Het evalueren van automatische gedachten - samenvatting van hoofdstuk 11 uit Cognitieve gedragstherapie: Theorie en praktijk

Cognitieve gedragstherapie: Theorie en praktijk
Hoofdstuk 11
Het evalueren van automatische gedachten


Het selecteren van automatische gedachten

Als je een automatische gedachte hebt geïdentificeerd, moet je door middel van de conceptualisatie bepalen of dit een belangrijke gedachte is die aandacht nodig heeft: 1) leidt het op dit moment tot negatieve gedachten 2) is het disfunctioneel 3) is het waarschijnlijk dat het terugkomt.

Als een automatische gedachte van de afgelopen week opkomt kun je vragen: 1) in welke situatie had je deze gedachte? Hoezeer geloofde je er toen in? Hoeveel geloof je er nu in? 2) Welke gevoelens riep de gedachte in je op? Hoe intens was die emotie toen? Hoe intens is die emotie nu? 3) wat deed je?

Vraag jezelf af of de cliënt deze gedachte weer zal krijgen en er dan weer overstuur van zal raken.

Zoek ook uit of andere gedachten belangrijker zijn: 1) Wat ging er (in deze situatie) nog meer door je heen? Had je nog meer gedachten of beelden in je hoofd? 2) Welke gedachten/welk beeld vond je het meest verontrustend?

Je kunt bij een belangrijke automatische gedachte besluiten er niet verder op in te gaan als 1) je denkt dat de therapeutische samenwerkingsrelatie hierdoor belemmerd wordt 2)  de intensiteit van de negatieve gevoelens te groot is om het denkpatroon te evalueren 3) er niet voldoende tijd is om de cliënt te helpen om effectief op de gedachte te reageren 4) je vaststelt dat het belangrijker is om aan een ander element van het cognitieve model te werken 5) je vaststelt dat het belangrijker is om aan een disfunctionele overtuiging te werken die aan de automatische gedachte ten grondslag ligt 6) je vaststelt dat het  belangrijker is om aan een ander probleem te werken.

Vragen stellen om een automatische gedachte te evalueren

Nadat je de cliënt en automatische gedachte hebt ontlokt, vastgesteld hebt dat het een belangrijke gedachte is, en de reacties hebt geïdentificeerd, kun je besluiten de gedachte te evalueren.

Je probeert maar zelden een automatische gedachte direct te ontzenuwen omdat: 1) meestal weet je niet van tevoren in welke mate de betreffende automatische gedachte verkend is 2) als je de juistheid van een gedachte meteen ter discussie stelt, kunnen cliënten zich gekwetst voelen 3) een cognitieve ontzenuwen schendt een fundamenteel principe van cognitieve gedragstherapie, namelijk samenwerkend empirisme.

Automatische gedachten zijn slechts zelden volledig juist. Het deel dat waar is moet je wel erkennen.

Cliënten hebben behoefte aan een gestructureerde methode om hun gedachten te kunnen evalueren. Anders wordt hun reactie op automatische gedachten oppervlakkig en niet overtuigend.

Evaluatie moet op neutrale wijze gebeuren. Zowel de voors als tegens moeten naar voren komen.

Je kunt vanaf de eerste sessie vragen stellen om een specifieke automatische gedachte te evalueren. In een volgende sessie leg je het proces uitgebreider uit, zodat cliënten leren hoe ze gedachten zelf kunnen evalueren.

Vragen die je kunt stellen om de gedachte te evalueren zijn: 1) Waaruit blijkt dat de gedachte waar is? Waaruit blijkt dat de gedachte niet waar is? 2) is er een andere verklaring of een ander standpunt mogelijk? 3) Wat is het ergste wat er kan gebeuren (als ik al niet aan het ergste denk?) En als dat zou gebeuren, zou ik daar dan mee om kunnen gaan? Wat is het beste wat er kan gebeuren? Wat is de meest waarschijnlijke uitkomst? 4) Welke gevolgen heeft mijn geloof in deze automatische gedachte? Wat zou het effect zijn als ik er anders over zou gaan denken? 5) Wat zou ik tegen__ zeggen als hij of zij zich in deze situatie bevond? 6) Wat moet ik doen?

Meestal gebruik je niet alle vragen.

Deze vragen helpen jou en de cliënt 1) de juistheid van de automatische gedachte te onderzoeken 2) de mogelijkheid van andere interpretaties of standpunten te onderzoeken 3) de problematische situatie minder als een ramp te zien 4) in te zien wat de impact is als je deze gedachte zou geloven 5) afstand te nemen van de gedachte 6) stappen te ondernemen om het probleem op te lossen.

De uitkomst van het evaluatieproces beoordelen

Bekijk in hoeverre de cliënt de originele automatische gedachte gelooft en hoe ze zich voelt. Zo kun je bepalen wat vervolgens te doen.  

Nagaan waarom evaluatie van een automatische gedachte niet effectief was

Als een cliënt nog steeds geloof echt aan de automatische gedachte en zich niet beter voelt, moet je nagaan waarom cognitieve herstructurering niet effectief was. Hiervoor zijn verschillende redenen mogelijk: 1) er zijn andere, meer centrale automatische gedachten en/of beelden die nog niet geïdentificeerd en geëvalueerd zijn 2) de evaluatie van de automatische gedachte is niet waarschijnlijk, oppervlakkig of gebrekkig 3) de cliënt heeft nog niet voldoende bewijzen gerapporteerd die volgens hem de automatische gedachte ondersteunen. Het oordeel is dus niet zorgvuldig. 4) de automatische gedachte is zelf een kernovertuiging 5) de cliënt begrijpt wel dat de automatische gedachte een verkeerde voorstelling van zaken geeft, maar gelooft het niet op emotioneel niveau. Hier gaat nog een niet-verwoorde overtuiging achter schuil.

Alternatieve methoden gebruiken om cliënten te helpen hun gedachten te onderzoeken

Je kunt de volgende dingen doen: 1) je vragen variëren 2) de denkfout identificeren 3) zelfonthulling gebruiken.

Het gebruik van alternatieve vragen

Door de vragen heen kun je meer de nadruk gaan leggen op de impliciete onderliggende overtuiging. Vaak zijn zulke vragen een variatie op de standaard vragen hierboven.

Denkfouten identificeren

Cliënten hebben de neiging steeds gelijksoortige denkfouten te maken. Er is vaak een negatieve tendens in cognitieve verwerking.

Het helpt vaak om vervormingen te benoemen en cliënten te leren dat ook te doen. Je kunt bijhouden welke fouten zijn het meest maken, of een lijst meegeven.

Veelvoorkomende denkfouten zijn: 1) alles-of-niets-denken 2) Rampdenken, een negatieve toekomstverwachting zonder naar waarschijnlijkere uitkomsten te kijken 3) het diskwalificeren van het positieve, tegen jezelf zeggen dat positieve ervaringen, handelingen of kwaliteiten er niet toe doen 4) emotioneel redeneren, je denkt iets omdat je het sterk voelt, waarbij je bewijzen voor het tegendeel negeert 5) stigmatiseren, jezelf of anderen een algemeen label geven, zonder aandacht te besteden aan ander bewijst voor een minder vervelend label 6) overdrijven/bagatelliseren, als je jezelf of een ander in een situatie beoordeeld, overdrijf je ten onrechte negatieve aspecten of bagatelliseer je positieve aspecten 7) selectief abstraheren, onevenredig veel aandacht besteden aan een negatief detail en niet het hele plaatje bekijken 8) gedachten lezen ,denken dat je de gedachten van anderen kunt lezen en negeert andere, meer waarschijnlijke, interpretaties 9) overgeneralisatie, een gegeneraliseerde negatieve conclusie trekken die niet in verhouding staat met de situatie 10) personalisatie, denken dat anderen zich vanwege jou op een negatieve manier gedragen, zonder waarschijnlijkere verklaringen in ogenschouw te nemen 11) moeten, je hebt rigide ideeën over hoe jij of anderen zich moeten gedragen en overschat hoe erg het is als er niet aan deze verwachtingen wordt voldaan 12) tunnelvisie, alleen negatieve aspecten zien aan een situatie.

Zelfonthulling gebruiken

Soms kun je voorzichtig en zorgvuldig gebruik maken van zelfonthulling om te laten zien hoe het jou gelukt is om vergelijkbare automatische gedachten te veranderen.

Wanneer automatische gedachten waar zijn

Als automatische gedachten waar blijken te zijn kun je: 1) je richten op het oplossen van problemen 2) onderzoeken of de cliënt een onjuiste of disfunctionele conclusie heeft getrokken 3) aan acceptatie werken.

Je richten op het oplossen van problemen

Als de interpretatie van een situatie lijkt te kloppen, kun je onderzoeken of het probleem (gedeeltelijk) kan worden opgelost.

Onjuiste conclusies onderzoeken

Als een automatische gedachte waar is, betekend dat niet dat de betekenis ook helemaal waar is. Je kunt dan de onderliggende overtuiging of conclusie nader onderzoeken.

Aan acceptatie werken

Als problemen niet opgelost kunnen worden en dat misschien nooit kunnen, dan moet je de cliënt helpen het te accepteren.

Cliënten leren hun gedachten te evalueren

Op een bepaald moment kun je de cliënt een kopie van de basisvragen gegeven.

Leer cliënten zelf om de gedachten te evalueren. Maak duidelijk dat veel cliënten hier moeite mee hebben.

Een kortere weg: de vragen helemaal niet gebruiken

Als de cliënten vooruitgang hebben geboekt en hun gedachten automatisch evalueren, kun je hen soms vragen een functionele reactie te bedenken.

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Psychotherapie - Master klinische psychologie

Overzicht van de behandeling - samenvatting van hoofdstuk 2 van Cognitieve gedragstherapie: theorie en praktijk

Overzicht van de behandeling - samenvatting van hoofdstuk 2 van Cognitieve gedragstherapie: theorie en praktijk

Image

Cognitieve gedragstherapie: theorie en praktijk
Hoofdstuk 2
Overzicht van de behandeling


Het ontwikkelen van de therapeutische samenwerkingsrelatie

Het is belangrijk om vanaf het eerste gesprek het vertrouwen van cliënten te winnen en een goede verstandshouding op te bouwen.

Dit doe je door: 1) te laten zien dat je over goede counselingsvaardigheiden en goed inzicht beschikt 2) te informeren over je conceptualisatie en behandelplan 3) Gezamenlijk beslissingen te nemen 4) feedback te vragen 5) te variëren van aanpak 6) de cliënt te helpen bij de oplossing van hun problemen.

Je beschikt over goede counselingsvaardigheden

Je laat voortdurend zien dat je betrokken bent en de cliënt wilt begrijpen. Dit doe je door middel van: 1) empathische uitspraken 2) woordkeuze 3) de manier waarop je iets zegt 4) lichaamstaal.

Je probeert de volgende boodschappen over te brengen: 1) Ik geef om je en waardeer je 2) ik wil je begrijpen en helpen 3) ik heb vertrouwen in onze samenwerking en CGT 4) ik kan jouw problemen aan 5) ik heb mensen met vergelijkbare problemen geholpen.

De cliënt informeren over de conceptualisatie en het behandelplan

Je vertelt de cliënt telkens over jouw conceptualisatie en vraagt of deze ‘aannemelijk klinkt’. Als je feedback vraagt aan de cliënt, wordt de samenwerking beter en is het beter mogelijk om de problematiek te conceptualiseren en een effectieve behandeling in te zetten.  

Gezamenlijk beslissingen nemen

Je probeert de cliënt actief deel te laten nemen aan de sessie.

Om feedback vragen

Tijdens de sessie ben je voortdurend alert of emotionele reacties van de cliënt. Als je merkt dat de cliënt overstuur raakt ga je daarop in.

Het is belangrijk om de cliënt aan te moedigen feedback te geven, het probleem te conceptualiseren en een strategie te plannen om het probleem op te lossen.

Zelfs als de samenwerking goed gaat vraag je om feedback.

Je aanpak variëren

Let op de emotionele reacties van cliënten tijdens de sessie en stel vragen over mogelijke problemen, zodat je je aanpak kunt aanpassen en de cliënt op zijn gemak kunt stellen.

Help het leed van de cliënten te verlichten

Een van de beste manieren om de samenwerkingsrelatie te versterken is je te gedragen als een effectieve en competent cognitieve gedragstherapeut.

Je besteed voldoende tijd aan het ontwikkelen van de therapeutische relatie

.....read more
Access: 
Public
Cognitieve conceptualiatie - samenvatting van hoofdstuk 3 van Cognitieve gedragstherapie: theorie en praktijk

Cognitieve conceptualiatie - samenvatting van hoofdstuk 3 van Cognitieve gedragstherapie: theorie en praktijk

Image

Cognitieve gedragstherapie: theorie en praktijk
Hoofdstuk 3
Cognitieve conceptualisatie


Inleiding

Een cognitieve conceptualisatie voorziet de therapeut van een referentiekader van waaruit het de cliënt kan begrijpen.

Begin met de volgende vragen: 1) Hoe luid(en) de diagnose(s) van de cliënt? 2) wat zijn de problemen waar de cliënt op dit moment mee te maken heeft? Hoe zijn deze ontstaan en worden ze in stand gehouden? 3) Welke disfunctionele gedachten en overtuigingen hangen met de problemen samen en welke reacties hangen met deze denkwijze samen?

Formuleer hypotheses over het ontstaan van deze stoornis bij de cliënt: 1) Hoe kijkt de cliënt aan tegen zichzelf, anderen, de wereld en zijn toekomst? 2)  welke onderliggende overtuigingen en gedachten heeft de cliënt? 3) hoe gaat de cliënt met disfunctionele cognities om? 4) welke vroege ervaringen hebben mogelijk bijgedragen aan de huidige problemen? Welke betekenis heeft de cliënt hieraan gegeven en welke opvattingen vinden hierin hun oorsprong/worden hierdoor versterkt? 5) welke cognitieve, affectieve en gedragsmechanismen heeft de cliënt ontwikkeld om met disfunctionele overtuigingen om te gaan?

Je begint de cognitieve conceptualisatie tijdens het eerste contact te construeren, en blijft deze gedurende de hele behandeling verfijnen.

Het cognitieve model

Het cognitieve model stelt dat emoties, gedrag, en lichamelijke reacties worden beïnvloed door de manier waarop mensen gebeurtenissen waarnemen.

Situatie à automatische gedachten à reactie

De manier waarop mensen de situatie interpreteren bepaald hoe zij zich voelen. Een emotionele reactie wordt gemedieerd door de perceptie van een situatie.

Twee denkniveaus: 1) actief proberen informatie te begrijpen en op te nemen 2) automatische gedachten (snel en evaluatief). Komen spontaan op, en is iemand zich nauwelijks van bewust. Ze hebben wel invloed op emoties, gedrag en reacties.

Automatische gedachten worden meestal direct geaccepteerd. Je kunt automatische gedachten identificeren door te letten op veranderingen in: affect, gedrag en lichamelijk reacties.

Als je automatische gedachten hebt geïdentificeerd, kun je de juistheid ervan onderzoeken. Als disfunctionele gedachten worden onderworpen aan een objectieve beschouwing, veranderen in het algemeen de emotionele, gedragsmatige en lichamelijke reacties.

Overtuigingen

Vanaf de jeugd ontwikkelen mensen bepaalde ideeën over zichzelf, andere mensen en de wereld. Kernovertuigingen zijn ideeën die zo diep verankerd liggen en fundamenteel zijn dat mensen ze vaak niet verwoorden (ook niet tegen zichzelf). De ideeën worden gezien als absolute waarheid.

Als de overtuiging is geactiveerd, heeft de persoon de neiging om zijn aandacht selectief te richten op informatie die zijn kernovertuiging bevestigd

.....read more
Access: 
Public
De functieanalyse - samenvatting van hoofdstuk 9 van Geïntegrerde cognitieve gedragstherapie: Handboek voor theorie en praktijk

De functieanalyse - samenvatting van hoofdstuk 9 van Geïntegrerde cognitieve gedragstherapie: Handboek voor theorie en praktijk

Image

Geïntegreerde cognitieve gedragstherapie: Handboek voor theorie en praktijk
Hoofdstuk 9
Taxatie van aangrijpingspunten: de functieanalyse


Inleiding

De verklarende diagnose is in de vorm van functie- en betekenisanalyses (FA’s en BA’s). Dit zorgt ervoor dat individu-specifieke variaties kunnen worden aangebracht op gestandaardiseerde behandelingen. Vaak omvat dit meerdere FA’s en/of BA’s. Deze analyses beschrijven de dynamiek achter de problemen.

FA en BA zijn bedoelt om problematiek te verklaren. Interventies op basis van FA en BA worden gekozen vanwege vermoedens omtrent aangrijpingspunten en werkingsmechanismen. Door de FA en BA worden onderliggende mechanismen zo blootgesteld dat ze door therapie kunnen worden beïnvloed.

FA en BA zijn gebaseerd op klassieke en operante conditionering. Je moet uitgaan van de associaties die de cliënt meent waar te nemen. Het gaat om verklaringen achteraf. Er wordt veronderstelt dat de cliënt zodanig is blootgesteld aan een bepaalde samenhang tussen gedrag en consequenties (of tussen andere gebeurtenissen) dat er klachten zijn ontstaan. Je maakt hypotheses over de samenhang door verklaringen die de cliënt achteraf geeft.

De analyses zijn per definitie achteraf geformuleerde hypotheses over samenhang. De therapeut dient de hypotheses over samenhang zo goed mogelijk te toetsen (bv met gedachtenexperminenten). Wanneer een hypothese na voldoende gedachte-experimenten overeind is blijven staan, kan een interventie worden geselecteerd die de theoretische samenhang wijzigt.

FA en BA moeten interventies dienen.

Twee hulpmiddelen worden gebruikt om te kijken of iets nog klinisch relevant is: 1) de DSM-classificatie, Verwijst vaak naar een evidence based behandeling 2) de klachten van de cliënt zijn het vertrekpunt.

Vertrekpunt van de functieanalyse

De klachten van de cliënt zijn het vertrekpunt van de FA’s. Meestal wordt het in de eerste instantie aan de cliënt overgelaten om te bepalen welke problemen zich het eerste voor nadere analyse lenen.

Bij elke FA gaat de therapeut over naar een BA en andersom. Het gedrag is de FA, de emotionele aspecten de BA.

Het schema van de functieanalyse

Het zoekschema van de FA bestaat uit vijf elementen: 1) R, de respons die het te verklaren gedrag symboliseert 2) Sr-representatie, de vermeende bekrachtiger van het gedrag 3) -->, de associatie waarmee de door de cliënt veronderstelde relatie wordt aangegeven 4) Sd, de door de cliënt gepercipieerde discriminatieve stimulus waarmee de context wordt aangegeven waarin de associatie geld 5) de negatieve consequenties die het gedrag problematisch maken.

Iemand doet R

.....read more
Access: 
Public
De betekenisanalyse - samenvatting van hoofdstuk 10 uit Geïntegreerde cognitieve gedragstherapie: handboek voor theorie en praktijk

De betekenisanalyse - samenvatting van hoofdstuk 10 uit Geïntegreerde cognitieve gedragstherapie: handboek voor theorie en praktijk

Image

Geïntegreerde cognitieve gedragstherapie: Handboek voor theorie en praktijk
Hoofdstuk 10
De betekenisanalyse


Inleiding

De betekenisanalyse (BA) is een zoekschema die helpt te zoeken naar factoren die de problemen instandhouden. Hieruit kunnen interventies worden uitgezocht die deze factoren beïnvloeden.

De BA is een vertaling van klassieke conditionering.

Een BA schema geeft aan hoe het waarnemen van een bepaalde situatie of gebeurtenis (CS) zodanig kennis activeert over andere gebeurtenissen en situaties (UCS/UCR) dat deze geactiveerde kennis leidt tot een niet bij de oorspronkelijke situatie passende, emotionele reactie (CR).

Het vertrekpunt van de betekenisanalyse

De BA start bij moeilijke situaties of gebeurtenissen. Het is niet vanzelfsprekend dat sommige gevoelens in bepaalde situaties worden ervaren en deze moeten worden verklaard. Er ligt een specifieke betekenisverlening aan ten grond.

Soms noemt de cliënt niet de situatie, maar leidt de therapeut de situatie af van het gedrag van de cliënt.

Met de BA moet worden nagegaan wat een situatie lastig maakt.

Het schema van de betekenisanalyse

Het zoekschema van de BA bestaat uit vier elementen: 1) de uitlokkende stimulusconstellatie of de conditioneerde of voorwaardelijke stimulus, CS 2) de cognitieve representatie van de betekenisvolle situatie (de representatie van de ongeconditioneerde stimulus en ongeconditioneerde respons), de UCS/UCR-representatie  3) de associatie tussen de CS en de UCS/UCR representatie 4) de emotionele reactie die een uitdrukking is van deze associatie, de geconditioneerde respons.

De CS

Na leerervaringen krijgt een situatie of gebeurtenis een specifieke betekenis.

CS en CS-representatie

In het brein is een geheugenspoor van de CS dat wordt geactiveerd wanneer de CS wordt waargenomen. De cognitieve representatie van de CS heeft en specifieke betekenis gekregen. Het verkrijgen van zo’n betekenis is gebaseerd op leerervaringen. De cognitieve representatie is geassocieerd geraakt met kennis over een andere, betekenisvolle situatie (UCS/UCR-representatie).

De therapeut moet de onderliggende cognitieve structuur in kaart brengen. Ze moet hypotheses formuleren over de aard en inhoud van ‘kennis over betekenisvolle situaties’ waarvan de CS zijn betekenis ontleent. Ook formuleert zij hypotheses over de aard van de associatie tussen CS-representatie en UCS/UCR-representaties.

De CS-representatie wordt pas geactiveerd wanneer de daadwerkelijke CS wordt waargenomen. Indien het associatieve netwerk is geactiveerd roept de CS betekenissen op vanwege haar associatie met andere, in het netwerk opgeslagen, kennis.

Soorten CS’en

De CS kan betrekking hebben op alle mogelijke, concrete externe en interne

.....read more
Access: 
Public
Nieuwe inzichten in exposure - samenvatting van een artikel vna Rijkeboek & van den Hout (2014)

Nieuwe inzichten in exposure - samenvatting van een artikel vna Rijkeboek & van den Hout (2014)

Image

Rijkeboer, M.M. & Van den Hout, M.A. (2014). Nieuwe inzichten over exposure. Gedragstherapie, 4(1), 2-19


Exposure is een effectieve behandeling van angststoornissen.

Het principe van reciproke inhibitie

De voorloper op huidige exposure therapie is systematische desensitisatie. Dit is gebaseerd op het idee dat men niet gelijk angstig en ontspannen kan reageren. Op basis van reciproke inhibitie kregen angstige mensen een training in een angst antagonistische respons (zoals ontspanning). Als ze hierin getraind waren, werden ze blootgesteld aan een geconditioneerde stimulus. Hierbij moesten de cliënten proberen ontspanning vol te houden. Bij herhaling zou deze procedure geleidelijk de associatie van de CS met angst doorbreken. De CS zou systematisch gedesensitiseerd worden.

Exposure zou hier in kleine stappen verlopen omdat de antagonistische respons sterker moest zijn dan de angst.

Na onderzoek bleek dat reciproke inhibitie niet het werkzame mechanisme was en exposure op zich al even goed werkte.

Exposure door habituatie

Bij graduele in vivo exposure met respons preventie wordt de cliënt aangemoedigd om de gevreesde stimuli niet e vermijden, maar zich er aan bloot te stellen. Dit gebeurde in geleidelijke stapjes. Hierbij werd belangrijk geacht dat de angst binnen een exposure sessie daalt, hetgeen ertoe zou leiden dat de volgende sessie met minder angst wordt begonnen.

De verklaring dat angstdaling komt door habituatie is tautologisch. Angstreductie zou komen door habituatie en je weet dat er habituatie is omdat angstreductie optreedt. We kunnen habituatie niet onafhankelijk vaststellen van angstreductie.

Emotional processing theory en he desintegreren van angstnetwerken

De Emotional processing theory meent dat emoties zoals angst netwerken zijn van stimuli, responsen en betekenissen. Deze elementen activeren elkaar. Exposure zou werken door de desintegratie van een angstnetwerk. De gevreesde betekenis van een stimulus blijkt onjuist te zijn. Het angstnetwerk verliest coherentie waardoor angstreductie optreedt.

Door exposure worden geleidelijk de oorspronkelijke pathologische associaties in het netwerk vervangen door nieuwe, realistischer associaties.

Vuistregels voor het uitvoeren van exposure zouden dan zijn: 1) zorg dat het angstnetwerk goed wordt geactiveerd. Dit komt tot uiting in een initieel hoge mate van angst 2) zorg dat de cliënt geen vermijdingsgedrag vertoont 3) blijf net zo lang in de situatie tot de angst grotendeels is gedaald (prolonged exposure).

Het nut van prolonged exposure

De instructie om in een gevreesde situatie te blijven

.....read more
Access: 
Public
Gedragsactivatie - samenvatting van hoofdstuk 6 van Cognitieve gedragstherapie: Theorie en praktijk

Gedragsactivatie - samenvatting van hoofdstuk 6 van Cognitieve gedragstherapie: Theorie en praktijk

Image

Cognitieve gedragstherapie: Theorie en praktijk
Hoofdstuk 6
Gedragsactivatie


Conceptualisatie van passiviteit

Als cliënten moeten nadenken over activiteiten, worden zij vaak belemmerd door depressieve automatische gedachten.

De passiviteit versterkt een slechte stemming, er zijn maar weinig gelegenheden iets bevredigends of plezierigs te doen. Dit leidt tot meer negatief denken, hetgeen leidt tot grotere somberheid en passiviteit.

Conceptualisatie van gebrek aan bevredigende of plezierige activiteiten

Zelfs als cliënten actiever zijn, staan zelfkritische gedachten vaak in de weg om voldoening en plezier te beleven. Deze kunnen ontstaan als cliënten bezig zijn met een activiteit of als ze klaar zijn en nadenken over wat ze hebben gedaan.

Bij het plannen van activiteiten is het belangrijk om te anticiperen op mogelijke automatische gedachten die activiteiten kunnen dwarsbomen of het gevoel van voldoening en plezier kunnen vergallen.

Je kunt cliënten het snelst activeren door samen door te nemen wat ze gewoonlijk elke dag doen: 1) Welke activiteiten doen ze te weinig, waardoor ze niet voldoende plezier of voldoening beleven? 2) Is er sprake van een goede balans van voldoening schenkende activiteiten? 3) Welke activiteiten geven het minste voldoening en/of plezier?

Bij ‘gemakkelijke’ cliënten stimuleer je de identificatie van activiteiten waardoor ze zich beter kunnen gaan voelen, pak je storende gedachten aan en help je met het plannen van de activiteiten.

Ernstige cliënten moet je soms helpen door een uur planning te maken of om na afloop de activiteit te scoren.

Als de cliënt heel weinig actief is, zorgt de therapeut dat hij hem niet meteen teveel laat doen, waardoor hij overweldigd zou raken. Vaak wordt aan de cliënt gevraagd zichzelf te complimenteren als hij zich aan de planning houd.

De volgende sessie wordt het huiswerk nagekeken en nagegaan of de cliënt de planning heeft gevolgd. Er wordt aan de cliënt gevraagd of de voorspellingen (automatische gedachten) klopte. Als deze niet bleken de kloppen kan de cliënt meer gemotiveerd raken.

Er zijn verschillende lijsten met activiteiten waaruit de cliënt kan kiezen.

Met een overvolle planning kan er wat gas terug genomen worden.

Voor het scoren van hoe plezierig een activiteit was kun je ook categorieën maken waarmee je de activiteit kan vergelijken (net zo plezierig als… ruzie?). Deze moeten direct na de activiteit worden ingevuld om geheugen-biassen te voorkomen.

.....read more
Access: 
Public
Huiswerk - samenvatting van hoofdstuk 17 uit Cognitieve gedragstherapie theorie en praktijk

Huiswerk - samenvatting van hoofdstuk 17 uit Cognitieve gedragstherapie theorie en praktijk

Image

Cognitieve gedragstherapie theorie en praktijk
Hoofdstuk 17
Huiswerk


Inleiding

Huiswerk is een integraal deel van cognitieve gedragstherapie. Je probeer de gelegenheid voor cognitieve en gedragsverandering uit te breiden over de hele week.

In de eerste sessie bereid je de cliënt al voor op huiswerk.

Goede huiswerkopdrachten stellen cliënten in staat: 1) zich verder te ontwikkelen 2) gegevens te verzamelen 3) gedachten en overtuigingen te toetsen 4) denkpatronen te veranderen 5) met cognitieve en gedragsexperimenten te oefenen 6) met nieuw gedrag te experimenteren.

Om de kans te vergroten dat cliënten huiswerk maken is het belangrijk dat: 1) de opdrachten zijn toegesneden op de individuele cliënt 2) je een goede reden geeft voor de opdrachten 3) je mogelijke belemmeringen wegneemt 4) je relevante overtuigingen verandert.

Het geven van huiswerkopdrachten

Huiswerk wordt altijd toegesneden op de individuele cliënt. De inhoud hangt af van wat je samen in de sessie hebt besproken. Je houd ook rekening met de individuele eigenschappen  van de cliënt.

In het begin van de behandeling moet de therapeut zelf initiatief nemen en huiswerkopdrachten suggereren, maar de cliënt moet zo snel mogelijk eigen opdrachten bedenken.

Doorlopende huiswerkopdracht

Een aantal veel gebruikte huiswerkopdrachten zijn: 1) Gedragsactivatie 2) Monitoren van automatische gedachten 3) Evalueren van en reageren op automatische gedachten 4) Problemen oplossen 5) gedragsvaardigheden 6) gedragsexperimenten 7) bibliotherapie 8) voorbereiden op de volgende sessie.

Cliënten stimuleren om het huiswerk te maken

De volgende richtlijnen vergroten de kans dat de cliënt het huiswerk maakt: 1) pas de opdracht aan aan de individuele cliënt (wees er 90 a 100 procent zeker van dat de cliënt de opdracht wilt doen) 2) geef een goede reden waarom de opdracht kan helpen 3) stel het huiswerk samen op 4) maak van het huiswerk een win-winsituatie 5) begin zo mogelijk nog tijdens de sessie met de opdracht 6) bedenk samen geheugensteuntjes om de opdracht niet te vergeten 7) anticipeer mogelijke problemen 8) bereid de cliënt voor op een eventuele negatieve uitkomst.

De opdracht aanpassen aan de individuele cliënt

Houd bij het geven van huiswerk rekening met de individuele eigenschappen van de cliënt.

De hoeveelheid huiswerk moet ook op de cliënt worden afgesteld.

Huiswerk kan op de cliënt worden afgesteld door opdrachten in hanteerbare delen onder te verdelen.

Voordat je de opdracht geeft moet je proberen te bedenken

.....read more
Access: 
Public
Social skills training - summary of part of General principles and empirically supported techniques of cognitive behavior therapy

Social skills training - summary of part of General principles and empirically supported techniques of cognitive behavior therapy

Image

General principles and empirically supported techniques of cognitive behavior therapy
In W.T. O’Donohue & J.E. Fisher (Eds.)
Social skills training.


Introduction

Social skills training can take a variety of specific forms that can be tailored to the particular needs of the client.

Social skills involve the ability to communicate with other people in a fashion that is both appropriate and effective.

Who will benefit from social skills training?

Social skills training is well-suited to clients who are experiencing a psychosocial problem that is at least partly caused or exacerbated by interpersonal difficulties.

It may be an effective adjunct to other therapeutic techniques when the psychosocial problem has deleterious effects on clients’ interpersonal relationships.

Social skills training can be easily tailored to suit the client’s needs.

Contraindications

Because social skills training relies heavily on learning processes, clients with profound learning disabilities are unlikely to benefit form more sophisticated forms of social skills training.

Prerequisites for social training include: 1) the ability to pay attention to the therapist for at least 15-90 minutes at a time 2) the ability to understand and follow instructions 3) a motivation to learn new, and improve social behaviours.

Other factors in deciding whether to use social skills training

The technique demands a significant degree of skill on the part of the trainer.

How does social skills training work?

The theoretical rational behind social skills training can be described at two levels: 1) the assumption that improvements in people’s social relationships will translate directly and immediately into improved quality of life 2) learning principles, the technique teaches clients new behaviours or appropriate modifications of existing behaviours. The new behaviours are aimed at producing positive reinforcement and diminishing the probability of punishing responses form the social environment.

Step-by-step procedures

Social skills training is a collection of techniques.

Assessment

Determine the specific area of the client’s social skills deficits. This can trough: self-report instruments, behavioural observations or third-party observers.

Direct instruction/coaching

Teach and explain the basis of effective and appropriate social behaviours to the client along with suggestions for how to enact such behaviours

Modeling

Show the client models enacting appropriate social behaviours, and receiving positive

.....read more
Access: 
Public
Het identificeren van automatische gedachten - samenvatting van hoofdstuk 9 van Cognitieve gedragstherapie theorie en praktijk

Het identificeren van automatische gedachten - samenvatting van hoofdstuk 9 van Cognitieve gedragstherapie theorie en praktijk

Image

Cognitieve gedragstherapie theorie en praktijk
Hoofdstuk 9
Het identificeren van automatische gedachten


Inleiding

De interpretatie van een situatie beïnvloed de emotie, het gedrag en de lichamelijke reactie. Deze interpretatie komt vaak tot uiting in automatische gedachten.

Mensen met een stoornis interpretren situaties vaak verkeerd. Automatische gedachten vertekenen hun werkelijkheid.

Als gedachten kritisch worden bekeken en denkfouten worden gecorrigeerd, voelen mensen zich vaak beter.

Kenmerken van automatische gedachten

Automatische gedachten vormen een gedachtenstroom naast een manifeste gedachtenstroom. Het komt bij iedereen voor. Meestal zijn we ons niet bewust van deze gedachten, maar dat kunnen we wel worden.

Cognitieve gedragstherapie leert mensen hoe ze hun gedachten op en bewuste, gestructureerde manier kunnen evalueren.

Automatische gedachten worden voorspelbaar als onderliggende overtuigingen worden geïdentificeerd. Je richt je op het identificeren van die gedachten die disfunctioneel zijn.

Automatische gedachten zijn meestal kort. Meestal zijn cliënten zich meer bewust van de emotie die ze voelen als gevolg van de gedachte dan de gedachte zelf. Deze emoties hebben een logisch verband met de inhoud van de automatische gedachten.

Automatische gedachten hebben vaak een beknopte vorm, mar kunnen gemakkelijk uitgebreider worden omschreven als je naar de betekenis van de gedachte vraagt.

Automatische gedachten kunnen een verbale en een visuele vorm hebben of beide.

Automatische gedachten kunnen op twee manieren geëvalueerd worden. Dit zijn op grond van: 1) Geldigheid, wordt in iemand gevormd en komt op ondanks objectieve bewijzen voor het tegendeel. In een andere vorm klopt de gedachte wel, maar de conclusie die hieruit wordt getrokken niet 2) Bruikbaarheid, de gedachte is wel geldig, maar disfunctioneel.

Automatische gedachten aan cliënten uitleggen

Het is handig om automatische gedachten uit te leggen aan de hand van voorbeelden van de cliënt zelf. Tijdens de bespreking van een specifiek probleem probeer je de cliënt automatische gedachten te ontlokken die geassocieerd zijn met het probleem.

Het ontlokken van automatische gedachten

Het leren identificeren van automatische gedachten lijkt op het leren van elke andere vaardigheid.

Je stelt altijd de volgende vraag: Wat ging er door je heen? Deze vraag stel als 1) cliënten een problematische situatie beschrijven die zich sinds de vorige sessie heeft voorgedaan 2) je merkt dat het negatieve affect gedurende de sessie veranderd of sterker wordt. Hier is het

.....read more
Access: 
Public
Het identificeren van emoties - samenvatting van hoofdstuk 10 uit Cognitieve gedragstherapie: Theorie en praktijk

Het identificeren van emoties - samenvatting van hoofdstuk 10 uit Cognitieve gedragstherapie: Theorie en praktijk

Image

Cognitieve gedragstherapie: Theorie en praktijk
Hoofdstuk 10
Het identificeren van emoties


Inleiding

Cliënten met een stoornis ervaren vaak emoties die gezien de situatie excessief of disproportioneel zijn. De intensiteit en kwaliteit van de emoties van cliënten zijn te begrijpen als je kijkt naar de kracht van hun automatische gedachten en geactiveerde overtuigingen.

Het is belangrijk om de gevoelens van de cliënt te erkennen en empathie te tonen.

De belangrijkste problemen van de cliënt zijn geassocieerd met hoge spanningsniveaus.

Probeer spanning gedeeltelijk weg te nemen en positieve emoties toe te laten nemen.

Hoe je automatische gedachten van emoties kunt onderscheiden

Veel cliënten begrijpen het onderscheid tussen gedachten en emoties niet helemaal. Probeer ervaringen van cliënten te begrijpen en deze inzichten te delen.

Wat cliënten vertellen organiseer je aan de hand van het cognitieve model 1 situatie 2 automatische gedachte 3 reactie.

Als cliënten hun gedachten en emoties verwarren kun je, op grond van het verloop van de sessie, hun doelen en de sterkte van de samenwerking: 1) de verwarring negeren, Je kunt subtiel corrigeren als het niet zo heel belangrijk is 2) erop in gaan, uitleggen 3) er later op ingaan.

Het belang van het onderscheid tussen emoties

Je probeert de overtuigingen te vinden die de cliënt beïnvloedden.

Het verband tussen de gedachten, emoties en het gedrag moet duidelijk zijn. Als cliënten over een emotie vertellen die niet lijkt te stroken met de inhoud van hun automatische gedachten, onderzoek je verder. De inhoud van de gedachte hoort logisch samen te hangen met de emotie.

Problemen met het benoemen van emoties

Soms heeft het zin om cliënten te vragen om hun emotionele reacties in specifieke situaties aan emotietermen te koppelen. Als je een ‘emotietabel’ samenstelt kun je cliënten helpen om hun emoties effectiever te benoemen. Cliënten kunnen een lijst maken van actuele situaties of situaties uit het verleden waarin ze een bepaalde emotie voelden, en die erbij pakken als ze moeite hebben om te benoemen hoe ze zich voelden.

Beoordelen van de intensiteit van emoties

Soms is het belangrijk om de intensiteit van emoties te kwantificeren. Sommige cliënten hebben onjuiste ideeën over

.....read more
Access: 
Public
Het evalueren van automatische gedachten - samenvatting van hoofdstuk 11 uit Cognitieve gedragstherapie: Theorie en praktijk

Het evalueren van automatische gedachten - samenvatting van hoofdstuk 11 uit Cognitieve gedragstherapie: Theorie en praktijk

Image

Cognitieve gedragstherapie: Theorie en praktijk
Hoofdstuk 11
Het evalueren van automatische gedachten


Het selecteren van automatische gedachten

Als je een automatische gedachte hebt geïdentificeerd, moet je door middel van de conceptualisatie bepalen of dit een belangrijke gedachte is die aandacht nodig heeft: 1) leidt het op dit moment tot negatieve gedachten 2) is het disfunctioneel 3) is het waarschijnlijk dat het terugkomt.

Als een automatische gedachte van de afgelopen week opkomt kun je vragen: 1) in welke situatie had je deze gedachte? Hoezeer geloofde je er toen in? Hoeveel geloof je er nu in? 2) Welke gevoelens riep de gedachte in je op? Hoe intens was die emotie toen? Hoe intens is die emotie nu? 3) wat deed je?

Vraag jezelf af of de cliënt deze gedachte weer zal krijgen en er dan weer overstuur van zal raken.

Zoek ook uit of andere gedachten belangrijker zijn: 1) Wat ging er (in deze situatie) nog meer door je heen? Had je nog meer gedachten of beelden in je hoofd? 2) Welke gedachten/welk beeld vond je het meest verontrustend?

Je kunt bij een belangrijke automatische gedachte besluiten er niet verder op in te gaan als 1) je denkt dat de therapeutische samenwerkingsrelatie hierdoor belemmerd wordt 2)  de intensiteit van de negatieve gevoelens te groot is om het denkpatroon te evalueren 3) er niet voldoende tijd is om de cliënt te helpen om effectief op de gedachte te reageren 4) je vaststelt dat het belangrijker is om aan een ander element van het cognitieve model te werken 5) je vaststelt dat het belangrijker is om aan een disfunctionele overtuiging te werken die aan de automatische gedachte ten grondslag ligt 6) je vaststelt dat het  belangrijker is om aan een ander probleem te werken.

Vragen stellen om een automatische gedachte te evalueren

Nadat je de cliënt en automatische gedachte hebt ontlokt, vastgesteld hebt dat het een belangrijke gedachte is, en de reacties hebt geïdentificeerd, kun je besluiten de gedachte te evalueren.

Je probeert maar zelden een automatische gedachte direct te ontzenuwen omdat: 1) meestal weet je niet van tevoren in welke mate de betreffende automatische gedachte verkend is 2) als je de juistheid

.....read more
Access: 
Public
Het identificeren en veranderen van tussenliggende overtuigingen - samenvatting van hoofdstuk 13 uit Cognitieve gedragstherapie: theorie en praktijk

Het identificeren en veranderen van tussenliggende overtuigingen - samenvatting van hoofdstuk 13 uit Cognitieve gedragstherapie: theorie en praktijk

Image

Cognitieve gedragstherapie: theorie en praktijk
Hoofdstuk 13
Het identificeren en veranderen van tussenliggende overtuigingen


Inleiding

Tussenliggende overtuigingen bestaan uit regels, attitudes en veronderstellingen. Zij zijn niet zo makkelijk te veranderen als automatische gedachten, maar buigzamer dan kernovertuigingen.

Cognitieve conceptualisatie

In het algemeen werk je eerst aan automatische gedachten voordat je aan het veranderen van overtuigingen begint. Je start wel meteen met het formuleren van een conceptualisatie die een logische verband legt tussen automatische gedachten en dieper liggende overtuigingen.

Je kunt met de conceptualisatie beginnen door na afloop van een sessie met de cliënt het cognitief conceptualisatiediagram in te vullen, als je op basis van het cognitieve model gegevens hebt verzameld. Dit schema toont onder andere de relatie tussen de kernovertuigingen, de tussenliggende overtuigingen, en de automatische gedachten.

Als je de gegevens aan het einde van de eerste sessie invult moet je deze als voorlopig beschouwen. Na drie of vier sessies moet je een patroon zien.

Elke sessie vertel je de cliënt over je conceptualisatie terwijl je hun ervaringen samenvat in de vorm van het cognitieve model.

In de sessies controleer je met de cliënt of de informatie compleet is.

In het onderste gedeelte van het schema noteer je drie kenmerkende situaties waarin de cliënt negatieve gevoelens ervoer. Vul voor elke situatie de belangrijkste automatische gedachte in, de betekenis hiervan, de emotie die de cliënt erbij voelde en het gedrag. Om het onderste blok in te vullen stel je de vraag:; waar komt de kernovertuiging vandaan en hoe blijft deze in stand?

Stel jezelf vervolgens de vraag: Hoe is de cliënt omgegaan met deze pijnlijke overtuiging? Welke tussenliggende overtuigingen (vooronderstellingen, regels, attitudes) 0heeft de cliënt ontwikkeld? De algemene vooronderstellingen van de cliënt koppelen de coping-strategieën vaak met de kernovertuiging. Zodoende kan dezelfde kernovertuiging leiden tot ander coping-strategieën.

De meeste coping-strategieën zijn normaal gedrag waar mensen met een stoornis overmatig veel gebruik van maken. Dit gaat ten koste van meer functionele strategieën.

Door cliënten de bredere context van hun problemen te laten zien kunnen ze begrijpen: 1) hoe hun eerdere ervaringen hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van kernovertuigingen over henzelf, hun leefwereld en anderen 2) hoe ze bepaalde vooronderstellingen of leefregels hebben ontwikkeld die hen moeten helpen omgaan met hun pijnlijke kernovertuigingen 3) hoe deze vooronderstellingen hebben geleid tot de ontwikkeling van bepaalde coping-strategieën of gedragspatronen die op data moment al dan niet functioneel waren, maar dat nu in veel situaties niet langer zijn.

Het identificeren van tussenliggende kernovertuigingen

Je kunt tussenliggende overtuigingen identificeren door: 1) te onderkennen

.....read more
Access: 
Public
Het identificeren van kernovertuigingen - samenvatting van hoofdstuk 14 van Cognitieve gedragstherapie: Theorie en praktijk

Het identificeren van kernovertuigingen - samenvatting van hoofdstuk 14 van Cognitieve gedragstherapie: Theorie en praktijk

Image

Cognitieve gedragstherapie: Theorie en praktijk
Hoofdstuk 14
Het identificeren van kernovertuigingen


Inleiding

Kernovertuigingen zijn de meest centrale opvattingen over onszelf.

Er zijn drie categorieën kenovertuigingen: 1) hulpeloosheid 2) waardeloosheid 3) onbemindheid.

Mensen ontwikkelen kernovertuigingen op jonge leeftijd door een combinatie van aanleg en omgeving.

Een groot deel van hun leven houden de meeste mensen er relatief positieve en realistische kernovertuigingen op na. Negatieve kernovertuigingen kunnen in tijden van stress naar boven komen

Vaak zijn kernovertuigingen waarvan mensen ‘weten’ dat ze waar zijn niet volledig geëxplicieerd tot je de lagen afpelt en doorvraagt naar de betekenis van gedachten.

Cliënten hebben ook negatieve kernovertuigingen over andere mensen en hun leefwereld.

In therapie is het belangrijk om direct naar negatieve kernovertuigingen toe te werken en deze te veranderen. Zodra cliënten hun opvattingen veranderen, zijn ze minder geneigd om gegevens op een disfunctionele manier te verwerken. Ze hebben dan verschillende, meer functionele en realistische automatische gedachten en verbeterde reacties.

Vroege verandering van overtuigingen lukt niet als cliënten: 1) rigide kernovertuigingen hebben die overmatig gegeneraliseerd zijn 2) nog niet kunnen geloven dat cognities ideeën zijn en niet noodzakelijkerwijs waarheden 3) heel sterk emotioneel reageren als overtuigingen worden opgeroepen of aan de kaak worden gesteld 4) nog geen goede samenwerkingsrelatie hebben opgebouwd.

In zulke gevallen leer je eerst hoe cliënten automatische gedachten en tussenliggende overtuigingen moeten identificeren en evalueren, hoe ze er functioneel op kunnen reageren, voor ze dit inzetten bij kernovertuigingen.

Bij het identificeren en veranderen van kernovertuigingen ga je als volgt te werk: 1) je gaat na uit welke categorie van kernovertuigingen de automatische gedachten afkomstig lijken te zijn 2) specificeer de kernovertuiging (voor jezelf) aan de hand van dezelfde technieken die je gebruikt om tussenliggende overtuigingen te identificeren 3) vertel de cliënt over jouw hypothese over de kernovertuiging en vraag of hij deze aannemelijk vind. Verfijn de hypothese over de kernovertuiging op grond van nieuwe informatie over actuele situaties of situaties uit de kindertijd en de reacties van de cliënt 4) informeer cliënten over de aard van kernovertuigingen in het algemeen en hun eigen in het bijzonder. Begeleid cliënten bij het monitoren van de werking van de kernovertuiging in het heden 5) help cliënten met het specificeren en versterken van een nieuwe, functionelere kernovertuiging 6) begin samen met de cliënt met het evalueren en veranderen van de negatieve kernovertuiging. Ga na of de oorsprong ervan in de kindertijd

.....read more
Access: 
Public
Algemene aspecten van cognitieve therapie - samenvatting van een hoofdstuk uit Bögels & van Oppen (Eds.), Cognitieve Therapie: Theorie en Praktijk

Algemene aspecten van cognitieve therapie - samenvatting van een hoofdstuk uit Bögels & van Oppen (Eds.), Cognitieve Therapie: Theorie en Praktijk

Image

Van Oppen, P. & Bögels, S.M. (2011). Algemene aspecten van cognitieve therapie. In Bögels & van Oppen (Eds.), Cognitieve Therapie: Theorie en Praktijk (2e editie, pp. 31-58).


Ellis en Beck

Het werk van Beck en Ellis vormt de basis van de cognitieve gedragstherapie. Het idee is dat de meeste stoornissen worden veroorzaakt door verkeerde cognities en/of cognitieve processen. Deze vorm van therapie is: 1) gericht op het corrigeren van onjuiste cognities/processen 2) gericht op de problemen in het hier en nu en de gedachten van het heden 3) raden gedragsexperimenten aan.

Praktijk van cognitieve therapie

Structuur

Cognitieve therapie is een actieve, directieve, tijd gelimiteerde en gestructureerde therapie. Het zijn meestal tien tot twintig zittingen. Vaak wordt het aantal vooraf afgesproken en is er een follow-up voor de lange-termijn effecten.

De duur van therapie hangt af van de aard en het aantal diagnoses.

Zittingen vinden wekelijks plaats en duren 45-60 minuten. Het is handig als de cliënt het gesprek thuis nogmaals luistert.

Agenda opstellen

Cognitieve therapie wordt uitgevoerd met behulp van een agenda. Deze wordt gezamenlijk opgesteld.

Bepreken van huiswerkopdrachten

Huiswerk is essentieel voor het slagen van therapie. Het voor- en nabespreken van huiswerkopdrachten verhoogt de kwaliteit van uitvoering. Ook is het belangrijk om de cliënt uit te leggen waarom huiswerk belangrijk is.

Uitdagen van gedachten

Dit gebeurd met een aantal verschillende technieken.

Afspreken van nieuw huiswerk

Het huiswerk moet concreet zijn, en het nut moet duidelijk zijn. Het is handig om problemen die mogelijk naar voren komen te bespreken. Het kan ook handig zijn om vaste tijden af e spreken voor het doen van de oefeningen.

Samenvatten en feedback van de cliënt

Aan het einde van iedere zitten wordt een samenvatting gegeven voor de cliënt. Een andere mogelijkheid is om de cliënt te vragen aan het begin van een sessie een terugblik te geven over de afgelopen sessie.

De therapeut vraagt regelmatig feedback aan de cliënt.

Therapeutische relatie

Een goede therapeutische relaties is een noodzakelijke voorwaarde voor het goed uitvoeren van cognitieve gedragstherapie.

De therapeut moet het volgende zijn: 1) betrokken 2) empathisch 3) congruent 4) eerlijk.

De cliënt ervaart de therapeut bij een goede samenwerkingsrelatie als iemand die 1) gevoelens en attitudes begrijpt 2)

.....read more
Access: 
Public
Reageren op automatische gedachten - samenvatting van hoofdstuk 12 van Cognitieve gedragstherapie: Theorie en praktijk

Reageren op automatische gedachten - samenvatting van hoofdstuk 12 van Cognitieve gedragstherapie: Theorie en praktijk

Image

Cognitieve gedragstherapie: Theorie en praktijk
Hoofdstuk 12
Reageren op automatische gedachten


Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft hoe je de evaluatie en de reactie van de cliënt tussen de sessies kunt vergemakkelijken.

Therapieaantekeningen doornemen

Nadat je samen met een cliënt een automatische gedachte hebt geëvalueerd, vraag je om een samenvatting. 1) kun je kort samenvatten wat we zojuist besproken hebben? 2) Wat is volgens jou belangrijk om deze week te onthouden? 3) Als de situatie zich weer voordoet, wat zou je dan tegen jezelf willen zeggen?

Als cliënten een overtuigende samenvatting geven, kun je hen vragen of ze deze willen vastleggen, zodat ze hem beter onthouden.

Het is handig cliënten te vragen elke morgen hun therapie-aantekeningen door te nemen en ze zo nodig gedurende de rest van de dag tevoorschijn te halen. Cliënten integreren reacties beter als ze ze herhaaldelijk hebben geoefend. Laat ze het ter voorbereiding lezen.

Bewaar kopieën van de therapie-aantekeningen van je cliënt.

Opgenomen therapie-aantekeningen (audio)

In het ideale geval maken cliënten aantekeningen. Ze kunnen hun schrift of kaartjes doorlezen als dat nodig is.

Sommige cliënten vinden het niet prettig om te lezen of hebben er meer baat bij om te luisteren. Je kunt een opnameapparaat aanzetten als jullie bezig zijn met het bedenken van reacties op automatische gedachten. Je kunt ook noteren wat de reacties zijn en deze in één keer opnemen.

Cliënten motiveren om therapie-aantekeningen te lezen bevordert het maken van huiswerk. Aanvankelijk kun je cliënten vragen hun therapie-aantekeningen aan het einde van de sessie voor te lezen en hen erop wijzen dat het maar één minuut kost. Als cliënten hun therapie-aantekeningen niet kunnen lezen, kunnen ze misschien naar een geluidsopname van een samenvatting luisteren of iemand zoeken om het voor te lezen.

Het tussentijds evalueren en reageren op nieuwe automatische gedachten

Voordat je voorstelt om cliënten zichzelf thuis socratische vragen te laten stellen zorg je ervoor dat: 1) ze begrijpen dat ze zich beter gaan voelen als ze hun gedachten evalueren 2) ze ervan overtuigd zijn geraakt dat ze de vragen thuis goed kunnen gebruiken 3) ze begrijpen dat niet alle vragen op alle automatische gedachten van toepassing zijn 4) je de lijst hebt ingekort voor cliënten die overweldigd zijn geraakt door de hele lijst.

Maak duidelijk wanneer en hoe cliënten de vragen moeten gebruiken.

Het

.....read more
Access: 
Public
Aanvullende cognitieve en gedragsmatige technieken - samenvatting van hoofdstuk 15 uit Cognitieve gedragstherapie: theorie en praktijk

Aanvullende cognitieve en gedragsmatige technieken - samenvatting van hoofdstuk 15 uit Cognitieve gedragstherapie: theorie en praktijk

Image

Cognitieve gedragstherapie: theorie en praktijk
Hoofdstuk 15
Aanvullende cognitieve en gedragsmatige technieken


Probleemoplossing en vaardigheidstraining

Cliënten ondervinden vaak problemen in hun dagelijks leven.

Aan het begin van elke sessie vraag je cliënten om problemen op de agenda te zetten die zich de afgelopen week hebben voorgedaan en waarvan ze nog steeds last ondervinden, en om na te gaan welke problemen ze de komende week verwachten.

Moedig cliënten aan oplossingen voor hun problemen te bedenken, hen te vragen hoe ze vergelijkbare problemen in het verleden hebben opgelost of wat ze een ander zouden aanraden in die situatie. Bied zo nodig oplossingen aan.

Sommige mensen hebben baat bij directe aanwijzingen. Leer ze: 1) hoe ze een probleem kunnen omschrijven 2) oplossingen kunnen bedenken 3) een oplossing kunnen selecteren 4) deze toepassen 5) de effectiviteit kunnen evalueren.

Anderen hebben baat bij specifieke vaardigheidstraining. Ook kunnen zelfhulpboeken van pas komen.

Andere cliënten hebben hulp nodig bij het toetsen van disfunctionele overtuigingen die een belemmering vormen bij het oplossen van problemen of het toepassen van vaardigheden.

Soms is het nodig dat er belangrijke veranderingen worden aangebracht in het dagelijks leven van de cliënt. Als een problematische situatie niet veranderd kan worden kun je werken aan de reactie van de cliënt.

Het nemen van beslissingen

Veel cliënten vinden het moeilijk om beslissingen te nemen. Vraag hen: 1) de voor- en nadelen van elke optie op te schrijven 2) een systeem te bedenken aan de hand waarvan ze elk item een waarde kunnen geven 3) een conclusie te trekken over welke optie het beste is.

Het verleggen van de aandacht

Het is vaak het beste als cliënten ter plekke hun automatische gedachten gaan evalueren of relevante therapie-aantekeningen doornemen. Als dit onuitvoerbaar/ongewenst is, is het beter om de aandacht te verleggen.

Je leert cliënten om hun ervaring te benoemen en te accepteren. ‘Ik heb op dit moment automatische gedachten. Ik accepteer het feit dat ik ze heb en dat ik me ellendig voel, en dat ik mijn aandacht kan verleggen naar wat ik deed’. Daarna moeten cliënten hun aandacht richten op wat ze deden.

Je oefent deze strategie en bespreekt hoe ze hun aandacht in het verleden

.....read more
Access: 
Public
Specifieke aspecten van cognitieve therapie - samenvatting van hoofdstuk 3 uit ​ Cognitieve Therapie: Theorie en Praktijk (2e editie ​)

Specifieke aspecten van cognitieve therapie - samenvatting van hoofdstuk 3 uit ​ Cognitieve Therapie: Theorie en Praktijk (2e editie ​)

Image

Bögels & van Oppen (2011). Specifieke aspecten van cognitieve therapie. In Bögels & van Oppen (Eds.), Cognitieve Therapie: Theorie en Praktijk (2e editie, pp. 59-86). Bohn Stafleu Van Loghum


Niveaus van cognities

Het doel van cognitieve therapie is het veranderen van disfunctionele schema’s. Schema’s zijn verzamelingen van kennis die informatieverwerking sturen. Schema’s zijn niet direct waarneembaar. Het resultaat van de informatieverwerking die door schema’s wordt gestuurd kan worden waargenomen in 1) (automatische) gedachten 2) gevoelens 3) lichamelijke reacties 4) handelingen.

Verwoordingen van de kennis uit schema’s zijn assumpties.

Gedachten en beelden die opkomen in een specifieke situatie zijn automatische gedachten (het eerste niveau).

Een disfunctionele assumptie is een algemeen idee dat iemand over zichzelf, anderen en de wereld heeft die iemand kwetsbaar maakt om een bepaalde situatie op een negatieve of disfunctionele manier te interpreteren (het tweede niveau). Assumpties worden onderscheiden in: 1) basale assumpties, grondideeën die iemand over zichzelf, anderen, en de wereld heeft 2) Conditionele assumpties, causale relaties tussen het zelf en de ander (als… dan) 3) instrumentele assumpties, regels die strategieën voorschijven zoals gedefinieerd vanuit de assumpties op de onderliggende niveaus.

Assumpties zijn gebaseerd op vroege ervaringen, attitudes en meningen van ouders en belangrijke personen.  Ze zijn latent aanwezig, maar worden geactiveerd door belangrijke gebeurtenissen. Er zijn verschillende thema’s waarop assumpties vaak betrekking hebben. Veelvoorkomende thema’s zijn: 1) eigenwaarde 2) recht 3) verantwoordelijkheid en schuld 4) controle 5) prestatie 6) erbij horen 7) gevaar 8) verlies 9) vertrouwen.

Opsporen van assumpties

Het opsporen van assumpties gebeurt meestal in de loop van de behandeling. Er wordt gebruikt gemaakt van het verzamelde materiaal en er wordt gekeken naar steeds terugkerende automatische gedachten en patronen door alles nog eens door te lopen. Dit wordt zowel door cliënt als therapeut gedaan.

Ook kan de neerwaartse-pijltechniek worden gebruikt, de doorvraagmethode. Er wordt ervan uit gegaan dat de automatische gedachte klopt en nagegaan wat er dan zou gebeuren.

Het is ook mogelijk om de eerste ervaring in herinnering te nemen waarbij de betreffende emotie een grote rol speelde. Hier kan gebruik worden gemaakt van imaginatie. Bij deze eerste herinnering wordt nagegaan welke conclusies de cliënt eruit heeft getrokken.

Je kunt cliënten bewust maken van de leefregels uit het stamgezin en zijn voornemens voor zijn eigen leven, die vaak het gevolg zijn van negatieve jeugdervaringen.

De opgespoorde assumptie wordt op een tentatieve manier aan de cliënt voorgelegd. Laat de cliënt nagaan in hoeverre

.....read more
Access: 
Public
Socratic questioning: Changing minds or guiding discovery? - summary of an article by Padesky, 1993

Socratic questioning: Changing minds or guiding discovery? - summary of an article by Padesky, 1993

Image

Padesky, C.A. (1993). Socratic questioning: Changing minds or guiding discovery?

Socratic questioning involves asking the client questions which: 1) the client has the knowledge to answer 2) draw the client’s attention to information which is relevant to the issue being discussed but which may be outside the client’s current focus 3) generally move from the concrete to the more abstract so that 4) the client can, in the end, apply the new information to either reevaluate a previous conclusion or construct a new idea.

The guided discovery process has four stages: 1) asking informational questions, the client must know the answers, bring into awareness relevant and potential helpful information, and the questions strive to make the client’s concerns concrete and understandable. 2) listening, the therapist must listen to the answers. Socratic questioning is guided discovery, so the therapist must be open to discover the unexpected even if (s)he anticipates a specific answer. Also listen for idiosyncratic words and emotional reactions. Listening for unexpected parts and reflecting them back often intensifies client affect and create new and faster inroads to core schema and life themes. 3) summarizing. When you are suing Socratic questioning, there should be a summary every few minutes. This is a chance for therapist and client to discover if they are understanding things in similar ways. It gives the client a chance to look at all the new information as a whole. 4) Synthesizing or analytical questions, the therapist completes the guided discovery process by asking the client a synthesizing or analytical question which applies this new information to the client’s original concern or belief.

Access: 
Public
Couples distress - summary of chapter 18 of Clinical handbook of psychological disorders: A step-by-step treatment manual.

Couples distress - summary of chapter 18 of Clinical handbook of psychological disorders: A step-by-step treatment manual.

Image

Clinical handbook of psychological disorders: A step-by-step treatment manual (5th edition)
Chapter 18
Couples distress

Traditional behavioural couple therapy

Couple therapy refers to clinical approaches for improving the functioning of two individuals within the context of their romantic relationship to one another.

Successful treatments for couple distress have emphasized the assessment and modification of each individual’s contribution and response to specific interactions in their relationship.

For a long time, the ‘gold standard’ for the treatment of couple distress has been behavioural couple therapy.

Traditional behavioural couple therapy (TBCT) uses basic behavioural principles of reinforcement, modelling, and behavioural rehearsal to facilitate collaboration and compromise between partners.
TBCT teaches them how to 1) increase or decrease target behaviours (behaviour exchange) 2) communicate more effectively (communication training) 3) asses and solve problems (problem solving).

This is done to improve overall relationship satisfaction.

An Integrative therapy

Three developments in Integrative behavioural couple therapy (IBCT) are directed toward making treatment more enduring and broadly applicable than TBCT 1) a focus on the couple’s relational ‘themes’ rather than on specific target behaviours 2) an emphasis on ‘contingency-shaped’ versus ‘rule-governed’ behaviour 3) a focus on emotional acceptance.

The focus on relational ‘themes’ is a focus on long-standing patterns of disparate yet functionally similar behaviours. Multiple and complex behavioural interactions are considered for therapeutic intervention.

A highlight for all behavioural approaches, is an assessment process that transforms broad global complaints into specific, observable behaviours. IBCT suggests that valuable information may be lost in the transformation of a global behaviour into a specific behavioural target. It limits the means by which partners may satisfy each other. There may be more than one behaviour that can be changed. Without elaborate exploration of and functional analysis of the thoughts, feelings, and behaviours, opportunities for change may be lost. The specific behavioural definitions may also have iatrogenic effects.

IBCT focuses on developing a shared understanding of the circumstances in which the desired feelings (or lack thereof) occur. IBCT tries to keep open all possibilities of behaviours that function to provide each spouse with his/her desired emotional state. If one partner has difficulty performing a particular behaviour, (s)he may still be able to perform other, perhaps less obvious behaviours that serve the same function. By focusing on the broader emotional ‘theme’, rather than attempting to operationalize that theme completely into one or more specific behaviours, IBCT maintains its functional roots, while increasing the changes that each partner is able to meet the other’s

.....read more
Access: 
Public
Inside blamer softening: Maps and missteps - summary of an article by Bradley & Furrow (2007)

Inside blamer softening: Maps and missteps - summary of an article by Bradley & Furrow (2007)

Image

Bradley, B., & Furrow, J. L. (2007). Inside blamer softening: Maps and missteps.  Journal of Systemic Therapies, 26(4), 25-43


Introduction

In Emotionally Focused Couple Therapy (EFT), the softening of a more-blaming or pursuing partner is a pivotal change event.

Soft emotions and the process of couple therapy

A therapist’s facilitation of emotional regulation at both the intra and interpersonal levels is a primary influence in reducing relationship distress and the likelihood of dissolution.

Primary shifts in internal emotional experience lead to changes in interactional patterns in EFT. Changing positions in a couple’s pattern promotes new opportunities for a more secure bond in the relationship. Emotional experience is a critical moving force in promoting these changes.

Blamer softening

Blamer softening occurs when a previously hostile/critical partner asks, from a position of vulnerability and within a high level of emotional experiencing, for reassurance, comfort, or for an attachment need to be met.

The softening event results in the restructuring of a couple’s emotional bond, where a rigid cycle of negative interaction is transformed through the engagement and response to attachment-related affect, needs and longings. The shift toward vulnerability is typically followed by the accepting response of the other partner.

Increases in partner accessibility and responsiveness are evidence of the couple’s move toward a more secure bond. Softening events are an ‘antidote’ to the negative interactional cycle the previously defined the couple’s relationship as insecure.

Mini-theory of blamer softening events

The mini-theory of blamer softening identifies sex content themes and uncovers distinct interventions relied upon within each theme. A ‘map’ emerges of what and how the therapist intervenes moment-by-moment to successfully navigate with couple through this part of EFT.

Each therapist content theme describes a shift in the therapist’s focus through the softening event. The themes follow a predictable pattern with each theme building on the previous. Circularity can happen when the therapist move back and forth between two themes before shifting to the enactment.

Six expert themes are
Possible blamer reaching <-> processing fears of reaching -> actual blamer reaching -> supporting softening blamer -> processing engaged withdrawer -> engaged withdrawer reaches back.

Possible blamer reaching

The therapist has set the stage for softening event by helping the couple explore how the more-blaming partner’s angry, sullen and/or sad experiences has dampened the couples hopes for mutual accessibility and responsiveness.

The softening process

.....read more
Access: 
Public
Master klinische psychologie uva
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2125
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer

More contributions of WorldSupporter author: SanneA:
Follow the author: SanneA