Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
Een zwelling in de buik kan meerdere oorzaken hebben:
De analyse van een patiënt met een zwelling in de buik bestaat uit:
Lichamelijk onderzoek van de buik bestaat uit:
Er zijn meerdere vormen van aanvullend onderzoek die gebruikt kunnen worden voor een zwelling in de buik:
Analyse van ascites kan bestaat uit paracentese:
Er kan gekeken worden naar de eiwitconcentratie of het leukocytenaantal:
De buikwand bestaat uit:
Er zijn 4 verschillende buikwandspieren:
Naast een voorste rectusschede is er ook een achterste rectusschede. Deze rectusschedes komen in de middenlijn samen in de linia alba.De achterste rectusschede loopt niet helemaal van boven naar de linia arcuata beneden bij de navel, de voorste rectusschede wel. Onder de linea arcuata bevindt zich dus geen achterste rectusschede meer.
Er bevinden zich dus 3 lijnen rondom de buikwandspieren:
De innervatie van de buikwand wordt gedaan door thoracoabdominale zenuwen, die eigenlijk verlengingen van intercostaal zenuwen zijn. Deze zenuwen lopen tussen de musculus obliquus internus en musculus transversus abdominis. De thoracoabdominale zenuw geeft ventrale en laterale zijtakjes af die schuin naar beneden lopen.
De spinale thoracoabdominale zenuw komt vanaf hoogte T10 bij de navel. De zenuwen die ontspringen uit de lumbale wervels innerveren de lies.
Laparotomie is het opensnijden van de buik. Mediane laparotomie is een veelgebruikte operatie, waarbij de buik in het midden wordt opengesneden. Voordelen van mediane laparotomie zijn:
Een McBurney appendectomie wisselsnede werd vroeger veel gedaan, maar nu wat minder. Hierbij wordt een snede volgens de huidlijnen gemaakt, waarbij de 3 lagen spieren afwisselend in hun vezelrichting worden doorgenomen. Voordelen van een McBurney appendectomie wisselsnede zijn:
De rectusschede ligt superior van de linea arcuata. Bij een pfannenstiel ofwel bikini incisie wordt boven het schaamhaar een incisie gemaakt die door de 3 aponeurosissen heen gaat. De spier blijft hier intact → er is geen achterste rectusschede inferior van de linia arcuata. De snede gaat met de vezelrichting van de voorste rectusschede mee.
Voordelen hiervan zijn dat het niet heel invasief is → minder kans op complicaties. Er wordt gebruik gemaakt van het feit dat er geen achterste rectusschede is en de voorste rectusschede blijft intact, waardoor er weinig kans op infecties is. Vaak worden pfannenstiel incisies toegepast bij keizersnedes.
Herpes zoster wordt gekenmerkt door pijn en huiduitslag. Het virus resideert in het ganglion van een zenuw. Elk ruggenmergsegment innerveert een deel van de huid via spinale zenuwen:
Herpes zoster treedt op in het segment dat door de zenuw van het aangedane ganglion geïnnerveerd wordt.
Er zijn 3 buikwandlagen waardoor het lieskanaal loopt, dat bij mannen en vrouwen een verschillende naam heeft:
Om te zorgen dat er niet een zwak gat is, is de doorgang van deze kanalen door de spierlagen heen verschoven.
De oriëntatie van de spieren rondom het lieskanaal is als volgt:
Het lieskanaal heeft een in- en uitgang:
Er zijn ook bloedvaten die in de rectusspier bij het lieskanaal lopen:
Dit zijn 2 bloedvaten die ontspringen uit de arteria en vena femoralis, die ontsprongen zijn uit de arteria en vena iliaca. De ingang van het lieskanaal ligt lateraal van de arteria en vena epigastrica inferior.
Een zijn 3 soorten liesbreuk:
Bij een laparoscopische liesbreukoperatie wordt het volgende gedaan:
Er moet goed opgepast worden dat de volgende 2 zenuwen niet beschadigd worden:
Deze zenuwen ontspringen op niveau L1.
In het geval van een hydroxele is de tunica vaginalis aangedaan. De tunica vaginalis is een restant van het peritoneum. Bij een hydroxele zijn bij de indaling van de testis alle structuren van de spieren ook mee ingedaald. Dit moet met spoed behandeld worden → kan anders leiden tot:
Alle resecties worden bekeken door de patholoog. Afhankelijk van het type materiaal kunnen verschillende onderzoeken gedaan worden:
Bij cytologie worden individuele of groepjes cellen via een naald opgenomen en op een glaasje verspreid. Hierbij is het isoleren van DNA mogelijk. Bij histologie/biopsie wordt er echt een “hapje” weefsel genomen → is invasiever. Het voordeel hiervan is dat het weefsel nog echt in “verband” zit, waardoor het een directe weergave van de toestand van de patiënt geeft.
Detractus digestivus bestaat uit de volgende lagen:
Enkele feitjes over het spijsverteringskanaal zijn:
Ontstekingen kunnen grofweg in 2 categorieën verdeeld worden, die op basis van celtypen onderscheiden kunnen worden:
Deze ontstekingen kunnen in verschillende organen optreden:
Neoplasie betekent nieuwvorming. Soms is er bij neoplasie sprake van een maligniteit, dan moet er ook dysplasie aanwezig zijn. Bij een maligniteit zijn er 2 soorten atypie nodig:
Voorbeelden van neoplasie in het abdomen zijn:
In het geval van Barret slijmvlies is er t.g.v. een continue ontsteking intestinale metaplasie van de Goblet cellen van het plaveiselepitheel van de oesofagus. Dit is niet (pre)maligne, maar gewoon een verandering. Door de intestinale metaplasie gaat het epitheel lijken op epitheel uit de maag. De dysplasie kan laaggradig of hooggradig zijn:
Soorten colon poliepen zijn:
De Vogelstein sequentie van colorectale carcinogenese geeft de pathogenese van het ontstaan van een poliep. Dit duurt ongeveer 20 jaar.Maligniteit ontstaat hierbij in een stapsgewijs proces van normaal naar maligne, waarbij moleculaire veranderingen gevolgd worden door cellulaire veranderingen.
Bij screening van colorectaal carcinoom is de behandeling lokaal en wordt het risico op lymfeklier metastasen niet meegerekend, terwijl dit wel vaak voorkomt. Het risico hiervan wordt bepaald door:
Een gynaecologische zwelling van de buik kan ontstaan in de:
Zwellingen van de uterus (baarmoeder) zijn meestal een langer bestaand probleem → patiënten hebben al lang klachten. Zeker in de fertiele fase gaat het vaak gepaard met bloedverlies of amenorroe.
De differentiaal diagnose van een zwelling in de uterus ziet er als volgt uit:
In het geval van uterus myomatosus zijn er vleesbomen in de baarmoeder → de uterus neemt enorm in grootte toe. Dit is een veelvoorkomend probleem → 40% van de vrouwen heeft hier last van. Myomen groeien onder invloed van oestrogeen en zijn zelden maligne → maar in 0,1%.
Bij uterus myomatosus liggen mechanische en functionele klachten op de voorgrond:
De behandeling van uterus myomatosus bestaat uit:
Tubaire afwijkingen geven over het algemeen geen palpabele zwelling van de buik. Infectieuze oorzaken zijn het meest voorkomend. Bij de anamnese voor een zwelling van de tuba moet gevraagd worden naar:
Ook hierbij is het essentieel dat een vrouw een zwangerschapstest doet.
De differentiaal diagnose van een zwelling van de tuba bestaat uit:
Een ovariële zwelling is de meest voorkomende presentatie van een zwelling. Afwijkingen van het ovarium zijn meestal goedaardig en asymptomatisch. In de anamnese moet er gevraagd worden naar:
De differentiaal diagnose van een ovariële zwelling bestaat uit:
Op een echo kan zichtbaar worden of een cyste benigne of maligne is:
Bij de risk of malignancy index (RMI) voor ovariumcarcinomen wordt er gelet op:
Eigenlijk is de bruikbaarheid van de RMI niet geweldig → intuïtie is vaak accurater.
Om de overlevingskansen bij een ovariumcarcinoom te bepalen wordt Figo-stadiëring gebruikt. Het stadium kan via een CT-scan ingeschat worden. Bij de meeste vrouwen wordt een ovariumcarcinoom pas in stadium 3 ontdekt. De behandeling verschilt afhankelijk van het stadium:
De gonaden ontstaan uit de metanefros en dalen daarna in → de testis ontstaat t.h.v. de nieren en daalt vervolgens in. Als de testis zakt, neemt hij een stukje peritoneum mee dat als tunica vaginalis om de testis blijft.
De oorsprong van arteriën en lymfevaten van de testis liggen hoog in de nieren. Omdat de eerste lymfeklierstations van de testis bij de nier liggen, wordt hier dan ook een metastase verwacht. De plexus pampiniformis bestaat uit allerlei bloedvaten en is de warmteregelaar van de testis.
Het scrotum is als volgt opgebouwd:
Er kunnen meerdere klachten optreden in het scrotum (balzak):
Epididymitis is een ontsteking van de bijbal en wordt gekenmerkt door:
Dit kan leiden tot onvruchtbaarheid en verstopping. Er zijn 2 typen epididymitis:
In de eerste 24-48 uur is er nog onderscheid te voelen tussen de testis en epididymis, daarna gaat ook de rest ontsteken → de epididymis kan niet meer onderscheiden worden van het scrotum. Dit het “frozen scrotum”, het scrotum is dan erg hard. Het is dan lastig te bepalen wat er aan de hand is.
Behandeling van epididymitis bestaat uit antibioticum. Dit moet langdurig (2-6 weken) omdat de ontsteking diep in het weefsel zit. Welk antibioticum wordt gegeven hangt af van de verwekker van de epididymitis:
In het geval van torsio testis is de testis om zijn eigen as gedraaid. De venen en uiteindelijk ook de arteriën worden afgekneld, waardoor acute pijn ontstaat. Dit is zichtbaar op een doppler-echo van de testis. De ene bal is in torsie en hangt hoger → de testis is niet meer symmetrisch. Soms kan de testis zelfs helemaal zwart worden.
Symptomen van torsio testis zijn:
Behandeling van torsio testis bestaat uit detorderen en het vastzetten van de bal op de OK. Terugdraaien heeft vaak onmiddellijk effect, maar als dit niet lukt is een spoedoperatie binnen 6 uur vereist.
Een testis ruptuur kan ontstaan doordat er zoveel kracht op de testis komt te staan dat hij barst → er komt een scheur in de tunica albuginea waardoor het testisweefsel eruit komt. Dit moet geopereerd worden → de testis wordt gehecht. Indien dit niet gehecht wordt ontstaan er antistoffen tegen het testisweefsel, wat leidt tot onvruchtbaarheid.
Aan de testis en epididymis zit nog een klein restje embryonaal weefsel, de appendix.Torsie van de appendix kan ervoor zorgen dat dit stukje weefsel necrotiseert → zichtbaar als een “blue dot”. Dit gebeurt vooral bij kleine kinderen. De behandeling bestaat uit pijnstilling, meestal is geen operatie onnodig.
Een hydrocele is een ophoping van (strageel) vocht in de tunica vaginalis, een voortzetting van het peritoneum in het scrotum. Het kanaaltje tussen de tunica vaginalis en het peritoneum, de processus vaginalis, hoort te verdwijnen. Gebeurt dit niet, dan ontstaan allerlei ziektes zoals hydrocele communicans. Als het kanaaltje wijder openblijft, is het een liesbreuk.
Diafonoscopie is een manier om door het scrotum heen te kijken. Hierbij wordt er met een lampje door het scrotum geschenen. In het geval van een hydrocele is er veel vrij vocht, waardoor het licht goed doorlaatbaar is. Een hydrocele kan verschillende oorzaken hebben:
Een hydrocele kan verschillende groottes hebben en ontstaat geleidelijk rond het 40ejaar. Behandeling van een hydrocele bestaat uit de operatie volgens Winkelmann:
Een spermatocele is een aneurysma van de ductus epididymis. Er is een met vocht gevulde cyste tegen de testis aan. De zwelling ligt dus buiten de testis, en is daarom goed te onderscheiden van een hydrocele.
De oorzaak van een spermatocele is onduidelijk:
De behandeling bestaat uit een operatie als de patiënten klachten ervaren. Dit kan echter leiden tot infertiliteit.
Bij varicocele is er een spatader van de vena testicularis die in de plexus pampiniformis zit door insufficiëntie van de kleppen van de vena spermatica. Er zijn dus spatadertjes in de bal.
Bij varicocele is er een grillige zwelling die alleen zichtbaar is in staande positie → verdwijnt bij ligging. 90% van de gevallen van varicocele zijn linkszijdig. Varicocele wordt vaak gezien bij mensen met infertiliteit en adolescenten. Op latere leeftijd kan het ook secundair ontstaan t.g.v. een niertumor, de linker vena spermatica komt namelijk uit in de vena renalis. Hier moet de arts van bewust zijn.
Een varicocele wordt alleen behandeld als er klachten zijn. De behandeling bestaat uit:
Een testistumor is de enige zwelling die daadwerkelijk in de testis zit. Symptomen van een testistumor zijn:
Testistumoren hebben een erg hoge groeisnelheid en voelen hard aan. Vaak worden ze ontdekt door de partner. De meeste testistumoren ontstaan rond het 25ejaar en kunnen ook voor borstvorming zorgen.
Er zijn 2 soorten testistumor:
De incidentie van testiscarcinomen neemt toe. Risicofactoren voor een testistumor zijn:
Via bloedonderzoek wordt er getest op markers voor testistumoren:
Deze waardes zijn in 50% van de gevallen verhoogd. Testistumoren metastaseren eerst naar de lymfeklieren en later ook naar andere organen:
De stagering van testistumoren ziet er als volgt uit:
De behandeling van een testistumor bestaat uit het invriezen van sperma voor de behandeling gevolgd door bestraling en orchiectomie → het weghalen van de testis. Dit moet binnen 48 uur worden gedaan. Afhankelijk van het stadium en de risicofactoren kan aansluitend chemotherapie gegeven worden. Bij onvoldoende resectie kan het volgende gedaan worden:
De overlevingskans van patiënten met een testistumor is 94%.
Prostaatkanker komt bij erg veel oude mannen voor. De incidentie is stijgend omdat Nederland vergrijst, maar de mortaliteit is aan het dalen.
Risicofactoren voor het ontwikkelen van een prostaatcarcinoom zijn:
Een prostaatcarcinoom is niet erg dodelijk. De kans op overleving en de kans op lymfekliermetastasen kan weergegeven worden met een nomogram.
Prostaatkanker gaat vaak niet gepaard met klachten. Om het te diagnosticeren kan er gekeken worden naar PSA. PSA staat voor “prostaat specifiek antigeen”. Het is een enzym in het prostaatvocht dat ervoor zorgt dat sperma vloeibaarder en basischer wordt, waardoor het beter kan zwemmen.
Sperma bestaat uit:
Diagnostiek van prostaatcarcinoom bestaat uit:
PSA wordt in een klier in de prostaat gemaakt. Een klein deel hiervan lekt naar de bloedbaan. PSA is geen tumormarker → het wordt ook gewoon in normale prostaatcellen gemaakt. De normaalwaarde van PSA is afhankelijk van de leeftijd, maar is gemiddeld 3 ng/ml. Verhoogde PSA kan veroorzaakt worden door:
Bij verhoogd PSA wordt de patiënt doorverwezen naar de uroloog, waar rectaal toucher wordt toegepast om de prostaat te voelen. Op basis hiervan zijn er 4 stadia van prostaatcarcinoom:
Bij T3 en T4 is de kanker uitgebreid, wat invloed heeft op de behandeling.
Prostaatcarcinoom kan alleen bewezen worden met een biopt. Om te bepalen of er een biopt gemaakt moet worden, worden 2 dingen gedaan:
Bij een biopt van een prostaatcarcinoom wordt er in het haardje dat op de MRI zichtbaar is geprikt. Vroeger werd het biopt via de rectumwand gedaan, maar tegenwoordig via de perineumhuid. Het perineum is een stuk huid tussen de anus en de balzak. Van tevoren is er een lokale verdoving van de huid, maar er is in tegenstelling tot bij de rectumwand geen antibiotica nodig. Indien het biopt negatief is, wordt het 1x herhaald.
Na het nemen van een biopt gaan pathologen stageren met de Gleasonscore. Deze loopt van 2-10:
De scores 2-5 zijn erg zeldzaam, omdat hier nooit biopten van worden genomen.
De behandeling van prostaatcarcinomen kan ingedeeld worden in 2 categorieën:
De keuze voor een behandeling wordt gemaakt op basis van bijwerkingen.
Studies laten zien dat screening bij mannen met een PSA > 3 een overlevingsverschil geeft, maar niet heel veel. Bovendien is het onderzoek niet helemaal zuiver en heeft behandeling van prostaatkanker bijwerkingen. Er is daarom geen standaard screening voor prostaatkanker.
Genderstereotypen ontstaan al erg vroeg in het leven en hebben erg veel invloed op het latere leven. Zo is er het stereotype dat een chirurg een man is. In de loop van de geschiedenis hebben vrouwen verschillende posities in de Geneeskunde gehad. Tegenwoordig zijn de meeste Geneeskundestudenten vrouw, maar de verdeling van specialismen is nog steeds ongelijk.
Rond de 19e eeuw begon de strijd van vrouwen voor een opleiding. Daarvoor was de rol van vrouwen huisvrouw en moeder. Ze werden gezien als intellectueel “lager” dan mannen. Echter ontstonden in die tijd de eerste vrouwenbewegingen. De toegang tot een medische opleiding voor vrouwen en minderheden was beperkt tot midden in de 20eeeuw. Dit gold ook voor de toegang tot wetenschappelijke organisaties. Enkele belangrijke vrouwen in de geschiedenis van de Geneeskunde zijn:
In de 20e eeuw was de volwassen man de standaard voor medisch onderzoek. Prof. Londa Schiebinger vindt dat genderanalyse meegenomen moet worden in onderzoek omdat dit zorgt voor winst voor iedereen.Voorbeelden uit de geschiedenis van stereotypen en mannelijke standaard zijn:
Artikel 22 van de grondwet zegt het volgende: “De overheid dient volksgezondheid van iedereen te bevorderen, ongeacht leeftijd, sekse, seksuele voorkeur, sociaal-economische situatie en culturele achtergrond.”
Een arts dient dus een goede professional te zijn en moet bewust zijn van de heterogeniteit van zijn patiëntengroep.
Definities van de gebruikte termen in dit artikel zijn:
In dit kader zijn er diverse termen ontwikkeld:
Mensen met een migratieachtergrond verschillen niet alleen cultureel, moreel en communicatief, maar ook qua ziektes. Er zijn verschillende definities voor allochtoon en autochtoon → de termen hebben een interessante ontstaansgeschiedenis. In het heden heeft ongeveer 24% van de bevolking een “migratie achtergrond”.
Autochtonen en allochtonen kunnen lichamelijk verschillen op meerdere gebieden:
Culturele diversiteit ontstaat door:
De arts moet het recht van de patiënt op vrije artsenkeuze respecteren. Dit is een primair recht van de patiënt. De patiënt moet dit op tijd melden → kan worden beperkt door de zorgverzekeraar.
Ook op basis van opleidingsniveau is er een diversiteit in de gezonde levensjaren en in de algehele levensverwachting:
In de medische geschiedenis zijn er 3 feministische golven geweest:
Bij de beschouwing van klachten moet er rekening gehouden worden met:
Zo zijn er logische en minder logische verschillen tussen man en vrouw:
Vrouwen verdienen dus “ongelijke” behandeling in de spreekkamer. Ook in de literatuur moet hier erkenning voor komen. Biologische verschillen in ziekten tussen vrouwen en mannen suggereren dat de diagnostische testen en behandelingen opnieuw geëvalueerd moeten worden.
Een arts heeft dus op het gebied van sekse en diversiteit verschillende taken:
De arts heeft dus kennis van verschillen in sekse, cultuur, etniciteit en ook van zijn eigen normen en waarden. Hij is een medisch deskundige en geen moralist en heeft een open houding → veroordeelt niet.
Een zwelling in de buik kan meerdere oorzaken hebben:
De analyse van een patiënt met een zwelling in de buik bestaat uit:
Lichamelijk onderzoek van de buik bestaat uit:
Er zijn meerdere vormen van aanvullend onderzoek die gebruikt kunnen worden voor een zwelling in de buik:
Analyse van ascites kan bestaat uit paracentese:
Er kan gekeken worden naar de eiwitconcentratie of het leukocytenaantal:
De buikwand bestaat uit:
Er zijn 4 verschillende buikwandspieren:
De oesophagus (slokdarm) bestaat uit 2 spierlagen:
De oesophagus is als volgt gelokaliseerd:
Caudaal passeert de oesophagus de bifurcatie van de trachea en de arcus aortae. Vervolgens loopt hij tussen de wervelkolom en het hart. De aorta wurmt zich hiertussen en gaat samen met de oesophagus door het diafragma. Omdat de oesophagus vlak achter het linkeratrium van het hart zit, wordt hij gebruikt bij hart echoscopie.
De oesophagus heeft 3 vernauwingen:
Het diafragma is als volgt opgebouwd:
Er gaan 3 structuren door het diafragma heen:
De oesophagus heeft mechanismen om tegenstroom te voorkomen:
Er kunnen verschillende problemen van de oesophagus ontstaan:
De vascularisatie van de oesophagus
.....read moreDe galweg ontspringt in de lever en is 1 van de 3 structuren in het ligamentum hepatoduodenale:
De galwegen bestaan uit:
De bloedvoorziening van de lever en galwegen wordt gedaan door verschillende vaten:
De arteria cystica loopt naar de galblaas. De vena portae komt van de achterkant van de pancreas. De galweg zit aan de voorkant van het ligamentum hepatoduodenale. De arteria hepatica zit anterior superior van het ligamentum hepatoduodenale.
Bij cholecystectomie, een galblaasoperatie, moet er bovenin de leverhilus geprepareerd worden. De configuratie van structuren binnen de leverhilus kan per patiënt verschillen. Zo kan de arteria cystica, die de galblaas vasculariseert, verschillende routes hebben. Om deze reden moet de arts tijdens cholecystectomie goed opletten. Hierbij kan hij trucjes zoals de driehoek van Calot gebruiken. De driehoek van Calot bestaat uit 3 randen die gevormd worden door de:
Binnen deze driehoek hoort de arteria cystica te liggen.De driehoek van Calot kan per patiënt verschillen → soms is er geen ductus cysticus of is er een fibreuze connectie tussen de ductus cysticus en ductus hepaticus communis.
Bij laparoscopische cholecystectomie wordt de “critical view of safety” gebruikt als veiligheidscheck:
De structuren die de galblaas ingaan worden dus opengelegd.
Een endoscopische retrograde cholangio pancreaticografie (ERCP) werkt als volgt:
Bij een aorta aneurysma (AAA) wordt vaak van tevoren endovasculair een stent geplaatst. Zo’n stent is een soort tunnel van onder de nierarteriën. Er worden dan bloedvaten afgesloten die de darmen voorzien → een deel van de darmen loopt risico op het ontwikkelen van bloedingen:
Dit wordt veroorzaakt doordat de arteria mesenterica inferior wordt afgesloten. Deze vertakt namelijk op de plaats waar de stent wordt geplaatst. Dit wordt opgelost door de arteria marginalis die door de rand van de darmen loopt → als er een stent wordt geplaatst, necrotiseren de darmen niet. Zowel de arteria mesenterica inferior als de arteria mesenterica superior sluiten aan op de arteria marginalis.
De arteria mesenterica superior heeft veel takken:
Deze takken staan allemaal in verbinding met de arteria marginalis.
De arteria mesenterica inferior heeft veel takken:
Deze takken worden allemaal geblokkeerd bij verlies van de arteria mesenterica inferior, maar worden dus gecompenseerd door de arteria marginalis.
De overgang van het sigmoïd naar het rectum ligt bij S3 of bij de musculus taenia. Het eerste deel van het rectum is retroperitoneaal, het tweede deel subperitoneaal. De onderkant van het rectum wordt opgehangen aan de musculus levator ani, een soort trechter waar de bekkenbodem aan hecht. Vanaf hier worden de darmen het anale kanaal.
Er ontstaat 4-6x per dag een “mass movement” → een krachtige beweging van het gehele colon. Dit is het beste moment om naar het toilet te gaan. Dit wordt mogelijk gemaakt door:
Dit zijn allemaal longitudinale spieren en moeten bij toiletbezoek allemaal ontspannen zijn.
De linea pectinata is een gekartelde rand halverwege het anale kanaal → vormt de grens tussen de embryonale einddarm (endoderm) en de huid (ectoderm).Dit beïnvloedt de lymfeafvloed en bloedafvloed:
Enkele belangrijke weetjes over wateropname en diarree zijn:
Diarree kan op verschillende manieren worden beschreven:
Diarree kan ook gepaard gaan met:
Ontlasting bestaat uit:
Water is dus erg belangrijk voor de samenstelling van de ontlasting. Er worden in het spijsverteringskanaal veel stoffen toegevoegd en opgenomen uit de ontlasting:
Uiteindelijk blijft er dus 2 L vloeistof over in het proximale colon en komt er 100 mL in de feces terecht. Dit gebeurt door een osmotische gradiënt → Na+wordt samen met water opgenomen.
De osmotische gradiënt kan op verschillende manieren stijgen:
Het water beweegt dus met de osmotische gradiënt mee, die grotendeels wordt gevormd door de opname van natrium.
Er zijn grofweg 5 oorzaken van diarree:
Het “lifetime” risico voor darmkanker is 4-5%. Het is de derde meest voorkomende vorm van kanker bij zowel mannen als vrouwen. Er zijn gemiddeld 14.000 levende personen met darmkanker per jaar. De 5-jaarsoverleving van darmkanker is 60%. Vooral bij stadium IV darmkanker is de overleving slecht. 21% van de darmkankers wordt pas in stadium IV gevonden.
Het bevolkingsonderzoek (BVO) programma wordt samengesteld door het RIVM. Bij een bevolkingsonderzoek voor darmkanker gebeurt het volgende:
Door screening neemt de 5-jaarsoverleving toe tot 85%. De participatiegraad ligt voor de eerste ronde rond de 70% en is voor de tweede en derde ronde 75%.
Patiënten moeten voldoende geïnformeerd worden over BVO → er moet sprake zijn van “informed choice”. Om BVO voor darmkanker uit te voeren moet voldaan worden aan de “Wilson and Junger” criteria:
Bij de keuze voor een screeningsprogramma moet het volgende in acht gehouden worden:
90% van de darmkanker patiënten is ouder dan 75 jaar. Mensen tussen de 55-75 jaar worden elke 2 jaar uitgenodigd voor het bevolkingsonderzoek.Boven de 75 jaar is het netto-effect van het behandelen van darmkanker kleiner vanwege “competing risks”. Bovendien is de kans op complicaties bij oudere patiënten hoger.
Een bevolkingsonderzoek is eigenlijk een ongevraagd aanbod vanuit de overheid. Er wordt gestreefd naar maximale gezondheidswinst, maar het kan ook leiden tot ongerustheid. De kwaliteit van bevolkingsonderzoek en aansluitende zorg moet daarom uniform en hoog zijn:
Ter kwaliteitswaarborging zijn er dus:
Bevat mogelijke tentamenvragen bij het blok om te oefenen, gebaseerd op 2015-2016 met de relevante thema's bij het vak voor het collegejaar 2016/2017:
A) uitwendige bestraling van de blaas geven
B) blaasspoelingen 1x per week gedurende 12 weken met Mitomycine geven
C) een TURblaas uitvoeren
D) na metastase-onderzoek een cystectomie uitvoeren
A) Alcoholgebruik
B) Auto-antilichamen
C) Cystic fibrosis
D) Choledocholithiasis
A) Flankpijn en matige koorts
B) Leucocyten in het sediment
C) Hoge koorts met koude rillingen
D) Een positieve urinekweek met Proteus Mirabilis
A) Primaire scleroserende cholangitis (PSC)
B) Primair biliaire cirrose (PBC)
C) Syndroom van Gilbert
D) Galwegcarcinoom
De volgende 4 vragen gaan over dezelfde casus:
Een mevrouw einde 40, bezoekt de polikliniek Gynaecologie vanwege klachten van een dikker wordende buik op verwijzing van haar huisarts. Sinds een half jaar heeft patiënte geen menstruaties meer. Ze heeft geen gewichtsdaling bemerkt. De huisarts heeft patiënte onderzocht en constateert eenwat vast aanvoelende zwelling tot 3 vingers onder de navel.
A) Ovariumtumor
B) Uterus myomatosus
C) Zwangerschap
A) Echografisch onderzoek
B) CT scan
C) MRI scan
A) Intracavitair myoom
B) Intramuraal myoom
C) Submuceus myoom
D) Subsereus myoom
A) Borderline tumor
B) Granulosa cel tumor
C) Mucineus cyste adenoom
D) Sereus cyste adenoom
De volgende 2 vragen gaan over dezelfde casus:
Bij een 26-jarige zwangere Aziatische asielzoekster die geen bijzondere klachten heeft, vindt u de volgende resultaten bij serologische tests:
HBsAg positief
anti-HBs negatief
anti-HBc (IgM) negatief
HBeAg positief
anti HBe negatief
HBV-DNA positief.
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Efficient! Lydwine contributed on 25-02-2021 09:05
Ik zie telkens hele duidelijke samenvattingen van jou voorbij komen. Jouw aantekeningen zijn heel gestructureerd wat het studeren een stuk efficienter maakt. Voor jou is dit denk ik ook al een goede manier van studeren of niet?
Add new contribution