De Arresten en Jurisprudentie Bundel
- 905 keer gelezen
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Vaardigheden (juridische): instrumenten die nodig zijn voor het op systematische wijze oplossen van casus.
Bestuursprocesrecht: de rechtsregels die de handhaving betreffen van de regels van het bestuursrecht.
Bestuursrecht: de rechtsregels die de verhouding tussen overheid en burger betreffen.
Burgerlijk recht: de rechtsregels die de betrekkingen tussen burgers onderling regelen.
Burgerlijke rechtsvordering: het burgerlijke procesrecht.
Procesrecht: de rechtsregels die de handhaving regelen van de regels van materieel recht.
Staatsrecht: de rechtsregels die de organisatie en inrichting van de staat betreffen.
Strafprocesrecht: de rechtsregels die de handhaving van het materiële strafrecht bepalen.
Strafrecht: de rechtsregels die bepaalde handelingen strafbaar stellen en daaraan een sanctie verbinden.
Verdrag: overeenkomst tussen staten.
Alternatieve voorwaarden: de rechtsregel bevat meerdere voorwaarden voor het intreden van het rechtsgevolg waarbij geldt dat een geval slechts aan één voorwaarde hoeft te voldoen.
Constructie: een rechtsregel waarin de wetgever uiteenlopende verschijnselen onder één noemer vat.
Cumulatieve voorwaarden: de rechtsregel bevat meerdere voorwaarden voor het intreden van het rechtsgevolg waarbij geldt dat een geval moet voldoen aan alle voorwaarden.
Enuntiatieve of niet-limitatieve opsomming van voorwaarden: een rechtsregel bevat meerdere alternatieve voorwaarden voor het intreden van het rechtsgevolg, waarbij geldt dat een geval ook aan andere dan de genoemde alternatieve voorwaarden kan voldoen.
Fictie: een rechtsregel die een situatie behandelt alsof hij een ander soort situatie is.
Kwalificatieregels of definitiebepalingen: een rechtsregel die een omschrijving omvat van begrippen.
Limitatieve opsomming van voorwaarden: een rechtsregel bevat meerdere alternatieve voorwaarden voor het intreden van het rechtsgevolg, waarbij geldt dat een geval slechts aan één van deze genoemde alternatieve voorwaarden behoeft te voldoen.
Normatieve rechtsregels: rechtsregels die zich richten op het sturen of beoordelen van gedrag.
Rechtsregel: een algemeen verbindend voorschrift.
Verwijzingsregels of schakelbepalingen: deze rechtsregels verklaren een rechtsregel van toepassing buiten de wettelijke regeling waarvan zij deel uitmaken.
Enkelvoudige argumentatie: Argumentatie waarbij slechts twee argument noodzakelijk zijn om een standpunt te ondersteunen, waarbij één argument ziet op de feiten en één op de algemene regel.
Meervoudige argumentatie: argumentatie bestaande uit verschillende argumenten die los van elkaar staan.
Nevenschikkende argumentatie: argumentatie bestaande uit verschillende met elkaar samenhangende argumenten.
Onderschikkende argumentatie: argumentatie waarbij een argument nader wordt ondersteund door andere argumenten.
Syllogisme: logische redenering bestaande uit twee premissen en een conclusie.
Appèl: hoger beroep.
Cassatie: hoger beroep bij de Hoge Raad, gericht op de vernietiging van het vonnis van de lagere rechter vanwege schending van het recht (incorrecte toepassing van het recht) of verzuim van vormen (procedurele fouten).
Civielrechtelijke procedure: procedure over een geschil inzake een regel van privaatrecht tussen twee burgerlijke partijen.
Conclusie: advies van de Advocaat-Generaal bij het parket van de Hoge Raad over een zaak onder cassatie.
Dagvaardingsprocedure: privaatrechtelijke procedure over een geschil.
Incidenteel appèl: het als reactie op het principaal appèl ingestelde hoger beroep.
Kort Geding: spoedprocedure bij de civiele rechter, leidend tot een voorlopige voorziening.
Principaal appèl: het als eerste ingestelde hoger beroep.
Verzoekschriftprocedure: privaatrechtelijke procedure over een administratieve kwestie.
Openbaar Ministerie: vervolgende instantie in strafrechtzaken, valt hiërarchisch onder de minister van Justitie.
Parket: kantoor van het OM bij de verschillende rechterlijke instanties.
Tenlastelegging: schriftuur in de strafrechtelijke dagvaarding die de feiten behelst waarvan iemand verdacht wordt en de strafrechtelijke gronden.
Belanghebbende (bestuursrecht): de direct door een overheidsbesluit getroffen partij en anderen wiens belangen door dit besluit getroffen zijn.
Beschikking: overheidsbeslissing gericht tegen één partij.
Besluit: overheidsbeslissing van algemene strekking.
Bestuursrecht: regelt de verhouding tussen overheid en burger en tussen overheidsorganen onderling.
Bezwaarschriftprocedure: voorfase van de bestuursrechtelijke procedure waarin een belanghebbende bezwaar aantekent bij het orgaan dat het hem treffende besluit nam.
A contrario-redenering: argumentatie op basis van het essentiële verschil tussen de feiten uit de casus en de juridisch-relevante feiten waarop een rechtsregel betrekking heeft.
Analogie-redenering: argumentatie op basis van de relevante gelijkenis tussen de feiten uit de casus en de juridisch-relevante feiten waarop een bestaande rechtsregel betrekking heeft.
Anticiperende interpretatie: interpretatie met een beroep op een wet die nog in werking moet treden.
Extensieve interpretatie: het resultaat van interpretatie waardoor het bereik van een rechtsregel wordt uitgebreid.
Grammaticale interpretatie: interpretatie met een beroep op het spraakgebruik of het juridisch-technisch gebruik van een term.
Interpretatie: het toekennen van een betekenis aan (juridische) termen.
Lex posterior-regel: voorrangsregel die stelt dat de jongere regel boven de oudere regel gaat.
Lex specialis-regel: voorrangsregel die stelt dat de bijzondere regel boven de algemene regel gaat.
Lex superior-regel: voorrangsregel die stelt dat de hogere regel boven de lagere regel gaat.
Objectieve of heteronome elementen: de elementen uit de wet die wegen bij het rechterlijk oordeel.
Open normen: rechtsregels met vage termen.
Precedent: gezaghebbende oudere uitspraak van een meestal hogere rechter.
Rechtshistorische interpretatie: interpretatie met een beroep op de historische totstandkoming van een rechtsregel of leerstuk.
Restrictieve interpretatie: het resultaat van interpretatie waardoor het bereik van een rechtsregel wordt beperkt.
Subjectieve of autonome elementen: de elementen die verband houden met de eigen belangenafweging door een rechter bij zijn oordeel.
Systematische interpretatie: interpretatie vanuit het systematisch verband waarin een regel staat binnen wettelijke regeling, wet of systeem van het recht.
Teleologische interpretatie: interpretatie met een beroep op het doel van een rechtsregel.
Voorrangs- of conflictregels (in het kader van rechtsvinding): richtlijnen voor de bepaling van de voorrang van verschillende rechtsregels indien deze met elkaar conflicteren
Wetshistorische interpretatie: interpretatie met een beroep op de bedoeling van de wetgever zoals neergelegd in de parlementaire geschiedenis.
Drogreden: overtuigende redeneringen die bij kritische beschouwing ongefundeerd zijn of zelfs misleidend.
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution