- Wat voor opvattingen zijn er over kindheid gevormd gedurende de wereldgeschiedenis? - Chapter 1
- Wat zijn de eerste grote veranderingen in opvatting over de kindertijd in agrarische maatschappijen? - Chapter 2
- Wat zijn veranderingen in opvatting over de kindertijd in klassieke beschavingen? - Chapter 3
- Wat is de impact van de religieuze veranderingen in opvatting over de kindertijd in de postklassieke geschiedenis? - Chapter 4
- Wat zijn contacten en contrasten in de postklassieke wereld met betrekking tot de kindertijd? - Chapter 5
- Hoe is het Westerse model van kindertijd veranderd in de moderne tijd? - Chapter 6
- Hoe oefende het kolonialisme druk uit op het Westerse model van kindertijd? - Chapter 7
- Hoe ziet de moderne kindertijd in Azië eruit? - Chapter 8
- Wat zijn opvattingen over de kindertijd tijdens de communistische revoluties? - Chapter 9
- Wat zijn opvattingen over de kindertijd in welvaartsstaten tijdens twintigste en eenentwintigste eeuw? - Chapter 10
- Hoe zorgen oorlog en geweld in de twintigste en eenentwintigste eeuw voor ontwrichtende opvattingen over kindheid? - Chapter 11
- Wat zijn veranderingen in opvatting over de kindertijd ten gevolge van de globalisatie? - Chapter 12
- Wat is het dilemma van het kindergeluk? - Chapter 13
- Wat is de conclusie over kindheid van het verleden tot nu? - Chapter 14
- Childhood in World History - Stearns - BulletPoints - 2e druk
- Childhood in World History - Stearns - TentamenTests - 2e druk
Wat voor opvattingen zijn er over kindheid gevormd gedurende de wereldgeschiedenis? - Chapter 1
Het inbakeren van kinderen, het strak inpakken van een baby in doeken met banden, werd gebruikt door nomaden om kinderen gemakkelijk te vervoeren. Veel ouders geloofden dat het goed was voor ontwikkeling van kinderen doordat het een goede lichaamshouding stimuleerde. Bovendien had het als voordeel dat zuigelingen veilig waren terwijl de ouders dichtbij werkten. Rond de 17de eeuw ontstond in West-Europa het idee dat het inbakeren de creatieve individuele ontwikkeling beperkte. Het gebruik werd opgegeven en de West-Europeanen begonnen het inbakeren ook in andere beschavingen en eigen lagere sociale klassen te bestrijden als een teken van gebrek aan moderne zorg voor het kind.
Het voorbeeld van inbakeren laat het belang zien van de wereldgeschiedenis bij het bestuderen van de kindertijd. Het laat de betekenis, maar ook de complexiteit van de globale historische vergelijkingen zien. De hoofdkenmerken van de kindertijd betreffen een samenspel van biologische aspecten van de menselijke ervaring en het feit dat verschillende beschavingen verschillend met deze aspecten omgaan. Hier wordt het belang van geschiedenis duidelijk: uitzoeken waarom verschillende beschavingen kenmerkende benaderingen hebben ontwikkeld, terwijl beschavingen door de tijd heen veranderen.
Het is moeilijk om kennis te verwerven over de kindertijd in het verleden vanwege een gebrek aan direct bewijs over bijvoorbeeld de ervaringen van kinderen (o.a. over fysieke straffen, die in het verleden gebruikelijk waren). Er zijn cruciale aspecten van kinderen en de kindertijd die niet significant veranderen of variëren per maatschappij of periode, zoals het feit dat alle maatschappijen een manier hebben om de kindertijd anders aan te duiden dan de volwassenheid. Er zijn echter ook veel aspecten die wél veranderen. Het idee van de kindertijd verschilt per maatschappij en zelfs per periode.
In 1960 publiceerde de Franse historicus Philippe Ariès zijn boek ‘Centuries of Childhood’ over de geschiedenis van de kindertijd in middeleeuws en vroegmodern Europa. Hij was geïnspireerd door de beweringen dat de familie zich in een crisis bevond. Ariès meende echter dat deze beweringen geen serieuze historische basis hadden. Om te weten dat een situatie verslechtert, moet je immers kennis hebben over de situatie in het verleden. Ariès’ kijk op het verleden overtuigde hem ervan dat de relatie tussen de moderne en premoderne kindertijd niet goed begrepen werd. Hij maakte gebruik van bewijs dat te maken had met de hogere klassen en daaruit maakte hij op dat traditionele Europeanen de kindertijd niet zagen als een apart stadium in het leven. Hiermee bedoelde hij niet dat ouders geen affectie toonden, maar dat ze geen speciale aandacht aan hun kinderen schonken. Volgens Ariès begon dit in de zeventiende en achttiende eeuw te veranderen en kwam de kindertijd meer centraal te staan. Ariès geloofde dat de premoderne benadering voordelen had boven de moderne benadering, omdat de kinderen toen meer vrijheid kregen door de minder sterke focus op de kindertijd. Een aantal leerlingen gaven een draai aan de interpretatie van Ariès’ beweringen. Sommigen wezen op de hoge sterftecijfers onder kinderen en de kinderarbeid, wat wel waar was, maar dit reflecteert ook moderne waarden over kinderen die niet relevant zijn voor het begrijpen van het verleden. Anderen meenden dat er weinig bewijs was van affectie tussen ouders en kinderen, wat onder andere het vermogen om de hoge sterftecijfers te accepteren kan verklaren. Ook de harde discipline en verwaarlozing in veel families werd besproken. Dit ging vergezeld met het geloof in de dierlijke aard van kinderen. Deze nadrukken hadden een relatie met de christelijke doctrine over de oorspronkelijke zonde van kinderen bij de geboorte, die ook een geloof aanmoedigde in de behoefte aan rigoureuze discipline.
Historici begonnen te kijken naar verschillende soorten bewijs en Ariès’ beweringen werden als te beperkt beschouwd. Er werden bijvoorbeeld wetten ontdekt voor de bescherming van kinderen, waarbij de kindertijd als aparte en belangrijke levensfase werd erkend. Wat veranderingen in de psychologie kunnen ook bijgedragen hebben aan de herzieningen van Ariès’ benadering. Veel moderne autoriteiten geloven dat consistente fysieke discipline verenigbaar is met volwassen affectie voor kinderen en met warme relaties. Bij de herziening van Ariès’ benadering werden twee punten sterk benadrukt. Allereerst werd het idee betwist dat traditionele Europeanen de kindertijd niet zagen als een levensfase met speciale behoeften. Ten tweede verwierpen zij het idee dat de meeste ouders geen affectie toonden. Ze beweerden aan de hand van bewijs dat ouderlijke liefde juist normaal, verwacht en natuurlijk was.
Wat zijn de eerste grote veranderingen in opvatting over de kindertijd in agrarische maatschappijen? - Chapter 2
De natuurlijke economie voor mensen was jagen en verzamelen. De eerste ideeën over de kindertijd zijn ook in deze context gevormd. De eerste grote revolutie betrof de vervanging van jagen en verzamelen door agricultuur, waarbij veel aanpassingen betrokken waren wat betreft de behandeling van kinderen.
In de jaag- en verzamelmaatschappijen waren er kinderbeperkingen als resultaat van beperkte resources en de noodzaak om regelmatig te reizen op zoek naar voedsel. Weinig families hadden meer dan vier kinderen vanwege de lasten die elk kind plaatste op de beschikbare voedselvoorraad. Kinderen droegen wel bij aan de verzameling van voedsel, maar hun behoeftes overtroffen wat ze bij konden dragen. Jongens konden pas vanaf hun late tienerjaren helpen bij het jagen. De meeste jaagmaatschappijen ontwikkelden rituelen voor de introductie van jongens bij jagen. Demonstraties van jaagbekwaamheid stonden centraal en het belang ervan was meer dan symbolisch.
Bewijs van huidige jaag- en verzamelmaatschappijen suggereren eveneens dat kinderen vaak een kleine rol spelen in het economische leven tot ze in hun tienerjaren zijn. De beperkingen van de nuttigheid van kinderen vormden deze maatschappijen op meerdere manieren. De belangrijkste impact had het op het aantal kinderen. De beperkte geboortecijfers kwamen o.a. door verlengde zoogperioden. Verdere beperkingen kwamen door kindermoorden. Ziekte en ondervoeding beperkten de vruchtbaarheid van de vrouwen en speelden ook en rol bij de overlevingscijfers van geboren kinderen. Bovendien stierven veel moeders als ze in de twintig waren.
Kindermoorden kwamen veel voor in jaag- en verzamelmaatschappijen, maar dit betekent niet dat ouders niet om hun kinderen gaven. Er was een duidelijk bewustzijn dat de overleving van te veel kinderen een bedreiging was voor de familie en gemeenschap.
Het belang van beperkingen zouden niet de mogelijkheden voor kinderen in zulke maatschappijen moeten overschaduwen. Ten eerste werkten de meesten maar een paar uur per dag, waardoor er genoeg tijd over was voor kinderen om te spelen. In veel jaaggroepen spelen kinderen en volwassenen samen, wat kan leiden tot bredere interacties. Ten tweede begonnen veel jaag- en verzamelmaatschappijen kinderen uit families van leiders extra goed te behandelen (bijv. sieraden in het graf van kinderen). Dit suggereert waarschijnlijk de speciale status van een familie, maar het kan ook affectie reflecteren voor het betrokken kind. Ten slotte kwam de volwassenheid vroeg, namelijk de jongens na de jaagrituelen en de meisjes in hun vroege tienerjaren.
Geslachtsonderscheid
Agrarische maatschappijen moedigden ten slotte nieuwe soorten geslachtsonderscheid onder kinderen aan. Alle maatschappijen bewogen richting patriarchaat in geslachtsrelaties en in ouder-kind relaties. Mannen namen vaak de meest productieve taken in de familie economie over, terwijl vrouwen aanvullende werkers werden. De activiteiten van de vrouwen als moeders namen toe met de verhoogde geboortecijfers. Deze veranderingen werden pogingen om niet alleen onderscheid te maken tussen jongens en meisjes in termen van taken, maar in termen van belang. Meisjes kregen een minderwaardigheidsgevoel.
Geslachtsonderscheid onder kinderen in jaag- en verzamelmaatschappijen was complex. Jonge kinderen werden verzorgd door vrouwen en deden mee aan dezelfde spellen. Later in hun kindertijd begonnen jongens eigen spellen en groepen te vormen. Maar mogelijkheden voor verdeling waren beperkt, omdat de jaaggroepen klein waren en er weinig kinderen waren in een groep. Bovendien was het werk van de vrouwen economisch gezien even belangrijk, waardoor mogelijkheden voor grote statusverschillen tussen opgroeiende jongens en meisjes beperkt waren.
Onderzoeken tonen variatie in de soorten persoonlijkheden die aangemoedigd worden bij kinderen. Woede wordt in de ene groep aangemoedigd, maar in de andere niet. Toen jagen en verzamelen vervangen werden door agricultuur, veranderde dat de kijk op de nuttigheid van kinderen bij werk. Werk werd de kerndefinitie van kindertijd. Met vijf jaar konden kinderen beginnen met het verrichten van wat werk en in het midden van hun tienerjaren konden ze actief bijdragen aan de familie economie. Jonge kinderen hielpen hun moeder met werk rond het huis, terwijl iets oudere kinderen huisdieren konden verzorgen en licht werk in de velden konden verrichten. Om zoveel mogelijk uit kinderarbeid te halen, moesten families de diensten van kinderen tot in hun midden- tot late tienerjaren vasthouden. In veel agrarische maatschappijen kregen ouders een kind als ze begin veertig waren, om voor hen te werken als ze oud waren. Het was essentieel om volwassenheid uit te stellen, zodat ze mee zouden blijven werken in de familie economie.
Geboortecijfers en voedelsvoorraad
De geboortecijfers namen toe in agrarische maatschappijen, wat uitdrukking geeft aan de uitgebreide voedselvoorraad die mogelijk werd door de agricultuur, maar ook de nieuwe realisatie dat kinderen kunnen helpen. Families verhoogden de geboortecijfers door een vermindering van de zoogperiode (18 maanden). Het gemiddelde aantal kinderen werd zes of zeven per gezin. Vanwege de hoge geboortecijfers en de lage levensverwachtingen waren er veel kinderen in de agrarische steden. Veel kinderen stierven door hongersnoden en besmettelijke ziektes. De meeste agrarische maatschappijen ontwikkelden ook angsten wat betreft afwijkingen (veel Afrikaanse groepen geloofden bijvoorbeeld dat tweelingen kwade geesten droegen).
De meeste agrarische maatschappijen duidden een periode van ‘jeugd’ aan tussen de echte kindertijd en de volwassenheid. Al deze maatschappijen ontwikkelden een sterke nadruk op de behoefte om gehoorzaamheid in kinderen door te laten dringen.
Statusverschillen
Doordat de agrarische maatschappij zorgde voor meer economisch overschot was er meer ruimte voor statusverschillen in de kindertijd. Kinderen uit de hogere klassen hadden voordelen wat betreft de beschikbaarheid van voedsel. Hierdoor ontstonden grootteverschillen tussen kinderen. Het tweede onderscheid had te maken met training en specialisatie. Door de grotere voedseloverschotten was er ruimte voor een minderheid van kinderen om speciale training te krijgen om vaardige vakmannen te worden of voor volwassen rollen als krijgers of priesters. In sommige gevallen was er sprake van formele scholing.
Agrarische maatschappijen boden ook mogelijkheden tot contacten tussen kinderen en grootouders. Dit kwam minder voor in jaag- en verzamelmaatschappijen door de korte gemiddelde levensduur van volwassenen. In agrarische maatschappijen overleefden veel volwassenen tot wanneer ze in de zestig waren.
Agrarische maatschappijen deelden een aantal kenmerken over de tijd en plaats heen, maar ze varieerden ook enorm. De meeste maatschappijen benadrukten uitgebreide families met sterke banden met grootouders, volwassen kinderen en hun echtgenoten en kinderen. Er was een nadruk op ouderlijke zorg voor kinderen en er was sprake van een sterke religieuze oriëntatie.
Wat zijn veranderingen in opvatting over de kindertijd in klassieke beschavingen? - Chapter 3
De beschaving heeft meerdere veranderingen teweeg gebracht voor de kindertijd. De eerste was dat kinderen wettelijk gebonden waren aan de sociale groep waarin ze geboren waren. Dit werd kenmerkend voor agrarische beschavingen. De tweede verandering had te maken met formele wetten, het resultaat van de ontwikkeling van staten. De wet definieerde de kindertijd en de verplichtingen van kinderen. Veel vroege beschavingen benadrukten het belang van gehoorzaamheid. De wetten besteedden ook aandacht aan erfelijkheid. Deze wetten hadden te maken met verschillende behandelingen voor verschillende soorten kinderen (bijvoorbeeld oudere versus jongere jongens, of jongens versus meisjes). Bovendien bood de wet een hulpmiddel zodat de kinderen bij de familie zouden blijven en werk zouden leveren. De mogelijkheid om erfenissen te onthouden als een kind de familie niet goed diende, was een centraal kenmerk van agrarische beschavingen. Ten slotte was er sprake van schrijven in vroege beschavingen en dit betekende scholing voor een kleine minderheid van de kinderen. De opkomst van schrijven en scholing betekent dat er veel meer bekend is over de ervaringen van de hogere klasse dan over de meerderheid van de kinderen, en ook dat we meer over jongens weten dan over meisjes.
De drie grote klassieke beschavingen
De drie grote klassieke beschavingen verschilden in veel opzichten, maar veel kenmerken werden ook gedeeld. Ze waren expansionistisch, ze werkten in systemen voor nieuwe integrerende mechanismen, ze waren patriarchaal en ze waren afhankelijk van een agrarische economie. Overeenkomsten worden echter meestal overtroefd door tegenstellingen. Voor de kindertijd gelden waarschijnlijk dezelfde overeenkomsten, maar expliciete vergelijkingen zijn zeldzaam.
China en het confucianisme
China was de eerste van de klassieke beschavingen die echt vorm aannam. Het confucianisme benadrukte hiërarchie en orde en schreef formele manieren en ceremonies voor om individuele impulsen te beteugelen en harmonie te promoten. De maatschappij was verdeeld tussen de hogere en lagere klassen en dit was ook zichtbaar in de kindertijd door een scheiding tussen de kindertijd gezien in termen van onderwijs en een kindertijd gewijd aan werk. Hierdoor is er veel meer informatie over de kindertijd van de hogere klassen dan over die van de meerderheid. Hiërarchie was ook zichtbaar in de praktijk van ‘wetnursing’ (voeden door een min). Deze praktijk was een uitdrukking van privilege, waarbij welgestelde moeders bevrijd werden van een verplichting die zij wellicht onprettig vonden.
Het confucianisme bepaalde direct een aantal kenmerken voor de kindertijd. Regels specificeerden hoelang kinderen zouden moeten rouwen om een overleden ouder. Ook was bepaald hoe ouders een overleden kind moesten herdenken, met nadruk op het verbergen van de emoties. Veel ouders benadrukten formaliteit met hun kinderen.
Het confucianisme moedigde ook een ongewone hoeveelheid commentaar aan op de gezondheid van kinderen. Of de resultaten ook echt zorgden voor een betere gezondheid van de kinderen is onbekend, want er waren alsnog hoge sterftecijfers die gewoon waren in agrarische beschavingen.
In de Chinese kunst en literatuur was er weinig ruimte voor waardering van de kwaliteiten van individuele kinderen. Kinderen werden eerder gebruikt als symbolen en als modellen voor morele lessen. De geboortedatum werd nauwkeurig genoteerd, omdat dit essentieel was voor de astrologie. Echter, verjaardagen werden niet gevierd. Met Nieuwjaar werd iedereen een jaar ouder, een collectieve benadering om de individuele ervaring te minimaliseren.
De vroege kindertijd was door het confucianisme duidelijk geïdentificeerd. Ceremonies markeerden het einde van de kindertijd (voor meisjes op vijftienjarige leeftijd, voor jongens op twintigjarige leeftijd). Maar sterk uitgebreide families en de nadruk op loyaliteit tegenover de ouders kan de volwassenheid vertragen.
Zowel de cultuur als de wet benadrukten de rechten van de ouders en de plicht van gehoorzaamheid. Ouders regelden normaal gesproken het huwelijk voor hun kinderen. Er waren minder wetten die kinderen direct beschermden. Infanticide was in principe verboden, maar de Qin dynastie stond het doden van misvormde kinderen toe. In slechte tijden werden meisjes gedood of kinderen werden als slaven verkocht.
Het confucianisme moedigde ook onderwijs aan, maar voornamelijk voor de hogere klassen. Families in de lagere klassen mochten hun dochters soms trainen in zingen en dansen, om hen te kunnen verkopen. Sommige welgestelde families adopteerden kinderen. Er waren geschriften met aanbevelingen voor het onderwijs. Dit materiaal kon heel gedetailleerd zijn, waarbij het belang van het formalisme en het subject in de confucianistische benadering naar voren komt. Het was ook duidelijk dat zowel morele als academische instructie nodig was. Ouders werden verplicht om te proberen te verzekeren dat hun kinderen het goed deden. Geschriften benadrukten het belang van moeders in vroege educatie, zelfs als het kind nog niet geboren was.
Het confucianisme was patriarchaal, maar suggereerde wat vage signalen over geslacht. Aan de ene kant waren de rollen van vrouwen anders dan die van mannen en meisjes waren ondergeschikt. Alle autoriteiten waren het erover eens dat meisjes daarom een ander soort onderwijs zouden moeten krijgen, met nadruk op huishoudvaardigheden en onderdanigheid. Maar sommigen beweerden dat ze wel onderwijs verdienden, inclusief geletterdheid, maar wel in de hogere klassen.
De kindertijd in China werd ook gevormd door extra familiekenmerken, vooral in de hogere klassen, en door onverwachte emotionele verdelingen tussen de ouders. Andere factoren reflecteerden verschillen in individuele persoonlijkheden en veranderingen over de tijd heen. Mannen in hogere klassen mochten meer dan één vrouw hebben. Dit kon zorgen voor conflicten in de familie. Uit autobiografieën van volwassenen uit de hogere klassen lijkt naar voren te komen dat emotionele banden zwak zijn. De hechting aan moeders was daarentegen erg sterk. De Chinese cultuur benadrukte het belang en de moeilijke verantwoordelijkheden van moeders.
Natuurlijk was de kindertijd in China niet uniform of statisch, ondanks enkele algemene kenmerken. Individuele families konden minder stijf zijn dan de confucianistische norm, waarbij meer affectie werd getoond. Meisjes werden vaak ook meer gewaardeerd dan de officiële doctrine suggereerde. Tijdens de postklassieke periode werd echter de praktijk van ‘voetinbinding’ geïntroduceerd. Er waren ook andere veranderingen, bijvoorbeeld het rouwen bij het overlijden van een kind. Andere veranderingen zorgden voor een benadering waarbij minder nadruk werd gelegd op discipline en meer op spontaniteit en aanmoediging tot spelen.
De klassieke Mediterrane beschaving
Er is veel minder bewijs voor sterke hechtingen van ouders aan kinderen in de klassieke Mediterrane beschaving vergeleken met China. Dit betekent niet dat er geen sprake was van hechting, maar alleen dat het geen norm was. Een reden hiervoor was de grootte van de volwassen gemeenschap die kinderen omringde. De hoeveelheid volwassenen (vooral in hogere klassen) verwarde de emotionele focus van het kind, waarschijnlijk in grotere mate dan in China. Vaders werden ook meer betrokken bij de vroege kindertijd, een afleiding van de moederlijke focus. Mediterrane families waren bovendien minder stabiel dan in China, met meer scheidingen. Tegelijkertijd was er minder rivaliteit tussen bijvoorbeeld de vrouw en concubine, wat in China zorgde voor de focus van moeders op hun nakomelingen. Emotionele maatstaven en interacties waren anders.
In Griekenland en Rome kan gesproken worden van een interesse in de individualiteit van kinderen, anders dan in China.
Ten derde is er in de Mediterrane beschaving ruimte voor open discussies over de kindertijd en dit is in de Chinese beschaving niet het geval. De Mediterrane cultuur had wat bewondering voor de kindertijd, maar het werd ook gezien als een ongewenste staat die zo snel mogelijk tot de volwassenheid moest leiden. Er werd ten slotte meer publiekelijk gerouwd bij de dood van een adolescente jongen in de klassieke Mediterrane cultuur dan in China. Het algemene punt is de moeilijkheid van de kindertijd als categorie in de Mediterrane cultuur in vergelijking met China.
Naast deze verschillen zijn er ook een aantal overeenkomsten. Enkele voor de hand liggende overeenkomsten volgden uit de behoefte aan geboorteregeling en de hoge sterftecijfers van kinderen in agrarische maatschappijen. Vrouwelijke infanticide kwam wereldwijd voor. Er werd weinig aandacht geschonken aan de dood van jonge kinderen. Er bestonden ceremonies om de geboorte van een kind te markeren en om de volwassenheid van jongens te markeren. Er werd weinig literaire aandacht geschonken aan jonge kinderen en er was ook weinig interesse in medische geschriften.
De klassieke Mediterrane cultuur benadrukte sterk het onderscheid tussen jongens en meisjes, maar deze waren net als in China niet absoluut. Jongens genoten eerder onderwijs, maar ook wat meisjes uit de hogere klassen werden onderwezen. De inhoud van het onderwijs verschilde tussen de Mediterrane maatschappijen en China, maar beide maatschappijen hadden interesse in politieke geschiedenis en literaire klassieken en benadrukten memorisatie. Bovendien kregen kinderen in beide maatschappijen manieren opgedrongen.
Discipline en gehoorzaamheid waren erg belangrijk. Er was een nadruk op ouderlijke, en vooral vaderlijke, autoriteit. Dit was zelfs zo voor ouders uit de hogere klassen.
De Chinese en Mediterrane cultuur vertoonden geen bewijs voor waardering voor kinderlijke kwaliteiten. Volwassenen hechtten beperkte waarde aan de onschuldigheid en de speelsheid van kinderen. Maar veel leidende denkers benadrukten de vroege regulatie van spel en over het algemeen werden serieuze kinderen meer gewaardeerd. Kinderen bestonden om te werken, maar niet om persoonlijke ambitie of individualiteit uit te drukken. Wetten werden vooral gemaakt om ervoor te zorgen dat kinderen toegang hadden tot eigendom, omdat dat cruciaal was voor hun vermogen om de familie te behouden.
De zorg over de kindertijd reflecteerde een interesse in het promoten van acceptatie van de autoriteit van de familie en een zo snel mogelijke volwassenheid. Zowel China als de Mediterrane beschaving drong aan op een vroege, maar afhankelijke volwassenheid. Vroeg trouwen was in beide maatschappijen mogelijk. Romeinse schrijvers definieerden niet alleen een periode van kindertijd, maar ook een periode van jonge volwassenheid (midden dertig), in de hoop jonge mensen nuttig te houden voor hun ouders. Een andere overeenkomst tussen de Mediterrane en Chinese beschaving is dat de kindertijd bijna nooit werd gezien als een gewenste staat. Individuele families in China en de Mediterrane beschaving kunnen verschillen van de norm. In beide maatschappijen was er over de tijd heen een toenemende toegeeflijkheid naar kinderen toe.
India en het hindoeïsme
Er zijn opmerkelijke verschillen tussen klassiek India en de Chinese en Mediterrane beschaving, vooral gebaseerd op het belang van het hindoeïsme in India. In tegenstelling tot de twee meer seculaire klassieke maatschappijen, zorgde de Indiase religie voor een reeks rituelen waarbij kinderen betrokken waren. Deze waren voor het onderscheiden van de stadia van spirituele vooruitgang en om ziekte en kwade geesten af te weren. Een reeks ceremonies onderscheidde stadia in onderwijs.
Het hindoeïsme moedigde ook een ongewoon toegeeflijke benadering aan als het ging om jonge kinderen. Moeders besteedden veel aandacht aan de kindertijd en werden normaal gesproken beloond door sterke hechtingen, zelfs als kinderen de volwassenheid bereikt hadden.
Andere aspecten van de Indiase kindertijd passen bij de inmiddels bekende norm. Infanticide kwam voor, vooral bij ongewenste meisjes. De meeste kinderen moesten al vanaf vroege leeftijd werken en volledige toegeeflijkheid was alleen mogelijk in de welgestelde families. Er werd groot onderscheid gemaakt tussen jongens en meisjes. Meisjes hadden minder mogelijkheid om onderwijs te genieten en een vroeg huwelijk dat geregeld was door de ouders was de norm. Jongens werden geschoold en onderworpen aan de discipline van hun vader. Veel jongens kregen religieuze training van een goeroe, dit was inclusief lees-, schrijf- en wiskundige vaardigheden. Plichten wat betreft werk en studie werden gecombineerd. En terwijl de inhoud van het onderwijs verschilde van de meer seculaire inhoud in de andere klassieke beschavingen, was er ook in deze beschaving een nadruk op de noodzaak van memorisatie. De behoefte om de kindertijd te beheersen was erg aanwezig in India.
De klassieke beschavingen geven geen duidelijk antwoord op de balans tussen differentiatie en gelijkheid. Culturen en familiestructuren verschilden en veroorzaakten belangrijke verschillen in ideeën en praktijken wat betreft de kindertijd. Individuele variaties binnen de maatschappijen compliceren de analyse ook. Echter, de macht van het basale agrarische model van kindertijd schijnt door.
Wat is de impact van de religieuze veranderingen in opvatting over de kindertijd in de postklassieke geschiedenis? - Chapter 4
Er zijn enkele grote veranderingen tussen 500 en 1450, na de val van de klassieke keizerrijken. Er is hierbij sprake van internationale uitwisselingen. Imitaties van vastgelegde maatschappijen door nieuwkomers zijn kenmerkend voor deze periode. De verspreiding van de grote wereldreligies (boeddhisme, christendom, islam) is een belangrijke reeks van culturele en institutionele veranderingen door Azië, Afrika en Europa. Dit gebeurde allemaal in economieën die nog steeds voornamelijk agrarisch waren.
Niet alle ontwikkelingen in de postklassieke periode hebben betrekking op de kindertijd. De toenemende handel moedigde de groei van steden aan en dit betekende dat meer kinderen betrokken werden bij fabriekswerk en leerlingschap, maar de meerderheid was nog steeds landelijk. Culturele imitatie kon kinderen uit de hogere sociale klasse beïnvloeden (bijvoorbeeld nieuwe manieren van kleden of nieuwe manieren). De verspreiding van beschaving naar Rusland, Japan, Noord-Europa en delen van Afrika betekende nieuwe blootstelling aan formele scholing voor minderheden van kinderen en meer formele legale codes.
Religieuze verandering (wereldreligies)
Religieuze verandering bracht wijzigingen in de kindertijd teweeg. Elke religie had zijn eigen conceptie van wat de kindertijd was en hoe de religieuze verantwoordelijkheden van kinderen gedefinieerd moesten worden. De grootste religies leken niet op elkaar. De aard van de uitbreidende wereldreligies pasten de patronen gedeeltelijk aan die overheersten in de klassieke periode. De kindertijd in de klassieke Chinese en Mediterrane beschaving leken meer op elkaar dan dat ze van elkaar verschilden. Ze waren meer gevormd door de behoeftes van de agrarische maatschappij dan door bepaalde culturele of politieke componenten. Hierdoor varieerde de kindertijd in de klassieke periode minder onder maatschappijen dan het geval was voor de jaag- en verzamelgroepen. De nieuwe betrokkenheid tot religies wijzigde dit. Er waren meer verschillende ideeën over de kindertijd en benaderingen voor kinderen dan in de klassieke eeuwen. Tegelijkertijd introduceerden de religies wat overeenkomstige patronen van verandering en continuïteit van de klassieke periode.
Religies deelden wat ideeën over de kindertijd, die hen collectief onderscheidden van de benaderingen die hadden overheerst in de klassieke periode. Geschriften in de meeste religies benadrukten het belang van kinderen. De religies uit het Midden-Oosten (christendom, islam, jodendom) legden de nadruk op de trots en verantwoordelijkheid van het ouderschap en dan vooral van het vaderschap. Deze religies beschreven ook het belang van gehoorzaamheid aan de ouders. Er was opnieuw een vraag naar een meer ‘interne rouw’ om overleden kinderen, in plaats van het publiekelijk rouwen.
Wereldreligies brachten daarnaast twee andere elementen. Beide legden de nadruk op een goddelijk element in elk mens, een ziel. Deze overtuiging versterkte het verantwoordelijkheidsgevoel om kinderen te beschermen als de wezens van god of participanten in een goddelijke connectie. De belangrijkste religies keerden zich tegen infanticide. Er kwamen wetten om kinderen te beschermen. Terwijl niet iedereen trouw was aan deze wetten, daalde het aantal gevallen van infanticide aanzienlijk.
Ten tweede besteedden de wereldreligies aandacht aan de behoefte aan religieuze training voor kinderen, waarbij er sprake was van bepaalde rituelen vlak na de geboorte en om dan, voor sommige kinderen in ieder geval, mogelijkheden te bieden voor meer formele religieuze educatie. Het resultaat hiervan was tweevoudig: een nieuwe definitie van waarover onderwijs ging, en een impuls om elementen van onderwijs meer te verspreiden dan het geval was in de klassieke eeuwen. In families waarin kinderarbeid essentieel was, bestond religieus onderwijs alleen uit het leren van gememoriseerde passages als gebeden. De wereldreligies moedigden scholing aan en gaven het een bepaalde twist, waarbij veel kinderen in bepaalde mate beïnvloed werden en waarbij een aantal kinderen toegang kregen tot spirituele en wetenschappelijke beroepen. Bijna alle scholing vond plaats onder religieuze begeleiding en voor primair religieuze doelen. Striktheid en fysieke discipline bleven vaak bestaan, maar er was wel verandering.
De wereldreligies introduceerden nieuwe spanningen in het onderscheid tussen jongens en meisjes. Aan de ene kant benadrukten ze dat meisjes en jongens deelden in het religieuze leven en mogelijkheden. Ze verminderden de aannames van geslachtsongelijkheid. Maar de religies waren ook patriarchaal. Ze vonden dat religieuze training voor jongens veel belangrijker was dan voor meisjes.
Verspreiding van religies
Boeddhisme
Bij de verspreiding van religies in de postklassieke eeuwen was er sprake van een ander gemeenschappelijk kenmerk dat relevant was voor de kindertijd: veel diversiteiten in de invloed van religieuze overtuigingen over kinderen. Mensen varieerden in de mate van kennis over doctrines die betrekking hadden op de kindertijd en ze varieerden ook in de mate waarin zij daar om gaven. Verschillende economische omstandigheden beïnvloedden de respons ook. Armen konden bijvoorbeeld beïnvloed worden door de aanmoediging om kinderen te beschermen, maar hun omstandigheden dwongen hen er misschien toe dat ze een kind moesten verlaten of achter moesten laten bij een religieuze institutie.
Het boeddhisme (Oost- en Zuidoost-Azië) had verspreide implicaties voor de kindertijd. Dit was gedeeltelijk omdat de religie heel flexibel was, het mengde vaak met lokale patronen op manieren die de kindertijd relatief onbesproken laten. Het boeddhisme benadrukte spirituele doelen ook boven gedetailleerde voorschriften over het dagelijks leven. Hierdoor werden criteria voor de familiepraktijk minder nauwkeurig gedefinieerd, vooral in vergelijking met de islam. En terwijl er veel boeddhistische geschriften waren, was er geen enkel kerkelijk boek, een andere reden voor meer vrijheid als het gaat om de kindertijd.
Het boeddhisme had een variëteit aan rituelen voor kinderen, om kwaad af te weren en hen voor te bereiden op een religieus leven. In dit opzicht leek het op het hindoeïsme en alle andere grote religies. Veel boeddhistische kinderen gingen naar religieuze scholen en hoorden inspirerende verhalen over heilige levens. Het boeddhisme keerde zich ook tegen eerdere praktijken die betrekking hadden op kinderen, zoals het huwelijk van een meisje tijdens de kindertijd. Volgens de boeddhisten was het huwelijk enkel voor volwassenen.
In sommige gevallen kregen adolescenten een religieus beroep in strijd met de wensen van hun ouders, een spiritueel alternatief voor de standaard regelingen in de overgangen van kindertijd naar volwassenheid. Dit was een belangrijke spanning voor het boeddhisme in China, waar het confucianisme religie vaak aanviel als het ondermijnen van familieloyaliteiten. Bepaalde boeddhistische concepten voor kinderen werden vertaald in confucianistische termen om de religie meer acceptabel te maken in China. Een boeddhistisch woord voor moraliteit werd ‘kinderlijke onderdanigheid en gehoorzaamheid’.
Islam
De islamitische kindertijd was veel meer gedefinieerd dan de boeddhistische kindertijd. Er zijn veel verschillen tussen de islam en het boeddhisme en christendom. Veel islamitische geschriften benadrukten de behoefte aan aandacht voor baby’s. De islam benadrukte de onschuld van pasgeborenen, in tegenstelling tot het christendom. Als kinderen stierven, gingen zij volgens het islamitische geloof dus naar het paradijs. Christelijke theologen hadden overeenkomstige debatten met andere conclusies over baby’s. De Koran benadrukte daarnaast zorg voor kinderen als een huwelijk zou ontbinden en het stond op de eigendomsrechten van weeskinderen. Islamitische wetten verschaften een aantal rechten voor kinderen in situaties die mogelijk kwetsbaar waren. Daarnaast was er een sterke medische traditie.
Veel aspecten van de Midden-Oosterse kindertijd reflecteerden oudere familiepraktijken die weinig te maken hadden met religie, maar ze spraken het niet tegen. Zonen werden geïdentificeerd in termen van hun familierelaties (bijvoorbeeld wat betreft namen). Kinderen bleven tot een jaar of zeven dicht bij hun moeder. Deze praktijken creëerden sterke emotionele banden met de moeder die voort bleven bestaan in de volwassenheid en die contrasteerden met de meer afstandelijke positie van vaders. Maar op zevenjarige leeftijd begonnen vaders met het opvoeden van jongens. Vaderlijke autoriteit werd sterk benadrukt. Het familieleven van kinderen werd ook gevormd door de actieve rol van de andere familieleden, als ooms en tantes. Training in manieren ontving veel aandacht. Tegelijkertijd was religie constant aanwezig. Er was bijvoorbeeld sprake van religieuze rituelen en religieus onderwijs was ook erg belangrijk.
Jonge kinderen werden erg verwend, wat de overtuiging van hun onschuld kan reflecteren en wat uitdrukking geeft aan ouderlijk plezier. Er is indicatie dat tieners minder gewaardeerd werden. De puberteit werd ook gezien als het einde van de kindertijd. Leerlingschappen waren vaak kort en er was aanmoediging om de kindertijd snel over te laten gaan in volwassenheid. Er waren nauwkeurige regelingen om ervoor te zorgen dat meisjes maagd bleven voordat ze trouwden. Bij de islam was er echter, in tegenstelling tot het christendom en boeddhisme, geen sprake van een levenslang celibaat.
Religieuze autoriteiten bediscussieerden de rol van fysieke discipline uitgebreid. Het werd wereldwijd aangenomen dat ouders, vooral vaders, hun kinderen moesten straffen als ze zich misdragen hadden en dat de praktijk in scholen ook niet ongewoon was. Een aantal schrijvers keerden zich echter tegen fysieke straffen. Islamitische wetten reguleerden hoe kinderen fysiek gestraft konden worden.
Laat in de postklassieke periode maakten islamitische schrijvers ook een reeks boeken om ouders te helpen bij het rouwen om hun overleden kind. Deze boeken reflecteerden waarschijnlijk de resultaten van toegenomen ziekte. Het is de vraag of het ook een groeiend niveau van emotionele hechting aan kinderen reflecteerde.
De implicaties van religie reikten dieper in de kindertijd en in ideeën over kinderen dan klassieke culturen hadden gedaan. Daarom zorgde de verspreiding van wereldreligies voor significante veranderingen, in de benadering wat betreft infanticide en in de benadering wat betreft onderwijs. Hierdoor ontstonden nieuwe discussies over de kindertijd. Tegelijkertijd bleven de basiskenmerken van de kindertijd in agrarische economieën bestaan. Religie verschafte bijvoorbeeld nieuwe redenen voor het aandringen op gehoorzaamheid. Religie was belangrijk voor de kindertijd, maar de macht ervan voor verandering was niet onbeperkt.
Wat zijn contacten en contrasten in de postklassieke wereld met betrekking tot de kindertijd? - Chapter 5
Significante ontwikkelingen deden zich voor in de kindertijd in sommige nieuwe opkomende beschavingen in de postklassieke wereld. Dit hoofdstuk gaat over patronen in Afrika, Japan, Rusland en West-Europa, waar nieuwe contacten en invloeden vaak samengingen met economische verandering.
Kindertijd in koloniaal Amerika
De kindertijd in de beschavingen van koloniaal Amerika werd gevormd door hard werk en in sommige gevallen sterke militaire waarden. De nadruk lag sterk op het bijdragen aan de familie. Zoals gebruikelijk in de agricultuur waren moeders voornamelijk belast met de opvoeding en vaders leerden de jongens werken en moreel gedrag. De Azteken beschaving had een hardere toon. Fysieke straffen waren normaal. Militaire training voor jongens werd aangevuld met werkzaamheden, hoewel een minderheid scholing kreeg in zowel religieuze als academische vakken. De Inca beschaving kende ook een militair kader. Strenge behandeling begon vanaf één jaar. Jongens werden man door een ceremonie op 14-jarige leeftijd en kregen dan ook een wapen. Meisjes werden getraind in huishoudelijke taken en trouwden normaal gesproken op 16-jarige leeftijd.
Kindertijd in Afrika
De kindertijd in Afrika werd ook sterk gevormd door werkzaamheden en militaire of jachttraining voor jongens. Status en leeftijd waren nauw verbonden, wat kinderen laag in het spectrum plaatste, en sekseverschillen werden sterk toegepast. Er was aandacht voor de bescherming van de gezondheid van kinderen. Kinderen konden ook spelen, jongens deden vaak vechtspellen, terwijl meisjes meer focusten op spelletjes met een huishoudelijke draai. De Afrikaanse kindertijd werd ook gevormd onder invloed van Islamitische missionarissen, zelfs al bleven Afrikanen voornamelijk polytheïstisch. Het hielp bij het vormen van formele verplichtingen en onderwijs, maar het werd gemixt met andere Afrikaanse praktijken om de grotere patronen van de kindertijd te vormen.
Kindertijd in Japan
Japan bouwde cultiverende relaties met China tijdens de postklassieke periode. Chinese invloeden zorgde voor een extensievere vorm van onderwijs. Japanse benaderingen van kindertijd benadrukten collectieve verbondenheid, wat kinderen aanmoedigde om te spelen en leren met elkaar en het vormen van hechte banden met leeftijdgenoten.
Kindertijd in Rusland
Veranderingen in de Russische kindertijd tijdens de postklassieke periode laten de impact zien van wijdverbreide bekeringen tot het orthodoxe christendom. Christelijke waarden duwde de Russen naar sympathiekere behandeling van kinderen, onder andere striktere definities over wat kindermisbruik inhield. Het doden van kinderen werd nu als moord beschouwd, hoewel het weinig bestraft werd en infanticide doorging tot in de 19de eeuw.
Debat over de westerse jeugd
Het debat over de westerse jeugd was ook van toepassing op koloniaal Amerika. Er is bewijs voor ruwheid en fysieke discipline, maar ook voor affectie, rouw en bescherming tegen misbruik. De Amerikaanse ervaring was echter anders dan het premoderne Europa. In Amerika kwam kinderarbeid minder voor, de geboortecijfers waren hoger en de sterftecijfers waren lager. Amerikaanse families wilden hun kinderen ook graag tevreden houden uit vrees dat ze weg zouden gaan. Hierdoor ontstond er een soort democratie in de familie.
Er volgden een aantal specifieke debatten die te maken hebben met aspecten van de traditionele kindertijd in Europa, zoals wetnursing. Bij wetnursing werd de borstvoeding overgedragen aan een min. Maar omdat de min twee kinderen moest voeden en de sanitaire omstandigheden soms slecht waren, stierven meer kinderen dan gemiddeld. De traditionalisten zouden dit zien als een teken van ouderlijk gebrek aan interesse of als een middel van geboorteregeling. De revisionisten merkten echter op dat ouders hun kinderen vaak bezochten als ze bij een min verbleven, wat zorg en affectie suggereert. Volgens hen kozen mensen voor wetnursing, omdat ze het niet fijn vonden om zelf borstvoeding te geven of vanwege werk. Andere debatten hadden te maken met fysieke discipline, het te vondeling leggen van kinderen en het plaatsen van tieners in andere huishoudens voor arbeid.
Deze kwesties kunnen vanuit verschillende invalshoeken verklaard worden. Een probleem met het debat tussen traditionalisten en revisionisten is dat individuele variatie verwaarloosd wordt. De revisionisten hebben gewezen op aspecten van de premoderne kindertijd die heel positief waren, soms in tegenstelling tot kenmerkende moderne beperkingen. Hele dorpen hielpen bij het opletten op kinderen, kinderen konden met leeftijdsgenoten spelen en er waren veel mogelijkheden voor spel zonder toezicht van ouders. Veel revisionisten hebben beweerd dat dit verslechterd is in de moderne kindertijd door meer scholing en toezicht van volwassenen.
De premoderne en moderne westerse kindertijd verschilden erg van elkaar. Veel verschillen betroffen de geboorte- en sterftecijfers en de werkrollen van kinderen in agrarische maatschappijen. De meeste revisionisten geven toe dat er inderdaad sprake was van veranderingen in ideeën, praktijken en contexten, maar ze merken ook op dat sommige veranderingen later plaatsvonden dan soms gedacht werd en dat sommige minder uniform overgenomen werden dan algemene karakteriseringen van de moderne kindertijd. Toch kan ook gezegd worden dat premoderne mensen niet zo verschillen van moderne als het aanvankelijke plaatje suggereert. Ten slotte moet ook onderzocht worden of de aanname klopt dat de moderne kindertijd duidelijk beter is dan de premoderne kindertijd. De premoderne kindertijd was niet zo slecht dat verandering per se vooruitgang betekende.
De sleutelvraag, die het debat over traditionele westerse benaderingen wat betreft kindertijd niet expliciet heeft beantwoord, heeft te maken met vergelijkingen. Twee westerse zaken verdienen extra aandacht. De eerste is het christendom. Deze religie moedigde positieve aandacht voor kinderen aan. Het religieuze belang van de kindertijd werd benadrukt. Er was echter ook het ongewone geloof in de zonde van het kind bij de geboorte. Deze overtuiging lag ten grondslag aan het belang van het baptisme als eerste stap in het afkopen van de kwade aard van kinderen en overtuigingen wat betreft de noodzakelijkheid van strikte discipline.
Het tweede kenmerk van de westerse ervaring die invloed had op de kindertijd was de speciale aard van de Europese familie. Dit type familie benadrukte een relatief late huwelijksleeftijd voor mensen uit de lagere sociale klassen (vrouwen op 26-, mannen op 27-jarige leeftijd). Een minderheid, meestal de armste, trouwde helemaal niet. Het doel was waarschijnlijk om geboortecijfers te beperken om eigendommen te beschermen voor de eisen van te veel kinderen. Het systeem had meerdere consequenties voor kinderen. Het richtte de aandacht meer op kernfamilies i.p.v. uitgebreide families (interactie met grootouders was beperkt door de late leeftijd waarop men trouwde). De werkverantwoordelijkheden van vrouwen namen toe, wat praktijken als inbakeren en wetnursing verklaart.
Zelfs de timing van kinderen reflecteerde werkverantwoordelijkheden en de beschikbare aandacht voor nakomelingen. De meeste kinderen werden in februari en maart geboren. Het familiesysteem zorgde voor spanning aan de bovenkant van de jeugd. Omdat kinderen niet konden trouwen voordat zij bezit hadden, en het bezit normaal gesproken van de vader bleef tot zijn dood, waren de kansen op harde relaties hoog. Dit zorgde ervoor dat oudere vaders de meest voorkomende slachtoffers van moord waren.
Europese familiepatroon
Het Europese familiepatroon hing in redelijk grote mate af van seksuele controle. De meeste mensen konden pas tien jaar na hun puberteit trouwen. Tegelijkertijd ontmoedigden religieuze codes en de angst voor ongewenste geboortes, seksuele activiteit vóór het huwelijk.
Bakeren was niet uniek voor het westen, strikte discipline was ook kenmerkend voor het Midden-Oosten en bij de islam was er ook sprake van een geloof in de zonde van het kind. Er was wereldwijd interesse in gehoorzaamheid. Er waren echter ook tegenstellingen. In het westen was de kindertijd langer dan in het Midden-Oosten. Daarnaast was de westerse benadering minder toegeeflijk en meer schuld inducerend. Dit kon gepaard gaan met wat minder moederlijke aandacht vanwege de werkeisen in het kerngezin.
De premoderne westerse kenmerken van de kindertijd begonnen wel te veranderen vanaf eind zeventiende eeuw, maar er was ook een voortbestaan van oude praktijken en ideeën. Verandering heeft wat van de nadrukken van het traditionele christendom aangepast, zoals het geloof in de oorspronkelijke zonde en wat van de kenmerken van de Europese familiestijl (bv. seksuele controle). Een van de eerste tekenen van aanpassing in de westerse benadering kwam op het intellectuele niveau. Eind zeventiende eeuw introduceerde John Locke zijn idee van het tabula rasa. In de achttiende eeuw namen veel Verlichte denkers dit idee over, waarbij ze meer aandacht wilden voor scholing. Jean-Jacques Rousseau legde meer nadruk op de individualiteit en creativiteit van het kind. Deze verandering kan verklaard worden door de opkomst van de wetenschap.
Hoe is het Westerse model van kindertijd veranderd in de moderne tijd? - Chapter 6
De moderne kindertijd kwam als eerst op in het westen in de achttiende en negentiende eeuw en omvat drie veranderingen die de moderne kindertijd van de kindertijd in agrarische maatschappijen scheiden. De eerste heeft te maken met de overschakeling voor de kindertijd van werk naar scholing. Dit betekende dat kinderen gingen van ‘economische bezittingen’ naar als het ware een economisch blok aan het been. Dit vereiste een heroverweging van de aard en het doel van de kindertijd.
De eerste verandering en de algemene verstedelijking die de zorg voor kinderen moeilijker maakte, moedigde het tweede element in het moderne model aan: het besluit om de familiegrootte te beperken. Dit was niet altijd makkelijk. Veel maatschappijen voerden discussies over welke methoden moraal en uitvoerbaar waren. De aanpassing van volwassenen werd ook lastiger, want omdat er minder tijd gestoken hoefde te worden in de opvoeding van kinderen, was er een nieuwe verdeling nodig voor de familieverantwoordelijkheden. De derde verandering had te maken met een dramatische vermindering van het kindersterftecijfer.
18e eeuw tot 1914
De drie veranderingen hadden extra aanpassingen tot gevolg. De gewenste kwaliteiten van een kind omvatten vanaf die tijd ook specifieke aandacht voor intelligentie. Kinderen van verschillende leeftijden werden door het moderne model meer gescheiden. In scholen ontstonden klassen en door de lagere geboortecijfers groeiden de meeste kinderen op met minder broertjes en zusjes (brusjes). Dit beïnvloedde ook de manier waarop volwassenen over kinderen dachten. Vanaf de twintigste eeuw werd een leeftijdvolgend ontwikkelingspatroon ontwikkeld, dat ook cognitieve vaardigheden omvatte. Dit bekrachtigde leeftijdsspecifieke patronen binnen en buiten scholen. Ook volwassen-kind relaties werden door het moderne model op verschillende manieren beïnvloed. Scholing verminderde ouderlijke controle over kinderen, maar de lagere geboortecijfers zorgden voor minder brusjes waardoor meer tijd besteed kon worden aan jongere kinderen. Hoewel ouders in agrarische maatschappijen ook van hun kinderen hielden, zorgden de lagere geboorte- en sterftecijfers voor meer emotionele investering in het individuele kind en daarmee voor sterkere hechtingen.
Het moderne model had implicaties voor het geslacht. De behoefte aan onderscheid tussen jongens en meisjes verminderde. Door minder kinderarbeid en met verminderde nadruk op het moederschap voor meisjes werd de behoefte aan verschillende oriëntaties voor jongens en meisjes aangepast. Het onderscheid tussen jongens en meisjes verdween niet helemaal, maar werd wel minder.
Ten slotte creëerde het moderne model grotere scheidingen tussen de kindertijd en volwassenheid dan in de agrarische maatschappijen. Het werd moeilijker om de kindertijd in directe verbinding te zien met de rest van het leven. Deze scheiding kon attituden tegenover kinderen beïnvloeden (ze leken nu bevoordeeld) en het kon voor kinderen moeilijker worden om betekenis te vinden in hun leven.
De eerste verandering, school i.p.v. werk, werd aangemoedigd door het feit dat kinderarbeid vaak vervangen werd door machines, met industrialisatie en dat scholing als essentieel beschouwd begon te worden voor een succesvolle volwassenheid. Echter, de formule was voorbereid door wat eerdere culturele ontwikkelingen. Er vonden twee soorten heroverwegingen plaats.
Wetenschappelijke Revolutie en de Verlichting
De Wetenschappelijke Revolutie en de Verlichting moedigden ten eerste een groeiend geloof aan dat kinderen niet van nature slecht zijn. Deze ideeën moedigden weer de overtuiging aan dat de kindertijd gewijd zou moeten worden aan onderwijs. Er ontstonden hevige discussies met een sterke minderheid van protestanten die nog steeds geloofden in de zonde van het kind en de behoefte aan strikte discipline. Geleidelijk ontstond er een meer gematigde benadering. De tweede heroverweging had te maken met een nadruk op de sterke emotionele banden die een succesvolle familie zouden moeten verenigen, en vooral moeders met kinderen. Gevolgen waren een toenemende publiekelijke vertoningen van rouw bij de dood van kinderen en een groeiende openheid wat betreft de meningen van kinderen over uithuwelijking. Deze intellectuele ontwikkelingen kunnen gekoppeld worden aan andere veranderingen in het achttiende-eeuwse westen. Naampraktijken veranderden. Kinderen kregen gelijk bij de geboorte een naam en namen werden niet opnieuw gebruikt als een kind was gestorven, wat de groeiende emotionele hechting aan kinderen en een nieuw geloof in hun individualiteit suggereerde. De praktijk van inbakeren kwam ook minder voor, en wetnursing nam langzaam af. Er was een interesse in producten voor kinderen, zoals boeken die voor het eerst speciaal voor kinderen werden geschreven. Er vonden veel veranderingen plaats, maar ze waren voor de betrokken kinderen niet allemaal positief.
Overschakelingen naar de sleutelkenmerken van de moderne kindertijd vonden geleidelijk plaats en ze waren zelfs in 1914 verre van compleet, vooral als het gaat om kinderarbeid. De industrialisatie sloeg aan en steden groeiden, waardoor veel families in de arbeidersklasse kinderen naar gevaarlijke fabrieken moesten sturen. Veel arbeidersfamilies moesten hun kinderen naar wees- en vondelingenhuizen sturen, waar de situatie erg slecht was. Veel kinderen leefden op straat. Deze omstandigheden waren echter meestal niet blijvend. De verschuiving richting scholing bracht verandering in de zaak. Vanaf eind achttiende eeuw kwam er nieuwe aandacht voor het uitbreiden en herdefiniëren van onderwijssystemen. Regeringen begonnen primair onderwijs voor de massa aan te moedigen door middel van wetten. Tussen de 1860 en 1880 kwamen er verplichtingen in het westen en rond 1890 waren de meeste kinderen geletterd. Hoewel verplichtingen een grote rol speelden, kwam er meer bij kijken. Boerenfamilies begonnen bijvoorbeeld te erkennen dat enig onderwijs goed was voor hun zoons en dat dochters bijvoorbeeld lerares konden worden. Tegelijk met onderwijs kwamen wetten die de kinderarbeid beperkten, die vooral golden voor kinderarbeid in fabrieken. Geleidelijk aan begonnen ook ouders uit de middenklasse en lagere middenklasse hun kinderen minstens twee jaar naar het voortgezet onderwijs te sturen.
In de negentiende eeuw verminderden de geboortecijfers. Dit gold voor de middenklasse en boeren met land vanaf 1790 en voor de arbeidersklasse en kleine boeren vanaf 1870. Het proces vereiste heroverwegingen wat de kindertijd en het ouderschap betekende, maar de onbetrouwbaarheid en fatsoenlijkheid van geboorteregeling maakte het proces moeilijker. Toch waren hele grote families in de vroeg twintigste eeuw ongewoon, vooral in steden en bij niet-immigranten.
De vermindering van de sterftecijfers vond meer abrupt plaats in het westen. In de negentiende eeuw was er sprake van meer rouw en een toenemende neiging om ouders de schuld te geven, vooral de moeder, voor kindersterfte. Oorzaken voor de afnemende sterftecijfers waren toenemend gebruik van sanitaire maatregelen bij de geboorte, prenatale controles en een verminderd gebruik van minnen.
Deze veranderingen gingen samen met andere ontwikkeling die niet inconsistent waren maar die meer strikt westerse benaderingen reflecteerde op de moderne kindertijd. Een kenmerk was de idealisatie van het kind. Kinderen werden in de literatuur in de middenklasse afgebeeld als onschuldig en liefdevol. Behalve moeders, werden ook broertjes, zusjes en vaders een bron van liefde in de familie. Vrije tijd in de familie steunde op het gevoel van saamhorigheid. Er ontstonden allerlei nieuwe gewoontes: piano’s in huis om samen te kunnen zingen, familievakanties en het vieren van verjaardagen van kinderen. Dit gaf uitdrukking aan affectie in de familie en betrokkenheid bij de individualiteit van het kind.
Liefdevolle onschuld had andere gevolgen. De ouderlijke verantwoordelijkheden wat betreft de bescherming van kinderen namen toe. Het werd moeilijker voor kinderen om ontevredenheid te uiten in middenklasse families, vooral voor meisjes. Rond 1860 werd een nieuwe eetstoornis opgemerkt: anorexia. Jongens kregen meer vrijheid en werden aangemoedigd om niet verwijfd te worden, waarbij ze te maken kregen met een aantal nieuwe regels, zoals beleefde manieren en lichaamscontrole.
Seksuele controle was een probleem te midden van het beeld van liefdevolle onschuld. Kinderen in de middenklasse moesten hun opleiding afmaken en een carrière beginnen, voordat ze konden trouwen. Dit kon dus niet op jonge leeftijd. Het was ook belangrijk de familie niet te belasten met te veel kinderen. Men maakte zich bovendien zorgen over masturbatie. Daarnaast moesten kinderen er aantrekkelijk uitzien.
Naast de nadruk op liefdevolle onschuld en de seksuele beperkingen introduceerde het westen het idee van adolescentie. Hierbij ging het om een specifieke periode in de meer algemene categorie van ‘jeugd’. Het concept kwam op door een aantal van de veranderingen in de ervaringen met en ideeën over de kindertijd. Allereerst wees het op de groeiende periode van afhankelijkheid van de kinderen die nu naar het voortgezet onderwijs i.p.v. het werk werden gestuurd. Bij de adolescentie ging het ook om een periode van seksuele ontwikkeling zonder fatsoenlijke uitlaatkleppen voor uitdrukking. Door verbeterde voeding, betere contacten en verleidingen van het stedelijke leven begonnen kinderen in de westerse samenleving steeds eerder in de puberteit te komen. Dit maakte de taak van seksuele controle moeilijker. Bovendien duidde de adolescentie op een periode van emotionele verwarring voor veel kinderen.
Omdat kinderen zo anders waren dan volwassenen en vanwege de hoop om de kinderlijke onschuld te behouden of herstellen, moesten criminele adolescenten apart behandeld worden door politieagenten en het gerechtshof. De westerse samenleving introduceerde nieuwe codes van het jeugdrecht met aparte strafinstituten, het verbeteringsgesticht. Tegelijkertijd werden wetten strikter die te maken hadden met het gedrag van de jeugd.
Wat spanningen in de nieuwe benaderingen op de kindertijd en de nieuwe situaties van kinderen werden verder gevormd door sociale klasse en geslachtsfactoren. Mensen in de middenklasse hadden geen vertrouwen in de adolescente immigranten en de adolescenten in de arbeidersklasse. Klassenverschillen helpen verklaren waarom er toezicht werd gehouden op en waarom er interventies waren tegen ouders in de arbeidersklasse. Ook geslachtsfactoren speelden een rol. Meisjes en jongens werden als heel anders gezien en hun lot waren hele verschillende rollen.
Terwijl het nieuwe beeld de liefdevolle onschuld van alle kinderen benadrukte, werden vooral meisjes als onschuldig beschouwd. Deze ideeën hadden verschillende beperkingen voor meisjes tot gevolg: falen, vooral in het als het ging om seks, werd ernstig gestraft. In de twintigste eeuw namen deze ideeën enigszins af, maar het bleef het westen beïnvloeden.
Hoe oefende het kolonialisme druk uit op het Westerse model van kindertijd? - Chapter 7
In de achttiende en negentiende eeuw werd het moderne model van de kindertijd geformuleerd in de westerse samenleving, maar in andere delen van de wereld vonden er andere, soms tegenovergestelde veranderingen plaats. De nadruk kwam op meer i.p.v. minder werk te liggen en de geboorte- en sterftecijfers waren hoog. Drie daaraan gerelateerde ontwikkelingen hadden invloed op veel kinderen. De eerste had te maken met de toenemende slavenhandel en slavernij. De tweede ontwikkeling werd gekenmerkt door het groeiende Europese kolonialisme. En de derde betrof de uitbreiding van productie voor een toenemend commerciële wereldeconomie.
Slavernij
Slavernij was niet nieuw in de wereldgeschiedenis. Adolescenten waren erg gewild als slaven vanwege hun werk- en voortplantmogelijkheden. De nieuwe slavenhandel en Amerikaanse slaveninstituten waren veel erger dan de traditionele slavensystemen. Familieleden werden van elkaar gescheiden en slaven werden in een heel andere cultuur geplaatst dan hun eigen.
De eigenlijke ervaring van Amerikaanse slavernij had twee componenten: wat standaardkenmerken van de kindertijd in de lagere klasse en wat onbekende moeilijkheden. De meeste Afrikaanse ouders eisten al gehoorzaamheid van hun kinderen. Wat ook geen onbekende regeling was, was dat oudere slaven voor de kinderen moesten zorgen terwijl de ouders aan het werk waren. Wat betreft het werk zelf, moesten slavenkinderen al jong beginnen. Maar er was ook wat tijd om te spelen. De hardere kenmerken van slavernij waren de mogelijkheid gescheiden te worden van familie door verkoop en de vernederende positie die kinderen hadden ten opzichte van blanken. Het kwam ook vaak voor dat slaven geslagen werden met een zweep. Slavenouders werkten hard om hun kinderen te leren zichzelf een beetje te verdedigen. Ten slotte waren de meeste slaveneigenaars lange tijd tegen onderwijs voor slavenkinderen, terwijl scholing op dat moment in de rest van de maatschappij benadrukt werd.
Nieuwe migraties
Van de zeventiende tot de negentiende eeuw was er sprake van nieuwe migraties. De moderne patronen hadden implicaties voor kinderen. Sommige adolescenten migreerden zelf, maar meestal migreerden ze met familie. Kinderen moesten vaak als bemiddelaar optreden tussen hun ouders en nieuwe thuis. Zij leerden een nieuwe taal bijvoorbeeld vaak veel beter dan hun ouders. Diensten als bemiddelaars boden mogelijkheden, maar het veroorzaakte ook spanningen met ouderlijke standaarden en identiteitsverwarring bij kinderen. Veel kinderen migreerden onder onvrijwillige omstandigheden. In de zeventiende en achttiende eeuw stuurden veel Europese liefdadigheidsorganisaties kinderen naar koloniën. Jongeren kregen vaak ook te maken met contractarbeid. En hoewel er over contractarbeid overlegd werd als het kinderen betrof (vaak door ouders of weeshuizen), werden sommige kinderen ook verkocht. Andere soorten migratie konden ook een invloed hebben. Het onevenredige aantal migrerende mannen zorgde voor een toenemend aantal families in Europa en Afrika was dat geleid werd door de moeder.
De invloed van migratie kon in combinatie gaan met de grotere resultaten van het Europees kolonialisme. Door de kolonisatie van Latijns-Amerika door Spanje en Portugal werd de kindertijd op meerdere manieren beïnvloed. Door de enorme werkbehoeftes kwam er een nadruk op kinderarbeid.
Latijns-Amerika
Omdat de Inca’s en Azteken lang geleefd hadden in een agrarische economie, verschilden hun benaderingen op de kindertijd niet zoveel van die van de Europeanen. Ook zij benadrukten werk en gehoorzaamheid. De Azteken hadden een variëteit aan straffen voor kinderen en er lag een nadruk op het onderscheid tussen geslachten. Toch verachtten de Europeanen de inheemse manieren. Europese leiders werkten hard om traditionele praktijken te stoppen.
De koloniale ervaring in Latijns-Amerika creëerde hoge cijfers van onwettigheid en dit werd een kenmerk van de kindertijd in deze samenleving. Dit had meerdere redenen. Veel Europese mannen hadden seksueel contact met lokale vrouwen en zelden erkenden zij dat het hun nakomelingen waren. Maar seksuele activiteiten in de lagere klassen vonden ook vaak plaats buiten het huwelijk. Het resultaat was vaak onwettige kinderen en families met slechts een moeder. De resultaten voor kinderen waren erg gevarieerd. Sommige vaders behielden liefdevolle contacten met kinderen, terwijl ze hen niet officieel erkenden. Andere vaders negeerden hun kinderen. Alleenstaande moeders kregen veel hulp van andere families. Wetnursing kwam veel voor, maar niet in de hogere klassen (tegenovergesteld aan Europese moeders). Veel kinderen gingen naar families die geen kinderen hadden of meer arbeiders nodig hadden. Dit ging soms gepaard met harde discipline, maar er waren ook volwassenen die de kinderen goed behandelden. Officieel was adoptie echter verboden.
De elite en middenklassen in Latijns-Amerika keurden deze kenmerken van de lagere klasse kindertijd af en volgden de Europese normen en dit betekende families met twee ouders. Eind negentiende eeuw werden de Europese normen gezien als vitale tekens van beschaving. De hogere klassen en regeringen verschoven dus naar een modern model. Scholing ging vooruit, er kwamen speciale wetten voor jeugdige criminelen en er werd geprobeerd de hoge kindersterfte en infanticide te bestrijden. Echter, de tradities en omstandigheden die zorgden voor een andere soort kindertijd, gewijd aan werk, verdwenen niet. De koloniale erfelijkheid van Latijns-Amerika zorgde voor een gesplitste set van kindertijden, elk functioneel op verschillende manieren. De ene ging richting het Europese moderne model en de ander was essentieel gebaseerd op agrarische normen maar met wat speciale veranderingen door het kolonialisme.
Ontwikkelingen door slavernij, kolonialisme en nieuwe economische relaties
Ontwikkelingen door slavernij, kolonialisme en nieuwe economische relaties zorgden voor nieuwe vormen van kinderarbeid en nieuwe houdingen tegenover verschillende soorten kinderen. De ontwikkelingen vonden gelijktijdig plaats met de opkomst van het moderne model, wat een bron was van verdeling binnen bepaalde samenlevingen zoals Latijns-Amerika.
Ook de Chinese kindertijd bleef de kindertijd buiten het westen vormen en reflecteerde veel van de patronen die vastgelegd waren in de (post)klassieke perioden. Deze patronen verschilden erg van het moderne model. Het meest opvallend was de voortdurende nadruk op gehoorzaamheid en hard werken. Harde fysieke discipline kwam veel voor. Laat in de negentiende eeuw begonnen er dingen te veranderen. De regering begon nieuwe vormen van scholing te overwegen. Maar de basale imperatieven van kindertijd in de agrarische samenlevingen bleven toch overheersen.
Hoe ziet de moderne kindertijd in Azië eruit? - Chapter 8
De snelle aanpassing van Japan kwam door de westerse druk vanaf 1860. Amerika en Engeland eisten in 1853 en 1854 dat Japan z’n isolatie zou beëindigen en het land open zou stellen voor handel met het westen. In 1868 werd besloten tot enorme hervorming. Een herdefinitie van de kindertijd vormde een basaal deel van het proces. De Japanse hervormers namen de belangrijkste aspecten van het moderne model aan, met scholing als centraal aspect. Japan had de confucianistische en boeddhistische scholing eerder in de negentiende eeuw uitgebreid, maar onderwijs voor de massa en de nieuwe betrokkenheid van de regering hierbij, was een belangrijke verschuiving. Tegelijkertijd werd de Japanse kindertijd niet westers. Ondanks het overnemen van het moderne model moesten de Japanse waarden behouden blijven.
De Japanse kindertijd was al vóór de komst van het moderne model aan het veranderen. Vroeg in de negentiende eeuw genoot een grote minderheid van de kinderen onderwijs. Echter, de omstandigheden van de agrarische samenleving bleven grotendeels overheersen. De meeste kinderen moesten al jong werken. De kindertijd werd niet gezien als een aparte levensfase. De dominante confucianistische principes benadrukten hiërarchie en discipline. Vanaf 1860 kwam de discussie over de schoolhervorming op gang. Er werd vooral aandacht besteed aan de behoefte aan meer wetenschap en om de confucianistische gewoonte te breken om meer naar traditie te kijken dan naar innovatie voor kennisbronnen. Echter, bijna niemand pleitte voor een complete overname van het westerse model.
Belangrijke veranderingen en een nieuwe ‘Onderwijs Code’
Er was sprake van een aantal belangrijke veranderingen na de vorming van het ministerie in 1871 en een nieuwe ‘Onderwijs Code’ in 1872. Allereerst was er nieuwe aandacht voor nieuwe vakken, zoals wetenschap en moderne vreemde talen. Ten tweede konden alle burgers onderwijs volgen, zonder te letten op sociale klasse. En ten derde werd primaire scholing verplicht. Onderwijs werd de hoofdzakelijke verplichting van de kindertijd.
Een andere belangrijke verandering was dat deze maatregelen golden voor zowel jongens als meisjes. Aandacht voor onderwijs voor meisjes werd veroorzaakt door de wens om het westen te imiteren. Het was ook het resultaat van een overtuiging dat moeders in een samenleving onderwezen moesten worden om hun kinderen goed op te kunnen voeden.
Echte verandering ging langzamer en meer aarzelend dan verwacht werd na de verkondigingen. In 1900 was pas de helft van de vereiste primaire scholen geopend, o.a. omdat de samenleving erg arm was. Daarnaast kwam er verzet. Veel boeren verzetten zich tegen deze uitbreiding van de controle van de regering over de kindertijd. Het duurde even voordat zij de praktische voordelen zagen. Er was ook verzet tegen het feit dat het onderscheid tussen jongens en meisjes verminderde en vanaf eind 1870 werd het belang van sekse in de kindertijd hersteld.
Schoolleeftijden
In 1900 gingen bijna alle Japanse kinderen naar primaire scholen. Er was echter geen sprake van verandering voor de adolescentie en een aantal kinderen die primair onderwijs zouden moeten volgen, werden alsnog (parttime) aan het werk gezet.
Het secundaire en universitaire onderwijs werd uitgebreid met de nadruk op het identificeren van getalenteerde kinderen die het soort technische expertise konden ontwikkelen dat vereist was voor een industrialiserende samenleving. De meeste tieners moesten werken. Het industrialisatieproces steunde op jonge werkers, vooral vrouwen. De productie in zijde werd uitgebreid, waarbij handmatige methoden werden gebruikt. De werkdagen waren lang, er was geen vrijheid om de werkplaats te verlaten en het loon was slecht, maar er was geen verandering in de richting van een herdefinitie van de latere kindertijd. Vanaf 1930 begon het aantal kinderen in secundaire scholen toe te nemen.
Verschillen met Westerse opvattingen
Japan vulde het moderne model van de kindertijd aan met principes die verschilden van de principes in het westen. De nadruk lag op collectieve loyaliteiten en gehoorzaamheid voor kinderen i.p.v. op de meer individualistische benaderingen in het westen. Aandacht voor wetenschap en nieuwe kennis was goed in het technische veld, maar het zou in balans moeten zijn met dit traditionele moralisme. Voor meisjes betekende deze benadering een sterkere nadruk op sekse specifiek onderwijs. Zelfs in de wetenschappen benadrukte Japan het uit het hoofd leren. Ook belangrijk was de aanmoediging tot het vormen van hechte banden tussen studenten. Dit moedigde Japanse leraren aan om te steunen op beschaming als disciplinaire tactiek, ook al verminderde het gebruik ervan in het westen vanwege zorgen om de zelfwaarde van kinderen. Het Japanse systeem maakte gebruik van toetsen, zodat de minderheid van succesvolle studenten naar universiteiten konden.
Het onderwijs zorgde voor extra veranderingen, waardoor Japan dichter in de buurt kwam van de westerse versie van de moderne kindertijd. Allereerst begonnen de geboortecijfers enorm af te nemen tijdens de negentiende eeuw, omdat de familie minder kon steunen op arbeid van jongere kinderen en doordat de kosten toenamen. Ten tweede begonnen de sterftecijfers te verminderen door gezondheidsmaatregelen, iets dat ook uit het westen kwam. Door deze veranderingen werd het individuele kind waardevoller binnen de familie.
Japan had nooit echt een duidelijke definitie van de kindertijd als aparte levensfase. Japan had een uitgebreid premodern schoolnetwerk, maar dit werd gezien als een systeem i.p.v. als een definitie van kindertijd. Er waren geen gescheiden instituties voor kinderen. Echter, de scholing en meer contact met het westen begonnen ervoor te zorgen dat er een meer expliciete benadering kwam van de kindertijd.
In 1874 gaf Mitsukuri Shuhei, een hervormer, uitdrukking aan de behoefte om jonge kinderen te beschermen als deel van de voorbereiding op succesvol onderwijs. Hervormers beweerden dat ouders een speciale verantwoordelijkheid hadden om te zorgen voor hun onschuldige nakomelingen. Veel ouders wisten echter niet hoe ze dit moesten doen. Naar westers voorbeeld begon er adviesliteratuur en handleidingen over het opvoeden van kinderen te verschijnen. De nieuwe ideeën werden versterkt door de verstedelijking: er werd niet meer door ‘het dorp’ gelet op kinderen en ouders moesten vaak buiten het huis werken. Veel hervormers richtten zich op de armen, die vaak geen middelen hadden om te betalen voor zorg voor hun kinderen. Hierdoor ontstonden de eerste kinderopvangcentra. Deze centra boden fysieke zorg en advies voor arme families over hoe ze de gezondheid veilig moesten stellen en psychologische steun moesten bieden.
Speciale jeugdige rechtsbanken en hervormhuizen voor criminelen
Andere ontwikkelingen waren speciale jeugdige rechtsbanken en hervormhuizen voor criminelen. In 1900 werd een wet ontwikkeld die een verbeteringsgesticht in elk district verplicht stelde. Een wet in 1911 verbood fabrieksarbeid voor kinderen onder de twaalf jaar. De regering spande zich in voor de creatie van weeshuizen, kleuterscholen, klinieken voor kinderen en beroepskeuzebegeleiding voor de jeugd. Voor de middenklasse was er nieuw speelgoed speciaal voor kinderen en kwamen er speeltuinen.
Rond 1920 werd Japan door een combinatie van nieuwe ideeën over kinderen en globale economische mogelijkheden een grote exporteur van speelgoed. Opvallend van de Japanse benadering was dat kinderen werden gezien als kinderen en niet als miniatuur volwassenen. Europees speelgoed, zoals modelsoldaten, waren populair en invloedrijk, maar waren gericht op voorbereiding op volwassen activiteiten.
Wat zijn opvattingen over de kindertijd tijdens de communistische revoluties? - Chapter 9
In de twintigste eeuw waren er belangrijke revoluties, en veel daarvan waren communistisch. Er was verzet tegen westerse invloed en het kapitalisme. Over het algemeen bevorderde de revoluties de belangrijke elementen van het moderne model van de kindertijd. De leiders van de communistische revolutie geloofden dat onderwijs gevormd kon worden om bepaalde voordelen te bieden voor een communistische toekomst en dat het niet geleid hoefde te worden door westerse modellen. Er was ook een sterkere nadruk op jeugdgroepen. Jongeren deden zelf ook mee aan revoluties.
Tsaristisch Rusland
Tsaristisch Rusland had vóór de revolutie in 1917 nog geen special interesse in de kindertijd, boven de geleidelijke uitbreiding van onderwijs. De basisomstandigheden van een agrarische samenleving, inclusief harde discipline, bleven overheersen. Na 1917 ontstond er echter nieuwe aandacht voor kinderen. Het regime zette zich in voor nieuwe (kleuter)scholen, de gezondheid van kinderen en om fysieke straffen af te schaffen. Deze betrokkenheid was opmerkelijk gezien de vele problemen en de armoede van de Russische samenleving. Vanwaar deze interesse? Het werd gedeeltelijk veroorzaakt door dreigende problemen, zoals een extreem hoog sterftecijfer. Het nieuwe regime wilde ook internationale goedkeuring en betrokkenheid bij het moderne model was hierom aantrekkelijk. De hoofdzakelijke reden was dat het communisme als ideologie doordrenkt was door de overtuiging dat kinderen goed en onschuldig werden geboren en dat problemen werden veroorzaakt door armoede en ongelijkheid. Kinderen moesten daarom beschermd en onderwezen worden. Dit had meerdere gevolgen. Allereerst geloofden revolutionaire experts dat zij veel meer dan ouders wisten over de behoeftes van kinderen. De staat moest een actieve rol spelen bij de opvoeding van kinderen. Het verbeteren van kinderen was zo fundamenteel voor het revolutionaire ideaal dat problemen als jeugddelinquentie nauwelijks toegegeven konden worden.
Herstructurering van de kindertijd onder het communisme
De herstructurering van de kindertijd onder het communisme had vier componenten: het moderne model zelf, de communistische inrichting ervan, continuïteiten van eerdere Russische omstandigheden en wat veranderingen richting een meer consumerende kindertijd.
Het aantal primaire, secundaire en universitaire scholen nam snel toe. De regering investeerde ook in onderzoek naar pedagogiek, zoekend naar nieuwe onderwijsmethoden die verenigbaar waren met communistische doelen. Families realiseerden het belang van onderwijs en ondersteunden schoolsucces. De kindertijd betekende nu bovenal scholing. Er waren echter wat afwijkingen van het moderne model. Scholen moesten het oude regime bestrijden, dus er werd veel aandacht besteed aan wetenschap, het aanvallen van religie en het inprenten van de marxistische principes. Het aantal kleuterscholen nam toe om vroeg te beginnen met de voorbereiding van kinderen en om invloed van de familie te verminderen.
Om het hoge sterftecijfer tegen te gaan breidde de regering het aantal klinieken en prenatale diensten uit en werd ook geprobeerd het aantal kinderartsen te vergroten. De regering gaf ook advieshandleidingen uit. Hygiëne werd sterk benadrukt. De sterftecijfers daalden aanzienlijk, maar bleven iets hoger dan in het westen door lagere levensstandaarden.
De Sovjet-Unie begon ook aan de vermindering van de geboortecijfers. Ook aanvallen op religie verminderde wat traditionele barrières voor geboorteregeling. Stalin pleitte echter voor een grotere populatie vanwege economische en militaire doelen. In 1926 kwam er een verbod op abortus. Geboortecijfers bleven echter afnemen door illegale abortussen. Hierom werd het verbod in 1951 opgeheven. Door de lage geboortecijfers was er meer ouderlijke aandacht voor individuele kinderen, inclusief ouderlijke steun voor schoolsucces.
Organisatie van jeugdgroepen
De organisatie van jeugdgroepen was als aanvulling aan scholing en als middel om de invloed van de Communistische Partij op kinderen te vergroten terwijl onafhankelijke ouderlijke controle beperkt werd. Jeugdgroepen moesten jonge mensen gedisciplineerd en sociaal nuttig maken. Bijna alle kinderen zaten op negenjarige leeftijd bij de ‘Young Pioneer’ organisatie. Op veertienjarige leeftijd gingen ze bij de Komsomol. Jeugdgroepen, scholen en advies wezen op de ernst van de kindertijd en de collectieve focus. Kinderen moesten ook werk doen. De doelen waren om de staat (i.p.v. de familie-economie) te helpen. De staat was niet echt geïnteresseerd in spel, maar meer in het voorbereiden op de volwassenheid.
Het Sovjetsysteem zorgde ook voor veranderingen in het onderscheid tussen mannen en vrouwen, gebaseerd op het geloof in de gelijkheid van man en vrouw in een communistische samenleving. Schooluniformen benadrukten het onderscheid echter wel degelijk en de staat begon al snel de familieplichten van de vrouw te benadrukken.
De communistische kenmerken van de kindertijd waren niet geheel succesvol. Veel kinderen werden misbruikt en leefden in armoede, het aantal scheidingen nam toe, er was sprake van jeugddelinquentie en drugsproblemen en de familie oefende nog steeds controle uit over de kindertijd en traditioneel plezier.
Vanaf 1950 kwamen er nieuwe soorten opstanden op, vooral door adolescenten, nu gericht tegen het communisme. Het communistische systeem viel in 1991.
Chinees communisme en scholing
Chinese communisten kregen in 1949 de macht in handen. In China werden grote families nog sterker aangemoedigd dan in de Sovjet-Unie als economische en militaire bron. Uiteindelijk verschoof het regime echter richting de hoofdzakelijke kenmerken van het moderne model, met uiteindelijk een dramatische politiek gericht op geboorteregeling. Jeugdgroepen en een sterke nadruk op sociale deinst leken op kenmerken in de Sovjet-Unie.
Twee aannames leidden de politiek t.o.v. kinderen: de overtuiging dat kinderen onschuldig waren en de overtuiging dat de politiek m.b.t. kinderen in het verleden verantwoordelijk was voor cruciale problemen in het verleden van China. De invloed van familie moest beperkt worden in het belang van goede training.
Schoolhervorming was geen nieuw onderwerp in China. Communistische experts benadrukten de behoefte om de individuele kenmerken te identificeren en om creativiteit aan te moedigen. Chinese leraren bleven echter vasthouden aan de overtuiging dat kinderen moesten voldoen aan vastgestelde normen voor elke leeftijd. De nadruk lag meer op de normen dan op de individuele ontwikkeling.
De uitbreiding van scholing was enorm. Werk werd als focus vervangen door scholing. Chinese communisten spanden zich ook in voor de ontwikkeling van kleuterscholen, omdat veel ouders werkten en omdat het extra mogelijkheid voor indoctrinatie bood. Jeugdgroepen dienden dezelfde doelen. Tijdens de revolutie ontstond ‘Little Red Soldiers’ en later ontstonden ook ‘Young Pioneers’ en ‘Communist Youth League’.
Werkplichten
Werkplichten werden gecombineerd met scholing en de jeugdgroepen. Tijdens de Culturele Revolutie (1966-1967) keerde Mao Zedong zich tegen onderwijs, omdat hij bang was dat te veel studenten burgerlijke waarden leerden. Secundaire en universitaire studenten moesten agrarisch werk gaan doen. Deze impuls was maar tijdelijk en in 1970 was er een hernieuwde nadruk op onderwijs.
Naast scholing werkte het nieuwe regime om de gezondheid van kinderen te verbeteren. Er kwamen bijvoorbeeld klinieken in de steden. Kindersterfte nam enorm af. Vanaf 1960 begon de verschuiving richting de controle van de populatie. Geboortecijfers verminderden snel.
In de praktijk werd revolutionaire innovatie gecombineerd met tradities. Volgens de communisten moest de invloed van de familie ingeperkt worden, maar in de praktijk bleef deze invloed sterk. Traditie vormde ook reacties op de nieuwe politiek t.o.v. de populatie: doordat elke familie maar één kind mocht, was er op het platteland weer sprake van vrouwelijke infanticide. Hierdoor kwamen er veel meer mannen. Deze politiek moedigde ook nieuwe niveaus aan van emotionele investering en materiële toegeeflijkheid, waardoor band tussen ouder en kind vaak sterker werd.
Wat zijn opvattingen over de kindertijd in welvaartsstaten tijdens twintigste en eenentwintigste eeuw? - Chapter 10
Er zijn twee patronen terug te vinden in de veranderingen m.b.t. de kindertijd in de industriële samenlevingen in de twintigste eeuw. Allereerst bleven samenlevingen in de VS, Japan en West-Europa de kenmerken van de moderne kindertijd implementeren (betrokkenheid bij scholing, vermindering van kinderarbeid, vermindering van kindersterfte en geboortecijfers). Ten tweede kwam er meer aandacht voor de behandeling van kinderen, waarbij traditionele methoden van discipline heroverwogen werden en waarbij er sprake was voor een groeiende interesse in het behandelen van de kinderen als consumenten.
Westerse samenlevingen pasten wat nadrukken aan die kenmerkend waren voor hun benadering in de negentiende eeuw. Manieren werden flexibeler, seksuele zorgen bleven bestaan maar er was wel sprake van meer tolerantie. Aandacht voor de adolescentie werd in de negentiende eeuw een van angst doordrenkte obsessie voor veel volwassenen.
Verschillen binnen de industriële categorie
Er bestonden verschillen binnen de industriële categorie. West-Europa en Japan legden veel meer nadruk op toetsen dan de VS, waardoor kinderen daar tijdens hun schooljaren meer onder druk stonden. Het idee van het kind als consument werd uitgebreider. Diëten varieerden. De verschillen in de zorg voor kinderen ontstonden na 1950. In West-Europa en de VS gingen steeds meer moeders werken. In West-Europa konden kinderen naar de kinderopvang. In de VS gaven veel moeders de voorkeur aan familieleden i.p.v. kinderopvang. In Japan werkten minder moeders, waardoor ze een meer directe rol speelden in het verzorgen van hun kinderen. Overal werden de verschillen doordrongen door een patroon van afnemende geboortecijfers, wat het probleem enigszins inperkte.
Het is belangrijk om aandacht te besteden aan de verschillende invloeden van gebeurtenissen. De wereldoorlogen bijvoorbeeld, hadden op de kindertijd verschillende invloeden in verschillende landen.
Verschillen tussen sociale klassen
Verschillen tussen sociale klassen en geslachten bleven ook belangrijk. Arbeiderskinderen genoten vanaf 1920 ook onderwijs, maar zij maakten hun opleiding minder vaak af, waardoor hun adolescentie ook anders was. Voor een minderheid van kinderen bleef armoede voortduren. Ook ras speelde een rol. Terwijl het belang van sekse afnam, bleef het de gekozen onderwijstypes, kleed- en andere consumentenopties en huishoudplichten beïnvloeden.
Er was een groot aantal gemeenschappelijke trends voor welvaartskinderen. Er waren wat aanpassingen in de manieren waarop de kindertijd gedefinieerd en ervaren werd, die over de nationale grenzen gingen. Er waren ook een aantal vrijwillig gedeelde activiteiten, zoals kledingstijlen. Het resultaat was een combinatie van imitatie (inclusief het gebruik van dezelfde opvoedhandleidingen, denk aan Dr. Spock) en gedeelde omstandigheden van welvaart en de behoefte om kinderen steeds meer voor te bereiden op volwassen werkrollen die afhingen van onderwijs.
Kinderarbeid
Het moderne model van de kindertijd richtte zich op kinderarbeid. In de negentiende eeuw waren er wel wat kinderarbeid wetten ingevoerd in industriële landen, maar er was nog genoeg te doen.
De focus lag op gezondheidsschade en de belemmeringen voor goede scholing. Volgens de hervormers moesten kinderen het recht genieten beschermd te worden voor arbeid en dit recht troefde de macht van ouders om dit aspect van de kindertijd te organiseren af. Er waren natuurlijk discussies, maar geleidelijk nam het aantal kinderarbeiders af, door een combinatie van veranderingen in industrie, wetten m.b.t. schoolverplichting en beslissingen door ouders.
Deze veranderingen maakten de economische herdefinitie van de kindertijd compleet. De geboortecijfers namen af, doordat men zich realiseerde dat kinderen in feite lasten waren i.p.v. voordelen. Tijdens de Grote Depressie in 1929 namen geboortecijfers nog verder af. Er waren nog meer veranderingen. Tussen 1930 en 1950 ontwikkelden de meeste industriële samenlevingen pensioenfondsen, waardoor oudere mensen minder afhankelijk werden van kinderen als bronnen van economische steun. Dit was een extra motivatie om de geboortecijfers te verlagen en om de herdefinitie van de kindertijd compleet te maken, weg van werk.
Er bleven nog wel een aantal anomalieën en aarzelingen bestaan. Er werd bijvoorbeeld in 1960 in wat Europese landen geëxperimenteerd met een werk-school combinatie voor kinderen vanaf 15 jaar die het niet goed deden op school, zodat ze ook handmatige vaardigheden leerden om ze te verzekeren van een goede toekomst. In 1980 nam het aantal oudere Amerikaanse kinderen toe die na school of in de zomer gingen werken. Het werk dat kinderen deden was voor henzelf en niet voor hun familie.
Ook het aantal huishoudelijke taken verminderde, o.a. doordat machines kinderarbeid verving. Daarnaast vonden ouders het makkelijker om klusjes zelf te doen in plaats van ze te leren aan hun kinderen. In veel families werden kinderen als huishoudelijke hulp voor de moeder vervangen door de vader.
Geen van deze veranderingen zorgde voor problemen, maar wel voor verwarring bij ouders en kinderen. Sommige kinderen vroegen zich af wat hun doel was en dit kon bijdragen aan identiteitsproblemen. Bovendien betekende minder werk meer scholing. Ook de intensiteit van scholing werd veranderd. In de twintigste eeuw ontstond bijvoorbeeld de praktijk van cijfers, rapporten en toelatingstesten. Verandering had te maken met zowel de ervaring van de kindertijd en de percepties en angsten van volwassenen. Het aanmoedigen van schoolprestaties werd een vitaal aspect van de opvoeding. De intelligentie van kinderen werd voor sommigen een obsessie.
Familiegrootte in industriële samenlevingen
Lagere geboortecijfers werden een feit in industriële samenlevingen. In het moderne model waren arme families vaak groter dan de middenklasse, het tegenovergestelde van premoderne patronen. Dit reflecteert verschillen in kennis over geboorteregeling en de overtuiging dat kinderen economisch nuttig konden zijn. Op bepaalde momenten moedigde de regering ook hogere geboortecijfers aan, zoals na een oorlog. Echter, regeringen in konden beslissingen van ouders over de familiegrootte niet echt reguleren in de industriële samenlevingen.
Vanaf laat in de jaren ’40 tot vroeg in de jaren ’60 was er sprake van een babyboom. Dit kon een eis van de Depressie reflecteren of een reactie op de Tweede Wereldoorlog. Na de WOII behoorde een grotere familie tot het ideaal.
De babyboom veroorzaakte volle scholen en andere spanningen die een rol speelden in de uitbarsting van studentenprotesten in de VS en West-Europa in 1960.
De babyboom was echter binnen 15 jaar afgelopen. De kosten van extra kinderen waren in strijd met andere consumentendoelen. Veel vrouwen waren de ouderlijke verplichtingen en de isolatie van het moederschap zat. De toevloed van vrouwen in de werkkracht was in strijd met het geboortecijfer en het werk won. Geboortecijfers begonnen rond 1950 weer af te nemen. Lage geboortecijfers hadden eigen consequenties. Veel ouders schonken veel aandacht aan hun kinderen, vooral in termen van cadeaus en maatregelen om schoolsucces te bevorderen. In dit opzicht moedigden de lage geboortecijfers de organisatie van de welvarende kindertijd aan. Kleinere familiegrootte betekende dat kinderen minder brusjes (broertjes & zusjes) hadden voor interactie: dit kon zorgen voor meer contact met volwassenen en meer vrienden van dezelfde leeftijd. Veel ouders maakten zich zorgen over rivaliteit tussen brusjes. Het belang van brusjes verminderde, simpelweg omdat er minder van waren.
De lage geboortecijfers bevorderde een herdefinitie van leeftijdsstructuren op manieren die de benadering van de samenleving op de kindertijd kon beïnvloeden. Het aantal kinderen verminderde, terwijl het aantal oudere mensen steeg door de hogere levensverwachting. Hierdoor was er nieuwe aandacht voor ouderen door sociale zekerheid en medische programma’s. Terwijl dit niet per se afleidend was voor de politieke aandacht voor kinderen, had het misschien wel dat effect.
Verminderingen in kindersterfte
Ten slotte was er in alle industriële samenlevingen sprake van snelle verminderingen in kindersterfte. Er waren echter wel anomalieën en problemen. Terwijl sterftecijfers voor alle groepen afnamen, was er duidelijk sprake van sociale ongelijkheid door armoede, minder toegang tot medische zorg en meer risicovolle tienerzwangerschappen. De betrokkenheid bij het in leven houden van kinderen maakte het harder om de dood van een kind te accepteren. Weinig huwelijken konden de dood van een kind overleven, in tegenstelling tot de negentiende eeuw toen rouw een familie juist samenhield. Er kwam wereldwijd rouwbegeleiding voor kinderen die te maken kregen met de dood.
Er waren nieuwe problemen. Moderne uitrustingen (zoals auto’s) zorgden voor nieuwe mogelijkheden voor ongelukken. Vanaf 1920 werden grote campagnes ontwikkeld ter bescherming van kinderen. Ouders kregen steeds meer verantwoordelijkheid.
Drie nieuwe trends
Er was sprake van drie nieuwe trends die bijdroegen aan de veranderingen in de kindertijd in de industriële samenleving in de twintigste eeuw.
1. Scheiding en familie instabiliteit
De eerste had te maken met nieuwe vormen van familie instabiliteit en het toenemende aantal scheidingen. Scheidingen had nadelige invloeden op het kind, vanwege ouderlijk conflict en soms economisch leed. Meestal kregen moeders de voogdij, maar na 1970 werd dit in balans gebracht. Een strijd om de voogdij kon extra lasten voor het kind veroorzaken.
Scheiding en toenemende seksuele tolerantie verhoogde het fenomeen van slecht vaderschap. Vaders van onwettige kinderen en gescheiden vaders weigerden vaak te voldoen aan financiële verplichtingen. Regeringen introduceerden nieuwe maatregelen om de kindondersteuning te versterken, maar dit hielp niet. Dit is echter niet het hele verhaal. Andere vaders hadden juist extra veel aandacht voor hun kinderen. Sommige gescheiden vaders voelden zich schuldig en verwenden het kind. En het hele patroon van familie-instabiliteit varieerde per regio en per sociale klasse.
2. Heroverweging van discipline
De tweede nieuwe trend had te maken met een heroverweging van discipline van het kind. Volgens Amerikaanse opvoedexperts waren kinderen psychologisch kwetsbaar en zouden ze niet beschaamd moeten worden, omdat dit hun eigenwaarde zou beschadigen. De opkomst van psychologisch onderzoek zorgde voor nieuw advies aan ouders. Veel ouders gingen geloven dat begeleiding van een opvoedhandleiding onmisbaar was. Niet alle ouders geloofden deze expertise, maar fysieke discipline werd heroverwogen. Engeland en een aantal Amerikaanse staten verboden lichamelijke straffen in scholen en Scandinavische landen verboden fysieke straffen thuis. Geweld tegen kinderen bleef nog bestaan, maar het verminderde wel.
3. Kinderen als consumenten
De derde trend had betrekking op het kind als consument. Kinderen kregen veel meer speelgoed. Rond 1950 begonnen ouders zichzelf stilzwijgend als verantwoordelijk te zien voor de verveling van hun kinderen. Verveling werd eerder gezien als karaktertrek: kinderen moesten leren anderen niet te vervelen. Nu werd verveling beschouwd als een staat waar iemand anders verantwoordelijk voor was, vooral de ouders.
Kinderen als consumenten zorgden voor nieuwe kwesties m.b.t. bronnen van autoriteit en controle. Omdat kinderen geld verdienden, hadden ze vaak directe toegang tot producten. Daarnaast bereikten nieuwe media kinderen direct. Veel ouders maakten zich zorgen over deze directe commerciële interactie met kinderen en soms grepen regeringen in om te reguleren. De reeks ervaringen waaraan kinderen en adolescenten werden blootgesteld door de media nam aanzienlijk toe. Veel ouders waren verdeeld: ze maakten zich zorgen over de dingen waaraan hun kinderen blootgesteld werden, maar ze hadden ook de plicht om hun kinderen te vermaken.
Het feit dat het kind consument werd, had wat gevolgen. De rol van grootouders veranderde. In de westerse samenleving begonnen de meeste ouderen op zichzelf te wonen i.p.v. bij hun volwassen kinderen. Hierdoor kon de interactie met kleinkinderen verminderen. In sommige families bleven grootouders voor hun kleinkinderen zorgen. Maar het dominante beeld was dat grootouders cadeaus meebrachten voor hun kleinkinderen. Hun rol was belangrijk, maar ook nieuw.
Voor adolescenten was het zijn van consument niet alleen geassocieerd met seksuele beelden, maar ook met veranderende seksualiteit. Rond 1920 begon de praktijk van daten in de VS. Na een date kon er sprake zijn van seksuele interactie. Seksuele interactie nam ongetwijfeld toe. Vanaf 1950 begon het aantal zwangerschappen voor het huwelijk toe te nemen. Vanaf 1960 waren er meer toegankelijke anticonceptiemiddelen, zoals de pil, die de trend van groeiende seksuele activiteit bevorderde. Rond die tijd gingen mensen ook steeds later trouwen, vooral in de middenklasse, omdat mensen hun opleiding af wilden maken en een carrière op wilden starten. Dit zorgde voor een toenemend gevoel van een periode van jeugd als een moment van seksueel experimenteren.
Er ontstond verzet. Sommige feministen waren bang dat jonge vrouwen uitgebuit werden en een aantal jongeren verzetten zich tegen de trend, vanwege religieuze of persoonlijke redenen. In de jaren ’90 ontstond er in de VS een beweging om jonge mensen aan te moedigen nee te zeggen tegen seks. Anticonceptiemiddelen werden niet officieel aangemoedigd, omdat ze seks zouden kunnen faciliteren. In Europa en Japan waren de reacties op de nieuwe seksuele patronen anders. Anticonceptiemiddelen werden erg toegankelijk gemaakt en het aantal tienerzwangerschappen nam af.
Een ander effect van het kind als consument was vooral zichtbaar in de VS. Vanaf 1980 werd overgewicht bij kinderen een groot probleem.
In 1907 noemde Ellen Key de twintigste eeuw de ‘eeuw van het kind’. Aanvankelijk waren velen het met haar eens, maar dit optimisme nam vanaf 2005 af. Het beeld is complexer. Allereerst brengen voordelen soms nadelen mee. Ten tweede zijn volwassen angsten over kinderen op bepaalde manieren toegenomen, vooral in de VS. Volwassenen maken zich zorgen over het kind als consument, de gezondheid en veiligheid van het kind en het emotionele en psychologische welzijn van het kind. Ten derde zijn industriële samenlevingen ambivalent geworden over de kindertijd. Volwassenen geven bijvoorbeeld vaak de voorkeur aan hun werk boven het besteden van te veel tijd aan kinderen.
Hoe zorgen oorlog en geweld in de twintigste en eenentwintigste eeuw voor ontwrichtende opvattingen over kindheid? - Chapter 11
Veel kinderen zijn slachtoffer geworden van onder andere slavernij, oorlogen en armoede. Geen enkel proces in de twintigste en eenentwintigste eeuw heeft zoveel kinderen gedood als de Holocaust, maar het patroon van geweld werd versneld met de Tweede Wereldoorlog. Veel kinderen ervoeren de belegeringen en bombardementen, terwijl andere kinderen geëvacueerd werden. Ook zij hadden problemen, in onbekende omgevingen weg van familie met gevoelens van schuld dat zij geëvacueerd waren terwijl anderen stierven. Velen die niet konden schuilen kregen te maken met de dood en letsel, verlies van familieleden, onvoldoende voedselvoorraden en psychologisch leed.
Na de Tweede Wereldoorlog verminderde het aantal aanvallen dat relevant was voor kinderen. Uitzonderingen waren o.a. het conflict tussen Israël en Palestina en de Vietnamoorlog. Er is geschat dat er wereldwijd 150 miljoen kinderen gedood zijn in (burger)oorlogen sinds 1970 en dat nog eens 150 miljoen kinderen verminkt of verlamd zijn. Soms waren kinderen opzettelijk het doelwit. De nasleep van de oorlog kon ook gevaarlijk zijn, door bijvoorbeeld landmijnen.
Oorlog, vlucht en kindsoldaten
Door de eeuw heen waren kinderen vaak gedwongen om de oorlogssituaties te ontvluchten. Miljoenen kinderen hebben in vluchtelingenkampen geleefd. Naast geweld, waren er onvoldoende voedsel- en medische voorraden. Veel kinderen in kampen hebben hun ouders verloren en leden aan immense stress. Vaak leefden ze in een regio waar ze de taal niet kenden en waar ze geen gevoel van controle hadden over hun leven. Het leven in een kamp versplinterde families. Ouders hadden geen middelen en hadden daardoor geen macht over hun kinderen. Veel kinderen probeerden voor zichzelf te zorgen, door bijvoorbeeld te stelen. Respect voor ouders nam af. In andere gevallen dwongen ouders hun kinderen tot prostitutie of diefstal voor wat steun voor de familie.
Het was mogelijk dat het beter afliep. Hulpverleners organiseerden jeugdgroepen en probeerden scholen op te richten, maar voorraden waren vaak een probleem. Rond 1990 werden wat misdaden tegen kinderen bestraft. Soms konden kinderen na het leven in een kamp een beter leven krijgen. Mogelijkheden tot latere scholing speelden hierbij een grote rol. Ten slotte werden kinderen soms gered door hun vijanden.
Oorlog en vlucht droegen ook bij aan de uitbreiding van het aantal kindsoldaten. Kindsoldaten waren vaak onvrijwillig direct betrokken bij de oorlog, maar ze werden ook ongevoeliger gemaakt voor het geweld om hen heen. Kinderen hadden al vaker gediend in militaire krachten, maar dan vaak vrijwillig. In de omstandigheden van de agrarische samenleving werd vechten in een oorlog misschien gezien als een gewenst alternatief voor veel jongeren. Wat was er nieuw aan de kindsoldaten? Allereerst waren er andere internationale normen. Maar kindsoldaten kregen nu ook te maken met veel dodelijkere wapens. Meer van hen werden nu gedwongen om te vechten en meer van hen kregen te maken met ernstige consequenties.
De meeste kindsoldaten zijn vroeg in hun tienerjaren, maar sommigen zijn zelfs jonger dan tien jaar. De meesten zijn jongens, maar meisjes moeten vaak ondersteunende rollen vervullen.
Macht staat vaak centraal bij dienst. Kinderen werden vaak gedwongen om te vechten in oorlogen. Er waren ook andere redenen. Soms keurden families of gemeenschappen het goed. Kindsoldaten konden ook erg geïnspireerde vechters zijn. Veel kindsoldaten werden wreed en doodden, verminkten en verkrachtten vaak alleen om hun dominantie te tonen. Kinderen vonden het vaak moeilijk om terug naar huis te gaan, ook al waren ze gedwongen om te vechten.
Behalve oorlog, vlucht en kindsoldaten, is er ook nog AIDS. De meeste kinderen stierven doordat hun moeder AIDS had.
De werkomstandigheden verslechterden voor veel kinderen tijdens de laatste eeuw. Vaak ging dit samen met migratie, vooral van het platteland naar de stad. Het was een proces dat zowel nieuwe problemen voor kinderen kon reflecteren als veroorzaken. De nadruk ligt op verandering. Gedeeltelijk is de waarneming van verslechtering het resultaat van nieuwe globale normen die gebaseerd zijn op het moderne model van de kindertijd. Dit maakt het soms moeilijker om te oordelen over de nieuwigheid van de economische uitbuiting van kinderen. Want ook in traditionele samenlevingen werden kinderen blootgesteld aan slechte werkomstandigheden. Het is dus niet helemaal nieuw, maar uitbuiting komt steeds vaker voor onder de kinderen die werken.
De grote meerderheid van uitgebuite kinderen komt uit de armere gebieden in de wereld. Zelfs op deze plaatsen komen werkende kinderen meestal uit de laagst sociale groepen. Uitbuiting reflecteert en bevestigt in toenemende mate de minderwaardige sociale plaats.
De hoofdzakelijke oorzaak van de toegenomen economische uitbuiting van kinderarbeid is de toegenomen ontwrichting van kinderen uit traditionele familie-economieën op het platteland.
Wat zijn veranderingen in opvatting over de kindertijd ten gevolge van de globalisatie? - Chapter 12
Laat in de twintigste eeuw was er sprake van ontwikkelingen in technologisch en in politiek opzicht (technologische vooruitgang en er kwamen nieuwe internationale contacten met China en Rusland). Een probleem aan globalisatie was dat het geen simpel proces was. Het was niet helemaal nieuw, zelfs de invloed ervan op de kindertijd niet. Globalisatie wekte verder nieuwe soorten verzet op. Een derde probleem is dat de nadruk van globalisatie op toenemende internationale contacten niet één richting op kon wijzen en dit was juist van belang voor de kindertijd. De economische globalisatie verslechterde de werksituatie van sommige kinderen, terwijl de politieke globalisatie de rechten van kinderen beter verdedigde.
Invloed van globalisatie op 4 vlakken
Vier facetten van de globalisatie hadden vooral invloed:
Nieuwe migratiepatronen,
Inspanningen van internationale politieke groepen,
Economische globalisatie
Culturele globalisatie.
1. Migratie
Migratie had altijd consequenties voor kinderen. Immigranten in de VS hadden bijvoorbeeld altijd een bemiddelende rol tussen hun ouders en de nieuwe samenleving. Tegelijkertijd waren er vaak vooroordelen, waardoor het bijvoorbeeld moeilijk was om werk te vinden. Twee aspecten van migratie laat in de twintigste eeuw kwamen hier nog bij. Allereerst vond migratie plaats over lange afstanden en had altijd betrekking op mensen met hele verschillende culturen. Mogelijkheden voor conflicten tussen generaties in de immigrante gemeenschap namen toe en ook het aantal mogelijkheden voor uitdrukking van vooroordelen werd groter.
2. Inspanningen van internationale politieke groepen
De tweede innovatie had te maken met de groeiende mogelijkheid om het geboorteland te bezoeken. De mogelijkheid om bi-cultureel te worden, werd hierdoor groter.
Inspanningen van internationale organisaties om kinderen te ondersteunen en de kindertijd te hervormen, begonnen tijdens de nasleep van de Eerste Wereldoorlog, een teken van politieke globalisatie. Er was bijvoorbeeld hulp voor kinderen die de oorlog hadden meegemaakt, maar later ook voor vluchtelingen en kinderen in arme landen. In 1920 begon het nieuwe ‘International Labor Office’ de strijd tegen kinderarbeid tot het vijftiende levensjaar. Ook het recht van kinderen op onderwijs werd benadrukt. De VN stelde formele kinderrechten op en de meeste landen tekenden dit. Er was o.a. aandacht voor de gezondheid van kinderen, het vermijden van kindermisbruik, toegang tot onderwijs en godsdienst- en uitdrukkingsvrijheid. Andere programma’s richtten zich op populatiecontrole in het belang van economische stabiliteit en daarmee het welzijn van het kind. Ten slotte werden principes van onderwijs en opvoeding verspreid, waarbij ouders gewezen werden op het belang van het besteden van aandacht aan hun kinderen als individuen.
Deze kijk op de rechten van het kind was een belangrijk deel van de globalisatie in het algemeen. Het idee van kinderrechten en internationale overeenstemming hierover was nieuw in elke samenleving. Naast de imitatie van het moderne model van de kindertijd door individuele regeringen, hielpen de internationale organisaties de afnemende geboortecijfers en de vermindering van infanticide te verklaren. Dit gold ook voor de vermindering van kinderarbeid en de toename in het percentage kinderen dat enig onderwijs genoot.
Er waren echter belangrijke beperkingen. Allereerst waren er meningsverschillen over bepaalde kwesties, zoals over kinderarbeid en geboorteregeling. Naast meningsverschillen schoten veel internationale politieke maatregelen te kort, omdat de problemen te ernstig waren of omdat individuele gebieden de betrokken principes negeerden (soms zelfs als ze de internationale conventie hadden getekend).
3. Economische globalisatie
Naast politieke globalisatie was er ook sprake van economische globalisatie. Niet alleen de niveaus van handel, maar ook basale productiesystemen veranderden met deze centrale ontwikkeling. Productiefaciliteiten werden opgezet waar er goede arbeidskosten, omgevingsregulaties en nuttige hulpbronnen en transportsystemen waren. Werkomstandigheden in de multinationale bedrijven waren niet altijd goed. Er was echter weinig sprake van kinderarbeid. De invloed van de economische globalisatie op de kindertijd was meer indirect. Er waren twee veranderingen. Allereerst werd de traditionele fabricatie (waarin kinderen vaak werkzaam waren) vervangen door globale productie. Hierdoor werden veel kinderen werkloos. Dit werd een bron van onrust en sommige jongeren gingen bij extremistische religieuze en politieke bewegingen. Het tweede resultaat van de economische globalisatie had te maken met een bezuiniging op sociale programma’s door regeringen in bijvoorbeeld Brazilië of India, omdat ze de economische groei wilden bevorderen.
De patronen waren complex. Ondanks de druk van de globalisatie bleef het percentage werkende kinderen dalen en het percentage schoolgaande kinderen stijgen. Globalisatie werkte het moderne model in dit opzicht dus niet tegen.
Globale competitie en de vermindering van sociale programma’s had een duidelijk effect: een toename in het aantal kinderen in armoede. Het aantal kinderen dat afhankelijk was van activiteiten op de straat nam toe. Kinderarbeid nam vooral toe in de kleinere productiewinkels, waar goedkope arbeid essentieel was om niet failliet te gaan. Veel arme families verkochten hun kinderen.
4. Culturele globalisatie
Culturele globalisatie was het laatste belangrijke facet van globalisatie. Het beïnvloedde waarden en gedrag. Het kind werd in toenemende mate als consument gezien. De volledige explosie van het aantal globale jeugdige consumenten vond later in de twintigste eeuw plaats door nieuwe technologieën en marktmogelijkheden. Er was bijvoorbeeld de opkomst van fastfoodketens. Televisieshows als Sesamstraat bevorderden nieuwe normen voor kinderen en door bijvoorbeeld MTV ontstonden er globale fanclubs. De media zorgden er echter ook voor dat meisjes ontevreden werden met hun lichaam, waardoor het aantal anorexia- en boulimie patiënten toenam. Kleding voor stedelijke jongeren begon te standaardiseren, vaak tegen volwassen en traditionele patronen in. Deze culturele globalisatie voor kinderen bevoordeelde relatief welvarende gebieden en families. Rond 2000 werd het toenemende aantal kinderen met overgewicht opgemerkt. Vrijetijdsactiviteiten begonnen globale consequenties te hebben. Maar redelijk arme kinderen werden niet geheel buitengesloten, vooral in de steden. Hun verdiensten gingen gedeeltelijk naar nieuwe producten.
Het is ook belangrijk om te weten dat de globale jeugdcultuur niet geheel gebaseerd was op westerse bronnen. Ook Japan en een paar andere landen werden creatieve centra. De jeugd als consument was niet homogeen. Producten hadden verschillende betekenissen in verschillende contexten. Dit soort mengen was een resultaat van nieuwe culturele contacten en het beperkte het vermogen om een enkele jeugdcultuur te definiëren.
Inspanningen om te mengen werkten echter niet altijd, maar er waren wel gedeelde kenmerken. Door de culturele globalisatie kregen veel jongeren een gevoel van aparte identiteit en behoren. Nieuwe stijlen gaven jongeren bovendien een alternatief voor het accepteren van volledige ouderlijke controle. Tegelijkertijd had de culturele globalisatie invloed van volwassen concepties op de kindertijd en op hun verantwoordelijkheden als ouders. Ouders begonnen bijvoorbeeld te geloven dat het verschaffen van producten een belangrijk deel van hun rol was. Weinig instituties konden de culturele globalisatie volledig afwijzen, op de meest armoedige of afgelegen plattelandslocaties na.
Verdeling en verzet van de jeugd
Globalisatie in de vroeg twintigste eeuw omvatte geen globale protestbewegingen van de jeugd. Laat in de jaren ’60 tot vroeg in de jaren ’70 verzetten studenten zich wel tegen de Vietnamoorlog, racisme, de beperkingen van volle scholen, een gebrek aan mobiliteit en het uiterlijk vertoon van de consumentensamenleving. Na 1973 nam het protest echter af. Veel jonge mensen steunden nog wel de globale mensenrechtencampagnes en zetten zich in voor het milieu, maar deelname kwam vooral uit de industriële landen. Verschillende tradities en omstandigheden en verschillen in de mate van aantrekkelijkheid van aspecten van globalisatie verdeelde de jeugd in de wereld, ook al ervoer het ook gemeenschappelijke invloeden.
De globalisatie zelf veroorzaakte verdeling. Welvarende kinderen verschilden enorm van de kinderen die opnieuw tot arbeid werden gedwongen. En voor veel kinderen en volwassenen beïnvloedde de globalisatie lokale tradities van de kindertijd, maar de tradities werden niet overtroffen. De verschillende leefwerelden van kinderen bleven divers.
Globalisatie in wrang met het moderne model van de kindertijd
Globalisatie had ook een ingewikkelde relatie met het moderne model van de kindertijd. Door migratie konden meer kinderen onderwijs volgen en kregen families te maken met andere aspecten van de moderne kindertijd, maar racisme en ongelijke mogelijkheden beperkten het effect wel. Politieke globalisatie zette zich in voor het moderne model: betere gezondheid, lagere geboortecijfers, bescherming voor kinderen, minder of geen kinderarbeid en betere toegang tot scholing. De echte invloed van de politieke globalisatie was echter gering. Bovendien verminderde de economische globalisatie de beschikbaarheid van het moderne model voor werkende kinderen of kinderen die op straat leefden. De culturele globalisatie was verenigbaar met het moderne model voor kinderen die het consument zijn zagen als een bron van plezier naast scholing. Het kon ook individualistische implicaties hebben die verenigbaar waren met het moderne model en het bevorderde ook moderne kenmerken als peergroepen. Het kon echter ook afleiden van scholing.
Sommigen beweerden dat de toenemende globalisatie ten koste ging van het moderne model. Groeiende werkloosheid maakte veel jongeren minder belangrijk en verminderde de relevantie van scholing. Er was echter niet overal sprake van marginalisatie. Ten slotte kon globalisatie ook verzet aanmoedigen in naam van traditie.
Wat is het dilemma van het kindergeluk? - Chapter 13
In de afgelopen decennia heeft het geluk van kinderen nieuwe aandacht gekregen over de hele wereld. De groeiende waardering van geluk voor kinderen bracht enkele verklarende problemen. In de eerste plaats associeerden traditionele samenlevingen de kindertijd niet met geluk. Ouders voelden geen verantwoordelijkheid om hun kinderen gelukkig te maken. Hoge kindersterfte en de noodzaak dat kinderen moesten werken maakten opvattingen over geluk ingewikkelder. Ten tweede, het feit dat de kindertijd niet gelijkgesteld werd aan geluk betekende niet dat volwassenen kinderen ongelukkig wilde maken. Er is ook geen reden om te denken dat kinderen zelf ongelukkig waren. Het is het idee van geluk dat ontbrak.
In de 18de en 19de eeuw veranderde deze situaties in Westerse samenlevingen. De Verlichting bracht een positieve waardering van geluk. Met de demografische overgang, verminderde de daling van kindersterfte een grote barrière voor volwassen betrokkenheid om positiever over kinderen te denken. Actuele discussies over geluk van kinderen doken echter maar langzaam op. Een schrijver schreef: “Al vroeg kan aan kinderen worden geleerd dat hun geluk afhangt van de vorming van gewoontes van onderwerping, zelfverloochening en welwillendheid. Het idee was dat vrolijke volwassenen het het beste deden in het leven, daarom moeten kinderen op een zodanige manier behandeld worden dat dit het resultaat is.
Rond 1920 ontstond een betrokkenheid bij het geluk van kinderen. De vraag was alleen of kinderen van nature gelukkig waren of dat er uitdagingen waren in de natuur van kinderen die volwassenen tegen moesten werken. In het laatste geval zou betrokkenheid extra werk opleveren voor ouders.
De lagere sterftecijfers en het uitbannen van kinderarbeid speelden mee bij de nieuwe aandacht voor kindergeluk. Ook het consumentisme speelde een grote rol, omdat bedrijven zich realiseerden hoeveel er verkocht kon worden aan ouders die aan de geluk verplichtingen wilden voldoen.
In de afgelopen decennia zijn veel Westerse ideeën overgenomen of spontaan ontwikkeld door andere samenlevingen. Dit maakt van het geluk van kinderen steeds meer een wereldwijd onderwerp. In gebieden als India, het Midden-Oosten en Latijns-Amerika is deze ontwikkeling onder andere te herkennen aan het vieren van verjaardagen van kinderen met clowns, snoep en speelgoed. Signalen dat kinderen vrolijk zijn helpen ouders om te laten zien dat ze voldoen aan hun verplichtingen, zelfs te midden van armoede. Echter melden ouders dat het disciplineren van kinderen steeds moeilijker wordt voor ouders, omdat ze liever geluk willen delen.
Dit leidt tot de vraag hoeveel hiervan slechts rivaliteit is van het Westen, wat slechts tijdelijk kan zijn en hoeveel een reactie is op andere veranderingen in de omstandigheden van de kindertijd. Een sterk westernisatie element is onbetwistbaar. Andere samenlevingen nemen de ideeën over kindergeluk over van het Westen, zoals de Midden-Oosten verjaardagsfeestjes komen van sociale segmenten die sterk beïnvloed zijn door de Westerse consumentencultuur. Alhoewel westernisatie misschien niet de hele verklaring is, aangezien de Chinese geboortebeperking ervoor zorgde dat ouders zich meer gingen bezighouden met het welzijn van hun kind. Geluk lijkt hier de eenzaamheid te moeten compenseren.
Westerse ervaringen zorgen voor nieuwe belangstelling voor het geluk van kinderen in andere samenlevingen, deze worden wel gemixt met lokale elementen. De gelukscultuur heeft ook nadelen. Het maakt kinderen afhankelijker van entertainment en eerder verveeld. Het moedigt ouders aan om de relatie met hun kinderen buitensporig uit te drukken in termen van het consumentisme. De nieuwe verwachtingen van geluk maken het moeilijker om verdriet en teleurstelling te uiten of te erkennen.
Wat is de conclusie over kindheid van het verleden tot nu? - Chapter 14
Er zijn drie belangrijke versies van de kindertijd benadrukt: jagen en verzamelen, agrarisch en modern. De kindertijd hangt in dit argument allereerst af van economische systemen en ook vandaag is dit nog zo, naast scholing en het kind als consument. Echter, ook culturen en familiestructuren spelen een rol. Daarom is er geen enkele traditionele agrarische kindertijd en geen enkele moderne kindertijd. Er zijn wel twee basale vragen. De eerste is: beschrijft het moderne model van de kindertijd de nabije toekomst van kindertijd in de wereld, met een toenemend aantal samenlevingen dat dichterbij het model komt? (Dus: verminderen de verschillen tussen de samenlevingen als het gaat om de kindertijd?) De tweede vraag is we zouden willen dat dit gebeurt.
Gezien de recente geschiedenis is het erg moeilijk om een voorspellende uitspraak te doen. Het lijkt onmogelijk om te besluiten tot een enkel patroon van kindertijd. Huidige kindertijden zijn diep verdeeld door waarden, door welvaart of armoede, door politieke chaos of stabiliteit. Behalve dit aspect van diversiteit in de realiteit, is er ook een realiteit van wat trends. Sinds eind twintigste eeuw is er bijvoorbeeld sprake van een vermindering van kindersterfte. Het aantal geletterden nam toe.
Elke wereldgeschiedenis met een moderne focus krijgt te maken met de balans tussen regionale en globale kenmerken. Gedeelde algemene patronen bestaan gelijktijdig met scherpe verschillen. Steeds meer mensen en regeringen zijn het erover eens dat de hoofdzakelijke nadruk in de kindertijd op scholing zou moeten liggen i.p.v. werk. Het lijkt plausibel om aan te nemen dat deze verschuiving voort zal duren, maar waarschijnlijkheid betekent geen zekerheid.
Sociale klasse en geografie worden betrokken bij het debat over de overgang naar het moderne model van de kindertijd vanwege variaties in opvattingen en bronnen in samenlevingen. Het moderne model van de kindertijd is ook maar een deel van het verhaal. Het zegt niks over of kinderen aangemoedigd worden om zichzelf als individuen te zien of dat ze aangemoedigd worden om zichzelf te zien als onderdeel van een familie of religie. Het zegt niks over leerstijlen en hun invloed, tussen uit het hoofd leren of een uitdrukking van het zelf. Er is dus geen of nauwelijks sprake van overeenkomstige ervaringen of opvattingen.
Behalve aan de positieve kanten van het moderne model, moet er ook aandacht worden besteed aan de positieve kanten van de meer traditionele agrarische kindertijd, zoals gehoorzaamheid van kinderen aan de ouders. Er zijn daarnaast twee verontrustende feiten. Ten eerste verdwijnen niet alle problemen van de traditionele patronen door het aannemen van het moderne model. Een voorbeeld hiervan is dat misbruik niet stopt en misschien zelfs wel erger is geworden. Het tweede feit heeft te maken met kwesties die apart lijken te horen bij de moderniteit. Het verminderen van de geboortecijfers heeft nadelen. De vermindering van hechte relaties tussen broers en zussen zorgt ervoor dat kinderen eerder eenzaam zijn. Meerdere factoren spelen een rol bij de toename van allerlei stoornissen. Het komt er dus op neer dat de veranderingen zowel voor- als nadelen hebben gebracht.
Veel mensen zijn erg betrokken bij het helpen van kinderen. Er zijn echter twee verontrustende zaken. De eerste verontrustende zaak heeft te maken met de neiging van de meeste internationale bewegingen om de geldigheid van de moderne normen van de kindertijd aan te nemen en erop aan te dringen dat iedereen aan deze normen voldoet. Dit moedigt een neerbuigende toon aan tegen de meer traditionele samenlevingen, wat kan zorgen voor een minder positieve reactie. De tweede verontrusting heeft te maken met het verminderde belang van de kindertijd in de samenlevingen waar het moderne model het verst is doorgevoerd. Een toenemend aantal families heeft geen kinderen of voeden niet actief op. Voor steeds meer mensen in invloedrijke samenlevingen zijn kinderen de verantwoordelijkheid van anderen.
Verandering blijft intussen voortduren. Er blijven nieuwe ziektes en nieuwe patronen van geweld onder kinderen ontstaan. Implicaties van de verdere implementatie van het moderne model veroorzaakt ook verandering. Er is een globale trend richting de uitbreiding van de kindertijd. Dit kan komen door economische ontwrichtingen die de afhankelijkheid van de jeugd vergroot, of door de uitbreiding van eisen m.b.t. onderwijs, of beiden. De lagere geboortecijfers helpen te verklaren waarom ouders deze uitbreiding kunnen accepteren. Redenen voor de uitbreiding van de kindertijd kunnen variëren en het is ook nog geen wereldwijd fenomeen, maar het lijkt wel in opkomst te zijn.
Een andere verandering is een algemene vermindering van sekseverschillen onder kinderen.
Childhood in World History - Stearns - BulletPoints - 2e druk
Wat voor opvattingen zijn er over kindheid gevormd gedurende de wereldgeschiedenis? - BulletPoints 1
Het is moeilijk om kennis te verwerven over de kindertijd in het verleden vanwege een gebrek aan direct bewijs over bijvoorbeeld de ervaringen van kinderen (o.a. over fysieke straffen, die in het verleden gebruikelijk waren).
Er zijn cruciale aspecten van kinderen en de kindertijd die niet significant veranderen of variëren per maatschappij of periode, zoals het feit dat alle maatschappijen een manier hebben om de kindertijd anders aan te duiden dan de volwassenheid. Er zijn echter ook veel aspecten die wél veranderen. Het idee van de kindertijd verschilt per maatschappij en zelfs per periode.
Inbakeren betekent: het kind stevig wikkelen in doeken, zodat het zich lastig kan bewegen en het kind makkelijk te vervoeren is.
Philippe Ariès was ervan overtuigd dat de relatie tussen de moderne en premoderne kindertijd niet goed begrepen werd en dat de kindertijd niet als een apart stadium werd gezien. Historici begonnen te kijken naar verschillende soorten bewijs en Ariès’ beweringen werden als te beperkt beschouwd. Er werden bijvoorbeeld wetten ontdekt voor de bescherming van kinderen, waarbij de kindertijd als aparte en belangrijke levensfase werd erkend.
Wat zijn de eerste grote veranderingen in opvatting over de kindertijd in agrarische maatschappijen? - BulletPoints 2
De natuurlijke economie voor mensen was jagen en verzamelen. De eerste ideeën over de kindertijd zijn ook in deze context gevormd. De eerste grote revolutie betrof de vervanging van jagen en verzamelen door agricultuur, waarbij veel aanpassingen betrokken waren wat betreft de behandeling van kinderen.
In de jaag- en verzamelmaatschappijen waren er kinderbeperkingen als resultaat van beperkte resources en de noodzaak om regelmatig te reizen op zoek naar voedsel.
De beperkingen van de nuttigheid van kinderen vormden deze maatschappijen op meerdere manieren. De belangrijkste impact had het op het aantal kinderen. De beperkte geboortecijfers kwamen o.a. door verlengde zoogperioden. Verdere beperkingen kwamen door kindermoorden ,ziekte en ondervoeding.
Agrarische maatschappijen moedigden nieuwe soorten geslachtsonderscheid onder kinderen aan. Alle maatschappijen bewogen richting patriarchaat in geslachtsrelaties en in ouder-kind relaties. Mannen namen vaak de meest productieve taken in de familie economie over, terwijl vrouwen aanvullende werkers werden.
De geboortecijfers namen toe in agrarische maatschappijen, wat uitdrukking geeft aan de uitgebreide voedselvoorraad die mogelijk werd door de agricultuur, maar ook de nieuwe realisatie dat kinderen kunnen helpen. Families verhoogden de geboortecijfers door een vermindering van de zoogperiode (18 maanden).
Doordat de agrarische maatschappij zorgde voor meer economisch overschot was er meer ruimte voor statusverschillen in de kindertijd. Kinderen uit de hogere klassen hadden voordelen wat betreft de beschikbaarheid van voedsel. Hierdoor ontstonden grootteverschillen tussen kinderen. Het tweede onderscheid had te maken met training en specialisatie. Door de grotere voedseloverschotten was er ruimte voor een minderheid van kinderen om speciale training te krijgen om vaardige vakmannen te worden of voor volwassen rollen als krijgers of priesters. In sommige gevallen was er sprake van formele scholing.
Wat zijn veranderingen in opvatting over de kindertijd in klassieke beschavingen? - BulletPoints 3
In agrarische beschavingen werden kinderen letterlijk geboren in de sociale groep waarin ze geboren waren. Klassieke beschavingen hadden een formele wet die verplichtingen van kinderen en de kindertijd definieerden.
De drie grote klassieke beschavingen verschilden in veel opzichten, maar veel kenmerken werden ook gedeeld. Ze waren expansionistisch, ze werkten in systemen voor nieuwe integrerende mechanismen, ze waren patriarchaal en ze waren afhankelijk van een agrarische economie. Overeenkomsten worden echter meestal overtroefd door tegenstellingen. Voor de kindertijd gelden waarschijnlijk dezelfde overeenkomsten, maar expliciete vergelijkingen zijn zeldzaam.
Confucianisme is een Aziatische godsdienst waarbij hiërarchie en orde werd benadrukt. In de Mediterrane beschaving is er ruimte voor open discussies over de kindertijd en dit is in de Chinese beschaving niet het geval In Griekenland en Rome kan gesproken worden van een interesse in de individualiteit van kinderen, anders dan in China. Hindoeïsme is een Indische godsdienst. Hier waren rituelen waar kinderen bij betrokken waren.
Wat is de impact van de religieuze veranderingen in opvatting over de kindertijd in de postklassieke geschiedenis? - BulletPoints 4
Post-klassieke periode is de tijd waarin handel de groei van steden aanmoedigde, kinderen meer gingen werken en er religieuze veranderingen waren. Religies leggen de nadruk op een goddelijk element in elk mens en religieuze training voor kinderen.
De toenemende handel moedigde de groei van steden aan en dit betekende dat meer kinderen betrokken werden bij fabriekswerk en leerlingschap, maar de meerderheid was nog steeds landelijk. Culturele imitatie kon kinderen uit de hogere sociale klasse beïnvloeden (bijvoorbeeld nieuwe manieren van kleden of nieuwe manieren). De verspreiding van beschaving naar Rusland, Japan, Noord-Europa en delen van Afrika betekende nieuwe blootstelling aan formele scholing voor minderheden van kinderen en meer formele legale codes.
Boeddhisme is een flexibele religie die met lokale patronen mengde op een manier die de kindertijd relatief onbesproken liet. Er ontstond meer vrijheid in de kindertijd. Islam is de religie waarbij de nadruk lag op de onschuld van pasgeborenen en de behoefte aan aandacht voor kinderen.
Wat zijn contacten en contrasten in de postklassieke wereld met betrekking tot de kindertijd? - BulletPoints 5
De kindertijd in de beschavingen van koloniaal Amerika werd gevormd door hard werk en in sommige gevallen sterke militaire waarden. De nadruk lag sterk op het bijdragen aan de familie. Zoals gebruikelijk in de agricultuur waren moeders voornamelijk belast met de opvoeding en vaders leerden de jongens werken en moreel gedrag.
De kindertijd in Afrika werd ook sterk gevormd door werkzaamheden en militaire of jachttraining voor jongens. Status en leeftijd waren nauw verbonden, wat kinderen laag in het spectrum plaatste, en sekseverschillen werden sterk toegepast. Er was aandacht voor de bescherming van de gezondheid van kinderen. Kinderen konden ook spelen
Japan bouwde cultiverende relaties met China tijdens de postklassieke periode. Chinese invloeden zorgde voor een extensievere vorm van onderwijs. Japanse benaderingen van kindertijd benadrukten collectieve verbondenheid.
Christelijke waarden duwde de Russen naar sympathiekere behandeling van kinderen, onder andere striktere definities over wat kindermisbruik inhield. Het doden van kinderen werd nu als moord beschouwd, hoewel het weinig bestraft werd en infanticide doorging tot in de 19de eeuw.
Het debat over de westerse jeugd was ook van toepassing op koloniaal Amerika. Er is bewijs voor ruwheid en fysieke discipline, maar ook voor affectie, rouw en bescherming tegen misbruik.
Er volgden een aantal specifieke debatten die te maken hebben met aspecten van de traditionele kindertijd in Europa, zoals wetnursing. Wetnursing is het overdragen van de borstvoeding aan een min. De sleutelvraag, die het debat over traditionele westerse benaderingen wat betreft kindertijd niet expliciet heeft beantwoord, heeft te maken met vergelijkingen. Twee westerse zaken verdienen extra aandacht. De eerste is het christendom. Deze religie moedigde positieve aandacht voor kinderen aan. Het religieuze belang van de kindertijd werd benadrukt. Er was echter ook het ongewone geloof in de zonde van het kind bij de geboorte. Deze overtuiging lag ten grondslag aan het belang van het baptisme als eerste stap in het afkopen van de kwade aard van kinderen en overtuigingen wat betreft de noodzakelijkheid van strikte discipline.
Het tweede kenmerk van de westerse ervaring die invloed had op de kindertijd was de speciale aard van de Europese familie. Het Europese familiepatroon hing in redelijk grote mate af van seksuele controle. De meeste mensen konden pas tien jaar na hun puberteit trouwen. Tegelijkertijd ontmoedigden religieuze codes en de angst voor ongewenste geboortes, seksuele activiteit vóór het huwelijk.
De premoderne en moderne westerse kindertijd verschilden erg van elkaar. Veel verschillen betroffen de geboorte- en sterftecijfers en de werkrollen van kinderen in agrarische maatschappijen. De premoderne westerse kenmerken van de kindertijd begonnen wel te veranderen vanaf eind zeventiende eeuw, maar er was ook een voortbestaan van oude praktijken en ideeën. Eind zeventiende eeuw introduceerde John Locke zijn idee van het tabula rasa. In de achttiende eeuw namen veel Verlichte denkers dit idee over, waarbij ze meer aandacht wilden voor scholing. Jean-Jacques Rousseau legde meer nadruk op de individualiteit en creativiteit van het kind. Deze verandering kan verklaard worden door de opkomst van de wetenschap.
Hoe is het Westerse model van kindertijd veranderd in de moderne tijd? - BulletPoints 6
De moderne kindertijd kwam als eerst op in het westen in de achttiende en negentiende eeuw en omvat drie veranderingen die de moderne kindertijd van de kindertijd in agrarische maatschappijen scheiden: 1) de overschakeling voor de kindertijd van werk naar scholing, 2) het besluit om de familiegrootte te beperken. Dit was niet altijd makkelijk, 3) een dramatische vermindering van het kindersterftecijfer.
Het moderne model had implicaties voor het geslacht. De behoefte aan onderscheid tussen jongens en meisjes verminderde. Door minder kinderarbeid en met verminderde nadruk op het moederschap voor meisjes werd de behoefte aan verschillende oriëntaties voor jongens en meisjes aangepast. Het onderscheid tussen jongens en meisjes verdween niet helemaal, maar werd wel minder. Ten slotte creëerde het moderne model grotere scheidingen tussen de kindertijd en volwassenheid dan in de agrarische maatschappijen.
De Wetenschappelijke Revolutie en de Verlichting moedigden ten eerste een groeiend geloof aan dat kinderen niet van nature slecht zijn en dat de kindertijd gewijd zou moeten worden aan onderwijs. Er ontstonden hevige discussies met een sterke minderheid van protestanten die nog steeds geloofden in de zonde van het kind en de behoefte aan strikte discipline. Geleidelijk ontstond er een meer gematigde benadering, met een nadruk op de sterke emotionele banden die een succesvolle familie zouden moeten verenigen.
Het Westen introduceerde het idee van adolescentie. Hierbij ging het om een specifieke periode in de meer algemene categorie van ‘jeugd’. Allereerst wees het op de groeiende periode van afhankelijkheid van de kinderen die nu naar het voortgezet onderwijs i.p.v. het werk werden gestuurd. Bij de adolescentie ging het ook om een periode van seksuele ontwikkeling zonder fatsoenlijke uitlaatkleppen voor uitdrukking. Door verbeterde voeding, betere contacten en verleidingen van het stedelijke leven begonnen kinderen in de westerse samenleving steeds eerder in de puberteit te komen. Dit maakte de taak van seksuele controle moeilijker. Bovendien duidde de adolescentie op een periode van emotionele verwarring voor veel kinderen.
Hoe oefende het kolonialisme druk uit op het Westerse model van kindertijd? - BulletPoints 7
In de achttiende en negentiende eeuw werd het moderne model van de kindertijd geformuleerd in de westerse samenleving, maar in andere delen van de wereld vonden er andere, soms tegenovergestelde veranderingen plaats. Drie ontwikkelingen hadden invloed op veel kinderen: 1) de toenemende slavenhandel en slavernij, 2) het groeiende Europese kolonialisme, 3) de uitbreiding van productie voor een toenemend commerciële wereldeconomie.
Slavernij was niet nieuw in de wereldgeschiedenis. Adolescenten waren erg gewild als slaven vanwege hun werk- en voortplantmogelijkheden. De nieuwe slavenhandel en Amerikaanse slaveninstituten waren veel erger dan de traditionele slavensystemen. Familieleden werden van elkaar gescheiden en slaven werden in een heel andere cultuur geplaatst dan hun eigen.
Van de zeventiende tot de negentiende eeuw was er sprake van nieuwe migraties. De moderne patronen hadden implicaties voor kinderen. Sommige adolescenten migreerden zelf, maar meestal migreerden ze met familie. Kinderen moesten vaak als bemiddelaar optreden tussen hun ouders en nieuwe thuis.
Omdat de Inca’s en Azteken lang geleefd hadden in een agrarische economie, verschilden hun benaderingen op de kindertijd niet zoveel van die van de Europeanen. De koloniale ervaring in Latijns-Amerika creëerde hoge cijfers van onwettigheid en dit werd een kenmerk van de kindertijd in deze samenleving.
Ontwikkelingen door slavernij, kolonialisme en nieuwe economische relaties zorgden voor nieuwe vormen van kinderarbeid en nieuwe houdingen tegenover verschillende soorten kinderen. De ontwikkelingen vonden gelijktijdig plaats met de opkomst van het moderne model, wat een bron was van verdeling binnen bepaalde samenlevingen zoals Latijns-Amerika.
Ook de Chinese kindertijd bleef de kindertijd buiten het westen vormen en reflecteerde veel van de patronen die vastgelegd waren in de (post)klassieke perioden. Deze patronen verschilden erg van het moderne model. Het meest opvallend was de voortdurende nadruk op gehoorzaamheid en hard werken.
Hoe ziet de moderne kindertijd in Azië eruit? - BulletPoints 8
Japan vulde het moderne model van de kindertijd aan met principes die verschilden van de principes in het westen. De nadruk lag op collectieve loyaliteiten en gehoorzaamheid voor kinderen i.p.v. op de meer individualistische benaderingen in het westen. Aandacht voor wetenschap en nieuwe kennis was goed in het technische veld, maar het zou in balans moeten zijn met dit traditionele moralisme.
De Japanse kindertijd was al vóór de komst van het moderne model aan het veranderen. Vroeg in de negentiende eeuw genoot een grote minderheid van de kinderen onderwijs. Echter, de omstandigheden van de agrarische samenleving bleven grotendeels overheersen. De meeste kinderen moesten al jong werken. De kindertijd werd niet gezien als een aparte levensfase. De dominante confucianistische principes benadrukten hiërarchie en discipline.
Vanaf 1860 kwam de discussie over de schoolhervorming op gang. Er werd vooral aandacht besteed aan de behoefte aan meer wetenschap en om de confucianistische gewoonte te breken om meer naar traditie te kijken dan naar innovatie voor kennisbronnen. Echter, bijna niemand pleitte voor een complete overname van het westerse model. Mitsukuri Shuhei was een hervormer die jonge kinderen wilde beschermen als deel van voorbereiding op succesvol onderwijs. In 1872 werd een nieuwe ‘Onderwijs Code’ bepaald.
In 1900 gingen bijna alle Japanse kinderen naar primaire scholen. Er was echter geen sprake van verandering voor de adolescentie en een aantal kinderen die primair onderwijs zouden moeten volgen, werden alsnog (parttime) aan het werk gezet. Het secundaire en universitaire onderwijs werd uitgebreid met de nadruk op het identificeren van getalenteerde kinderen die het soort technische expertise konden ontwikkelen dat vereist was voor een industrialiserende samenleving.
Wat zijn opvattingen over de kindertijd tijdens de communistische revoluties? - BulletPoints 9
In de twintigste eeuw waren er belangrijke revoluties, en veel daarvan waren communistisch. Er was verzet tegen westerse invloed en het kapitalisme. Over het algemeen bevorderde de revoluties de belangrijke elementen van het moderne model van de kindertijd. De leiders van de communistische revolutie geloofden dat onderwijs gevormd kon worden om bepaalde voordelen te bieden voor een communistische toekomst en dat het niet geleid hoefde te worden door westerse modellen. Er was ook een sterkere nadruk op jeugdgroepen (Young Pioneers, ‘little red soldiers’ en ‘communist youth league’). Jongeren deden zelf ook mee aan revoluties.
Het communisme zorgde voor veel veranderingen in de kindertijd, omdat communisme het idee had dat kinderen niet door ouders opgevoed zouden worden, omdat zij incompetent zijn. Kinderen konden beter naar de crèche. De communistische ideologie was overtuigd dat kinderen goed en onschuldig werden geboren en dat problemen werden veroorzaakt door armoede en ongelijkheid. Kinderen moesten daarom beschermd en onderwezen worden.
Marxistische principes waren principes van het communisme. Marx had daar een grote invloed op. De herstructurering van de kindertijd onder het communisme had vier componenten: 1) het moderne model zelf, 2) de communistische inrichting ervan, 3) continuïteiten van eerdere Russische omstandigheden, 4) wat veranderingen richting een meer consumerende kindertijd.
Tsarisme is de tijd waarin er geen speciale interesse was in de kindertijd. De basisomstandigheden van een agrarische samenleving, inclusief harde discipline, bleven overheersen. Na 1917 ontstond er echter nieuwe aandacht voor kinderen. Het regime zette zich in voor nieuwe (kleuter)scholen, de gezondheid van kinderen en om fysieke straffen af te schaffen.
Chinese communisten kregen in 1949 de macht in handen. In China werden grote families nog sterker aangemoedigd dan in de Sovjet-Unie als economische en militaire bron. Uiteindelijk verschoof het regime echter richting de hoofdzakelijke kenmerken van het moderne model, met uiteindelijk een dramatische politiek gericht op geboorteregeling. Naast scholing werkte het nieuwe regime om de gezondheid van kinderen te verbeteren.
Wat zijn opvattingen over de kindertijd in welvaartsstaten tijdens twintigste en eenentwintigste eeuw? - BulletPoints 10
Er zijn twee patronen terug te vinden in de veranderingen m.b.t. de kindertijd in de industriële samenlevingen in de twintigste eeuw: 1) samenlevingen bleven in de VS, Japan en West-Europa de kenmerken van de moderne kindertijd implementeren, 2) er kwam meer aandacht voor de behandeling van kinderen, waarbij traditionele methoden van discipline heroverwogen werden en waarbij er sprake was voor een groeiende interesse in het behandelen van de kinderen als consumenten.
Verschillen tussen sociale klassen en geslachten bleven belangrijk. Arbeiderskinderen genoten vanaf 1920 ook onderwijs, maar zij maakten hun opleiding minder vaak af, waardoor hun adolescentie ook anders was. Voor een minderheid van kinderen bleef armoede voortduren. Ook ras speelde een rol. Terwijl het belang van sekse afnam, bleef het de gekozen onderwijstypes, kleed- en andere consumentenopties en huishoudplichten beïnvloeden.
Er was een groot aantal gemeenschappelijke trends voor welvaartskinderen. Er waren ook een aantal vrijwillig gedeelde activiteiten, zoals kledingstijlen. Het resultaat was een combinatie van imitatie (inclusief het gebruik van dezelfde opvoedhandleidingen, denk aan Dr. Spock) en gedeelde omstandigheden van welvaart en de behoefte om kinderen steeds meer voor te bereiden op volwassen werkrollen die afhingen van onderwijs.
Het moderne model van de kindertijd richtte zich op kinderarbeid. In de negentiende eeuw waren er wel wat kinderarbeid wetten ingevoerd in industriële landen, maar er was nog genoeg te doen. De focus lag op gezondheidsschade en de belemmeringen voor goede scholing. Geleidelijk nam het aantal kinderarbeiders af, door een combinatie van veranderingen in industrie, wetten m.b.t. schoolverplichting en beslissingen door ouders. Deze veranderingen maakten de economische herdefinitie van de kindertijd compleet.
Lagere geboortecijfers werden een feit in industriële samenlevingen. De lage geboortecijfers bevorderde een herdefinitie van leeftijdsstructuren op manieren die de benadering van de samenleving op de kindertijd kon beïnvloeden. Vanaf laat in de jaren ’40 tot vroeg in de jaren ’60 was er sprake van een babyboom.
Babyboom houdt in dat er na de oorlog veel kinderen werden geboren en dat een groot gezin weer het ideaal werd. Familie instabiliteit houdt in dat er door toegenomen scheidingen instabiliteit komt, waarvan het gevolg is dat ouders apart gaan wonen. Commerciële interactie (van kinderen) houdt in dat kinderen geld gingen verdienen, waardoor ze steeds meer zelf consumenten werden.
Er was sprake van drie nieuwe trends die bijdroegen aan de veranderingen in de kindertijd in de industriële samenleving in de twintigste eeuw: 1) scheiding en familie instabiliteit, 2) heroverweging van discipline, 3) kinderen als consumenten
Sommige feministen waren bang dat jonge vrouwen uitgebuit werden en een aantal jongeren verzetten zich tegen de trend, vanwege religieuze of persoonlijke redenen. Er ontstond verzet.
Hoe zorgen oorlog en geweld in de twintigste en eenentwintigste eeuw voor ontwrichtende opvattingen over kindheid? - BulletPoints 11
Veel kinderen zijn slachtoffer geworden van onder andere slavernij, oorlogen en armoede. Geen enkel proces in de twintigste en eenentwintigste eeuw heeft zoveel kinderen gedood als de Holocaust, maar het patroon van geweld werd versneld met de Tweede Wereldoorlog. Veel kinderen ervoeren de belegeringen en bombardementen, terwijl andere kinderen geëvacueerd werden.
Door de eeuw heen waren kinderen vaak gedwongen om de oorlogssituaties te ontvluchten. Miljoenen kinderen hebben in vluchtelingenkampen geleefd. Naast geweld, waren er onvoldoende voedsel- en medische voorraden. Veel kinderen in kampen hebben hun ouders verloren en leden aan immense stress. Vaak leefden ze in een regio waar ze de taal niet kenden en waar ze geen gevoel van controle hadden over hun leven.
Kindsoldaten zijn kinderen die onvrijwillig direct betrokken werden bij oorlog. Ze werden ongevoelig gemaakt voor het geweld om zich heen, kregen te maken met dodelijke wapens, werden gedwongen te vechten en kregen te maken met ernstige consequenties.
Het was mogelijk dat het beter afliep. Hulpverleners organiseerden jeugdgroepen en probeerden scholen op te richten, maar voorraden waren vaak een probleem.
Wat zijn veranderingen in opvatting over de kindertijd ten gevolge van de globalisatie? - BulletPoints 12
Globalisatie is het fenomeen van intenser wordende contacten en interacties tussen samenlevingen over de hele wereld. Dit kwam in de 20e eeuw op gang en werd met name in gang gezet door vernieuwde technologie en politieke verandering en problemen: 1) het was geen simpel proces, 2) het wekte verder nieuwe soorten verzet op, 3) de nadruk van globalisatie op toenemende internationale contacten kon niet één richting op wijzen en dit was juist van belang voor de kindertijd.
De economische globalisatie verslechterde de werksituatie van sommige kinderen, terwijl de politieke globalisatie de rechten van kinderen beter verdedigde. Vier facetten van de globalisatie hadden vooral invloed: 1) nieuwe migratiepatronen, 2) inspanningen van internationale politieke groepen (opzet van kinderrechten), 3) economische globalisatie (niveaus van handel en basale productiesystemen veranderden), 4) culturele globalisatie met kinderen in de rol van consument. International labor office is de instantie die streed tegen kinderarbeid in 1920.
De globalisatie zelf veroorzaakte verdeling. Welvarende kinderen verschilden enorm van de kinderen die opnieuw tot arbeid werden gedwongen.Globalisatie in de vroeg twintigste eeuw omvatte geen globale protestbewegingen van de jeugd. Laat in de jaren ’60 tot vroeg in de jaren ’70 verzetten studenten zich wel tegen de Vietnamoorlog, racisme, de beperkingen van volle scholen, een gebrek aan mobiliteit en het uiterlijk vertoon van de consumentensamenleving.
Globalisatie had ook een ingewikkelde relatie met het moderne model van de kindertijd. Door migratie konden meer kinderen onderwijs volgen en kregen families te maken met andere aspecten van de moderne kindertijd, maar racisme en ongelijke mogelijkheden beperkten het effect wel.
Wat is het dilemma van het kindergeluk? - BulletPoints 13
In de afgelopen decennia heeft het geluk van kinderen nieuwe aandacht gekregen over de hele wereld. Kindergeluk houdt in dat er een herwaardering van geluk plaatsvond. De groeiende waardering van geluk voor kinderen bracht enkele verklarende problemen: 1) traditionele samenlevingen associeerden de kindertijd niet met geluk. Ouders voelden geen verantwoordelijkheid om hun kinderen gelukkig te maken, 2) het feit dat de kindertijd niet gelijkgesteld werd aan geluk betekende niet dat volwassenen kinderen ongelukkig wilde maken. Er is ook geen reden om te denken dat kinderen zelf ongelukkig waren. Het is het idee van geluk dat ontbrak.
In de 18de en 19de eeuw veranderde deze situaties in Westerse samenlevingen. De Verlichting bracht een positieve waardering van geluk. De vraag was alleen of kinderen van nature gelukkig waren of dat er uitdagingen waren in de natuur van kinderen die volwassenen tegen moesten werken. In het laatste geval zou betrokkenheid extra werk opleveren voor ouders.
In de afgelopen decennia zijn veel Westerse ideeën overgenomen (westernisatie) of spontaan ontwikkeld door andere samenlevingen (bijvoorbeeld verjaardagsfeestjes). Dit maakt van het geluk van kinderen steeds meer een wereldwijd onderwerp. Signalen dat kinderen vrolijk zijn helpen ouders om te laten zien dat ze voldoen aan hun verplichtingen, zelfs te midden van armoede.
Westerse ervaringen zorgen voor nieuwe belangstelling voor het geluk van kinderen in andere samenlevingen, deze worden wel gemixt met lokale elementen. De gelukscultuur heeft ook nadelen. Het maakt kinderen afhankelijker van entertainment en eerder verveeld. Het moedigt ouders aan om de relatie met hun kinderen buitensporig uit te drukken in termen van het consumentisme. De nieuwe verwachtingen van geluk maken het moeilijker om verdriet en teleurstelling te uiten of te erkennen.
Wat is de conclusie over kindheid van het verleden tot nu? - BulletPoints 14
Er zijn drie belangrijke versies van de kindertijd benadrukt: jagen en verzamelen, agrarisch en modern. De kindertijd hangt in dit argument allereerst af van economische systemen en ook vandaag is dit nog zo, naast scholing en het kind als consument. Echter, ook culturen en familiestructuren spelen een rol. Daarom is er geen enkele traditionele agrarische kindertijd en geen enkele moderne kindertijd.
Er zijn wel twee basale vragen. De eerste is: beschrijft het moderne model van de kindertijd de nabije toekomst van kindertijd in de wereld, met een toenemend aantal samenlevingen dat dichterbij het model komt? (Dus: verminderen de verschillen tussen de samenlevingen als het gaat om de kindertijd?) De tweede vraag is we zouden willen dat dit gebeurt.
Huidige kindertijden zijn diep verdeeld door waarden, door welvaart of armoede, door politieke chaos of stabiliteit. Behalve dit aspect van diversiteit in de realiteit, is er ook een realiteit van wat trends.
Elke wereldgeschiedenis met een moderne focus krijgt te maken met de balans tussen regionale en globale kenmerken.
Sociale klasse en geografie worden betrokken bij het debat over de overgang naar het moderne model van de kindertijd vanwege variaties in opvattingen en bronnen in samenlevingen. Het moderne model van de kindertijd is ook maar een deel van het verhaal.
Behalve aan de positieve kanten van het moderne model, moet er ook aandacht worden besteed aan de positieve kanten van de meer traditionele agrarische kindertijd, zoals gehoorzaamheid van kinderen aan de ouders.
Er zijn twee verontrustende zake: 1) de neiging van de meeste internationale bewegingen om de geldigheid van de moderne normen van de kindertijd aan te nemen en erop aan te dringen dat iedereen aan deze normen voldoet. 2) het verminderde belang van de kindertijd in de samenlevingen waar het moderne model het verst is doorgevoerd.
Verandering blijft voortduren. Er blijven nieuwe ziektes en nieuwe patronen van geweld onder kinderen ontstaan. Implicaties van de verdere implementatie van het moderne model veroorzaakt ook verandering. Er is een globale trend richting de uitbreiding van de kindertijd. Een andere verandering is een algemene vermindering van sekseverschillen onder kinderen.
Childhood in World History - Stearns - TentamenTests - 2e druk
Oefenvragen (meerkeuze)
Wat voor opvattingen zijn er over kindheid gevormd gedurende de wereldgeschiedenis? - CH.1
1) Waarom bestond er in de jaag- en verzamelcultuur weinig statusverschil tussen de mannen en vrouwen?
Wat zijn de eerste grote veranderingen in opvatting over de kindertijd in agrarische maatschappijen? - CH.2
2) In de jaag en verzamelcultuur waren er weinig kinderen per groep. Welke reden hiervoor hoort niet in het rijtje thuis? (hoofdstuk 2)
Niet genoeg voedsel.
Regelmatig reizen (verdertrekken).
De zoogperiodes van de vrouw werden verlengd.
Er vonden kindermoorden plaats.
Kinderen werden als onbelangrijk gezien.
Wat zijn veranderingen in opvatting over de kindertijd in klassieke beschavingen? - CH.3
3) Welke bewering is juist?
1.In de Mediterrane beschaving werd de kindertijd bijna altijd gezien als een gewenste staat.
2.In de chinese beschaving werd de kindertijd bijna nooit gezien als een gewenste staat.
Bewering 1 is juist, bewering 2 is onjuist.
Bewering 2 is juist, bewering 1 is onjuist.
Beide beweringen zijn juist.
Beide beweringen zijn onjuist.
Wat is de impact van de religieuze veranderingen in opvatting over de kindertijd in de postklassieke geschiedenis? - CH.4
4) Welke religie was/is heel flexibel en mengt zich vaak met lokale patronen?
Het boedhisme.
De islam.
Het christendom.
Wat zijn contacten en contrasten in de postklassieke wereld met betrekking tot de kindertijd? - CH.5
5) Tot welke groep kan Mischa de Winter gerekend worden?
De traditionalisten.
De revisionisten.
Hoe is het Westerse model van kindertijd veranderd in de moderne tijd? - CH.6
6) Wat had het moderne model voor invloed op geslachtsonderscheid?
Het onderscheidt tussen jongens en meisjes werd groter.
Het onderscheidt tussen jongens en meisjes bleef gelijk.
Het onderscheidt tussen jongens en meisjes werd minder.
Hoe oefende het kolonialisme druk uit op het Westerse model van kindertijd? - CH.7
7) Waarom was de nieuwe slavenhandel erger dan de traditionele slavensystemen?
Hoe ziet de moderne kindertijd in Azië eruit? - CH.8
8) Wat waren twee belangrijke veranderingen van scholing in Azië na de invoering van de nieuwe onderwijs code in 1872?
De eerste verandering is nieuwe aandacht voor nieuwe vakken zoals wetenschap en moderne vreemde talen en de tweede verandering is dat alle burgers onderwijs konden volgen, ongeacht sociale klasse.
Onderwijs werd meer toegespitst op sociale klasse en het onderwijs was vooral voor jongens.
Het geslachtsonderscheid werd groter en er kwamen meerdere niveaus van scholing.
Wat zijn opvattingen over de kindertijd tijdens de communistische revoluties? - CH.9
9) Wat was volgens de communisten de meest ideale opvoedgroep voor kinderen?
a. De jeugd.
b. Het gezin.
c. De crèche.
d. De familie.
Wat zijn opvattingen over de kindertijd in welvaartsstaten tijdens twintigste en eenentwintigste eeuw? - CH.10
10) Welk argument kan niet gebruikt worden als tegenwerping van Ellen Key’s bewering?
a. Volwassenen geven steeds vaker de voorkeur aan hun werk i.p.v. aan de opvoeding.
b. Volwassenen maken zich zorgen over het kind als argument.
c. Volwassenen maken zich zorgen over de gezondheid en veiligheid van het kind.
d. Volwassenen maken zich zorgen over de toegenomen aandacht die kinderen krijgen door de gezondheidszorg.
Hoe zorgen oorlog en geweld in de twintigste en eenentwintigste eeuw voor ontwrichtende opvattingen over kindheid? - CH.11
11) Kindsoldaten die gedwongen werden te vechten ……..?
a. hadden vaak het verlangen snel weer terug naar huis te keren.
b. vonden het moeilijk om weer naar huis te gaan.
Wat zijn veranderingen in opvatting over de kindertijd ten gevolge van de globalisatie? - CH.12
12) Vier facetten van de globalisatie hadden vooral invloed op de kindertijd. Welke hoort niet in het rijtje thuis?
a. Nieuwe migratiepatronen.
b. Inspanningen van internationale politieke groepen.
c. Economische globalisatie.
d. Culturele globalisatie.
e. Het toegenomen aantal kinderen.
Wat is het dilemma van het kindergeluk? - CH.13
13) Klopt de volgende bewering?
In traditionele samenlevingen waren kinderen ongelukkig.
Ja, want ouders deden geen moeite om hun kinderen gelukkig te maken.
Ja, want ze hadden het zwaar.
Nee, er is geen reden om dat te denken, alleen het idee van geluk ontbrak.
Antwoorden
1) Het werk van mannen en vrouwen was economisch gezien even belangrijk.
2) E
3) B. In beide beschavingen werd de kindertijd over het algemeen als ongewenst gezien.
4) A. Deze religie had geen kerkelijk boek, waardoor er meer vrijheid was wat betreft voorschriften over de praktijk.
5) B. De winter is een revisionist, omdat hij wijst op aspecten van de premoderne kindertijd die heel positief zijn, zoals het hele dorp dat op kinderen let i.p.v. de individualisering die nu plaatsvindt.
6) C. Door minder kinderarbeid waren er minder verschillende orientaties voor jongens en meisjes en de nadruk lag voor meisjes minder op het moederschap.
7) Door de nieuwe slavenhandel werden families van elkaar gescheiden en in een andere cultuur geplaatst.
8) A. De nieuwe onderwijs code in Azië hield a in.
9) A. Communisten vonden ouders niet geschikt voor de opvoeding. Er was een sterke nadruk op jeugdgroepen.
10) D. Ellen Key beweerde dat de twintigste eeuw de eeuw van het kind was. Ze was erg optimistisch over de kindertijd. Antwoorden a,b en c zijn tegenargumenten tegen haar bewering
11) B
12) E
13) C
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Contributions: posts
Spotlight: topics
Childhood in world history van Strearns - Studiemateriaal
Childhood in world history van Strearns - Studiemateriaal
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2481 | 1 |
Add new contribution