Burgerlijk procesrecht - B3 - Rechten - UU - Werkgroepcolleges (2015-2016)

Werkgroep 1

Vragen

Vraag 1

De toestemming die de rechter moet geven voor het leggen van conservatoir beslag (zie voor nadere informatie de inleiding bij week 6), berust op zeer summier onderzoek. Hij mag het verzoek bovendien toewijzen zonder de wederpartij (dus diegene op wiens goederen beslag zal worden gelegd) op te roepen. Bij deze gang van zaken lijkt een van de beginselen van art. 6 EVRM in het nauw te komen. Toch is van strijd met art. 6 EVRM geen sprake, omdat bij het wél oproepen van de wederpartij aan een ander beginsel onaanvaardbaar te kort zou worden gedaan. Om welke beginselen gaat het?

Vraag 2

Sinds begin 2012 huurt het echtpaar B. een woonhuis aan de Krusestraat in Rotterdam. In het huurcontract staat dat de huurders het huis niet langer dan een maand onbewoond achter mogen laten, tenzij zij van de verhuurder toestemming voor een langere tijd hebben verkregen. In de zomer van 2013 gaat het echtpaar tijdelijk terug naar het land waar zowel de man als de vrouw is geboren. Zij hebben geen toestemming gevraagd om het huis voor langere tijd onbewoond achter te mogen laten. Na drie maanden afwezigheid van het echtpaar begint de verhuurder een procedure tot ontruiming omdat het echtpaar niet aan de genoemde verplichting uit het huurcontract heeft voldaan. De dagvaarding (ook wel exploot) valt op de deurmat in de lege huurwoning. Ook het toewijzend verstekvonnis valt op deze mat. De ontruiming heeft al plaats gehad als het echtpaar na tien maanden terugkomt. Ze kunnen het huis niet in, want het slot is vervangen. Navraag bij de buren leert hen wat er is gebeurd. Het echtpaar stelt dat de man tijdens hun afwezigheid ernstig ziek is geweest en dat dat de reden is geweest waarom zij niet binnen een maand terug waren.

Becommentarieer deze procedurele gang van zaken in het licht van de relevante beginselen van art. 6 EVRM.

Vraag 3

a. Art. 6 EVRM geeft de burger geen ongelimiteerd recht op toegang tot de rechter. Geef aan op grond van welke criteria het Hof toetst of sprake is van een inbreuk op dit beginsel.

b. Hoe verhoudt het fenomeen verplichte procesvertegenwoordiging zich tot het recht op toegang tot de rechter?

Vraag 4

Marieke vordert van haar kerkgemeenschap € 8.000,-, zijnde het bedrag dat zij de afgelopen aantal jaren heeft gedoneerd aan de kerk. Zij voelt zich door de kerk onjuist bejegend en meent dat er sprake is geweest van misbruik van omstandigheden. Ter zitting blijkt dat de rechter lid is van de betreffende kerk en dat de rechter de pastor, eveneens aanwezig ter zitting, persoonlijk kent, aangezien deze vorig jaar zijn zoontje heeft gedoopt. Marieke vindt dit schandalig.

a. Welk verzoek kan Marieke doen? Hoe doet zij dit verzoek? Wie beoordeelt haar verzoek?

b. Heeft het verzoek kans van slagen? Maak bij uw antwoord onderscheid tussen de subjectieve en objectieve toets.

c. Behoort de behandeling van het verzoek toegankelijk te zijn voor derden?

Vraag 5

Geef per geval aan:

  1. of sprake is van een dagvaardings- of verzoekschriftprocedure;

  2. welke rechter(s) absoluut bevoegd is (zijn);

  3. welke rechter(s) relatief bevoegd is (zijn);

  4. tegen de uitspraak eventueel hoger beroep en/of cassatie kan worden ingesteld; zo ja, bij welke instantie.

a. De 19-jarige Wiebe, woonachtig te Utrecht, heeft op de snelweg bij Arnhem een ongeluk veroorzaakt met de auto van zijn vader. De gloednieuwe cabrio van mevrouw Jansen met een waarde van € 32.000 is hierbij total loss geraakt. Mevrouw Jansen, woonachtig te Maastricht, was op weg naar haar zuster in Velp. Zij wil schadevergoeding vorderen van Wiebe.

b. Francine studeert in Maastricht, maar woont nog bij haar ouders in Roermond. Zij is gek op DVD’s en bestelt deze onder meer bij het in Nieuwegein gevestigde Bol.com. Bij Bol.com staat inmiddels aan een bedrag van € 640,= aan facturen open. Aangezien Francine niet reageert op de aanmaningen en ingebrekestellingen, besluit Bol.com uiteindelijk de rechter in te schakelen.

c. Hema, gevestigd in Amsterdam Zuid Oost, heeft de arbeidsovereenkomst met Marijke opgezegd. De arbeidsovereenkomst is door Hema opgezegd omdat Marijke in verwachting is. Marijke is het niet eens met deze opzegging en start een procedure ex artikel 7:681 BW. Marijke woont in Amersfoort en werkt in het Hema filiaal in Utrecht op de Oudegracht.

d. Jan Kruisinga, huisarts in Roermond, ergert zich al jaren aan de kastanjeboom in de tuin van zijn buurman, Hans Verkerk. De boom groeit al jaren welig en neemt inmiddels al het zonlicht weg in de tuin van Kruisinga. Kruisinga heeft er genoeg van en vordert veroordeling van Verkerk tot het kappen van de kastanjeboom.

Vraag 6

a. Leg uit waarom ons gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich in beginsel tegen aansprakelijkheid van de staat voor een onjuist vonnis verzet.

b. Kan de Nederlandse staat aansprakelijk worden gesteld als een rechter een onzorgvuldig vonnis wijst?

Antwoordindicatie

Vraag 1

Het beginsel dat allereerst in het nauw wordt gedreven is het beginsel van hoor en wederhoor (art. 19 Rv). Iedere partij dient in de gelegenheid te worden gesteld hun standpunt naar voren te brengen en toe te lichten, en zich uit te laten over elkaars standpunten en over alle bescheiden en andere gegevens die in de procedure ter kennis van de rechter zijn gebracht, tenzij uit de wet anders voortvloeit (art. 6 EVRM). Als de rechter de wederpartij niet oproept en overgaat tot conservatoir beslag zonder dat deze wederpartij gehoord is, is dit een schending van dit recht van de wederpartij.

Echter, indien de wederpartij wél opgeroepen zou worden, wordt onaanvaardbaar tekort gedaan aan het beginsel van effectieve toegang tot de rechter. Als de wederpartij zijn zienswijze naar voren mag brengen, is er de kans dat het conservatoir beslag door de rechter wordt afgewezen. De eiser heeft dan geen poot om op te staan, en zijn toegang tot de rechter voor executoriaal beslag wordt belemmerd.

Vraag 2

De familie is niet gehoord. Het beginsel van hoor en wederhoor van art. 6 EVRM is in het geding. De familie heeft niet de kans gehad zich te verdedigen. De verhuurder wist dat de mensen er niet waren, en ging toch door met de procedure. Een zaak voor 10 maanden aanhouden is echter erg lang, dan is niet langer voldaan aan een redelijke termijn. De zaak zo lang aanhouden zou de effectieve toegang van de verhuurder tot de rechter in het geding brengen. Op grond van art. 47 Rv heeft de verhuurder niets fout gedaan. De termijn tot verzet (art. 143 Rv jo. 144 sub c Rv) is al verstreken. De familie kan dus niets doen.

Wanneer je niet weet dat je gedagvaard bent, moet die verzetstermijn opgerekt worden, omdat anders de toegang tot de rechter in het geding komt (jurisprudentie ontwikkeling). Hoelang die termijn dient te zijn, is echter niet vastgesteld.

Vraag 3

a. In eerste instantie kan al niet iedereen procederen. Niet iedereen heeft dus toegang tot de rechter, denk aan minderjarigen en onder curatele gestelden. De mensen die wél mogen procederen kunnen dit niet eindeloos doen. Dit is dus een beperking. De vraag is hoe het Hof toetst of deze beperking rechtvaardig is.

  • Wordt het recht op toegang tot de rechter in de kern aangetast?

  • Zo ja, is er voor deze beperking een legitiem doel (legitimate aim)?

  • Zo ja, is er proportioneel gehandeld?

Als er proportioneel gehandeld is kan de beperking gerechtvaardigd worden. Zo niet, is er sprake van een inbreuk op het recht van toegang tot de rechter. Indien het recht niet in de kern wordt aangetast (eerste stap) houdt het al op, er is dan geen rechtvaardiging nodig, omdat het buiten de reikwijdte valt. Een belangrijke uitspraak hierbij is Golder. Lees hierbij het artikel van P. Smits (p. 50)!

b. HR Airey/Ierland

Bij deze vraag is HR Airey/Ierland van belang. In deze zaak heeft mevrouw Airey niet de financiële middelen om zich een scheidingsprocedure te kunnen veroorloven. Het Ierse recht voorzag daar toen nog niet in. Er is dan dus een belemmering in toegang tot de rechter, omdat de kosten te hoog zijn. Het EHRM bepaalt dat art. 6 EVRM niet alleen theoretisch toegang tot de rechter moet waarborgen, maar ook praktisch en effectief. Mevrouw Airey is dus belemmerd in haar recht op toegang tot de rechter, omdat niemand haar hulp heeft geboden bij het betalen van de proceskosten. Hierdoor was procederen voor haar onmogelijk.

De toegang tot de rechter kan dus belemmerd worden door hoge proceskosten. Onder deze proceskosten vallen uiteraard ook de kosten van een advocaat. Stel dat er verplichte procesvertegenwoordiging is, wil dit zeggen dat men verplicht is een advocaat in te schakelen, als zij wil procederen. Zonder advocaat kun je dan geen procedure starten. Echter, als je geen geld hebt voor een advocaat, kun je dus niet procederen en wordt je om financiële redenen in je toegang tot de rechter belemmerd. Hier ligt dus een spanningsveld.

Vraag 4

a. Nu Marieke weet dat de rechter lid is van de kerk en de pastoor persoonlijk kent, is er volgens haar een schending van art. 6 EVRM. De rechter is namelijk persoonlijk betrokken bij de zaak en kan daardoor niet onpartijdig beslissen. De onpartijdigheid van de rechter is dus in het geding. Indien dit het geval is kan Marieke een verzoek doen tot wraking (art. 36/37 Rv).

Aantekening:

Nu de rechtszaak al begonnen is, geldt art. 37 lid 2 Rv. Marieke kan mondeling een wrakingsverzoek doen. De rechter had zich bij het zien van de procespartijen direct moeten verschonen (art. 40 Rv). De rechter kan formeel en informeel verschonen. Informeel: Naar een andere rechter; doe jij deze zaak voor mij? Formeel: Op de zitting je terugtrekken, omdat je dan onverwachts een bekende ziet.

b.

  • Subjectieve maatstaf (r.o. 47): uit subjectiviteit moet blijken dat de rechter ook daadwerkelijk onpartijdig handelt. Er ligt dus een bewijslast bij de verzoeker. Er moet bewezen worden dat de rechter partijdig is ‘’the personal impartiality of a judge must be presumed until there is proof to the contrary and in the present case there is no such proof’’. Wat zegt een rechter nou tijdens de zitting? > Gebleken persoonlijke overtuiging?

  • Objectieve maatstaf (r.o. 48): er moet een vermoeden zijn van de verzoeker dat de rechter onpartijdig zou zijn. De schijn van vooringenomenheid moet worden bewezen.

‘’In this respect even appearances may be of a certain importance’’. Feiten en omstandigheden. Onafhankelijk van het gedrag, feiten en omstandigheden?

In Arrest Hauschild/Denemarken is besloten dat de objectieve maatstaf gelding heeft (r.o. 48). In deze zaak doet Hauschildt een wrakingsverzoek, omdat de president van het rechterlijk college al eerder bij eerdere beslissingen tot voorlopige hechtenis van Hauschildt betrokken is geweest. Het EHRM kwam tot de conclusie dat de angst van partijdigheid bij Hauschildt terecht was, en dat er dus een schending was van art. 6 EVRM.

De objectieve toets wordt dus toegepast. Nu de rechter persoonlijke banden heeft met de pastoor en lid is van de kerk, gaat de kwestie hem persoonlijk aan en zou hij vooringenomen kunnen gaan handelen. Marieke kan dus gelijk krijgen.

c. Ja, volgens art. 39 Rv jo. 27 Rv is de terechtzitting openbaar. Gesloten deuren levert strijd met het beginsel van externe openbaarheid op. Er moet controle mogelijk zijn op wrakingszaken, het kan gene onderonsje worden.

Vraag 5

a.

  • Dagvaardingsprocedure (art. 261 lid 2 Rv jo. 78 Rv). Er is namelijk sprake van een

    vordering tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad (6:162 BW). Dit is geen verzoekschriftprocedure.

  • De civiele rechter is daartoe bevoegd (art. 93 sub a Rv). Bedrag is hoger dan €32.000, dus de kantonrechter is niet bevoegd. Deze is maar bevoegd tot aan €25.000,-

  • Bij een dagvaardingsprocedure kijk je naar de woonplaats van de gedaagde (art. 99 Rv). Dat is in dit geval dus arrondissementsrechtbank Utrecht in Midden-Nederland. Belangrijk hierbij is ook art. 102 Rv. Er is namelijk sprake van een onrechtmatige daad, de behandeling kan dan ook gebeuren in het arrondissement van de plaats van gebeurtenis, dus Arnhem (Oost-Nederland). De eiser mag kiezen welke rechtbank het wordt.

  • Hoger beroep bij Arnhem-Leeuwarden is mogelijk vanaf een vordering boven de €1750,- (art. 332 Rv jo. 60 Wet Ro).

b.

  • Dagvaardingsprocedure (art. 261 lid 2 Rv jo. 78 Rv). Er is namelijk sprake van een vordering op grond van wanprestatie (6:74 BW). Dit is geen verzoekschriftprocedure.

  • De rechtbank is hiertoe bevoegd (art. 42 Wet RO). Omdat het een bedrag lager dan 25.000 euro betreft, valt dit onder de sector kanton (art. 93 sub a Rv).

  • Bij een dagvaardingsprocedure kijk je naar de woonplaats van de gedaagde (art. 99 Rv). Dat is in dit geval dus Roermond, arrondissement Limburg. Ook Art. 101 Rv is belangrijk.

  • Hoger beroep wederom boven de €1750,-. Daarvan is in casu geen sprake. In cassatie gaan is wel mogelijk (art. 398 Rv).

c.

  • Verzoekschriftprocedure (art. 261 lid 2 Rv jo. 78 Rv). Dit staat in het artikel 7:685 BW.

  • De kantonrechter is bevoegd, sector civiel (art. 93 Rv).

  • Bij de verzoekschriftprocedure kijk je naar de woonplaats van de verzoeker, dus in dit geval Amersfoort (art. 99 Rv).

  • Volgens lid 11 van art. 7:685 Rv is geen hoger beroep of cassatie mogelijk.

d.

  • Dagvaardingsprocedure (art. 261 lid 2 Rv jo. 78 Rv). Op grond van hinder (art. 5:37 BW).

  • Er is sprake van een onbepaalde waarde. Nu zal dit lager zijn dan 25.000, dus kom je uit bij de kantonrechter (art. 93 sub b Rv).

  • Bij de dagvaardingsprocedure kijk je naar de woonplaats van de gedaagde. Nu maakt dit in casu niet uit, omdat beide partijen in Roermond wonen. Het gaat dus om arrondissementsrechtbank Roermond. Dit is dus arrondissementsrechtbank Limburg (art. 99 Rv). Belangrijk hierbij is ook art. 102 Rv, vanwege de onrechtmatige daad, en art. 103 Rv, omdat het een onroerende zaak betreft.

  • Hoger beroep is mogelijk bij een vordering hoger dan €1750,-. Dat zal die boom wel zijn (art. 332 Rv). Dan wordt het het Hof in Den Bosch.

Vraag 6

a. Je kunt niet voor eeuwig door blijven procederen over dezelfde kwestie. Er moet ooit een eind aan de procedures komen. De rechtszekerheid moet in acht worden genomen.

b. EHRM, Köbler: Dit kan alleen als er bij de voorbereiding iets is geschonden.

HR X/Staat 1971: Dit kan alleen als er fundamentele rechten zijn geschonden en hiertegen geen ander rechtsmiddel meer openstaat. Dit wordt dus opgerekt.

Noot Vranken bij Greenwold is hierbij van belang.

Werkgroep 2

Vragen

Vraag 1

In de inleiding bij deze week vindt u een schema van de dagvaardingsprocedure. Geef aan de hand van de wetsartikelen aan waarom in dit schema meerdere malen over ‘in beginsel’ en ‘eventueel’ wordt gesproken. Geef ook aan hoe het beginsel van hoor en wederhoor in deze procedure tot uitdrukking komt.

Vraag 2

P. Ingelse (uit: Commentaren op fundamentele herbezinning, Prinsengrachtreeks 2004/1, p. 337):

‘Maar was uw wederpartij dan in verzuim?’ vroeg een Haagse comparitierechter mij midden in de jaren tachtig. ‘Ja’, antwoordde ik, mijn cliënt heeft hem in gebreke gesteld’. Rare vraag, dacht ik ondertussen: bij dagvaarding had ik de ingebrekestelling overgelegd en daar had de advocaat van de wederpartij verder geen woorden aan vuil gemaakt. ‘Staat dat vast?’ ging de rechter voort. ‘Ja, het is niet betwist’, was mijn voor de hand liggende antwoord. De comparitierechter wendde zich rechtstreeks tot de wederpartij: ‘betwist u de ontvangst van de ingebrekestelling?’ Ik betwijfelde of de goede man de vraag begreep, maar hij had wel door wat hij moest antwoorden: ‘Ja, edelachtbare, ik heb zoiets nooit ontvangen.’ De rechter was zijn tijd ver vooruit. Te ver.

NB vgl. art. 149 lid 1 Rv (tweede zin).

Welk beginsel/kenmerk is hier in het geding? Waarom was deze rechter zijn tijd, volgens Ingelse, (te) ver vooruit? NB Lees het stuk van Asser, Groen en Vranken.

Vraag 3

De heer Biezen, wonende te Amsterdam, is op zijn fiets op weg naar het centraal station in Utrecht. Hij staat stil voor een rood verkeerslicht op de Catharijnesingel. De 16-jarige scholiere Marloes, wonende bij haar ouders te Utrecht, komt al telefonerend hard aangefietst. Op het allerlaatste moment komt zij tot de ontdekking, dat het verkeerslicht op rood staat en probeert zij alsnog met één hand remmend tot stilstand te komen. Daarbij botst zij zo hard tegen de heer Biezen op dat hij ten val komt. De heer Biezen heeft zijn rechterpols gebroken en zijn dure laptop in de fietstas is zodanig beschadigd geraakt, dat hij niet meer bruikbaar is. De materiële en immateriële schade van de heer Biezen bedraagt bij elkaar € 4.700,-.

a. De heer Biezen wil zijn schade op Marloes verhalen. Kan zij gedagvaard worden? Zo ja, is Marloes in deze zaak een formele of materiële procespartij?

b. Welke rechter is absoluut en relatief bevoegd van de vordering kennis te nemen?

c. Welke dagvaardingstermijn moet door eiser in acht worden genomen?

d. Als in de dagvaarding vermelding van de rechterlijke instantie zou ontbreken, zou de rechter deze dagvaarding dan nietig verklaren?

Vraag 4

Op 14 maart 2005 is de auto van mevrouw J. van Haarlem (hierna: Van Haarlem), een Audi A4 cabriolet, van de parkeerplaats van het zwembad gestolen. De dief heeft de tas van Van Haarlem met daarin de sleutels, de afstandsbediening, de startonderbreking en het alarm van haar auto gestolen uit een kluisje dat in een van de gangen stond naast de kleedkamers van het zwembad. Van Haarlem had dat kluisje afgesloten en de sleutel van het kluisje tijdens het zwemmen bij zich gehouden. Voor het gebruik van het kluisje had Van Haarlem 20 eurocent betaald. Dit bedrag kreeg zij — zoals dat gebruikelijk was bij het zwembad — na het zwemmen niet terug. De dief heeft het kluisje van Van Haarlem opengebroken terwijl zij aan het zwemmen was.

Van Haarlem had haar auto tegen diefstal verzekerd bij Generali. Generali heeft uit dien hoofde, via haar gevolmachtigd agent, een bedrag van € 52.999,99 aan Van Haarlem vergoed en is in de rechten van Van Haarlem gesubrogeerd.

Generali vordert, uitvoerbaar bij voorraad, het zwembad te veroordelen tot betaling van € 52 999,99, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 1 mei 2005 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede van € 1265,50, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 maart 2008 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van het zwembad in de proceskosten. Generali legt aan haar vordering ten grondslag dat het zwembad onrechtmatig heeft gehandeld jegens Van Haarlem dan wel is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de bewaarnemingsovereenkomst, gesloten tussen het zwembad en Van Haarlem als zwembadbezoeker.

De sector civiel van de rechtbank komt tot de conclusie dat een onrechtmatige daad zich niet voordoet en dat in plaats van een bewaarnemingsovereenkomst sprake is van een huurovereenkomst.

Kan deze rechter de vordering van Generali toewijzen? Ga in op twee procesrechtelijke aspecten: de lijdelijkheid van de rechter en de bevoegdheidregels.

Vraag 5

Varkenshouderij Jansen, gevestigd te Heerenveen, koopt sinds 2008 vaccins tegen het zogenoemde “Porciene Parvovirus” bij zijn dierenarts Blokzeil, die met zijn praktijk gevestigd is in Leeuwarden. Blokzeil koopt het vaccin op zijn beurt van de producent, Omariel B.V., die gevestigd is in Zutphen. Jansen is bevoegd om zijn varkens zelf te vaccineren en doet dit al jaren zeer getrouw met het voornoemde vaccin. In maart 2010 vindt echter toch een uitbraak van het virus plaats. Het is alsof er niet is gevaccineerd. Jansen lijdt vanwege alle zieke varkens schade tot een bedrag van € 40.000.

Jansen acht zijn eigen dierenarts Blokzeil ex art. 7:17 BW hiervoor aansprakelijk, omdat het gekochte vaccin niet aan de koopovereenkomst beantwoordt. Jansen wil van Blokzeil schadevergoeding. Blokzeil acht zichzelf niet aansprakelijk; het betrof een kennelijk gebrekkig product dat Omariel heeft geproduceerd, niet Blokzeil.

De verstandhouding tussen Jansen en Blokzeil is dusdanig verslechterd dat Jansen de laatste twee van Blokzeil ontvangen partijen vaccins niet heeft betaald. Jansen maakt een procedure tegen Blokzeil aanhangig. Bij het uitbrengen van de dagvaarding, is Blokhuis niet thuis. De deurwaarder doet het exploot in de brievenbus.

a. Is de dagvaarding geldig betekend?

b. Hoe kan hij in de aanhangige procedure bewerkstelligen dat een eventuele veroordeling van Blokzeil kan worden afgewenteld op Omariel B.V.?

c. Wat zal de rechter met het vergeten verweer doen?

d. Kan de advocaat van Jansen dit succesvol doen? Wat wordt in dit kader verstaan onder ‘de eisen van een goede procesorde’?

e. Kan zijn advocaat dit in de aanhangige procedure vorderen?

Vraag 6

Charlotte is op haar middelbare school jarenlang gepest. Mede op aandringen van haar ouders stelt zij, zodra zij haar eindexamen heeft behaald, een vordering in tegen de school. De leiding van de school zou wanprestatie hebben gepleegd cq een onrechtmatige daad jegens Charlotte hebben begaan door niet in te grijpen, terwijl zij (de leiding) op de hoogte was van het getreiter en het gepest. Charlotte wil dat de rechter vaststelt dat de school aansprakelijk is. Het gaat haar niet om een financiële genoegdoening; zij vordert geen schadevergoeding. Charlotte stelt dat de uitspraak van de rechter een emotioneel belang dient, dat het zal helpen bij het verwerken van haar leed.

Zal de rechter Charlotte ontvankelijk verklaren? NB lees het stuk van Barendrecht (en de daarbij horende Inleiding van Vranken en Giesen).

Antwoordindicatie

Vraag 1

Schema:

    • dagvaarding (art. 111 Rv)

    • conclusie van antwoord (art. 128 lid 2 Rv)

    • in beginsel comparitie van partijen (art. 131 Rv): De rechter kan beslissen dat een zaak ongeschikt is.

    • eventueel bewijslevering (art. 149 e.v.): Er moet wel bewijs zijn.

    • eventueel conclusie van repliek (art. 132 Rv): Als het noodzakelijk is voor de zaak

    • eventueel conclusie van dupliek (art. 132 Rv): Als het noodzakelijk is voor de zaak.

    • eventueel pleidooi (134 Rv): Als bij comparitie al voldoende gelegenheid is gegeven, hoeft er niet nogmaals een pleidooi te komen.

    • vonnis (art. 229 Rv)

HR Mantovanelli, R.O. 33: Partijen moeten kunnen reageren op wat de wederpartij zegt (beginsel van hoor en wederhoor). Het maakt dus niet uit in welke fase dit gebeurt. Het geven van de dagvaarding is er ook om de wederpartij de kans te geven zijn verdediging in orde te maken. Bij de repliek en dupliek komen beide partijen sowieso aan het woord, bij bewijsvoering is dit ook zeker mogelijk. Het kan in iedere fase gebeuren.

Vraag 2

Artikel 149 lid 1 Rv: Feiten of rechten die door de ene partij zijn gesteld en door de
wederpartij niet of niet voldoende zijn betwist, moet de rechter als vaststaand beschouwen, behoudens zijn bevoegdheid bewijs te verlangen, zo vaak aanvaarding van de stellingen zou leiden tot een rechtsgevolg dat niet ter vrije bepaling van partijen staat.’’

Het beginsel dat in het geding is, is de partijautonomie.

De rechter is zijn tijd te ver vooruit, omdat hij zich vrij actief opstelt. Hij stelt vragen aan de wederpartij en gaat dus op zoek naar de waarheid. Vroeger waren rechters in het civiele recht niet actief, maar lijdelijk. Deze rechter wordt echter wel actief, dus de rechter gaat zijn tijd te ver vooruit. De rechter had niet zelf mogen onderzoeken, dit in het licht van de partijautonomie (art. 23, 24, 246 Rv).

Vraag 3

a. Marloes is 16 jaar en daarmee minderjarig (art. 1:233 BW). Op grond hiervan kan zij niet zelf geheel gedagvaard worden voor de civiele rechter (art. 1:245 lid 4 BW). Niet zij, maar haar ouders moeten dan optreden als procespartij. Haar ouders zijn dan de formele rechtsprocespartij en Marloes is dan de materiële procespartij. Wel moeten de gegevens van Marloes genoemd worden. Op basis van lid 4 weten we dat we haar ouders als formele procespartij moeten dagvaarden. Marloes zelf als materiële procespartij. Marloes kan dus wel gedagvaard worden, maar niet in zijn geheel.

b. De rechtbank is bevoegd kennis te nemen van de vordering (Art. 42 RO). Het betreft namelijk een zaak in eerste aanleg. Welke rechtbank is dit dan? Het betreft een vordering onder de €25.000 euro, dus de Kamer van Kantonzaken gaat hierover (art. 93 sub a Rv). Het betreft een dagvaardingsprocedure (art. 261 lid 2 Rv jo. 78 Rv). Hierbij geldt dat de woonplaats van de gedaagde het arrondissement bepaalt. Marloes woont in Utrecht bij haar ouders, dus het arrondissement is dan Rechtbank Midden-Nederland, in Utrecht (art. 99 Rv). Op grond van art. 102 Rv kan dit ook nog. Dan kom je bij hetzelfde arrondissement uit.

c. Op grond van art. 114 Rv is de termijn van de dagvaarding ten minste een week. Deze termijn vangt aan op de dag, volgend op die waarop het exploot is uitgebracht (art. 119 Rv). De termijn kan ook worden ingekort door de gedaagde zelf (art. 126 Rv).

d. De vermelding van de rechterlijke instantie ontbreekt in dit geval (art. 111 sub e Rv). Op grond van art. 120 lid 2 Rv kan een gebrek in een exploot van dagvaarding dat nietigheid meebrengt, worden hersteld, nog voor de roldatum. Dit is niet gebeurd, maar dan kun je nog kijken naar art. 122 Rv. Als de gedaagde verschijnt, wordt hij aannemelijk niet in zijn belangen geschaad. Dan leidt het niet tot nietigheid. Is de gedaagde niet verschenen, wordt aannemelijk dat hij wel in zijn belangen is geschaad, is de dagvaarding wel nietig.

Is er sprake van nietigheid? Mogelijkheid tot herstel > Niet gebeurd.

De rechter kan een nieuwe roldatum vaststellen, met een nieuw exploot en het gebrek zo alsnog herstellen (art. 121 lid 2 Rv): Herstelexploot.

Vraag 4

Op grond van art. 71 Rv moet de zaak van de sector civiel worden overgedragen aan de sector kanton (art. 93 sub c Rv). De sector civiel kan de vordering van Generali dus niet toewijzen.

De omvang van het geschil wordt door de partijen bepaald (partijautonomie). De rechter mag alleen aanvullen (art. 25 Rv). Het gaat hier nu om een huurovereenkomst. De rechter mag naar de overeenkomst kijken om te zien of er voldoende grondslag is voor een vordering tot schadevergoeding (HR Rijwielzadel). Echter mag de rechter de feiten níet aanvullen (HR Fysiotherapie van Schijndel, 3.4.3.3). De rechter dient zich lijdelijk op te stellen. De rechter mag dus wel kijken naar de overeenkomst, maar hij mag de feiten niet aanvullen. De grens wordt getrokken bij de juridische kwalificatie.

Vraag 5

a. Jansen heeft Blokzeil gedagvaard bij exploot, niet in persoon. Op grond van art. 46 Rv laat de deurwaarder het exploot achter aan degene voor wie het is bestemd in persoon, of in de woonplaats aan een huisgenoot etc. Als dit niet kan, laat hij het exploot achter in een gesloten envelop (art. 47 Rv). Dit doet de deurwaarder, Hij doet het exploot in de brievenbus.

Er is dus sprake van een geldige betekening.

De advocaat van Blokzeil stelt zich namens zijn cliënt op de in de dagvaarding vermelde dag en krijgt een termijn voor conclusie van antwoord.

b. Art. 210 Rv: Vrijwaring. De gedaagde kan iemand in vrijwaring oproepen, in dit geval Blokzeil kan Omariel B.V. oproepen en dus betrekken in het proces. Blokzeil wil dat Omariel de boete gaat betalen. Er is dan een procedure, met de hoofdzaak (Janssen-Blokzeil) en de vrijwaringszaak (Blokzeil-Omariel). Blokzeil heeft toestemming van de rechter nodig.

De vordering van Jansen jegens Blokzeil blijkt ex art. 7:23 BW al verjaard te zijn. De advocaat van Blokzeil let echter niet op en stelt in zijn conclusie van antwoord niets over de verjaring van de vordering. De rechter kan uit de feiten echter wel opmaken dat de vordering is verjaard.

c. Art. 3:222 BW. De rechter vult de rechtsgronden aan.

Artikel: Moet je kunnen doen.

Tegen het einde van de procedure blijkt dat de stellingen van Jansen op grond van de koopovereenkomst toch niet zo succesvol zullen zijn; de rechter heeft zich tijdens het pleidooi negatief uitgelaten over de kansen van Jansen. De advocaat van Jansen wil dan ook de vordering aanpassen en stellen dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming van de behandelovereenkomst die Jansen met Blokzeil als dierenarts heeft gesloten.

    d. Zolang er nog geen eindvonnis is gedaan, kan de advocaat van Jansen dit wel doen (art. 130 Rv). Dit kan er wel voor zorgen dat Blokzeil een te korte tijd krijgt om zijn verdediging op orde te krijgen (schending redelijke termijn), en daarmee kan Blokzeil in zijn verdediging worden geschaad (art. 6 EVRM). Er kan dus een strijd komen met de eisen van goede procesorde.

    Blokzeil wil betaling door Jansen van de laatste twee partijen vaccins.

    e. Ja, dit kan op grond van art. 136/137 Rv. De gedaagde kan een eis van reconventie instellen. Hiervoor is geen nieuwe procedure nodig.

    Vraag 6

    Art. 3:303 BW beschrijft: Zonder voldoende belang komt niemand een rechtsvordering toe. In HR Jeffrey zegt de HR dat een emotioneel belang een onvoldoende belang is voor een vordering. De rechter zal Charlotte niet-ontvankelijk verklaren.

    Werkgroep 3

    Vragen

    Vraag 1

    Een in Frankrijk gevestigd bedrijf stort chemisch afval in de Maas. Hierdoor ontstaat schade voor het drinkwaterbedrijf van Maastricht alsook voor de leden van de Maastrichtse visclub ‘t Stroomke.

    Het drinkwaterbedrijf besluit een procedure in te stellen tot vergoeding van de schade.

    a. Als het gaat om de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is, zijn de artt. 2 en volgende van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet van toepassing. Waarom niet?

    Artikel 1: Onverminderd het omtrent rechtsmacht in verdragen en EG-verordeningen bepaalde en onverminderd artikel 13a van de Wet algemene bepalingen wordt de rechtsmacht van de Nederlandse rechter beheerst door de volgende bepalingen.

    b. Is de Nederlandse rechter bevoegd om van deze zaak kennis te nemen?

    Ook ‘t Stroomke overweegt een procedure in te stellen waarin zij schadevergoeding in geld zal vorderen ten behoeve van haar leden. De ledenvergadering heeft haar hiertoe gemachtigd.

    c. Op grond van welk wetsartikel mag een vereniging (in beginsel) ter behartiging van de belangen van haar leden procederen?

    d. Zal de rechter deze vordering honoreren?

    Vraag 2

    Rentalhome in Londen heeft een leegstaand grachtenpand in Amsterdam. Dit pand is sinds enkele weken gekraakt door een aantal lieden, waarvan de identiteit niet bekend is. Het pand is verkocht en moet leeg aan de koper worden geleverd. Daarom wil Rentalhome langs gerechtelijke weg de ontruiming van het pand bewerkstelligen.

    a. Welke rechter is bevoegd van de ontruimingsvordering kennis te nemen?

    b. Maakt het daarbij uit of het gaat om een bodemprocedure of een kort geding?

    Vraag 3

    Tussen de heer Bakker en zijn werkgever bestaat een geschil over de omvang van het bedrag dat Bakker bij haar zou hebben geleend. Volgens Bakker gaat het om € 2.500; volgens zijn werkgever heeft hij € 25.000 geleend. De werkgever spreekt Bakker in rechte aan voor terugbetaling van het laatstgenoemde bedrag.

    a. Op welke partij rust de bewijslast?

    Stel dat de werkgever over een schriftelijke overeenkomst beschikt inhoudende dat aan Bakker 25.000 is uitgeleend en dat Bakker dat bedrag binnen vijf jaar moet terugbetalen.

    b. Wat is hiervan de bewijskracht en is tegenbewijs mogelijk?

    Stel dat Bakker niet zou betwisten dat van een geldlening van € 25.000 sprake is, maar dat hij als verweer voert dat hij dat bedrag al heeft terugbetaald.

    c. Verandert dit het antwoord op vraag a?

    Stel er wordt een getuigenverhoor bevolen. De secretaresse van de directeur wordt opgeroepen. Zij weigert te getuigen, omdat zij volgens haar arbeidscontract tot geheimhouding verplicht is.

    d. Komt haar een beroep op verschoningsrecht toe?

    Vraag 4

    a. Geef in het kort de feiten weer van de zaak Nne/Mourik. NB begin met lezen in het gedeelte dat van de Hoge Raad zelf afkomstig is (blz. 1510 van de NJ).

    b. Onder nummer 1 aldaar staat vermeld dat NNEK (onder meer) hoger beroep heeft ingesteld tegen het tussenvonnis van 28 januari 2004 en vervolgens (met succes) cassatie tegen de beslissing van het Hof. Waarom?

    Vraag 5

    Jansen heeft op 30 november 2013 een dief op heterdaad betrapt toen deze vier waardevolle schilderijen uit de woning van Jansen stal. Jansen kon echter niet voorkomen dat de dief met de schilderijen in de nacht verdween. Jansen heeft van de diefstal op het politiebureau aangifte gedaan. Hij heeft vervolgens zijn inboedel-verzekeraar om uitkering verzocht van de waarde van de schilderijen. De verzekeraar gelooft echter niets van het verhaal van Jansen en betwist zowel de diefstal als de stelling van Jansen dat bij deze diefstal vier waardevolle schilderijen zijn gestolen.

    Jansen start een dagvaardingsprocedure tegen de verzekeringsmaatschappij en vordert betaling van de verzekerde som. Hij legt ter bewijs van zijn stellingen de volgende documenten/ gegevens over:

    een notariële akte van huwelijkse voorwaarden d.d. 3 september 2001, waarin de vier schilderijen zijn opgenomen in de lijst met door Jansen in de huwelijksgoederengemeenschap ingebrachte zaken;

    een strafvonnis d.d. 20 februari 2014, waarbij de dief is veroordeeld voor een diefstal op 30 november 2013 in de woning van Jansen.

    a. Kunnen deze documenten als bewijs dienen en zo ja, wat is dan daarvan de bewijskracht?

    b. Welke stellingen worden met de als bewijs toegelaten documenten bewezen?

    Jansen roept de volgende getuigen op om verklaringen onder ede af te leggen:

    1. zijn buurvrouw, ten aanzien van de stelling dat de vier schilderijen ten tijde van de diefstal nog in de woning hingen;
    2. zijn echtgenote en zijn oom, ten aanzien van de stelling dat de vier schilderijen eigendom van Jansen waren.

    Buurvrouw, echtgenote en oom zijn bereid te getuigen.

    c. Zet uiteen wat de bewijskracht is van hun af te leggen verklaringen.

    d. Zijn zij verplicht om te getuigen?

    Vraag 6

    Op een kruispunt in Den Haag komen een taxi en een motorfiets met elkaar in botsing. Op de motorfiets zat behalve de bestuurder ook het 14-jarige neefje van de bestuurder. De motorrijder meent dat het ongeval is veroorzaakt door een fout van de taxibestuurder. Hij spreekt de chauffeur van de taxi aan tot vergoeding van zijn schade ad € 5.500,-. De chauffeur betwist de door de motorrijder gestelde toedracht.

    a. Op wie rust de bewijslast met betrekking tot de toedracht van het ongeval?

    b. Stel de motorrijder biedt aan de toedracht door middel van getuigen te bewijzen. Heeft hij voor deze bewijslevering voorafgaande toestemming van de rechter nodig? Zo ja, in welke vorm wordt deze verleend?

    c. De motorrijder wil dat zowel hijzelf als zijn neefje als getuigen zullen optreden. Is dit mogelijk?

    d. Zo ja, wat is de bewijskracht van de verklaring van de motorrijder in het geval dat het neefje – dat op zijn hoofd was gevallen – zich niets blijkt te kunnen herinneren?

    e. Zal aan de taxichauffeur ook een getuigenverhoor worden toegestaan? Zo ja, wat is de waarde van een door hem afgelegde verklaring als partij-getuige?

    f. Stel dat de taxichauffeur in het bezit is van een beeldopname waaruit onomstotelijk blijkt dat de motorrijder de schuldige is aan de botsing. Op welke wijze kan hij dit materiaal als bewijsstuk in het geding brengen en welke bewijskracht zal de rechter eraan toekennen?

    Antwoordindicatie

    Vraag 1

    a. Een zaak met internationale aspecten kan aan de Nederlandse rechter worden voorgelegd (art. 1 Rv). Dit kan alleen als er een verdrag of EU-verordening is wat dit regelt. De EEX-Vo II is het verdrag dat hierover gaat (het nieuwe EEX-verdrag). Art. 7 onder 2 verklaart mede bevoegd het gerecht van de plaats waar het schadetoebrengende feit zich heeft voorgedaan of kan voordoen. Dat is dus in Frankrijk.

    b. Ja, de Nederlandse rechter is bevoegd. Vereist is dat de lidstaat waar het gebeurd lid is van het Verdrag. Dat is het geval. Frankrijk is lid van het verdrag (art. 4 EEX-verdrag). De rechter waar de gedaagde woont, komt een algemene bevoegdheid met betrekking tot de gedaagde toe, ongeacht de grondslag van de vordering. Dat is dus de Franse rechter. Echter gaat het om een bedrijf, deze kent geen ‘’woonplaats’’, dus moet worden verwezen naar art. 63 lid 1 EEX.

    Ook de Nederlandse rechter komt een alternatieve bevoegdheidsgrondslag toe, namelijk ten aanzien van de onrechtmatige daad (art. 7 onder 2 EEX-verdrag). Het gerecht van de plaats waar het schade toebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen is bevoegd.

    De Nederlandse rechter is dus bevoegd op grond van art. 7 onder 2 (HvJ Kalimijnen).

    c. Uitwerking:

    Een vereniging mag ter behartiging van de belangen van haar leden procederen op grond van art. 3:305a lid 2 BW. De Stichting kan haar belangen behartigen, voor zover de stichting deze belangen ingevolge haar statuten behartigt.

    d. De rechter zal de vordering niet honoreren, op grond van lid 3. Belangen behartiging mag niet zover gaan dat een stichting voor haar leden een schadevergoeding kan vragen. Als vereniging mag je geen schadevergoeding eisen in de vorm van geld. De rechtsvordering kan slechts strekken tot veroordeling van de gedaagde tot het openbaar maken of laten openbaar maken van de uitspraak. Schadevergoeding in de vorm van geld is niet mogelijk.

    Vraag 2

    a. Het betreft in deze zaak het eigendomsrecht van Rentalhome. Dit is een zakelijk recht (art. 1 EEX-verdrag). Er is een exclusieve bevoegdheid met betrekking tot zakelijke rechten, het betreft een onroerend goed. Hierbij geldt art. 24 lid 1 EEX-verordening. De Nederlandse rechter is bevoegd.

    b. Art. 35 EEX-verdrag: Het maakt niet uit om welke procedure het gaat. De Nederlandse rechter is bevoegd.

    Vraag 3

    a. De werkgever stelt iets (Art. 149 Rv). In art. 150 Rv staat de hoofdregel, namelijk: wie stelt, heeft de bewijslast, behoudens eventuele uitzonderingen. In beginsel is de werkgever van Bakker dan belast met de bewijslast, omdat hij stelt dat Bakker €25.000,- heeft geleend, in plaats van €2.500,-. Het is aan hem om dan te bewijzen dat het weldegelijk meer geld was.

    Hoofdregel: A stelt, B betwist, A moet bewijzen. Als B niet betwist wordt het feit als vaststaand beschouwd.

    b. Volgens art. 156 Rv kan het geschrift als bewijs tekenen, het is namelijk een onderhandse akte (niet opgemaakt door een ambtenaar, dus het is geen authentieke akte). Art. 157 Rv: Het is dwingend bewijs, maar er is sprake van art. 158 lid 1 Rv. Dit houdt in dat er bij een onderhandse akte met voldoening van een geldsom, de dwingendheid wordt weggenomen, tenzij je die akte handgeschreven hebt of het geldbedrag is uitgeschreven. We gaan er in de casus vanuit dat de onderhandse akte niet handgeschreven is, het is dan vrij bewijs (Art. 152 lid 2 Rv). Er is dan tegenbewijs mogelijk (Art. 151 Rv).

    c. Dan geldt art. 150 Rv ook, maar in dit geval voor Bakker. Wie stelt moet bewijzen, zo moet Bakker zijn verklaring dus bewijzen. Dit is een ja, maar verweer (bevrijdend verweer). Hij brengt een nieuw verweer naar voren, en moet dit zelf aannemelijk maken. Bakker draagt de bewijslast. Dit verandert dus het antwoord op vraag a.

    d. Nee, in art. 165 lid 2 sub b Rv staan de gevallen die voor het verschoningsrecht in aanmerking komen. De secretaresse valt hier niet onder. Slechts in uitzonderlijke beroepen komt een verschoningsrecht toe, bv. binnen de advocatuur of de medische wereld. Secretaresses vallen dus niet onder deze verschoning. De waarheidsvinding hoeft in dit geval niet te wijken voor het belang, de secretaresse zal moeten getuigen.

    Vraag 4

    a. Mourik heeft NNEK vermogen in beheer gegeven (beleggingsovereenkomst). Dit geld is hij nu kwijt. Mourik vordert schadevergoeding van NNEK. Volgens Mourik is NNEK tekortgekomen in de nakoming van de verplichtingen die voor haar voortvloeien uit de beheersovereenkomst. NNEK beroept zich erop dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende zorgplicht. Het Hof heeft dit gekwalificeerd als een bevrijdend verweer, maar dit klopt niet. De bewijslast komt bij een bevrijdend verweer op NNEK te liggen, zodat Mourik niets meer hoeft te bewijzen. Dit komt Mourik goed uit, want hij kan ook niets bewijzen, omdat hij geen weet heeft van wat NNEK met het geld heeft gedaan, en hij kan hieromtrent ook niets aannemelijk maken. NNEK heeft dus een verzwaarde stelplicht opgelegd gekregen.

    b. Het Hof heeft onterecht vastgesteld dat NNEK een bevrijdend verweer heeft gevoerd. Hiermee is de bewijslast onterecht op NNEK terechtgekomen.

    c. Heeft de vernietiging door de Hoge Raad tot gevolg dat de rechter na verwijzing de bewijslast zonder meer bij Mourik zal leggen? (Lees 3.4.)

    c. Er zijn meer mogelijkheden om er alsnog voor te zorgen dat het bewijsrisico bij NNEK komt te liggen. De mogelijkheid in dit geval is de verzwaarde stelplicht. Hierdoor moet NNEK voldoende bewijs leveren, om het bewijs aannemelijk te maken.

    Vraag 5

    a. De notariële akte is een authentieke akte (art. 156 Rv). Dit is geen dwingend bewijs, op grond van art. 157 lid 1 jo. 156 lid 2 Rv. Hetgeen in die akte staat geldt tegenover iedereen. Op basis van art. 157 lid 1 Rv is de notariële akte dwingend bewijs tegenover iedereen.

    Het vonnis van de rechter valt onder art. 161 Rv. Het is dwingend bewijs. Hiertegen kan tegenbewijs geleverd worden (art 151 lid 2 Rv).

    b. Met het eerste document wordt bewezen dat Janssen de schilderijen in zijn bezit had. Met het tweede document wordt bewezen dat de dader weldegelijk diefstal heeft gepleegd van de schilderijen.

    c. Art. 152: Rechter bepaalt (vrije bewijskracht). De waardering van het bewijs is volgens dit artikel aan het oordeel van de rechter overgelaten, tenzij de wet anders bepaalt.

    d. Art. 165 Rv: Een ieder die op wettige wijze is opgeroepen, is verplicht getuigenis af te leggen. Eventueel zou de vrouw van de man zich nog kunnen beroepen op het verschoningsrecht. De rest van de personen niet, omdat zij niet onder de vereisten van het verschoningsrecht vallen.

    Vraag 6

    a. De bewijslast ligt op de motorrijder. Wie stelt, moet bewijzen (art. 150 Rv). De taxichauffeur heeft betwist, dus de motorrijder moet bewijzen. De hoofdregel is namelijk dat als A stelt, en B betwist (rechtscheppend verweer), A vervolgens moet bewijzen. Het is dus aan de motorrijder om aannemelijk te maken dat hij gelijk heeft.

    b. Art. 166 Rv: de rechter kan na verzoek van de motorrijder getuigenissen bevelen. Je moet als partij van tevoren aangeven dat je een getuige mee zal nemen. Dit dient minimaal een week voor de zitting aangegeven te worden. De rechter moet dus weldegelijk toestemming verlenen voor de aanwezigheid van getuigen.

    c. Op grond van art. 164 Rv is het mogelijk om als partij op te treden als getuige. De motorrijder kan dit dus doen, alleen als er al wat onvolledig bewijs ligt (HR Noenmaal). Het neefje is nog geen 16 jaar, dus hij kan wel getuigen, maar kan niet beëdigd worden. De rechter moet dus oppassen dat hij wel de waarheid spreekt en niet teveel gewicht geven aan de getuigenis (Art. 177 lid 3 Rv).

    d. Alleen de verklaring van de motorrijder is onvoldoende, aangezien hij degene met de bewijslast is. Dit staat ook in Art. 164 lid 2 Rv. De verklaring kan voor deze partij geen bewijs in haar voordeel opleveren, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. Het bewijs kan geen voordeel opleveren voor de motorrijder. Deze verklaring kan niets meer opleveren, want dat kan alleen ter aanvulling van onvolledig bewijs. In dit geval is dit niet aanwezig.

    e. Tegenbewijs leveren (contra-enquête) Art. 168 Rv beschrijft dat de mogelijkheid om getuigen tot het leveren van tegenbewijs te laten getuigen van rechtswege vrijstaat. De gedaagde moet wel bij conclusie van antwoord vermeld hebben welke getuige hij wenst te horen. Dit is dus een extra vereiste, gesteld in art. 128 lid 5 Rv.

    f. Beeldopnamen mogen ook als bewijs dienen (art. 85 Rv). Op grond van art. 152 Rv kan bewijs worden geleverd door alle middelen, tenzij de wet anders bepaalt. Beeldopnamen mogen dus geleverd worden als bewijsmiddelen. Wel moet worden gelet op de redelijke termijn. Bewijsmiddelen moeten uiteraard op tijd aangedragen worden (Driessen van Gelder).

    Werkgroep 4

    Vragen

    Vraag 1

    Stelling: Een rechter kan – ongeacht welke dagvaardingsprocedure wordt gevoerd – te allen tijde een constitutief, een declaratoir of een condemnatoir vonnis wijzen. Bespreek gemotiveerd de (on)juistheid van deze stelling.

    Vraag 2

    Terwijl Bolt met zijn nieuwe Audi de door Akker bestuurde bestelauto inhaalt, slaat deze bestelauto plotseling linksaf een zijweg in. Als gevolg hiervan komen de Audi en de bestelauto met elkaar in botsing. Bolt laat aan Akker een dagvaarding betekenen, waarin hij schadevergoeding vordert (€ 8.230,-) op grond van onrechtmatige daad.

    a. Akker verschijnt niet op de in de dagvaarding aangezegde roldatum. Geef aan hoe de verdere gang van zaken zal zijn met betrekking tot de door Bolt aanhangig gemaakte vordering.

    Veronderstel dat Akker niet verschijnt en dat de vordering wordt toegewezen.

    b. Kan Akker tegen dit vonnis een rechtsmiddel instellen? Zo ja, uiterlijk wanneer moet hij dit doen?

    Vraag 3

    In een dagvaardingsprocedure bij de rechtbank is gedaagde te laat met het indienen van de conclusie van antwoord. Hij krijgt geen verder uitstel. De rechtbank veroordeelt gedaagde conform de eis. Geen wonder, want er is geen verweer gevoerd.

    Gedaagde gaat in hoger beroep tegen het toewijzend vonnis en voert als grief aan dat hij de conclusie van antwoord wel degelijk op tijd heeft toegestuurd, dus dat deze conclusie klaarblijkelijk ergens in de grote organisatie van de rechtbank is kwijtgeraakt.

    Leg uit waarom deze grief niet ter zake doet en geef aan welke grief voormalig gedaagde (= appellant) beter kan aanvoeren.

    Vraag 4

    A vordert in rechte betaling van B. B, die stelt dat hij A al heeft betaald, slaagt niet in het aan hem opgedragen bewijs ten aanzien van deze betaling. De rechter wijst de vordering toe. Het vonnis gaat in kracht van gewijsde. B betaalt.

    Een jaar later vindt B alsnog de kwitantie waaruit blijkt dat hij A inderdaad al had betaald. Hij maakt tegen A een vordering aanhangig uit hoofde van onverschuldigde betaling. Zal de rechter deze vordering toewijzen?

    Vraag 5

    Eiser vordert schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad. In het op tegenspraak gewezen vonnis overweegt de rechter dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld; in het dictum van het vonnis draagt zij ten aanzien van de vordering tot betaling van schadevergoeding aan eiser bewijs op van zijn schade.

    a. Hoe wordt dit type vonnis genoemd? N.B. Niet wordt gedoeld op het onderscheid zoals dat bij vraag 1 is gemaakt.

    b. Kan de rechter in het vervolg van de procedure de beslissing dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld nog herroepen?

    c. Uiterlijk wanneer moet tegen dit vonnis hoger beroep worden ingesteld?

    Eiser vordert ontbinding van een overeenkomst en aanvullende schadevergoeding op grond van wanprestatie. De rechter overweegt in haar op tegenspraak gewezen vonnis dat zij de wanprestatie voldoende aannemelijk acht. Zij wijst in het dictum van dit vonnis de vordering tot ontbinding toe en draagt ten aanzien van de vordering tot betaling van de schadevergoeding aan eiser bewijs op van zijn schade.

    d. Hoe wordt dit type vonnis genoemd? N.B. Niet wordt gedoeld op het onderscheid zoals dat bij vraag 1 is gemaakt.

    e. Uiterlijk wanneer moet tegen dit vonnis hoger beroep worden ingesteld?

    f. Rechters vermijden dergelijke vonnissen in de praktijk. Waarom zou dat zijn?

    Vraag 6

    Lid 11 van art. 7:685 BW (ontbinding arbeidsovereenkomst wegens een gewichtige reden) luidt: ‘Tegen een beschikking krachtens dit artikel kan hoger beroep noch cassatie worden ingesteld’. Is dit rechtsmiddelenverbod strijdig met art. 6 EVRM?

    Vraag 7

    a. Waartoe dient de motiveringsplicht?

    b. Bespreek de omvang van de motiveringsplicht van de rechter in de volgende gevallen:

    • Marijke vordert in kort geding van Maud een voorschot op de schadevergoeding, die Marijke in een bodemprocedure van Maud wil gaan vorderen.

    • De 10-jarige fietsende Karel wordt aangereden door een automobilist. Karel (althans zijn ouders) vordert (cq. vorderen) schadevergoeding. De automobilist beroept zich op eigen schuld van Karel; deze zou verregaand onoplettend zijn geweest. De rechter wijst de volledige vordering toe op basis van de heersende jurisprudentie van de Hoge Raad m.b.t. artikel 185 WVW en de zogenoemde 100%-regel (deze houdt in dat een kind onder de veertien al zijn schade vergoed krijgt, behoudens opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid van het kind).

    • Barbara vordert van haar werkgever een bedrag aan loon. De werkgever betwist de juistheid van deze vordering en poneert 30 stellingen ter staving van haar verweer.

    Vraag 8

    De Nederlandse regering had aanvankelijk het voornemen om de griffierechten zoveel mogelijk kostendekkend te maken. Daar ziet zij vooralsnog van af, maar de griffierechten zijn wel flink verhoogd.

    a. Wat zijn griffierechten?

    b. Hoe hoog zijn de griffierechten voor een procedure in eerste aanleg op dit moment? N.B. kijk bij rechtspraak.nl

    c. Welk beginsel van procesrecht komt door hoge griffierechten in de knel?

    d. Is dit beginsel gecodificeerd in art. 6 EVRM?

    Vraag 9

    Volgens Thomassen (W.M.E. Thomassen, het geheim van de raadkamer en de dissenting opinion, zie reader) kan invoering van de dissenting opinion in Nederland bijdragen aan de verrijking van de rechtspraak. Met de invoering zou volgens haar begonnen kunnen worden bij de Hoge Raad. Waarom ligt invoering van de dissenting opinion bij de rechtbanken en hoven (voorzover het om meervoudige kamers gaat) minder voor de hand?

    Antwoordindicatie

    Vraag 1

    Een condemnatoir vonnis is een vonnis dat de gedaagde veroordeelt tot het verrichten van een prestatie. Een declaratoir vonnis is een vonnis waarin de rechter zich in het dictum beperkt tot de verklaring wat rechtens is, en een constitutief vonnis is een vonnis waarin een bepaalde rechtsbetrekking wordt tenietgedaan of een nieuwe rechtstoestand in het leven wordt geroepen.

    Deze stelling is onjuist. Niet ieder vonnis kan bij iedere procedure gemaakt worden. Het hangt er per zaak vanaf wat er precies gevorderd wordt. Wordt er bv. geen prestatie van de gedaagde gevorderd, kan de rechter niet een condemnatoir vonnis schrijven. Er wordt dan namelijk niet verplicht tot een prestatie. Bij een kort geding (art. 254 Rv) is een condemnatoir vonnis het meest voorkomend en geschikt, de andere twee soorten bij een bodemprocedure (dus gewoon een zaak die geen spoedzaak is).

    Vraag 2

    a. Nu Akker niet op de zitting is verschenen, kan de zaak in verstek worden behandeld. Hiervoor is wel vereist dat de dagvaarding geen tekortkomingen bevat. Dit moet de rechter controleren, voordat hij de zaak in verstek behandelt. Verstek staat geregeld in art. 139 Rv. Vervolgens gaat de rechter kijken of de vordering hem ongegrond of onrechtmatig voorkomt. Meestal is dit niet het geval en zal de rechter de vordering zonder nader onderzoek toewijzen (Art. 139 Rv). Indien er wel iets aan de hand is met de vordering (hij is wel erg hoog), zal de rechter de vordering inhoudelijk gaan onderzoeken.
    Akker zou het verstek kunnen zuiveren door alsnog op een andere zitting te verschijnen. Dit kan hij doen uiterlijk tot de dag voor het eindvonnis bepaald (Art. 142 Rv).

    b. Akker kan tegen het vonnis op verstek in verzet gaan (Art. 143 Rv). Dit moet hij wel doen binnen de gestelde termijn van 4 weken. Deze datum vangt niet aan op de datum waarop het vonnis is uitgesproken, omdat verondersteld wordt dat de gedaagde niet op de hoogte is van het vonnis.

    Vraag 3

    In Hoger Beroepszaken worden alleen de grieven behandeld en dus niet per se de hele zaak in het algemeen. Als de gedaagde deze grief instuurt, en verder geen andere grieven, blijft het toegewezen vonnis in stand. Er is geen sprake van een inhoudelijke grief tegen de veroordeling. Er wordt geen inhoudelijk verweer gevoerd, het Hof kan er niets mee. Hij had moeten zeggen dat hij het niet eens was met de veroordeling, want… In deze procedure moet hij dus een inhoudelijke grief insturen (ik voel mij gegriefd, omdat…).

    Dit is de devolutieve werking van het appèl. De Hoger Beroepsrechter moet een inhoudelijke grief in beoordeling nemen, in samenhang met wat er in eerste aanleg is aangevoerd. De zaak mag namelijk niet meer mogen worden terugverwezen naar de rechtbank.

    Vraag 4

    Nee, de rechter zal deze vordering niet toewijzen, en de partijen niet-ontvankelijk verklaren, mits er een beroep is gedaan op het gezag van gewijsde. Er is namelijk sprake van een vonnis met kracht van gewijsde. Dat wil zeggen dat er geen vordering meer openstaat na deze zaak. Het vonnis kan niet meer door middel van verzet, beroep of cassatie worden aangevallen (Art. 236 Rv). De partijen hebben hier zelf beroep op gedaan, want de rechter kan niet zelf zomaar beslissen een gezag van gewijsde toe te passen. De vordering is dus niet mogelijk, partij B moet zich bij het besluit van de rechter neerleggen.

    Eventueel staat er in sommige gevallen nog een buitengewoon rechtsmiddel open (derdenverzet, herroeping, cassatie in het belang der wet). Dat is in casu echter niet het geval.

    Vraag 5

    a. In het dictum van het vonnis vraagt de rechter om bewijs, hij geeft dus een bewijsopdracht. Er is dan sprake van een interlocutoir tussenvonnis. De rechter beveelt bewijsmateriaal (Art. 232 Rv). Dit is een tussenvonnis, omdat de zaak nog niet in zijn totaliteit is afgedaan.

    b Een tussenvonnis is bindend, dus de rechter kan hier niet zomaar op terugkomen. Hij kan de beslissing slechts herroepen, in het geval het onaanvaardbaar zou zijn de beslissing alsnog in stand te houden (HR De Vries/Gemeente Voorst, RO. 3.3.3). In dit arrest komt het Hof terug op een beslissing die hij heeft gedaan in een tussenarrest. De Vries is het hier niet mee eens, maar het Hof heeft juist gehandeld door van beslissing te veranderen, omdat de beslissing moet berusten op een juiste, feitelijke of juridische grondslag. Een eindbeslissing mag dan dus heroverwogen worden. Let op! De partijen moeten wel eerst gehoord worden.

    c. Hoger beroep kan tegen het tussenvonnis worden ingesteld, tegelijkertijd met het eindvonnis (337 lid 2 Rv), tot na uiterlijk 3 maanden na de uitspraak (Art. 339 Rv). Dit kan vanaf het moment dat het eindvonnis is uitgesproken. De termijn van 3 maanden staat ook beschreven in HR Van der Graaf/Van der Voort.

    d. Dit vonnis kan worden opgedeeld in twee gedeelten. Het eerste gedeelte ziet op de toewijzing van de vordering en verplichting tot betaling en het tweede gedeelte ziet op de bewijsopdracht.

    Het eerste gedeelte betreft een ontbinding. De ontbinding is een eindvonnis en aanvullende schadevergoeding is een tussenvonnis. Er is dan sprake van een deelvonnis. Dit omdat een gedeelte van het vonnis een eindvonnis betreft, en het andere gedeelte een tussenvonnis. Dit leidt tot een deelvonnis, omdat je niet tegen het gehele vonnis in beroep kunt (slechts voor zover dit het eindvonnis betreft). Hiertegen kun je binnen 3 maanden in hoger beroep. Er wordt dan op twee niveaus geprocedeerd.

    e. De termijn voor hoger beroep bedraagt 3 maanden (HR Van der Graaf/Van der Voort), zie art. 339 Rv. ‘’De termijn van beroep is drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak van het vonnis’’.

    f. De procedures zullen uitgerekt worden, omdat er steeds vaker hoger beroep wordt ingesteld tegen vonnissen, waardoor de zaken niet meer afgerond worden. Daarnaast is het niet efficiënt om een procedure te voeren op twee verschillende niveaus. Het kan verwarrend zijn voor een procespartij dat er maar tegen een deel van het vonnis hoger beroep openstaat, en het andere deel nog niet.

    Vraag 6

    Art. 39 lid 5 Rv: er staan geen voorzieningen open. Art. 6 EVRM bevat wel toegang tot de rechter (HR Golder), maar niet tot een hogere voorziening, dus het Hof of de Hoge Raad. Toegang tot deze twee rechters ligt niet besloten in het artikel.

    Een rechtsmiddelen verbod is dan toelaatbaar, maar er kunnen wel problemen ontstaan als er in eerste aanleg beginselen van procesrecht worden geschonden. In dit geval zal (R.O. 4.2 Organon/Limpens) er een doorbreking gerechtvaardigd worden van het appèlverbod. In het geval er beginselen van procesrecht worden geschonden, bestaat er dus wel de mogelijkheid om in appèl te daan.

    Vraag 7

    a. De motiveringsplicht dient ertoe een transparant, overzichtelijk en duidelijk rechtsstelsel te vormen. Partijen moeten weten waartegen zij verweer moeten stellen, indien zij het niet met de beslissing van het gerecht eens zijn. Zij moeten kunnen weten op welke gronden het gerecht tot een bepaalde beslissing is gekomen. Daarnaast kan de samenleving controle uitoefenen op de rechtsspraak. De motiveringsplicht is dus van belang voor het garanderen van een eerlijk proces, en openbaarheid van de rechtspraak.

    b.

    • Marijke: Het betreft een feitelijke beslissing, deze hoeft niet te worden gemotiveerd. Het is een feitelijke onderzoeksvraag. Er is sprake van een kort geding, dit is een spoedeisende zaak, een grote motivering kost teveel tijd. Er wordt gekeken naar de aard van de beslissing en de aard van de zaak.

    • Karel: Het gaat om een zuiver juridische beslissing (p.149 Smits). Motivering op basis van de Jurisprudentie, het is dus een juridisch oordeel. Hierbij is geen verdere motivatie vereist, er kan verwezen worden naar de jurisprudentie. Dat leidt tot een lichte motiveringsplicht. Er wordt dus gekeken naar de aard van de zaak.

    • Barbara: Hierbij geldt het partijdebat. Er hoeft alleen gemotiveerd te worden bij de relevante stellingen/argumenten. Alles wat geëist wordt, daarover moet beslist worden.

    Vraag 8

    a. Griffierechten is het bedrag dat je als burger moet betalen om toegang tot de rechter te krijgen. Het zijn eigenlijk procedurekosten die de rechtbank moet maken om jouw zaak te kunnen behandelen. Griffierechten betaal je in civiele procedures, maar ook in bestuursrechtelijke procedures. In bestuursrechtelijke procedures zijn deze erg laag, in het licht van de laagdrempeligheid.

    b. Civiel: Tussen de €20,- en €1548,-, afhankelijk van de soort zaak die aanhangig wordt gemaakt, voor natuurlijke personen.

    Kanton: Tussen de €79,- en €471,-, afhankelijk van de soort zaak die aanhangig wordt gemaakt, voor natuurlijke personen.

    Bestuursrecht: €41,- voor natuurlijke personen (laagdrempelige toegang).

    c. Het beginsel van effectieve toegang tot de rechter (Airey/Ierland en Golder). Door hoge griffierechten kan het voor een burger moeilijk zijn de procedurekosten te betalen, en zo toegang te krijgen tot de procedure. Indien hij het geld niet kan betalen, komt er ook geen zaak.

    d. Nee, toegang tot de rechter wordt niet letterlijk genoemd in art. 6 EVRM. Wel kun je dit recht inlezen in het artikel (Golder-zaak). Dit impliceert niet automatisch het recht tot een hogere rechter.

    Vraag 9

    Er staat na een procedure in eerste aanleg nog een rechtsmiddel open, namelijk Hoger Beroep bi het Hof en vervolgens cassatie bij de Hoge Raad. Er kan dus nog anders beslist worden, naarmate deze rechtsmiddelen aangewend worden. Dissenting opinions zijn pas nodig en effectief als de beslissing definitief is geworden. Het zou inefficiënt en geld- en tijdrovend zijn als er na de eerste aanleg al een dissenting opinion geschreven zou worden, terwijl het Hof vervolgens tot een hele andere conclusie zou kunnen komen, wat deze opinion weer van tafel veegt.

    Werkgroep 5

    Vragen

    Vraag 1

    Het huwelijk van Sacha en Oscar loopt na zeven jaar op de klippen. Sacha is zelfs al met hun twee kinderen bij haar ouders in Groningen inge­trok­ken en heeft zich in Groningen ingeschreven in het register van de burgerlijke stand. Oscar is in de echtelijke woning in Amsterdam achtergebleven. Sacha dient een verzoek tot echtscheiding in, waarbij zij, bij wijze van nevenvoorziening, om alimentatie voor de kinderen en voor zichzelf verzoekt.

    a. Welke rechter is absoluut en relatief bevoegd om in deze echtscheidings­procedure te oordelen?

    b. Kan Sacha het verzoekschrift zelf indienen bij de griffie of heeft zij hiervoor een advocaat nodig?

    c. Op welke wijze dient Oscar op de hoogte gebracht te worden van de tegen hem aan te vangen echtscheidingspro­cedu­re?

    d. Kan Sacha de voorlopige alimentatievoorziening nog wel vorderen, nu de echtscheidingsprocedure reeds aanhangig is gemaakt?

    e. Is hoger beroep van een beschikking waarin een voorlopige voorziening wordt vastgesteld mogelijk?

    De echtscheiding wordt uitgesproken in een procedure waarin Oscar niet is verschenen. Oscar is het niet eens met de hoogte van de alimentatie die in de echtschei­dingsbe­schik­king aan Sacha is toegekend.

    f. Kan Oscar een rechtsmiddel aanwenden tegen de hoogte van de alimentatie en, zo ja, binnen welke termijn dient dit te geschieden?

    g. Op welk moment komt de echtscheiding tot stand?

    Beide ouders zijn met het gezag over de kinderen belast. Sinds Oscar een nieuwe vriendin heeft, ontzegt Sacha hem echter elk contact met de kinderen. Twee jaar na de echtscheiding begint Oscar een proce­dure ex art. 1:377a BW waarin hij de rechter verzoekt om een omgangsrege­ling tussen hem en de kinderen. Sacha heeft een afschrift van het verzoek­schrift gekregen en is voor de behandeling van de zaak opgeroepen.

    h. Krachtens welke (formeelrechtelijke) wetsartikelen wordt deze procedure gevoerd?

    Sacha verschijnt niet in deze procedure. De rechter stelt vervolgens bij beschik­king een omgangs­re­geling tussen Oscar en de kinderen vast. Sacha wenst zich niet bij de beschik­king van de rechter neer te leggen.

    i. Kan Sacha een rechtsmiddel aanwenden en, zo ja, binnen welke termijn dient dit te geschieden?

    Vraag 2

    X, bekend cabaretière en wonende te Alkmaar, is op vakantie gefotografeerd op niet-flatteuze wijze. De amateurfotograaf heeft de foto echter direct verkocht aan de Privé, gevestigd te Amsterdam. De bewuste foto zal op vrijdag 7 maart 2008 in het blad verschijnen. X kan zich hierin niet vinden. Zij schakelt op 3 maart 2008 een advocaat in. Deze moet voorkomen dat de foto geplaatst wordt en tevens € 4.000 als voorschot op een schadevergoeding vorderen van Privé. De advocaat start uiteraard een kort geding.

    a. Is deze zaak geschikt voor een kort geding?

    b. Welke aanvullende eisen gelden in deze zaak, gegeven het feit dat het mede om een geldvordering gaat?

    c. Welke rechter(s) is (zijn) absoluut en relatief bevoegd?

    d. Kan de rechter in deze kwestie een dwangsom opleggen?

    X wil, nu ze toch aan het procederen is, tevens een verklaring voor recht dat Privé onrechtmatig jegens haar zal handelen, indien Privé ook in de toekomst zonder haar toestemming foto’s van haar plaatst.

    e. Zal de rechter dit toewijzen?

    Vraag 3

    Tricotfabrikante Beregoed BV drukt op haar truien als merkteken een wasbeertje. Zij ontdekt dat concurrent Peek op truien beertjes afdrukt die sprekend op haar wasbeertjes lijken. In kort geding wordt Peek veroordeeld tot het nalaten van het gebruik van het merkteken van Beregoed, op straffe van een dwangsom van € 100,- per overtreding. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

    Als Peek de uitspraak via de radio verneemt verkoopt hij diezelfde dag nog snel 10.000 truitjes met de gewraakte afbeelding aan een groothandel. Pas de dag erna wordt het vonnis betekend, maar niet aan Peek in persoon.

    a. Kan Beregoed, die deze verkoop ontdekt heeft, de dwangsom terzake hiervan opeisen?

    b. Ook na betekening van het vonnis gaat Peek door met de verkoop van de litigieuze truitjes. Kan de rechter op vordering van Peek het verbeurde bedrag aan dwangsommen matigen op grond van het feit dat Peek een zo groot bedrag niet kan betalen?

    Stel dat Peek na betekening doorgaat met de verkoop van de litigieuze truitjes, maar dat hij tevens hoger beroep instelt. In hoger beroep krijgt hij gelijk: het hof vernietigt het vonnis in kort geding en oordeelt dat er van merkinbreuk geen sprake is.

    c. Kan Beregoed de verbeurde dwangsommen na de uitspraak in hoger beroep nog opeisen?

    Stel dat Peek besluit zich wel aan de uitspraak van het kort gedingvonnis te houden. In hoger beroep krijgt hij gelijk. Al die tijd heeft de handel van Peek stilgelegen, waardoor hij schade heeft geleden.

    d. Kan Peek deze schade met succes van Beregoed vorderen?

    Stel dat Peek zich niet aan het kort gedingvonnis heeft gehouden en dat hij geen hoger beroep tegen dit vonnis heeft ingesteld. Twee jaar later wordt in de bodemprocedure vonnis gewezen. Daarbij wordt de vordering van Beregoed wegens merkinbreuk afgewezen.

    e. Kan Beregoed de in kort geding verbeurde dwangsommen (waarop al eerder aanspraak is gemaakt, maar die niet zijn uitbetaald) na de uitspraak van de rechter in de bodemprocedure alsnog opeisen?

    Vraag 4

    Deze opdracht heeft betrekking op het arrest Uitslag/Wolterink, HR 14 november 1997, NJ 1998/147.

    In of omstreeks september 1992 heeft Uitslag een caravan gekocht van Wolterink. Wolterink had deze caravan daarvóór gekocht van Koster. Koster exploiteerde een onderneming die handel dreef in tweedehands caravans. In 1994 is bekend geworden dat bedoelde caravan op 1 mei 1992 is gestolen van de toenmalige eigenaar, Buitenhuis. Diens schadeverzekeraar, aan wie Buitenhuis na diefstal de eigendom heeft overgedragen, heeft bij Uitslag de caravan opgeëist, aan welke vordering Uitslag heeft voldaan. Uitslag heeft vervolgens de door hem met Wolterink gesloten koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden en vordert van Wolterink de door hem betaalde koopsom terug. Uitslag stelt dat Wolterink wanprestatie heeft gepleegd door aan Uitslag niet de eigendom van de caravan te verschaffen.

    De rechtbank concludeert dat Wolterink zich in zijn verhouding tot Koster met succes op derdenbescherming kan beroepen. Wolterink is bijgevolg eigenaar van de caravan geworden en heeft derhalve ten opzichte van Uitslag geen wanprestatie gepleegd. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en de Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep tegen het arrest van het hof.

    Uitslag blijft derhalve met lege handen achter. Hij krijgt de door hem betaalde koopprijs niet terug en heeft niet langer de beschikking over de caravan.

    Veronderstel dat Uitslag vervolgens een procedure aanhangig maakt tegen de verzekeringsmaatschappij. Hij vordert primair afgifte van de caravan, subsidiair schadevergoeding.

    a. Kan Uitslag zich in deze procedure beroepen op de bindende kracht van het rechtbankvonnis, waarin is vastgesteld dat Wolterink aan Uitslag de eigendom van de caravan heeft verschaft?

    Veronderstel dat de rechtbank aan het vonnis geen bindende kracht toekent, maar wel bewijskracht.

    b. Mag de verzekeringsmaatschappij in dat geval nog tegenbewijs leveren?

    Veronderstel dat Uitslag de caravan niet aan de verzekeringsmaatschappij heeft afgegeven en dat de verzekeringsmaatschappij tegen Uitslag een vordering tot revindicatie van de caravan heeft ingesteld. Uitslag wil er zeker van zijn dat hij de koopprijs van Wolterink terug krijgt, indien de vordering van de verzekeringsmaatschappij wordt toegewezen.

    c. Geef aan hoe Uitslag dit resultaat in het aanhangige geding kan bewerkstelligen.

    Vraag 5

    In 2011 is de competentiegrens van kantonrechters verhoogd van €5.000 tot €25.000. Bovendien is deze competentie uitgebreid tot alle zaken betreffende de consumentenkoop, ongeacht het daarmee gemoeide financiële belang.

    Is deze verhoging uit het oogpunt van art. 6 EVRM wenselijk?

    Antwoordindicatie

    Vraag 1

    a. De rechtbank, sector civiel (art. 42 Wet RO jo. 1:150 BW) is absoluut bevoegd om kennis te nemen van deze echtscheidingsprocedure. De relatieve bevoegdheid is de rechtbank in arrondissement Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, op grond van art. 262 sub a Rv. De zaak komt volgens dit artikel namelijk voor in de woonplaats van de verzoeker. In dit geval is de verzoeker Sacha en zij is inmiddels ingeschreven in Groningen. Ook de rechter in Amsterdam is bevoegd (woonplaats van één van de belanghebbenden, in dit geval kan Oscar als belanghebbende gezien worden), ook op grond van art. 262 sub a Rv. Dat is dus de rechtbank Amsterdam, arrondissement Amsterdam. De partijen mogen kiezen welke rechtbank het wordt.

    b. De wijze van indiening van een verzoekschrift staat vermeld in art. 278 lid 3 Rv:

    ‘’Tenzij indiening bij de kantonrechter plaatsvindt of ingevolge bijzondere wettelijke bepaling niet door een advocaat behoeft te geschieden, wordt het verzoekschrift ondertekend door een advocaat. Het kantoor van die advocaat geldt als gekozen woonplaats van de verzoeker’’.

    Er is geen bijzondere wettelijke bepaling in casu, dus Sacha heeft voor het indienen van het verzoekschrift een advocaat nodig.

    c. De hoofdregel is art. 271 Rv. Er is echter sprake van een bijzondere bepaling (lex specialis); In art. 816 Rv staat dat de verzoeker, dus in dit geval Sacha, binnen 14 dagen een afschrift het verzoekschrift moet laten betekenen (lid 1). De echtgenoot moet dit afschrift ontvangen bij exploot (art. 45-47 Rv), dus via de deurwaarder. De echtgenoot kan dan binnen de gestelde termijn een verweerschrift indienen. Dit moet ten minste een termijn zijn van 6 weken vanaf het moment van betekening.

    Sacha slaagt er niet in om werk te vinden en verkeert al snel in grote financiële problemen. De situatie is zo nijpend dat zij, terwijl de echtschei­dings­procedure aanhangig is, om een voorlopige alimentatievoorziening verzoekt.

    d. Ja, dit kan. Sacha kan om een voorlopige voorziening (art. 821 Rv) vragen bij de voorzieningenrechter. Dit staat in paragraaf 2 van de 6e titel, derde boek (art. 822 sub e Rv).

    Art. 821 Rv:
    ‘’In zaken van echtscheiding of scheiding van tafel en bed kan ieder der echtgenoten bij verzoekschrift voorlopige voorzieningen als bedoeld in de artikelen 822 en 823 vragen. Een voorlopige voorziening kan worden gevraagd tot het tijdstip waarop een zodanige voorziening, indien gegeven, ingevolge artikel 826 haar kracht verliest’’.

    Sacha kan dus een voorlopige alimentatievoorziening aanvragen. Deze heeft dan kracht tot er een uiteindelijke uitspraak is gedaan in de bodemprocedure. De voorziening is dus tijdelijk (voorlopig). De rechter kan het bedrag bepalen wat de echtgenoot aan Sacha moet betalen in deze voorlopige alimentatievoorziening (art. 822 lid 1 sub e Rv).

    e. Nee, er staat geen beroep open tegen een voorlopige voorziening als bedoeld in art. 822 Rv. Slechts cassatie in het belang der wet is mogelijk, maar dat is in casu niet van toepassing. Er is dus geen hoger beroep mogelijk (art. 824 Rv).

    f. Ja, Oscar kan op grond van art. 820 Rv hoger beroep instellen met een termijn van 3 maanden. Dit is een nevenvoorziening. Deze staan in art. 827 Rv opgesomd. De rechter kan naast het uitspreken van de echtscheiding nog andere dingen uitspreken. Je kunt in hoger beroep gaan tegen heel de echtscheidingsprocedure, en in de grief zetten dat je het niet eens bent met de hoogte van de alimentatie. Dit wordt dan als enige behandeld tijdens het hoger beroep.

    g. De echtscheiding komt tot stand op het moment de rechter beslist dat er een echtscheiding plaatsvindt, en dit verandert in de registers van burgerlijke stand (art. 1:163 BW). Alleen de echtscheiding uitspreken door de rechter is niet voldoende. De scheiding moet dus echt ingeschreven worden.

    h. Zie art. 216 e.v.

    i. Ja, Sacha kan in hoger beroep binnen 3 maanden (art. 806 sub a Rv). Sacha is belanghebbende (art. 798 jo. 800 lid 1 Rv), want Sacha heeft een beschikking gekregen. Zij kan hiertegen in hoger beroep.

    Vraag 2

    a. Ja, er is sprake van een spoedeisend belang (art. 254 Rv). Een bodemprocedure afwachten kost teveel tijd, dan is het stuk al gepubliceerd. Er is maar 4 dagen de tijd om de publicatie aan te vechten. Er moet een voorziening mogelijk zijn. Dat is het geval, het gaat in casu niet om een verklaring van recht.

    b. HR M’barek/van der Vloodt: Voor het vorderen van schadevergoeding is vereist dat de eisende partij in een financiële noodsituatie komt te verkeren indien betaling langere tijd achterwege blijft. Deze beoordeling van het Hof is onjuist en vindt geen opvatting in het recht. Gekeken moet worden naar de feiten en omstandigheden die ertoe kunnen leiden dat een onmiddellijke voorziening is vereist. De rechter moet kijken naar het risico van onmogelijkheid van de terugbetaling. Dit is ook wel het restitutierisico.

    Er mag dus niet alleen gekeken worden naar de financiële noodsituatie, maar ook naar andere feiten en omstandigheden die ertoe kunnen leiden dat er sprake is van onverwijlde spoed, die om een voorziening vraagt.

    • Is de vordering voldoende aannemelijk?

    • Feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat een onmiddellijke voorziening is vereist

    • Restitutierisico

    c. Op grond van art. 42 Wet RO jo. 254 lid 1 Rv is de voorzieningenrechter absoluut bevoegd. Dit is de absolute bevoegdheid. Op grond van art. 50 Wet RO is de Rechtbank Amsterdam bevoegd. Dit is het arrondissement Amsterdam (art. 99 Rv), met zittingsplaats Amsterdam. Het zou de sector civiel kunnen zijn, imagoschade kan hoog oplopen.

    Ook de rechtbank waar de gevraagde voorziening moet worden uitgevoerd is relatief bevoegd (Dit is bepaald in de jurisprudentie).

    d. art. 611a Rv: ‘’De rechter kan op vordering van een der partijen de wederpartij veroordelen tot betaling van een geldsom, dwangsom genaamd, voor het geval dat aan de hoofdveroordeling niet wordt voldaan, onverminderd het recht op schadevergoeding indien daartoe gronden zijn. Een dwangsom kan echter niet worden opgelegd in geval van een veroordeling tot betaling van een geldsom’’. Dit is dus niet mogelijk, want het gaat in casu om een geldsom. Echter, op het elke keer plaatsen van die foto kan wel een dwangsom geplaatst worden. Maar een voorschot op schadevergoeding is niet mogelijk.

    e. Een verklaring voor recht is een declaratoir vonnis. De kort geding rechter is niet bevoegd tot het nemen van declaratoire beslissingen. Deze beperkt zich tot condemnatoire beslissingen, die zijn geschikt voor kantonzaken. De rechter zal dit verzoek dus niet toewijzen. Hiervoor zal een bodemprocedure gestart moeten worden.

    Vraag 3

    a. Nee, Beregoed kan geen dwangsom opeisen ter zake van deze verkoop, omdat het vonnis nog niet betekend is (art. 611a lid 3 Rv). Pas vanaf betekening heeft het vonnis rechtskracht, en is het opeisen van een dwangsom mogelijk.

    b. Nee, art. 611d Rv: De rechter kan alleen de hoofdveroordeling (het stoppen met verkopen van de truien met beertjes) matigen, maar de dwangsom niet. Dat valt namelijk niet onder de hoofdveroordeling.

    c. Nee, Hoger beroep kent vernietigende kracht en heeft daarnaast ook terugwerkende kracht (art. 3:53 BW), waardoor de dwangsom geacht wordt nooit te hebben bestaan. De al betaalde dwangsommen zijn onverschuldigd betaald (art. 6:203 BW), omdat de titel is vervallen.

    d. Ja, dit kan. Hierbij is HR Kempkes/Samson van belang. Hierin wordt bepaald dat een partij die door dreiging met executie van het kort geding vonnis zijn wederpartij tot nakoming van dat vonnis heeft gedwongen (in casu het niet verkopen van de truien), achteraf blijkt onrechtmatig te handelen jegens die wederpartij, uit dien hoofde tot schadevergoeding gehouden kan zijn. Dit is in casu onrechtmatige executie.

    In casu heeft Beregoed onrechtmatig jegens Peek gehandeld door Peek tot nakoming van het vonnis te dwingen, waardoor Peek inkomsten misloopt. Beregoed is dan gehouden tot schadevergoeding.

    e. De bodemprocedure kan niet overlappen met het kort geding. Ook al wordt in het kort geding gezegd dat er geen merkinbreuk is, moeten de dwangsommen volgens de bodemprocedure gewoon betaald worden. De bodemprocedure beëindigt de kracht van het kort geding. Eenmaal verbeurde dwangsommen blijven verschuldigd totdat ze verjaren (611g Rv) of tot de bodemprocedure is afgelopen.

    Vraag 4

    a. Nee, (art. 236 Rv). Bindende kracht heeft in dit geval geen gelding, omdat het niet gaat om dezelfde partijen. Gezag van gewijsde geldt niet tegenover namelijk derden.

    b. Ja, op grond van art. 151 lid 2 Rv. Er is sprake van vrij bewijs, hiertegen mag tegenbewijs geleverd worden.

    c. Uitslag kan dit doen op grond van art. 210 Rv: vrijwaring. Met vrijwaring verhaal je de schade op een derde in een procedure. De Verzekeringsmaatschappij wil de caravan terug van Uitslag, en Uitslag wil het geld terug van Wolterink. Wolterink komt dan als derde persoon in de procedure, door Uitslag, via vrijwaring.

    Vraag 5

    Nee, het belemmert de effectieve toegang tot de rechter, omdat de procedure 5x zo duur wordt. Er wordt veel minder geprocedeerd.

    Werkgroep 6

    Vraag 1

    Jansen BV heeft zaken geleverd aan Dijkstra BV ter waarde van € 37.500. Omdat Dijkstra weigert dit bedrag te beta­len, maakt Jansen een procedure aanhangig. Teneinde haar rechten op betaling van de koopsom zeker te stellen, laat Jansen voor aanvang van de procedure beslag leggen op het bedrijfs­pand van Dijk­stra.

    a. Welk beslag zal worden gelegd en wat moet er gebeuren voordat tot het eigenlijke beslag­leggen kan worden overgegaan?

    b. Hoe wordt het beslag gelegd?

    c. Hoe en wanneer wordt de beslagene van het beslag op de hoogte gesteld?

    d. Waarom moet het proces-verbaal van inbeslagneming in de openbare registers worden ingeschreven?

    e. Binnen welke termijn moet de (bodem)procedure aanhangig worden gemaakt?

    Dijkstra wordt veroordeeld tot betaling van abusievelijk € 375.000 in plaats van € 37.500. Het vonnis is uitvoerbaar bij voor­raad ve­r­klaard. Jan­sen treft voorberei­dingen om zich voor een bedrag van € 375.000 op het bedrijfspand van Dijkstra te verhalen.

    f. Op welk moment zal het beslag executoriaal worden?

    g. Dijkstra wil executie van het vonnis voorko­men. Is het voor hem zinvol om hoger beroep in te stellen? Zo nee, wat moet hij wel doen?

    h. Wie zal zich na de executoriale verkoop van een onroerende zaak doorgaans als eerste op de opbrengst mogen verhalen?

    Vraag 2

    De Garenspinnerij Breda BV te Breda heeft in april 2008 een par­tij katoenen garens verkocht en geleverd aan de NV En­sche­dees Textielbedrijf te Ensche­de. De koopprijs van € 100.000 is ondanks herhaalde aanmaning nog steeds niet betaald. De advo­caat van de Garenspin­nerij adviseert zijn cliënte beslag te leggen op de rollen katoen die zich in de fabriek in Enschede bevinden teneinde nako­ming van de vordering zeker te stellen.

    a. Welk beslag zal de advocaat laten leggen?

    b. Welke rechter is absoluut en relatief bevoegd om over het beslagrekest te oor­delen?

    c. Hoe wordt het beslag gelegd?

    d. Wat zijn de gevolgen van het beslag voor de beslagene?

    De waarde van de rollen katoen waarop beslag is gelegd, be­draagt ca € 500.000. Het is voor het Textielbedrijf, dat de vordering van de Ga­ren­spinnerij bestrijdt, van belang dat het beslag zo spoe­dig mogelijk wordt opgeheven.

    e. Hoe kan dat gerealiseerd worden?

    Vraag 3

    Jakobs heeft een huis gekocht van De Vries. Hiervan is door de makelaar van De Vries een schriftelijk contract opgemaakt. Beide partijen hebben deze overeenkomst ondertekend. De Vries weigert echter mede te werken aan het transport van het huis aan Jakobs, omdat hij het huis inmiddels heeft verkocht aan een derde en aan deze wil leveren.

    a. Welk beslag zal Jakobs leggen teneinde zijn rechten veilig te stellen?

    b. Dient hij gegronde vrees voor verduistering te stellen in het beslagrekest?

    c. Kan Jakobs met succes vorderen dat het huis aan hem wordt geleverd.

    Vraag 4

    Els is werkzaam bij de Universiteit Utrecht (UU) en heeft een bankrekening bij de Utrechtse bank (UB). Els verdient weliswaar € 2.500,- netto per maand, maar zij heeft een gat in haar hand en verkeert derhalve in financïële problemen.

    Zo is zij door de kantonrechter veroordeeld om € 3000,- achterstallige huur aan haar verhuurder, een woningbouwvereniging, te betalen.

    a. Wat raadt u de woningbouwvereniging aan: beslag leggen onder de bank of onder de werkgever?

    Ook is Els door de kantonrechter bij verstek veroordeeld om € 1200 aan het gas- en elektriciteitsbedrijf (inclusief rente en kosten) te betalen. Het bedrijf legt beslag onder de bank.

    b. Hoe en wanneer wordt Els van het beslag op de hoogte gesteld?

    c. Op welk moment krijgt het bedrijf te horen hoe hoog het saldo van de bankrekening van Els was op het moment van beslagleggen?

    Stel dat blijkt dat het saldo op Els’ bankrekening hoger is (€ 3.000,-) dan het bedrag dat aan het het gas- en elektriciteitsbedrijf betaald moeten worden. Els vraagt het bedrijf zijn beslag te beperken tot € 2.000,-, zodat zij over het surplus kan beschikken.

    d. Adviseert u het bedrijf om met de beperking in te stemmen?

    Stel dat het saldo ten tijde van de beslaglegging slechts € 300,- bedroeg, maar dat een medewerker van de Utrechtse Bank abusievelijk heeft aangegeven dat het saldo op Els’ bankrekening € 1.300,- zou bedragen.

    e. Welk bedrag moet de Utrechtse Bank uitbetalen aan het gas- en elektriciteitsbedrijf?

    Antwoordindicatie

    Vraag 1

    a.

    STAPPENPLAN:

    • Is er sprake van een executoriale titel? Is er sprake van executoriaal beslag of conservatoir beslag?

    • Wat is het doel van het beslag? Verhaalsbeslag, afgiftebeslag (bij roerende zaken), leveringsbeslag (bij onroerende zaken)

    • Waarop wordt beslag gelegd? Roerende zaak (zo ja, registergoed?), onroerende zaak

    • Onder wie kun je beslag leggen? Een schuldenaar, derde of beslaglegger zelf?

    Er is nog geen executoriale titel in de casus, dus er is sprake van een conservatoir beslag. Het doel van het beslag is geld krijgen, er is dus sprake van een verhaalsbeslag. Er wordt beslag gelegd op het bedrijfspand, dit is een onroerende zaak onder de schuldenaar (Dijkstra). Conservatoir beslag op onroerende zaken staat geregeld in de artt. 725 t/m 727 Rv.

    Er is bij conservatoir beslag een verlof van de voorzieningenrechter nodig (art. 700 Rv) . Er moeten griffierechten worden betaald.

    b. Algemene schakelbepaling: art. 702 jo. 504 Rv. Het beslag geschiedt bij een proces-verbaal van een deurwaarder. Het gaat op de voorgeschreven manier. Wanneer de deurwaarder dit heeft gedaan, schrijft hij dit in in de openbare registers (art. 505 Rv). Het beslag is al gelegd (art. 726 Rv), daarom ga je naar art. 726, en kom je terecht bij art. 505 Rv.

    c. Art. 505 jo. 727 Rv

    d. Het gaat om een onroerende zaak. Dan is het vereist om in beslagneming in de openbare registers in te schrijven. Het gaat om het blokkeringseffect, met zaaksgevolg (art. 726 jo. 505 lid 2 Rv). Inschrijving in de openbare registers is nodig zodat er gecontroleerd kan worden of er wel of niet een beslag op zit, ten behoeve van derden bv. Men moet weten dat er beslag is gelegd.

    e. Art. 700 lid 3: Door de voorzieningenrechter te bepalen termijn van minimaal 8 dagen na het beslag. Dit is de termijn waarbinnen een bodemprocedure aanhangig moet worden gemaakt.

    f. Art. 704 lid 1 Rv: Het beslag wordt executoriaal zodra de beslaglegger in de hoofdzaak een executoriale titel heeft verkregen en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, gaat het conservatoir beslag over in een executoriaal beslag, mits de verkregen titel aan de beslagene, en, zo het beslag onder een derde is gelegd, ook aan deze is betekend. In casu is aan alle vereisten voldaan, behalve aan betekening. Het beslag zal dus executoriaal worden zodra voldaan is aan de betekening.

    g. Nee, dit is niet zinvol. Hier gaat tijd overheen, dan heeft Janssen de tijd om het pand te verkopen, en dan is Dijkstra het pand gewoon kwijt. Hoger Beroep schorst de tenuitvoerlegging niet, omdat er sprake is van een gewoon rechtsmiddel. Een uitvoerbaar bij voorraad vonnis wil zeggen dat er gelijk geëxecuteerd kan worden. Een gewoon rechtsmiddel kan de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad vonnis niet schorsen.

    Dijkstra kan dan art. 438 Rv inzetten; hij kan een executiegeschil starten bij de rechtbank. (HR Ritzen/Hoekstra) Er is sprake van een juridische misslag, er staat een 0 teveel. De schorsing wordt stopgezet. De rechter zal beslissen dat er geen executie mag gaan plaatsvinden.

    Ook art. 31 Rv is mogelijk. De rechter verbetert dan de schrijffout die is gedaan. Er komt dan een herstelvonnis, met een termijn, en dan zal die 37.500 euro wel betaald worden. Executie is dan niet meer nodig. Deze weg duurt langer dan die van art. 438 Rv.

    h. De hypotheekverstrekker mag zich als eerst verhalen op de opbrengst. Bijna elke onroerende zaak is wel belast met een hypotheek.

    Vraag 2

    a. De advocaat wil nakoming van de vordering.

    Er is sprake van een conservatoir verhaalsbeslag. Er wordt beslag gelegd op de rollen katoen, dit is een roerende zaak, en een niet-registergoed. Het beslag wordt gelegd onder de schuldenaar, dus het Textielbedrijf. Gekeken moet worden naar art. 711 en 712 Rv

    b. Absoluut bevoegd in art. 700 lid 1 Rv: de voorzieningenrechter van de rechtbank, relatief bevoegd: de rechtbank in Overijssel, zittingsplaats Enschede. De roerende zaken bevinden zich in Enschede, vandaar dat deze rechtbank bevoegd is.

    c. Art. 702 Rv jo. 440 Rv: Het beslag wordt gelegd bij een exploit van een deurwaarder.

    d. Art. 712 jo. 453a lid 1 Rv jo. 198 Sv. Een vervreemding, bezwaring, onderbewindstelling, verhuring van de zaak, tot stand gekomen nadat deze in beslag is genomen, kan niet tegen de beslaglegger worden ingeroepen. De beslaglegging heeft zaaksgevolg.

    e. Als men zekerheid stelt, bv. bankgarantie. Beslag geldt geen prioriteit tegenover latere beslagleggers (art. 705 Rv).

    Vraag 3

    a. Conservatoir beslag; het doel van het beslag is afgifte van het huis, dus dit is een leveringsbeslag, want het gaat om een onroerende zaak. Het beslag ziet op een onroerende zaak, onder de schuldenaar. Art. 730 Rv: Levering van een goed.

    b. Art. 734 lid 4 Rv. Gegronde vrees voor verduistering is niet nodig op grond van dit artikel.

    c. Het oudste recht gaat voor (prioriteitsregel), art. 3:298 BW. Jakobs heeft dus recht op levering van het huis. Er moet een notariële akte opgemaakt worden, en deze akte inschrijven in de openbare registers.

    Vraag 4

    a. Er is sprake van een executoriaal verhaalsbeslag op een vordering, onder een derde. Hierbij geldt art. 475 e.v. Rv. Beide wegen kunnen bewandeld worden.

    b. Binnen 8 dagen nadat het beslag is gelegd (art. 475i Rv) via een beslagexploit.

    c. Art. 476a lid 1 Rv: Zodra vier weken zijn verstreken na het leggen van het beslag, is de derde verplicht verklaring te doen van de vorderingen.

    d. Nee, er kunnen meerdere beslagleggers zijn op dezelfde vordering. In dat geval zouden ze tekort kunnen komen (art. 478 Rv).

    e. HR De Jong/Carnivoor is bij deze vraag van belang. Lees dit arrest!

    Access: 
    Public

    Image

    This content is also used in .....

    Burgerlijk -en bestuursprocesrecht UU B2&3

    Studiemateriaal Bestuurs -en procesrecht (B2&3) UU aanwezig bij JoHo!
    Hoorcollege-aantekeningen Burgerlijk procesrecht - UU (2015-2016)

    Hoorcollege-aantekeningen Burgerlijk procesrecht - UU (2015-2016)

    College 1

    Introductie Burgerlijk procesrecht

    Karakteristieken van het burgerlijk procesrecht

    Het burgerlijk procesrecht is dat deel van het privaatrecht dat ziet op de inrichting van en de regels inzake de wijze waarop een civiele procedure, een openstaande vraag of geschil tussen particulieren over een kwestie van privaatrechtelijke aard, afgewikkeld en opgelost wordt. Het geeft dus regels over de manier waarop een geschil afgehandeld dient te worden en er wordt dus een aanspraak gedaan op overheidshulp. Het procesrecht heeft dan ook een dienende functie.

    Het burgerlijk proces heeft een dienende functie en geeft de legitimatie om rechten te verwezenlijken en daartoe dwang uit te oefenen. Het geeft onder andere aanspraken op overheidshulp (beslechting door de rechter, rechtsbijstand etc). Al met al is het formele burgerlijke recht gericht op de verwezenlijking en normering van het materiële recht.

    Sinds 2002 gelden vijf uitgangspunten voor het burgerlijk procesrecht:

    1. Vereenvoudiging: bijvoorbeeld door al snel verschijning voor de rechter op zitting, weinig schriftelijke stukken.

    2. Deformalisering: bijvoorbeeld het niet meer verbinden van een consequentie aan het gebruik van de verkeerde inleidende stukken (dagvaarding i.p.v. verzoekschrift).

    3. Modernisering van verhoudingen

    4. Streven naar efficiency: zoveel mogelijk concentratie in de stukken.

    5. Harmonisatie: zoveel mogelijk gelijk maken van regels.

    Dit alles om de klachten over de civiele procedure weg te nemen.

     

    Het burgerlijk procesrecht kent verder nog de volgende doelen:

    • Rechtsbescherming en rechtsverschaffing

    • Geschilbeslechting

    • Belangenbehartiging

    • Tegengaan eigenrichting

    • Rechtsvorming en rechtseenheid

    Doelen van de civiele procedure

    Vermogensrechtelijke doelen

    In vermogensrechtelijke zaken is sprake van contentieuze rechtspraak. Het is gericht op het oplossen van een conflict. Deze procedure wordt ingeleid door een dagvaarding. De eisende partij bezorgt de dagvaarding bij de gedaagde partij.

    Het is gericht op het verwezenlijken van de materiële privaatrechtelijke aanspraken. Daarnaast leidt gebruik van het procesrecht (door procederen) tot rechtsontwikkeling en rechtseenheid. Dit is meer een positieve bijkomstigheid dan een doel op zich.

    Ten slotte beoogt het de orde te handhaven door eigenrichting tegen te gaan (slechts in bepaalde gevallen (zoals opschorting, retentierecht) is eigenrichting toegestaan).

    Personen- en familierechtelijke doelen

    In deze geschillen is sprake van voluntaire rechtspraak. Er is geen sprake van een geschil, maar slechts van ordenende rechtspraak. Het is gericht op het vaststellen van de rechtspositie, het behartigen van specifieke belangen en ten slotte ook het tegengaan van eigenrichting. Een voluntaire procedure wordt ingeleid door het schrijven van een verzoekschrift gericht tot de rechter.

    Alternatieven voor rechtspraak

    Over het algemeen is procederen duur, en duurt het lang. In veel gevallen overstijgen de kosten van de rechtspraak de kosten van de vordering. Arbitrage, bindende adviezen en mediation (ADR) zijn daarom steeds meer in opkomst.

    Bronnen van het burgerlijk procesrecht

    Als de.....read more

    Access: 
    Public
    Burgerlijk procesrecht - B3 - Rechten - UU - Werkgroepcolleges (2015-2016)

    Burgerlijk procesrecht - B3 - Rechten - UU - Werkgroepcolleges (2015-2016)

    Werkgroep 1

    Vragen

    Vraag 1

    De toestemming die de rechter moet geven voor het leggen van conservatoir beslag (zie voor nadere informatie de inleiding bij week 6), berust op zeer summier onderzoek. Hij mag het verzoek bovendien toewijzen zonder de wederpartij (dus diegene op wiens goederen beslag zal worden gelegd) op te roepen. Bij deze gang van zaken lijkt een van de beginselen van art. 6 EVRM in het nauw te komen. Toch is van strijd met art. 6 EVRM geen sprake, omdat bij het wél oproepen van de wederpartij aan een ander beginsel onaanvaardbaar te kort zou worden gedaan. Om welke beginselen gaat het?

    Vraag 2

    Sinds begin 2012 huurt het echtpaar B. een woonhuis aan de Krusestraat in Rotterdam. In het huurcontract staat dat de huurders het huis niet langer dan een maand onbewoond achter mogen laten, tenzij zij van de verhuurder toestemming voor een langere tijd hebben verkregen. In de zomer van 2013 gaat het echtpaar tijdelijk terug naar het land waar zowel de man als de vrouw is geboren. Zij hebben geen toestemming gevraagd om het huis voor langere tijd onbewoond achter te mogen laten. Na drie maanden afwezigheid van het echtpaar begint de verhuurder een procedure tot ontruiming omdat het echtpaar niet aan de genoemde verplichting uit het huurcontract heeft voldaan. De dagvaarding (ook wel exploot) valt op de deurmat in de lege huurwoning. Ook het toewijzend verstekvonnis valt op deze mat. De ontruiming heeft al plaats gehad als het echtpaar na tien maanden terugkomt. Ze kunnen het huis niet in, want het slot is vervangen. Navraag bij de buren leert hen wat er is gebeurd. Het echtpaar stelt dat de man tijdens hun afwezigheid ernstig ziek is geweest en dat dat de reden is geweest waarom zij niet binnen een maand terug waren.

    Becommentarieer deze procedurele gang van zaken in het licht van de relevante beginselen van art. 6 EVRM.

    Vraag 3

    a. Art. 6 EVRM geeft de burger geen ongelimiteerd recht op toegang tot de rechter. Geef aan op grond van welke criteria het Hof toetst of sprake is van een inbreuk op dit beginsel.

    b. Hoe verhoudt het fenomeen verplichte procesvertegenwoordiging zich tot het recht op toegang tot de rechter?

    Vraag 4

    Marieke vordert van haar kerkgemeenschap € 8.000,-, zijnde het bedrag dat zij de afgelopen aantal jaren heeft gedoneerd aan de kerk. Zij voelt zich door de kerk onjuist bejegend en meent dat er sprake is geweest van misbruik van omstandigheden. Ter zitting blijkt dat de rechter lid is van de betreffende kerk en.....read more

    Access: 
    Public
    Work for WorldSupporter

    Image

    JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

    Working for JoHo as a student in Leyden

    Parttime werken voor JoHo

    Comments, Compliments & Kudos:

    Add new contribution

    CAPTCHA
    This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
    Image CAPTCHA
    Enter the characters shown in the image.
    Promotions
    oneworld magazine
    Check how to use summaries on WorldSupporter.org

    Online access to all summaries, study notes en practice exams

    How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

    • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
    • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
    • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
    • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
    • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

    Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

    There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

    1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
      • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
    2. Use the topics and taxonomy terms
      • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
    3. Check or follow your (study) organizations:
      • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
      • this option is only available trough partner organizations
    4. Check or follow authors or other WorldSupporters
      • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
    5. Use the Search tools
      • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
      • The search tool is also available at the bottom of most pages

    Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

    Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

    Field of study

    Check the related and most recent topics and summaries:
    Activity abroad, study field of working area:
    Access level of this page
    • Public
    • WorldSupporters only
    • JoHo members
    • Private
    Statistics
    1634