrenogenitaal syndroom (AGS)

Tanner stadia

Meisje (MPA):

Borstontwikkeling vanaf 8 jaar (gem 10.5 jaar)

Menarche gem 13 jaar

Piek groei 11.5 jaar

Jongen (GPA):

Groeitestikels (9.8-13.4 jaar) middels kralenketting

Piekgroei testis volume 12 ml (14 jaar)

Hyperbilirubine

Definitie: >80-120umol/l

<24 geel is alarm. Vaak ongeconjugeerd bij hemolyse. (cave infectie)

24u-3wk geel: vaak fysiologisch

>3wk geel: zowel geconjugeerd/ongeconjugeerd

Oorzaak: overproductie stoornis, conjugatie stoornis, uitscheidingsstoornis

diagnostiek: volledig lab eventueel urinetest op galactosemie, hielprik

behandeling: Fototherapie: breekt ongeconjugeerd bilirubine af. + vocht optimaliseren + eventueel wisseltransfusie

Voorkom kernicterus (ongeconjugeerd in basale ganglia en nuclea)

 

Spraak en taalontwikkeling

  • 0-2 maanden huilen

  • 2-4 maanden vocaliseren

  • 4-8 maanden brabbelen

  • 8-12 maanden sociaal/reactief brabbelen

  • 2-3 jaar 3-woord zinnen, begrip, eenvoudige opdrachten

 

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Interuniversitaire VoortgangsToets Geneeskunde (iVTG)

Tentamenvragen van InterUniversitaire VoortgangsToets Geneeskunde (iVTG)

Tentamenvragen van InterUniversitaire VoortgangsToets Geneeskunde (iVTG)


iVTG - Deel: Algemeen

Oefenvragen

1. Een paralyse van een van de koepels van het diafragma is te herkennen op een röntgenfoto van de thorax, tijdens inspiratie, door een hoogstand van het betreffende hemidiafragma. Door welke zenuw wordt het diafragma geïnnerveerd?

A. Nervus hypogastricus

B. Nervus intercostalis

C. Nervus laryngeus recurrens

D. Nervus phrenicus

E. Nervus vagus

2. Een deel van de klachten die een arts gepresenteerd krijgt zijn zogenaamde functionele klachten. Welk van de onderstaande presentaties is meestal GEEN functionele klacht?

A. Chronische vermoeidheid

B. Hyperventilatie

C. Lage rugpijn

D. Oorpijn

3. Binnen de menselijke embryonale ontwikkeling onderscheiden we de buizen van Müller en Wolff. Hieruit ontstaan verschillende anatomische structuren. Ten aanzien van deze structuren is een van de onderstaande stellingen waar. Dit is:

A. De uterus en tuba uterina ontstaan uit de buizen van Müller en de epididymis, vesicula seminalis en het vas deferens ontstaan uit de buizen van Wolff

B. De uterus en tuba uterina ontstaan uit de buizen van Wolff en de epididymis, vesicula seminalis en het vas deferens ontstaan uit de buizen van Müller

C. De uterus, tuba uterina, epididymis, vesicula seminalis en het vas deferens ontstaan allen uit de buizen van Müller

D. De uterus, tuba uterina, epididymis, vesicula seminalis en het vas deferens ontstaan allen uit de buizen van Wolff

4. Antimüllerhormoon (AMH) wordt geproduceerd door de:

A. Buizen van Müller

B. Buizen van Wolff

C. Mannelijke foetale gonaden

D. Vrouwelijke foetale gonaden

5. De voorkeursleeftijd voor het osteosarcoom ligt in de:

A. 2e decade

B. 4e decade

C. 6e decade

6. Sikkelcelziekte is een afwijking van de:

A. Erytrocyt

B. Leukocyt

C. Lymfocyt

D. Trombocyt

7. Wat moet men vermijden bij de opvang van een patiënt met epiglottitis?

A. Antibiotica toedienen

B. Een thoraxfoto maken in liggende houding

C. Vernevelen met adrenaline

D. Zuurstof toedienen

8. Een vrouw heeft aan één borst een mamma-amputatie ondergaan wegens borstkanker. Zij is nu tumorvrij, maar blijkt bij een test drager te zijn van een mutatie in het BRCA-gen en heeft daarom een hoge kans op recidief. Zij besluit ook de niet-aangedane borst te laten amputeren. Dit is een vorm van:

A. Curatieve geneeskunde

B. Palliatieve geneeskunde

C. Preventieve geneeskunde

D. Transformerende geneeskunde

9. Een wetenschappelijke studie onderzoekt een nieuw geneesmiddel bij volwassen proefpersonen met gemetastaseerde solide tumoren. Het onderzoek is nu in de fase ter beoordeling van de veiligheid, verdraagbaarheid, farmacokinetiek en farmacodynamiek. Hoe wordt deze fase genoemd?

A. Fase 1

B. Fase 2

C. Fase

.....read more
Access: 
Public
Interuniversitaire VoortgangsToets Geneeskunde (iVTG), deel 1

Interuniversitaire VoortgangsToets Geneeskunde (iVTG), deel 1


 

Algemeen

  1. Een 50-jarige man komt op de polikliniek interne geneeskunde in verband met een groter wordende lymfeklier in de hals. Voor de diagnose wordt een lymfklierbiopt genomen. Analyse van het lymfeklierbiopt in het laboratorium laat binucleaire cellen zien met prominente nucleoli, de zogenaamde ‘uilenogen’. Op grond van de gevonden cellen in het lymfklierbiopt denkt de internist aan een Hodgkin-lymfoom. Naar welke cellen wordt hier gerefereerd?

A. Kupffer-cellen

B. Micromegakaryocyten

C. Plasmacellen

D. Reed-Sternberg cellen

 

  1. Een patiënt heeft zijn arts verzocht om euthanasie. Aan welke voorwaarde moet ten minste worden voldaan voordat kan worden overgegaan tot euthanasie? Die voorwaarde is:

A. Handgeschreven wilsverklaring

B. Terminale fase van de ziekte

C. Uitzichtloos lijden

 

  1. Hyperkaliëmie kan aanleiding geven tot hartritmestoornissen, omdat een verhoogde kaliumconcentratie een effect heeft op de membraanpotentiaal. Zo leidt een kaliumconcentratie hoger dan 7mM tot een vertraagde:

A. Depolarisatie

B. Hyperpolarisatie

C. Repolarisatie

 

  1. In ‘public health’ onderscheidt men diverse vormen van preventie van ziekten en aandoeningen. Secundaire preventie is gericht op:

A. De inzet van tweedelijnsvoorzieningen

B. Het tegengaan van recidieven

C. Het zo vroeg mogelijk opsporen en behandelen

 

  1. Voor het ontstaan van een kwaadaardige tumor zijn een aantal fundamentele veranderingen in cellen noodzakelijk. Welke van deze fundamentele veranderingen wordt met een p53 mutatie bereikt?

A. Het in stand houden van de angiogenese

B. Een defect in een DNA-herstelproces

C. Het ontsnappen aan apoptose

D. Het ongevoelig worden voor externe groei stimuli.

 

  1. Met het begrip continue gegevens (continuous data) wordt bedoeld:

A. Gegevens die over langere tijd gelijk blijven

B. Gegevens die continu in vaste klassen blijven, zoals sekse

C. Gegevens die alleen bij benadering gemeten kunnen worden

 

  1. Voor het herkennen van ethische problemen is het belangrijk een onderscheid te maken tussen verschillende soorten uitspraken. De uitspraak ‘Bij auscultatie drukt u met de klok van de stethoscoop niet te sterk op de huid’ is een voorbeeld van een:

A. Descriptieve uitspraak

B. Expressieve uitspraak

C. Normatieve uitspraak

  1. Op het spreekuur van de huisarts komt een patiënt van 21 jaar me klachten van keelpijn. Het blijkt dat hij al twee dagen eerder een andere huisarts heeft geconsulteerd en dat het advies was om af te wachten tot de pijn vanzelf overging. Hoewel het beter gaat met de keelpijn, wil de patiënt toch verwezen worden naar de KNO-arts. De huisarts besluit de vraag van de patiënt te exploreren aan de hand van het SCEGS-model. De patiënt heeft vaker keelpijn, ongeveer

.....read more
Access: 
Public
Interuniversitaire VoortgangsToets Geneeskunde (iVTG), deel 2

Interuniversitaire VoortgangsToets Geneeskunde (iVTG), deel 2


Oefenvragen: deel A

Algemeen

 

  1. Een paralyse van een van de koepels van het diafragma is te herkennen op een röntgenfoto van de thorax, tijdens inspiratie, door een hoogstand van het betreffende hemidiafragma. Door welke zenuw wordt het diafragma geïnnerveerd?

 

A. Nervus hypogastricus

B. Nervus intercostalis

C. Nervus laryngeus recurrens

D. Nervus phrenicus

E. Nervus vagus

 

  1. Een deel van de klachten die een arts gepresenteerd krijgt zijn zogenaamde functionele klachten. Welk van de onderstaande presentaties is meestal GEEN functionele klacht?

 

A. Chronische vermoeidheid

B. Hyperventilatie

C. Lage rugpijn

D. Oorpijn

 

  1. Binnen de menselijke embryonale ontwikkeling onderscheiden we de buizen van Müller en Wolff. Hieruit ontstaan verschillende anatomische structuren. Ten aanzien van deze structuren is een van de onderstaande stellingen waar. Dit is:

 

A. De uterus en tuba uterina ontstaan uit de buizen van Müller en de epididymis, vesicula seminalis en het vas deferens ontstaan uit de buizen van Wolff

B. De uterus en tuba uterina ontstaan uit de buizen van Wolff en de epididymis, vesicula seminalis en het vas deferens ontstaan uit de buizen van Müller

C. De uterus, tuba uterina, epididymis, vesicula seminalis en het vas deferens ontstaan allen uit de buizen van Müller

D. De uterus, tuba uterina, epididymis, vesicula seminalis en het vas deferens ontstaan allen uit de buizen van Wolff

  1. Antimüllerhormoon (AMH) wordt geproduceerd door de:

 

A. Buizen van Müller

B. Buizen van Wolff

C. Mannelijke foetale gonaden

D. Vrouwelijke foetale gonaden

 

  1. De voorkeursleeftijd voor het osteosarcoom ligt in de:

 

A. 2e decade

B. 4e decade

C. 6e decade

 

  1. Sikkelcelziekte is een afwijking van de:

 

A. Erytrocyt

B. Leukocyt

C. Lymfocyt

D. Trombocyt

 

  1. Wat moet men vermijden bij de opvang van een patiënt met epiglottitis?

 

A. Antibiotica toedienen

B. Een thoraxfoto maken in liggende houding

C. Vernevelen met adrenaline

D. Zuurstof toedienen

 

Genetica

 

  1. Duchenne spierdystrofie is een progressieve spierziekte. Het progressieve karakter van deze ziekte is het gevolg van een afname van de cellen die nodig zijn voor de regeneratie van de spieren. Welke cellen dragen door deling en/of differentiatie bij tot de regeneratie van het skeletspierweefsel?

 

A. Skeletspiercellen

B. Satellietcellen

C. Fibroblasten

 

  1. Een driejarig jongetje heeft de ziekte van Duchenne. Zijn kuitspieren zijn opvallend fors, hij vertoont een waggelgang en valt vaak. Het eiwit dat een schakel vormt tussen actine en fibronectine is afwezig. Dit complex geeft onmisbare steun aan de spiervezel en voorkomt scheuring tijdens

.....read more
Access: 
Public
Interuniversitaire VoortgangsToets Geneeskunde (iVTG), deel 3

Interuniversitaire VoortgangsToets Geneeskunde (iVTG), deel 3


Deel A: oefenvragen bij voortgangstoets februari 2016

Algemeen

  1. Welke van de volgende typen bias wordt door randomisatie tegengegaan?

A. Confounding by indication

B. Differentiële misclassificatie

C. Exception bias

C. Recall bias

 

  1. Bij geneesmiddelenonderzoek onderscheidt men een aantal fasen. Met een fase III studie duidt men aan:

A. Een postmarketing surveillance study bij patiënten

B. Een randomized controlled trial (RCT) bij patiënten

C. Een studie bij patiënten om de juiste dosering vast te stellen.

D. Een studie bij vrijwilligers.

 

Genetica

  1. Bij de cellulaire veroudering treden veranderingen op in de lengte van DNA-sequenties. Deze sequenties zijn gelegen in:

A. Telomeren van chromosomen

B. Centromeren van chromosomen

D. Repeat sequenties over het totale chromosoom

 

  1. Cystic Fibrosis (CF) is een autosomaal recessief erfelijke ziekte. Een man (met fenotypisch gezonde ouders) vraagt de arts wat zijn kans is om drager te zijn van CF, gegeven het feit dat zijn broer de ziekte heeft en hij niet. Deze kans bedraagt:

A. 1 op 2

B. 1 op 3

C. 1 op 4

D. 2 op 3

 

  1. Het meest bekende bloedgroepsysteem is het AB0-systeem. Hoeveel verschillende genoytpen zijn het mogelijk in dit systeem? Dat zijn er:

A. 3

B. 4

C. 5

D. 6

 

  1. Vroeg in de ontwikkeling van een vrouwelijk embryo wordt een van de X-chromosomen geïnactiveerd. Dit geïnactiveerde X-chromosoom is in het karyogram zichtbaar als een:

A. Barrlichaampje

B. Polyploïdie

C. Translocatie

 

  1. Bij personen met testiculaire feminisatie is het karyotype:

A. 45 X0

B. 46 XX

C. 46 XY

D. 47 XYY

 

Interne geneeskunde

  1. Een patiënt heeft sinds 6 weken diarree met bloedbijmenging. Een van de volgende condities is de meest waarschijnlijke oorzaak van de diarree. Dat is:

A. Colitis ulcerosa

B. Lactose intolerantie

C. Laxantiamisbruik

 

  1. Een 52-jarige man, 35 “pack-years” en een onbehandelde hypertensie, klaagt over aanvallen van kortademigheid bij inspanning. Om te differentiëren tussen een longziekte en hartfalen besluit de arts een bloedbepaling te laten verrichten. Het beste onderscheid wordt gemaakt door bepaling van:

A. Arteriële zuurstofspanning

B. Brain natriuretic peptide

C. Kreatinine

D. Troponinen

 

  1. Bij een bepaald type atrioventriculaire geleidingsstoornis wordt iedere P-top gevolgd door een QRS-complex. De PQ-tijd bedraagt hierbij echter, bij normaal frequentie, meer dan 0,20 seconde. Dit type blok is een:

A. Eerstegraads AV geleidingsstoornis

B. Type 1 tweedegraads geleidingsstoornis

C. Type 2

.....read more
Access: 
Public
Tentamenvragen van Utrechtse Voortgangstoets (UVT)

Tentamenvragen van Utrechtse Voortgangstoets (UVT)


Deel: Bewegingsapparaat

Vraag 1

U bent huisarts. Uw tante van 56 jaar heeft al jaren bestaande wisselende pijnklachten in zowel de linker als de rechter heup.Vroeger was zij in staat lange wandelingen te maken. Echter, de laatste tijd is de pijn al na een korte afstand te erg om verder te gaan en moet zij gaan zitten. Boodschappen doet ze liever op de fiets.U ontmoet haar op een verjaardagspartijtje en u laat zich verleiden haar uit te leggen wat er aan de hand is.

Klinische vraag

Antwoord

1. Wat is uw meest waarschijnlijke diagnose?

1. Arthrosis deformans van beide heupen.

2. Welk anamnestisch gegeven moet achterhaald worden om het moment van een eventuele operatie te bepalen?

2. Ernst van de nachtelijke pijnen.

Biomedische vraag

Antwoord

1. Welke belangrijke spier(groep) geeft retroflexie in het heupgewricht ?

1. Hamstrings (of evt. m. biceps femoris).

2. Welke zenuw voorziet bovengenoemde spiergroep?

2. N. tibialis (n. ischiadicus).

Vraag 2

Een voetballer strekt zijn rechterarm terwijl hij zijn tegenstander tackelt. Direct hierna kan hij zijn rechter arm niet bewegen. U rent als sportarts van de lokale voetbalclub naar de gevelde speler toe. Bij onderzoek vindt u een gezwollen pijnlijke rechter schouder. De normale contour van de Musculus Deltoideus is verdwenen.

Klinische vraag

Antwoord

1. Wat is de diagnose?

1. (Anterior) dislocatie rechter schouder.

2. Welke behandeling is nodig?

2. Repositie.

Biomedische vraag

Antwoord

1. Welke groep spieren is van groot belang voor de stabiliteit in het schoudergewricht?

1. Rotator cuff.

2. Hoe groot is de rol van het gewrichtskapsel bij stabilisatie in het schoudergewricht?

2. Geringe rol, kapsel is wijd en slap.

Vraag 3

Een 50-jarige man komt bij de huisarts wegens acute heftige pijn gekregen aan zijn linker grote teen. Hij kan nauwelijks lopen. U kent hem wegens hypertensie waarvoor hij een diureticum gebruikt. Ook gebruikt hij nog wel eens alcohol. De

.....read more
Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
3304
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Follow the author: Medicine Supporter