Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

BulletPointsamenvattingen van Cognitive psychology van Gilhooly - 1e druk

Ultra korte samenvatting per hoofdstuk bij Cognitive psychology van Gilhooly - 1e druk

Wat is cognitieve psychologie? - Bulletpoint 1

  • Cognitieve psychologie is de studie naar hoe mensen informatie vergaren, opslaan in het geheugen en terughalen, en hoe mensen met informatie werken om doelen te bereiken. Mentale representaties spelen hierbij een grote rol.
  • Benaderingen binnen de cognitieve psychologie: associationisme, introspectionisme, behaviorisme, informatieverwerkingsbenadering, connectionisme, functionalisme.

  • Cognitieve neuropsychologie: onderzoekt de effecten van hersenschade op gedrag. Doel: erachter komen hoe psychologische functies zijn georganiseerd. Modulariteit stelt dat cognitie bestaat uit een groot aantal onafhankelijke verwerkingseenheden die apart van elkaar werken en op relatief specifieke domeinen toepasbaar zijn.

  • Er zijn 2 soorten hersenscans; structural imaging (MRI) en functional imaging (EEG, PET & fMRI).
    Reverse inference is een veelgebruikte methode om cognitieve processen te verbinden met de uitkomsten van hersenscans.

  • Hersenactiviteiten zouden ook als genetwerkt kunnen worden beschouwd in plaats van als gelokaliseerd. Er bestaat mogelijk een Default Mode Network die interne taken reflecteert.

Wat zijn de principes van perceptie? - Bulletpoint 2

  • Perceptie is het geheel van processen waardoor sensorische ervaringen worden georganiseerd tot een begrip van de wereld om ons heen. Het staat op een continuüm tussen sensatie en cognitie. Vanwege het inversieprobleem en de beperkte werking van menselijke sensorische organen, kunnen mensen nooit voldoende informatie verwerken om de fysieke wereld exact te beschrijven.

  • Er zijn twee perceptieprincipes: bottom-up versus top-down verwerking en het waarschijnlijkheidsprincipe.
    Er zijn twee perceptietheorieën: de informatieverwerkingsbenadering en de belichaamde benadering van cognitie.

  • Perceptie vindt plaats via drie systemen: het visuele systeem, het auditieve systeem en het somatoperceptiesysteem (combinatie van proprioceptie en vestibulaire sensatie, en tastzin).

  • Er zijn twee theoretische verklaringen over de manier waarop het perceptuele systeem informatie uit de verschillende zintuigen combineert: De modality appropriate-hypothese en de minder onderzochte maximale waarschijnlijkheidsschatting-theorie.

  • Er zijn vijf theorieën om herkenning van een object te verklaren: de kenmerkanalyse, het pandemoniummodel, de prototypetheorie, recognition by components approach (RBC) en de meervoudige benaderingstheorie.
    Stoornissen in de visuele perceptie: visuele agnosie en prosopagnosie.

  • Om gebeurtenissen en situaties te herkennen, zijn schema’s belangrijk.

  • Voor sociale herkenning zijn gezichten, stemmen en beweging belangrijk.

Wat zijn de processen van aandacht en bewustzijn? - Bulletpoint 3

  • Volgens het aandachtssysteem zijn er drie afzonderlijke systemen voor alarmering, oriëntatie en uitvoerende functies.

  • Er zijn twee belangrijke verklaringen voor het vermogen tot dichotisch luisteren: de filtertheorie en de bronnentheorie. De bronnentheorie wordt ondersteund door het duale taakparadigma.
    Kritiekpunt bronnentheorie: hoe ‘weet’ ons aandachtsysteem welke gebeurtenissen in de omgeving belangrijk genoeg zijn om de aandacht op te richten?

  • Volgens het normalisatiemodel van aandacht heeft aandacht twee functies, waarbij normalisatie een rol speelt: het vermogen om sensitiviteit voor zwakke stimuli te vergroten als die onafhankelijk gepresenteerd worden en het vermogen om de impact van voor de taak irrelevante afleiders te verminderen als er meerdere stimuli gepresenteerd worden.

  • Er zijn binnen het onderzoek naar aandacht twee algemene trends: de nadruk op zicht als primaire modaliteit om aandachtsmodellen te verkennen en de ontwikkeling van experimentele paradigma’s, zoals visuele zoektocht, duale-taakinterferentie, inhibition of return en attentional blink.

  • Er zijn twee algemene benaderingen van de functie van bewustzijn: het bewust inessentialisme en het epifenomenalisme.

  • Als er onderscheid wordt gemaakt tussen aandacht en bewustzijn, is het belangrijk onderscheid te maken tussen fenomenaal bewustzijn en toegangsbewustzijn.
    Bewustzijn blijkt verdeeld over beide hemisferen. De methode neurale correlaten van bewustzijn (NCC) tracht te onderzoeken hoe hersenactiviteit verandert als een stimulus al dan niet bewust wordt waargenomen.

Welke verschillende onderdelen en functies heeft het geheugen? - Bulletpoint 4

  • Het geheugen (langetermijn-, kortetermijn-, en werkgeheugen) heeft verschillende functies: encoderen, opslaan en terughalen.

  • Het sensorisch geheugen bestaat uit verschillende onderdelen: iconisch geheugen, egoïsch geheugen en haptisch geheugen.

  • Volgens het model van Atkinson-Shiffrin wordt informatie eerst opgeslagen in de sensorische opslag. Opvallende informatie wordt overgedragen naar het kortetermijngeheugen (KTG). Of informatie wordt opgeslagen in het langetermijngeheugen (LTG) hangt af diverse factoren. Herhaling bevordert overdracht naar het LTG en verval en vervanging belemmeren overdracht naar het LTG. Diverse onderzoeken ondersteunen het onderscheid tussen LTG en KTG.

  • Naast het KTG en LTG wordt er ook een werkgeheugen (WG) verondersteld. Volgens Baddeley’s werkgeheugenmodel slaat het WG informatie tijdelijk op en speelt het een belangrijke rol bij verwerking. Volgens dit model bestaat het WG uit vier componenten: de fonologische lus, het visueel-ruimtelijke schetsblok, de centrale uitvoerder (=belangrijkste onderdeel) en de episodische buffer.

Wat zijn de functies en structuur van het langetermijngeheugen? - Bulletpoint 5

  • Het amnestisch syndroom is een permanente en doordringende geheugenstoornis waarbij sprake is van zowel anterograde als retrograde amnesie. Het taalvermogen en besef van concepten blijft vaak wel intact.

  • Volgens het meervoudige geheugensystemenmodel bestaat het LTG uit diverse componenten die verantwoordelijk zijn voor verschillende soorten herinneringen, namelijk het niet-declaratieve/
    impliciete geheugen en het declaratieve/expliciete geheugen.

  • Niet-declaratief geheugen speelt een rol bij veel verschillende taken, zoals klassieke conditioneren, leren van gewoontes, motorische vaardigheden en priming. Het procedurele geheugen is een voorbeeld van niet-declaratieve herinneringen.

  • Declaratief geheugen kan worden onderverdeeld in episodisch geheugen en semantisch geheugen. Voorbeelden van episodisch geheugen zijn prospectief geheugen en autobiografisch geheugen. Metageheugen is een voorbeeld van semantisch geheugen.

Hoe leert en vergeet men? - Bulletpoint 6

  • Volgens de theorie van verwerkingsniveaus leidt oppervlakkige encodering tot zwak behoud en diepe encodering tot verbeterd behoud van een herinnering. Nadeel van deze theorie: er is geen objectieve maat voor de diepte van de verwerking
  • Geheugenstrategieën die geheugenprestatie verbeteren: categorisatie, methode van loci en interacterende beelden.

  • Het principe van encoderingsspecificiteit stelt dat als de context bij het terughalen lijkt op de context bij het encoderen, dat het geheugen dan beter werkt (contactafhankelijke terughaling).
    Het spacing-effect verwijs naar het verschijnsel dat materiaal dat op verspreide momenten geleerd wordt, beter onthouden wordt dan materiaal dat in één aansluitende sessie wordt geleerd.

  • Interferentie is een belangrijke oorzaak van vergeten. Proactieve interferentie: wanneer eerder geleerd materiaal later leren verstoort. Retroactieve interferentie: wanneer later leren het herinneren van eerder geleerd materiaal verstoort. Een veelgebruikte methode bij onderzoek naar vergeten is het gepaarde associaties paradigma.

  • Herinneringen lijken in de loop der tijd te consolideren (versterken). Lange-termijnpotentiatie (LTP) wordt beschouwd als een belangrijk mechanisme bij leren en herinneren.

  • Een aantal geheugenparadigma’s: Het Retrieval-induced forgetting (RIF)-paradigma, het direct vergeten-paradigma en het denken/niet denken-paradigma.
    De ecologische validiteit vormt een belangrijk probleem met betrekking tot onderzoeken naar geheugen.

  • Ondanks dat flashbulb memories veel onnauwkeurigheden bevatten, hebben mensen juist bij deze herinneringen veel vertrouwen in hun geheugen.

  • Er zijn drie manieren/stijlen waarop te studeren: oppervlakkig leren, diep leren en strategisch leren.

Welke representaties van kennis zijn er? - Bulletpoint 7

  • We gebruiken concepten om alle objecten die in een bepaalde categorie horen, te representeren.
  • Benaderingen van de term ‘concepten’: definitiebenadering, prototypebenadering, modelgebaseerde benadering (modeltheorie/exemplar theory), op theorie en kennis gebaseerde benadering, essentialisme (3 typen concepten; nominale concepten, natuurlijke concepten en artefactconcepten), informatieverwerkingsbenaderingen (gegronde versus amodale representaties).

  • Er wordt aangenomen dat visuele verbeelding en visueel-ruimtelijke verwerking van dezelfde mentale en neurale bronnen gebruik maken.

  • De Duck-Rabbit figure en de Necker Cube zijn voorbeelden van ambigue figuren die alternatieve en elkaar afwisselende structuren genereren. Uit onderzoek naar dit soort figuren blijkt dat mensen een vaste interpretatie hebben van mentale beelden, terwijl dit bij fysieke beelden niet het geval hoeft te zijn.

  • De occipitale kwab en de vroege visuele cortex blijken een rol te spelen bij verbeelding.

Wat is het motorisch systeem? - Bulletpoint 8

  • Het motorsysteem omvat de onderdelen van de centrale en perifere zenuwstelsels, samen met de spieren, gewrichten en botten die beweging mogelijk maken.

  • Benaderingen van motorische controle: equilibriumhypothese, dynamische systeemtheorie, optimale controletheorie.

  • Bovengenoemde drie theorieën leveren allemaal een belangrijke bijdrage aan de uitleg van hoe motorische controle werkt. De equilibriumhypothese laat zien dat de complexiteit van een motorisch plan gesimplificeerd kan worden aan de hand van eigenschappen van spieren. De dynamische systeemtheorie laat zien dat overgangen tussen verschillende actiestaten kunnen worden uitgelegd aan de hand van de ontwikkeling van een systeem over tijd. De optimale controletheorie zorgt ervoor dat optimale organisatorische principes kunnen worden geïntegreerd in het systeem van het plannen, produceren en waarnemen van onze acties. Elke theorie legt echter maar een deel uit van gedrag en theorie.

  • Theorieën van bewegingen in interactie met andere cognitieve processen: associatieve kettingtheorie, hiërarchische modellen van actieproductie (terugkerende netwerken).

  • Actiedisorganisatie-syndroom is een bewegingsstoornis (apraxia) waarbij de patiënt het vermogen verliest om bepaalde motorische handelingen uit te voeren, terwijl de sensorische en motorische systemen nog intact zijn.

  • Theorieën van actierepresentatie waarbij cognitieve representaties van actie zich mensen met representaties van zowel perceptie als actie: ideomotortheorie (uitgewerkt binnen het kader van common coding, er bestaat volgens deze theorie een laag van presentatie waar event codes en action codes overlappen), benadering spiegelmechanismen (spiegelneuronen), en de belichaamde benadering van cognitie (metaforische gebaren).

Op welke manieren zijn problemen op te lossen? - Bulletpoint 9

  • Er zijn diverse typen problemen: kennisrijke versus kennisarme problemen, tegenstander versus niet-tegenstander problemen.

  • Er zijn diverse benaderingen van probleem oplossen:
    (1) De Gestalt-benadering ziet probleem oplossen als herstructurering, waarbij inzicht en begrip een grote rol spelen. (2) De informatieverwerkingsbenadering vergelijkt het menselijk probleem oplossen met computerstrategieën en omvat de volgende concepten: de probleemruimte, wat onderverdeeld wordt in de subtypen toestand-actie-ruimte en doel-subdoel-ruimte.

  • Twee recente theorieën leggen probleem oplossen aan de hand van inzicht:
    (1) De representationele veranderingstheorie legt inzicht uit aan de hand van de volgende fases: probleemperceptie, probleem oplossen, impasse, herstructurering (constraint relaxation voor nodig), en deels en vol inzicht. (2) De voortgangsbewakingstheorie stelt dat de belangrijkste bron van moeilijkheid bij inzichttaken het gebruik van ontoepasselijke heuristieken is.

  • Theorieën van creatief probleem oplossen:

  • Walla’s vier-fasen-analyse. De vier fases zijn: voorbereiding, incubatie (cruciaal voor probleem oplossen), illuminatie en verificatie.
  • Informatieverwerkingstheorie van creatieve processen: geneplore model.
  • De belichaamde benadering van cognitie stelt dat perceptuele representaties van de wereld verbonden zijn met actierepresentaties.

Hoe maakt men beslissingen? - Bulletpoint 10

  • De utiliteitstheorie speelt utiliteit een zeer belangrijke rol bij het maken van een beslissing.

  • De verwachtingstheorie legt beslissingen uit aan de hand van relatieve winst en verlies. Belangrijke begrippen die hierbij een rol spelen zijn verliesaversie en het endownment effect.

  • Bij het maken van kansbeoordelingen spelen de beschikbaarheids-, de representativiteits- en de affectheuristiek een grote rol.

  • Het is moeilijk een beslissing te maken tussen opties die op veel attributen van elkaar verschillen. Er worden diverse beslisprocessen voor alternatieven met meervoudige attributen voorgesteld: de theorie van meervoudige-attributen-utiliteit, eliminatie door aspecten en satisficing. Mensen blijken in de praktijk vaak niet slechts één beslissingsstrategie te hanteren.

  • Volgens de twee-systemen-benadering van beslissingen zijn er twee afzonderlijke cognitieve systemen; systeem 1 zorgt voor snel intuïtief denken en systeem 2 voor langzaam, bewust denken. Bij het maken van beslissingen wordt één van de twee systemen gebruikt, afhankelijk van het belang van de beslissing.

  • Neuro-economie laat zien dat utiliteit of plezier van een bereik aan opties gepresenteerd kan worden door beloningssystemen in de hersenen.

Wat is inductief en deductief redeneren? - Bulletpoint 11

  • Er zijn twee verschillende soorten deductief redeneren: propositioneel redeneren (aan de hand van inferentieregels) en syllogistisch redeneren.

  • Twee voorbeelden van veelvoorkomende foutieve redeneringen bij propositioneel redeneren zijn: (1) bevestigen van de consequent, en (2) ontkennen van de antecedent.
    Twee benaderingen voor propositioneel redeneren zijn de mentale logische benadering en
    mentale modellenbenadering. Middels deze laatste benadering kan de figurele bias worden verklaard. Daarnaast is deze benadering ook van toepassing op syllogistisch redeneren.

  • Verklaringen voor foutieve redeneringen bij syllogistisch redeneren: (1) mensen blijken meer moeite te hebben met syllogismen wanneer de termen abstract zijn, (2) het atmosfeer effect zorgt voor problemen, (3) conversie-effecten, en (4) probabilistische inferentie.

  • Er zijn twee soorten inductieve taken: hypothese testen (middels de vier-kaarten-selectietaak) en hypothese genereren (middels de reversed 20 questions task). Bij beide processen geldt dat de hypothese niet definitief kan worden bewezen, maar wel kan worden weerlegd.

  • Mogelijke verklaringen voor het slecht presteren op de vier-kaarten-selectietaak: (1) verkeerde interpretatie van de taak, (2) matching bias, en (3) herkenbaarheid van voorgelegde situaties. Deontische regels werken faciliterend voor prestatie op deze taak.

Wat is taalproductie? - Bulletpoint 12

  • Spraakproductie is conceptueel gedreven: het is een top-down proces dat beïnvloed wordt door cognitieve processen, zoals gedachten, overtuigingen en verwachtingen.

  • Grice identificeerde vier conversatieregels of maximes van effectieve conversaties: de maxim van kwantiteit, de maxim van kwaliteit, de maxim van relevantie en de maxim van manieren. Wanneer een van deze regels gebroken wordt, vergt het meer cognitieve verwerking om een gesprek te begrijpen of te reageren op de ander.

  • Modulaire theorieën stellen dat spraakproductie door een series van fasen/niveaus gaat, met elk een ander type verwerking. Tot de modulaire theorieën behoren het model van Garrett en het model van Levelt
    Interactieve theorieën maken gebruik van het concept van verspreidende activatie in een lexicaal netwerk, waarbij verwerking interactief is; activatie van één niveau kan verwerking op andere niveaus beïnvloeden. Het model van Dell is een interactieve theorie.

  • Bij de meeste mensen is spraak gelateraliseerd in de linker hemisfeer. De rechter hemisfeer speelt een rol in emotionele aspecten van spraak en aspecten van niet-letterlijke spraak.

  • Het Wenicke-Geschwind model is een vereenvoudigd model van taalfunctie dat gebruikt wordt als basis voor het classificeren van afasiestoornissen (bijv. Broca’ en Wernicke’s afasie).

  • Het Hayes en Flower model van schrijven stelt een cognitieve benadering van schrijven voor die zich richt op drie domeinen: de taakomgeving, het langetermijngeheugen, en de onmiddellijke cognitieve aspecten van het schrijfproces. Ook stelt het model drie fasen van schrijven voor; plannen, vertalen en herzien.

Welke processen van taalbegrip zijn er? - Bulletpoint 13

  • Prosodie verwijst naar alle aspecten van een uiting die niet specifiek zijn aan de woorden zelf.

  • Problemen die kunnen optreden bij het begrijpen van spraak zijn het invariantieprobleem, het segmentatieprobleem en een slip of the ear.

  • De volgende factoren spelen een rol bij accuraat spraakbegrip: de klemtoongebaseerde strategie, categorische perceptie, het rechteroor-voordeel, het foneem-restoratie-effect en visuele aanwijzingen.

  • Er zijn diverse modellen van spraakperceptie die proberen uit te leggen hoe informatie van de continue spraakstroom die we horen contact maakt met onze opgeslagen kennis over woorden. De modellen vallen in twee categorieën. Het cohortmodel gaat er vanuit dat processen van spraakperceptie modulair zijn. Het TRACE-model gaat er vanuit dat processen interactief zijn.

  • Er zijn een aantal factoren die invloed hebben op lexicale toegang: het frequentie-effect, priming effecten, syntactische context en lexicale ambiguïteit.

  • Middels parsing kunnen we in ons hoofd de syntactische structuur van een zin representeren. Frazier beschreef twee hoofdstrategieën voor parsing: minimale hechting en late sluiting.

  • Er bestaan over de hele wereld verschillende soorten schriften, namelijk: logografische schriften, syllabische schriften, consonantale schriften en alfabetische schriften.

  • Het duale route-model van lezen stelt dat er drie routes zijn voor lezen: (1) de grafeem-naar-foneem conversieroute, (2) de lexicale route, en (3) de route buiten het semantische systeem.

  • Het gebied van Wernicke lijkt het meest geassocieerd te zijn met taalbegrip. Ook het gebied van Broca speelt een belangrijke rol.

Wat is de connectie tussen emotie en cognitie? - Bulletpoint 14

  • Hersengebieden die een belangrijke rol spelen bij emotie zijn de amygdala en de insula.

  • Iedere cultuur kent zijn eigen vertoningsregels met betrekking tot emoties. Toch is er bewijs voor een basisset van emotionele uitdrukkingen over verschillende culturen.

  • Volgens Ekman zijn er zes basisemoties: vreugde, verdriet, woede, angst, verbazing en walging. Later kwamen daar een aantal emoties bij, waaronder trots, tevredenheid en haat.

  • Naast gezichtsuitdrukkingen, gaan ook bepaalde fysiologische verschijnselen, gedragingen, overtuigingen en gedachten gepaard met emoties.

  • Er zijn veel theorieën van emotie en cognitie, namelijk: (1) de James-Lange theorie, (2) de Cannon-Bard theorie, (3) de twee-factorentheorie, (4) de theorie van Zajonc (affective-primacy) en (5) de theorie van Lazarus (cognitive primacy).

  • Emoties kunnen invloed hebben op de volgende onderdelen: aandacht (aandachtsbias), perceptie en geheugen (flashbulb memories, gemoedstoestand-congruentie-effect).

 

Image

Access: 
Public

Image

This content refers to .....
Psychology and behavorial sciences - Theme

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Follow the author: Vintage Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2068