Hoofdstuk 6 - Hoe ziet de onderzoeksfase eruit?

Wat is het doel van de onderzoeksfase?

In de onderzoeksfase worden de hypothesen getoetst en daarmee de onderzoeksvragen beantwoord. Dit kan door middel van tests, vragenlijsten, toetsen, observaties en interviews. De antwoorden worden in de aanbevelings/integratiefase met elkaar in verband gebracht. 

Wat zijn de uitgangspunten van HGD in de onderzoeksfase?

  • Doelgericht werken: het onderzoek moet vraaggericht zijn en op maat.
  • Transactioneel kader: onderzoek de leerling in zijn context.
  • Onderwijs- en opvoedbehoeften van de leerling: je gaat na wat de leerling nodig heeft om zijn doel te behalen. 
  • Ondersteuningsbehoeften van leraren en ouders: je gaat na wat de leraar en ouders nodig hebben om tegemoet te komen in de behoeften van de leerling/kind.
  • Positieve aspecten van de leerling, onderwijsleer en opvoedsituatie: je zoekt naar de positieve aspecten in het onderzoek.
  • Samenwerken: de stappen in de onderzoeksfase worden besproken met de leerling, school en ouders.
  • Systematiek en transparantie: de onderzoeksfase verloopt in zes stappen om te snelle en impliciete beslissingen te vermijden. De zes stappen zijn:
  1. Expliciteren van begrippen in de onderzoeksvraag.
  2. Kiezen van onderzoeksmiddelen.
  3. Formuleren van toetsingscriteria.
  4. Informeren van leerling, leraar en ouders.
  5. Verzamelen van onderzoeksgegevens.
  6. Interpreteren van onderzoeksgegevens en beantwoorden van onderzoeksvragen.

Stap 1: Hoe kunnen de begrippen in de onderzoeksvraag geëxpliciteerd worden? 

Je moet eerst weten wat je gaat vaststellen voor dat je kan bepalen hoe je dit doet. Wanneer een hypothese meerdere begrippen bevat, moet voor elk begrip een onderzoeksvraag geformuleerd worden. Het begrip probeer je zo objectief mogelijk vast te stellen. Hierbij kun je gebruik maken van wetenschappelijke kennis, praktijkervaring, persoonlijke opvattingen en normen en waarden. Wanneer je weet wat je wilt onderzoeken, operationaliseer je het begrip in één of meer onderzoeksmiddelen (stap 2). 

Stap 2: Welke onderzoeksmiddelen kies je?

Bij het operationaliseren van het begrip maak je gebruik van zo veel mogelijk onderzoeksmiddelen die je nodig hebt om het begrip zo objectief mogelijk vast te stellen. Er zijn verschillende typen onderzoeksmiddelen, zoals:

  • Genormeerde tests voor kennis en capaciteiten, zoals intelligentietesten.
  • Genormeerde vragenlijsten voor begrippen als temperament.
  • Observatie-instrumenten voor kenmerken.
  • Interviews voor opvattingen, belevingen en emoties.
  • Dossier- of documentanalyse, zoals verslagen of werkstukken.
  • Projectieve technieken, zoals expressietechnieken en associatietekeningen.

Voor het toetsen van veranderingsgerichte hypothesen moet er gebruik gemaakt worden van een experiment. Een onderzoeksvraag is te beantwoorden met één of meer onderzoeksmiddelen.

Hoe kies je geschikte onderzoeksmiddelen?

Onderzoeksmiddelen kies je op basis van hun meetpretentie: welk begrip beoogt het onderzoeksmiddel vast te stellen? Daarnaast spelen psychometrische criteria en pragmatische argumenten een rol, evenals inhoudelijke richtlijnen. Ook de verkrijgbaarheid (is het middel beschikbaar?) en de toepasbaarheid (voor welke populatie is het geschikt?) spelen mee in de besluitvorming. 

Psychometrische criteria betreffen:

  • Objectiviteit: een onderzoeksmiddel dient bij onafhankelijk gebruik door verschillende professionals bij dezelfde persoon tot dezelfde uitkomsten te leiden. 
  • Betrouwbaarheid: de mate van nauwkeurigheid waarmee een onderzoeksmiddel een schatting geeft van de werkelijke score.
  • Validiteit: de mate waarin een onderzoeksmiddel voldoet aan zijn doel (meet het wat het moet meten?).
  • Normen: hiermee kunnen kenmerken vergeleken worden met die van een normpopulatie.

Deze criteria worden beoordeeld op een continuüm. Er wordt gekozen voor het meest valide en meest betrouwbare instrument. 

Pragmatische argumenten betreffen de doelmatigheid en het nut van een onderzoeksmiddel: voor welke beslissing is deze informatie vereist? Het gaat om een kosten-baten analyse: hoeveel kost de afname en hoeveel levert het op voor de besluitvorming? Kosten zijn mogelijk de tijd, geld en de mogelijke effecten die het heeft op de betrokkenen. Baten betreffen de informatie die het biedt voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag of het geven van advies. Zijn de baten hoger dan de kosten, dan heeft een instrument diagnostische waarde en/of waarde voor advisering. 

Inhoudelijke richtlijnen bieden houvast bij de omschrijving van leerproblemen en psychische problemen en de keuze van onderzoeksmiddelen. Deze protocollen bieden houvast bij het onderzoeken en het aanpakken van de situatie.

Psychometrische criteria en pragmatische argumenten kunnen in de praktijk elkaar tegenspreken, zo dat sterke psychometrische instrumenten geen waarde voor advisering hebben en andersom. Daarom gelden de volgende richtlijnen:

  • Kies onderzoeksmiddelen die de benodigde informatie voldoende objectief vaststellen.
  • Kies niet meer onderzoeksmiddelen dan strikt noodzakelijk.
  • Geef bij adviesgerichte onderzoeksvraag de voorkeur aan een onderzoeksmiddel met een hoge waarde voor advisering.
  • Hanteer bij de keuze, afname en interpretatie van onderzoeksmiddelen inhoudelijke richtlijnen uit erkende protocollen. 
  • Maak je keuze voor een bepaald onderzoeksmiddel inzichtelijk voor betrokkenen. 

Intermezzo: individueel onderzoek of observatie in de dagelijkse situatie?

Probleemgedrag is vaak situatie specifiek: het komt in de ene situatie wel voor en in de andere situatie niet. Toch worden leerlingen vaak individueel onderzocht los van de context. Bij individueel onderzoek is de ecologische validiteit laag, dit is het verband tussen de uitkomsten van het onderzoek en het dagelijks functioneren. Onderzoek in de natuurlijke omgeving krijgt daarom ook de voorkeur bij veranderingsgerichte en adviesgerichte onderzoeksvragen, omdat dit beter aansluit bij de dagelijkse praktijk. 

Individueel onderzoek kan nodig zijn om inzicht te krijgen in de mogelijkheden van de leerling onder optimale omstandigheden. Bij een onderkennende, verklarende of evaluerende onderzoeksvraag kan individueel onderzoek noodzakelijk zijn.

Observeren is systematisch en doelgericht waarnemen, registreren en begrijpen van specifieke gedragingen, gebeurtenissen, situaties en interacties. Er zijn verschillende manieren om te observeren. Een voorbeeld is aan de hand van een ABC-schema: om welk specifieke (on)gewenst gedrag (Behavior) gaat het? Wat gaat eraan vooraf (Antecedent) en wat volgt erop (Consequentie)? Observeren kan ook aan de hand van een observatielijst of kijkwijzer. Dit biedt houvast bij het voorbereiden, observeren, begrijpen, bespreken en verbeteren van een onderwijsleersituatie. In samenwerking met de betrokkene worden observatiedoelen en -vragen opgesteld zodat de observatie doelgericht is, er specifieke feedback gegeven kan worden en de observatie transparant is. Kijkwijzers hebben bij alle typen vragen diagnostische waarde. Bij veranderingsgerichte en adviesgerichte vragen is er ook een hoge waarde voor advisering. 

Stap 3: Hoe worden toetsingscriteria geformuleerd?

Bij elk gekozen onderzoeksmiddel formuleer je toetsingscriteria: bij welke uitkomst neem je de hypothese aan of verwerp je deze? Dit verkleint de kans dat subjectieve en onbewuste processen de toetsing overheersen. Toetsingscriteria expliciteren de eigen verwachtingen en voorspellingen en maken je bewust van de factoren die je oordeelsvorming beïnvloeden. Hierdoor zoek je niet alleen naar informatie die je verwachtingen bevestigen, maar ook naar informatie die je verwachtingen ontkrachten. De toetsingscriteria kunnen verschillen per diagnost. 

Hoe kom je aan toetsingscriteria?

Toetsingscriteria zijn te ontlenen aan de handleiding van het instrument, het theoretisch kader van de hypothese en aan de praktijkkennis en persoonlijke opvattingen van de diagnost.

  • Handleidingen van genormeerde instrumenten bevatten normtabellen waarin af te lezen is wanneer een score gemiddeld, onder- of bovengemiddeld is (normaalverdeling). De vraag is: onder of boven welke score verwerp of aanvaard ik de hypothese?
  • Naast de normtabellen bevatten genormeerde instrumenten ook een beschrijving van het theoretisch kader dat aan het instrument ten grondslag ligt. Hierin wordt vermeld wat een lage, normale of hoge score is. Als het theoretisch kader ontbreekt, dan baseer je de toetsingscriteria op de theoretische achtergrond van de hypothese. 
  • Als laatste zijn toetsingscriteria ook te baseren op ervaringskennis en persoonlijke opvattingen. Dit geldt voornamelijk voor observaties, interviews, documentanalyses en projectieve technieken. 

Een combinatie van bovenstaande is ook mogelijk. De toetsingscriteria bespreek je in stap 4 met de betrokkenen. De toetsingscriteria noteer je in je werkaantekeningen of dossier, zodat deze in stap 6 gebruikt kunnen worden bij het beantwoorden van de onderzoeksvraag. 

Stap 4: Welke informatie en hoe informeer je de betrokkenen?

Je bespreekt de onderzoeksopzet met de betrokkenen, al dan niet beknopt en afgestemd op hun persoonlijke theorie. Wanneer er nog geen toestemming is gevraagd aan de leerling, leraar en ouders moet dit alsnog gedaan worden. Als de jongere ouder is dan 16 jaar heb je een volwaardige professionele relatie en is toestemming noodzakelijk. Ook de kinderen onder deze leeftijd moeten geïnformeerd worden en voorbereid worden op het onderzoek. Bespreek de onderzoeksopzet zo volledig mogelijk, maar wel afhankelijk van de wensen van de betrokkenen. Expliceer dat het gaat om vermoedens en onderzoeksvragen en niet om conclusies. Wanneer er geen overeenstemming is, moet dit voorafgaand aan het onderzoek besproken worden.

Het informeren kan mondeling, schriftelijk, telefonisch of per mail. Metacommunicatie is hierbij vereist: je legt niet alleen uit wat je gaat doen, maar ook waarom en hoe. Respecteer de privacy van de betrokkenen, de vertrouwelijkheid van de informatie en geheimhouding. Alleen met toestemming mag informatie (wanneer noodzakelijk) uitgewisseld worden met een derde persoon.

Hoe bereid je een observatie voor in de onderwijsleersituatie?

De voorbereiding van een observatie is sterk van belang. Je bespreekt zowel met de leraar als de leerling wat je zult observeren, dit bevordert de nabespreking en acceptatie. Je bespreekt het doel van de observatie nog verder met de leraar om de juiste situaties uit te kunnen zoeken. 

Betrokkenen verzamelen vaak ook gegevens in de onderzoeksfase. De gebeurtenissen, situaties, gedragingen, uitkomsten en gevoelens kunnen worden genoteerd in een logboekje. Hierin zijn de betrokkenen medeonderzoeker, dit kan alleen onder enkele voorwaarden:

  1. Ze vinden zich in die situaties waarin de te observeren gedragingen of interacties feitelijk optreden, ze kunnen deze waarnemen en registreren.
  2. Ze zijn bereid om als medeonderzoeker gegevens te verzamelen, zie de zin ervan in en ze willen op deze manier bijdragen aan het diagnostisch traject.
  3. Ze zijn in staat om de gegevens zo onbevooroordeeld mogelijk te verzamelen.
  4. Ze oberserven niet stiekem, maar in overleg met degenen die het aangaat. 

Alleen onder deze voorwaarden kunnen betrokkenen als medeobserveerder meewerken. Als diagnost moet je de medeonderzoekers zo zorgvuldig mogelijk voorbereiden en richtlijnen geven over welke gegevens verzameld moeten worden. Ook moet nadrukkelijk vermeld worden hoe belangrijk het is dat de informatie zo onbevooroordeeld mogelijk verzameld moet worden.

Hoe kun je samenwerken met de leerling?

De leerling is actief betrokken in het gehele diagnostische traject. Leerlingen zijn goed in staat om vragen te formuleren, om vragen te beantwoorden en om uitkomsten te voorspellen. De uitkomsten van het onderzoek kun je terugkoppelen aan de voorspellingen van de leerling, waardoor het onderzoek betekenis krijgt. De leerling wordt actief betrokken in het beantwoorden van de onderzoeksvragen en deze uitkomsten te vertalen naar doelen voor zichzelf. Hierdoor wordt de leerling gemotiveerd om deze doelen aan te nemen en zijn behoeften te formuleren. 

Stap 5: Hoe worden de onderzoeksgegevens verzameld?

Er zijn voorwaarden verbonden aan hoe de onderzoeksgegevens verzameld moeten worden:

  • Pas het instrument correct toe, zoals de handleiding dat voorschrijft.
  • Let op omstandigheden die de betrouwbaarheid of validiteit van de gegevens in gevaar brengen. Probeer zo representatief mogelijk beeld van de onderwijsleersituatie neer te zetten.
  • Let op antwoordtendensen die de kwaliteit van de uitkomsten in gevaar kunnen brengen, zoals sociaal wenselijke antwoorden.

Je bestudeert dus zowel het proces als de uitkomsten ervan, het product. 

Wat is dynamisch testen?

Dynamisch testen gaat na hoe en in welke mate een leerling profiteert van instructie, hulp en feedback. Hierbij worden leerlingen die nadelig beoordeeld worden door de eigenschappen van de test tegemoetgekomen. Dynamisch testen wordt gedaan door eerst een test af te nemen, dan krijgt de leerling een training en daarna volgt weer een test, nu zonder hulp. De interactie tussen de leerling en de onderzoeker helpt bij het beter inzicht krijgen op de oplossingsstrategie van de leerling. Dynamische tests bieden meer zicht op cognitieve mogelijkheden dan intelligentietests bij jonge, allochtone, hoogbegaafde leerlingen en bij leerlingen met leerproblemen of psychische problemen. Echter zijn er weinig dynamische tests beschikbaar die betrouwbaar en valide zijn. Een testelement dat wel wordt gebruikt is testing the limits: waarbij het maximale uit de leerling gehaald wordt door middel van aanmoediging en extra instructie. 

Tijdens de afname van de een test, toets of vragenlijst en een observatie of interview zoek je steeds naar bevorderende factoren van leerling, school en ouders. Afhankelijk van de onderzoeksvraag observeer je relevante aspecten, bijvoorbeeld het letten op wederkerigheid in de communicatie bij een vermoeden van ASS. De relevante zaken koppel je terug aan de betrokkenen. De reacties hierop kun je gebruiken bij het voorbereiden van het adviesgesprek. 

Stap 6: Hoe interpreteer je de onderzoeksgegevens en beantwoord je de onderzoeksvraag?

Met het interpreteren van de onderzoeksgegevens toets je de hypothesen en beantwoord je de onderzoeksvragen. Als de gegevens overeenkomen met de voorspelling, dan kan de hypothese worden aangenomen en de onderzoeksvraag bevestigend beantwoord worden. Als de gegevens de voorspelling tegenspreken, dan moet de hypothese verworpen worden en de onderzoeksvraag ontkennend beantwoord worden. Als er geen duidelijk bewijs is voor de hypothese, houd de hypothese dan aan. Hoe minder betrouwbaar en valide het instrument is, hoe voorzichter je moet zijn met de interpretatie van de gegevens. Tijdens de onderzoeksfase kan een nieuwe hypothese ontstaan die dan alsnog getoetst moet worden. 

Hoe beantwoord je de onderzoeksvraag?

Aan het eind van de onderzoeksfase zijn de onderzoeksvragen te beantwoorden. Het type antwoord is gebaseerd op het type onderzoeksvraag. Zoals bij een onderkennende onderzoeksvraag waar je vraagt naar een probleembeschrijving bevat het antwoord een beschrijving van het type probleem en de mate van ernst. Bij een verklarende onderzoeksvraag wordt in het antwoord de factoren genoemd die het probleemgedrag veroorzaken of in stand houden. Bij een veranderingsgerichte vraag moet het antwoord de uitkomst van een experiment benoemen. Bij een adviserende vraag bestaat het antwoord uit één of meer aanbevelingen. En tot slot bij een evaluerende vraag geef je aan welke doelen behaald zijn en welke doelen niet.

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Britt van Dongen
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2510