Arresten en jurisprudentie: uittreksels en studiehulp - Thema
- 7212 keer gelezen
HR 24 juni 1986, NJ 1987, 177 (Onwaardige deelgenoot)
Relevante artikelen
Art.4: 959 BW, art.7a:1725
L. is in 1983 met de 72 jarige hulpbehoevende mevr. van Wylick, die hij tegen betaling verpleegde en verzorgde, gehuwd. Zij was een vermogende vrouw. Het huwelijk werd in het geheim gesloten en zonder vooraf huwelijkse voorwaarden op te maken. De 34 jaar- jongere L. had sinds 1976 een homofiele relatie, die hij na het huwelijk niet verbrak. Zowel L. als mevr. van Wylick wisten dat het huwelijk een aanzienlijke vermogensverschuiving teweeg zou brengen.
Vijf weken na het huwelijk heeft L. mevr. van Wylick op geraffineerde en sinistere wijze en met grof misbruik van het door het slachtoffer in hem gestelde vertrouwen van het leven beroofd.
Kan L. , ervan uitgaande dat tussen hem en mevr. van Wylick algehele gemeenschap van goederen is ontstaan in de gegeven omstandigheden in het kader van de scheiding en deling daarvan aanspraak maken op de helft van het tot die gemeenschap van goederen behorende vermogen voor zover dat is aangebracht door mevr. van Wylick?
Toepassing van de algemene rechtsbeginselen, verwoord in art.4:959, art 7a;1725 en art.4:885, leidt tot de slotsom dat L. geen aanspraak kan maken op de bevoordeling, ontstaan door het huwelijk.
Sluit zich aan bij de mening van het hof met de uitdrukkelijke vermelding dat een beroep op de redelijkheid en billijkheid er toe strekt de uitoefening van de aanspraken van L. geheel te verhinderen.
In de literatuur die daarop volgt wordt deze reden van de HR becommentarieerd.
A. Soeteman stelt in deze noot dat de 'redelijkheid en billijkheid' als rechtsnorm, alleen gebruikt dient te worden wanneer men in een specifiek geval af moet wijken van een artikel omdat toepassing van het artikel in het gegeven geval niet rechtvaardig zou zijn.
A. Soeteman stelt dat de 'redelijkheid en billijkheid' als onafhankelijke norm een gevaar voor het privaat recht is. De rechter wordt met deze norm in toenemende mate overgelaten aan zijn eigen inzichten. Want wat is immers 'redelijk en billijk'?
2e Oefententamen 2017/2018 bij het vak Algemene Rechtsleer - Universiteit Utrecht
Tijdens de parlementaire behandeling van de Algemene wet gelijke behandeling (Handelingen II 1992/93, 48, p. 3598-3599) stelde de regering bij monde van minister van Justitie Ernst Hirsch Ballin het volgende
over rechterlijke interpretatie (nummers voor de zinnen ‘[1]’,‘[2]’ en ‘[3]’ zijn toegevoegd waarnaar u in uw antwoord kunt verwijzen):
In thema I van het vak zijn de visies op bepaaldheid van het recht van het rechtsrealisme, H.L.A. Hart, Ronald Dworkin en Paul Scholten behandeld.
Breng elke zin in verband met één van de visies op de bepaaldheid van het recht die het beste op de betreffende zin aansluit. Licht steeds uw keuze voor de betreffende visie op bepaaldheid van het recht toe. [6 punten]
Bespreek een voorbeeld uit de jurisprudentie van de Hoge Raad of een andere rechter waarin de opvatting van de regering over rechterlijke interpretatie door de rechter tot uitdrukking wordt gebracht. [4 punten]
Paul Scholten schrijft in Mr. C. Asser’s handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht. Algemeen Deel, pagina 133:
‘En in ieder geval toont de noodzakelijkheid, ook het intuïtief gevondene niet met schijngronden, maar met gronden, die het kunnen dragen, die gezag hebben en aanvaard worden, te motiveren, de
sterke gebondenheid naar buiten bij rechtsvinding.’
Ook J.B.M. Vranken zet in Mr. C. Asser’s Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht. Algemeen Deel ***. Een vervolg uiteen dat ‘schijngronden’ in de rechterlijke motivering vermeden
moeten worden.
Welke term gebruikt Vranken voor wat Scholten een motivering op grond van ‘schijngronden’ noemt en leg in eigen woorden uit wat hij daarmee bedoelt. (II.) Illustreer aan de hand van een voorbeeld uit de jurisprudentie een geval waarin de Hoge Raad in zijn motivering ‘schijngronden’ hanteerde. [5 punten]
In thema I zijn de visies op bepaaldheid van het recht van het rechtsrealisme, H.L.A. Hart, Ronald Dworkin en Paul Scholten besproken. In het bijzonder bij één van die visies op bepaaldheid van het recht is fundamentele kritiek geformuleerd op de ‘schijngronden’ die in de motivering van de rechter aan te treffen zouden zijn.
Door welke visie op bepaaldheid van het recht werd in het bijzonder kritiek op rechterlijke
.......read moreJoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution