Staatsrecht 2 - Recht - RUG - B2 - Oefenbundel
- 2881 keer gelezen
In paragraaf van het artikel Rechtstreekse werking van internationale verdragen: een Hollands probleem met een Amerikaanse of Franse oplossing? wordt op onder meer de vraag aan de orde gesteld of aan artikel 91 van de Grondwet een argument kan worden ontleend om voortaan de wetgever een prominentere rol te geven bij het bepalen van de werking van een verdragsbepaling.
Waarom veronderstellen de auteurs van het artikel dat naar Nederlands staatsrecht de wetgever nog geen prominente rol speelt bij het bepalen van de werking van een verdragsbepaling? (4 punten, 75 woorden)
De auteurs wijzen er voorts op dat een interessante vraag is hoe zo n constitutionele rol voor regering en parlement zich verhoudt tot de contextuele benadering waarvoor de Hoge Raad in het [CAN]-arrest heeft gekozen Deze contextuele benadering in het CAN- arrest staat op gespannen voet met het voorstel om de rol van de wetgever bij de vaststelling van de werking van een verdragsbepaling te benadrukken. Leg uit waarom dat zo is. (6 punten, 150 woorden)
Dathne en Matt zitten met het volgende. Tijdens een staatsbezoek aan de Volksrepubliek China doet koning Willem-Alexander enkele politiek getinte uitspraken over het voorstel van het centrale comité van de Chinese Communistische Partij om het maximumaantal opeenvolgende termijnen dat een president en vicepresident mogen vervullen, af te schaffen. De Tweede Kamer wil hierover van gedachten wisselen met de regering.
Dathne stelt dat aangezien de uitlatingen buiten het grondgebied van het koninkrijk zijn gedaan niemand hiervoor de verantwoordelijkheid draagt. Matt heeft zijn bedenkingen bij Dathnes standpunt. Adviseer Matt over de vraag of voor de uitlatingen van de koning ministeriële verantwoordelijkheid wordt gedragen, en zo ja of het staatsrechtelijk uitmaakt welke minister door de Kamer wordt aangesproken in deze kwestie. (5 punten, 100 woorden)
Na afloop van het staatsbezoek van de koning aan China wordt in het opinieblad De Doranen een artikel geplaatst over mogelijk geheime afspraken tussen de Nederlandse minister van Justitie en Veiligheid en zijn Chinese collega over het aftappen van internetkabels. Een Tweede Kamerlid vraagt aan de minister of de inhoud van dit artikel waar is. De minister wil in het belang van de nationale veiligheid geen antwoord geven op deze vraag. Kan de Kamer de minister dwingen de gevraagde inlichtingen te verstrekken?
Licht uw antwoord toe. (5 punten, 100 woorden)
Naar verwachting treedt in 2021 de Omgevingswet in werking, een wet die een groot aantal reeds bestaande wetten op het terrein van het omgevingsrecht integreert en vereenvoudigt. Kenmerkend voor de wet is dat de inhoudelijke normstelling grotendeels bij algemene maatregel van bestuur zal plaatsvinden. De wet bevat daartoe een groot aantal delegatiebepalingen. Als argumenten daarvoor worden aangevoerd:
Omdat Taeke Wortelboer principiële bezwaren heeft tegen het koningshuis besluit hij op koningsdag in Groningen te gaan protesteren. Hoewel enkele vrienden zich aanvankelijk bereid hebben verklaard met hem mee te doen, komt er op de dag zelf niemand anders opdagen. Taeke besluit daarop dan maar in zijn eentje te protesteren. Hij stelt zich strategisch op langs de route waar het koninklijk gevolg zal passeren en rolt vast zijn spandoek uit. Nog voor de koning in de buurt is, wordt Taeke door een agent aangesproken die hem meedeelt dat demonstraties vandaag in het centrum niet zijn toegestaan, om zo de feestelijke sfeer te beschermen.
In hoeverre kan Taekes protest als betoging in de zin van de Grondwet worden aangemerkt? (2 punten, 50 woorden)
Noem ten minste twee punten waarop de bescherming van de vrijheid van meningsuiting op grond van artikel 7 lid 1 Grondwet verder gaat dan de bescherming van het betogingsrecht op grond van artikel 9 Grondwet en de Wet openbare manifestaties. (4 punten, 120 woorden)
In hoeverre biedt artikel 10 EVRM aanvullende rechtsbescherming ten opzichte van artikel 7 lid 1 Grondwet? (4 punten, 100 woorden)
Waarom past een verbod op ondemocratische politieke partijen beter bij een materiële democratie-opvatting dan bij een formele democratie-opvatting? (5 punten, 100 woorden)
In hoeverre biedt het huidige artikel 2:20 BW, in de uitleg die de Hoge Raad daaraan geeft, voldoende ruimte om politieke partijen die actief oproepen om met geweld de democratie af te schaffen en te bestrijden verboden te verklaren en te ontbinden? (5 punten, 150 woorden)
Op grond van artikel 40, derde lid, van de Wet bijzondere opneming in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) kunnen door de verantwoordelijke behandelaar beperkingen worden gesteld aan het recht op bewegingsvrijheid in en rond het ziekenhuis indien ernstige nadelige gevolgen voor de gezondheidstoestand van de patiënt daartoe nopen dan wel indien verstoring van de orde in het ziekenhuis in het geding is. Is deze bepaling uit de Wet Bopz verenigbaar met artikel 2 van het Vierde Protocol bij het EVRM? (10 punten, 150 woorden)
In de Hilversumse Vuurwerkverbod-uitspraak beoordeelde de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State de rechtmatigheid een bepaling in de algemene plaatselijke verordening (APV) over het afsteken van vuurwerk.
Had de gemeenteraad in de APV kunnen bepalen dat overtreding van het verbod tot afsteken van vuurwerk wordt bestraft met een hechtenis van ten hoogste zes weken? (2 punten, 75 woorden)
Had de gemeenteraad in de APV kunnen bepalen dat de bevoegdheid om over het gebruik van vuurwerk nadere regels vast te stellen, aan de burgemeester toekomt? (4 punten, 75 woorden)
De Hilversumse APV dateert van 2010. In overweging 3 van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak komt de verhouding tussen de APV en het Vuurwerkbesluit ter sprake. Dat Vuurwerkbesluit is een algemene maatregel van bestuur uit 2002, en is dus ouder dan de APV. Leg uit waarom artikel 121 Gemeentewet in deze casus desondanks niet van toepassing is. (4 punten, 150 woorden)
Het uitgangspunt in het Nederlandse recht is dat uiteindelijk de rechter bepaalt of een verdragsbepaling eenieder verbindend is/rechtstreekse werking heeft. Wat regering en parlement daaromtrent t.t.v. de verdragsgoedkeuring hebben gesteld, is dus niet doorslaggevend.
Het accentueren van de rol van de wetgever betekent in dit geval dat de wetgever expliciet(er) uitlatingen doet over de vraag welke verdragsbepalingen eenieder verbindend zijn. Dat is per definitie abstract en generiek (Rechtstreekse werking van Internationale verdragen). De contextuele benadering die de Hoge Raad voorstaat (rov. 3.5.2-3.5.3 in het CAN-arrest) is per definitie concreet en casusspecifiek (maatwerk). Beide benaderingen wijzen dus in een tegengestelde richting.
Ingevolge art. 42(2) Grondwet is de koning onschendbaar en zijn de ministers (alle!) verantwoordelijk. Voor niet-gecontrasigneerde handelingen van de koning zijn de ministers verantwoordelijk voor zover die handelingen het openbaar belang raken. Daarvan is hier sprake (politiek getint, Tweede Kamer wil uitleg). Dat de uitspraken buiten het grondgebied van het rijk zijn gedaan, doet niet ter zake. Het maakt staatsrechtelijk niet uit welke minister wordt aangesproken; wel is op grond van de praktijk de minister-president het eerste aanspreekpunt voor koninklijke kwesties.
Nee. Op grond van art. 68 Grondwet geeft de minister de Kamer de door één of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij die verstrekking strijdig is met het belang van de staat. Het beroep op de nationale veiligheid kan worden begrepen als het belang van de staat. Onder deze omstandigheid kan de minister niet door de Kamer worden gedwongen de gevraagde inlichtingen te geven.
De Omgevingswet is een kaderwet, die de inhoudelijke normstelling grotendeels aan de regering (bij amvb) overlaat. In de vraag is daarvoor een tweetal argumenten weergegeven. Staatsrechtelijke kritiek is onder andere door de Raad van State verwoord (citaat in Delegatie van regelgevende bevoegdheid, p. 104).
Gerelateerd aan beide in de vraag genoemde argumenten voor de Omgevingswet kan deze kritiek als volgt worden vertaald:
Een betoging is een gemeenschappelijke meningsuiting. Taeke is alleen en geniet dus geen bescherming van art. 9 Grondwet (Occupy-uitspraak, rov. 4.1).
Bij het nakijken beperkten we ons tot verschillen tussen art. 7(1) Grondwet en 9 Grondwet/Wom; niet vereist is dat wordt aangetoond dat in die verschillen de bescherming van art. 7(1) Grondwet sterker is dan de bescherming van art. 9 Grondwet/Wom.
NB: beoordeling op grond van de inhoud is geen verschil: ook bij betogingen mag de inhoud geen rol spelen, vgl. artt. 3(4), 4(3) en 5(3) Wom.
Minimaal twee voorbeelden van aanvullende rechtsbescherming, zoals:
In een formele democratieopvatting is democratie een neutraal besluitvormingsproces waarin het standpunt van de meerderheid beslissend is. Een materiële democratieopvatting stelt inhoudelijke eisen aan (uitkomsten van) het proces. Die eisen hebben betrekking op fundamentele waarden en rechten (kortweg eisen van de rechtsstaat). Ondemocratische politieke partijen willen de democratie afschaffen. Volgens een materiële democratieopvatting heeft de democratie het recht zich tegen aantasting te beschermen, onder andere door partijverboden. Daarom past een partijverbod bij een materiële democratieopvatting en niet bij een formele democratieopvatting.
Ingevolge artikel 2:20, eerste lid, BW kunnen rechtspersonen alleen verboden worden als hun werkzaamheid in strijd is met de openbare orde. De Hoge Raad heeft in het arrest Martijn uiteengezet wanneer daarvan sprake is. Beslissend is dat verbodenverklaring slechts aanvaardbaar is indien zij kan worden aangemerkt als een noodzakelijke maatregel om gedragingen te voorkomen die een daadwerkelijke aantasting vormen van als wezenlijk ervaren beginselen van ons rechtsstelsel en die onze samenleving ontwrichten of kunnen ontwrichten (rov. 3.10). Van daadwerkelijke ontwrichting hoeft (nog) geen sprake te zijn om tot verbodenverklaring te kunnen overgaan.
I.c. gaat het om een politieke partij (een rechtspersoon in de zin van 2:20 BW) die actief oproept om met geweld de democratie af te schaffen. Deze werkzaamheid kan worden gekwalificeerd als daadwerkelijke aantasting van een wezenlijke grondslag van ons rechtsstelsel, de democratie. Verdedigbaar is bovendien dat een verbod als een noodzakelijke maatregel kan worden beschouwd om deze aantasting tegen te gaan.
Art. 2, derde lid, Vierde Protocol EVRM hanteert de volgende beperkingsvoorwaarden
Aan deze voorwaarden zal hier zijn voldaan. 40, derde lid, Wet bopz is verenigbaar met art. 2 Vierde Protocol EVRM.
Ja. Ingevolge art. 154 Gemeentewet kan de raad op overtreding van zijn verordeningen een hechtenis van ten hoogste drie maanden (of een geldboete van de tweede categorie) stellen. De maximale hechtenis van zes weken valt ruim binnen die bandbreedte.
Nee. Weliswaar is de raad bevoegd zijn bevoegdheden te delegeren, maar ingevolge art. 156, eerste lid Gemeentewet kan dat enkel aan het college of aan een bestuurscommissie. Delegatie aan de burgemeester is uitgesloten.
In overweging 3.3 constateert de ABRvS dat het Vuurwerkbesluit en de APV verschillende objecten reguleren: het Vuurwerkbesluit gaat over technische eisen aan consumentenvuurwerk en de tijdstippen waarop dat afgestoken mag worden; de APV- bepaling betreft plaatsen waar al dan niet vuurwerk afgestoken mag worden. Beide regelingen hebben dus niet hetzelfde onderwerp (Emmense Baliekluivers), zodat art. 121 Gemeentewet hier niet aan de orde is.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Oefenmaterialen te gebruiken bij het vak Staatsrecht 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Oefenmaterialen te gebruiken bij het vak Staatsrecht 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2230 | 1 |
Add new contribution