Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Image

Constitutioneel Recht - UU - Oefententamen 2016/2017

Vragen

Vraag 1

Geef ten minste twee argumenten tegen de volgende stelling: ‘Na 1798 raakt het principe van volkssoevereiniteit steeds duidelijker in de constitutie verankerd.’ (6 pt)

Vraag 2

Leg kort uit voor welk type rechterlijke onafhankelijkheid artikel 109 Wet RO een waarborg biedt. (4 pt)

Vraag 3

Artikel 81 en volgende van de Grondwet benaderen wetgeving op een formele manier. Dat betekent dat niet is vastgelegd wat de inhoud van een wet kan of moet zijn. Desondanks mag de wetgever niet elke denkbare inhoud aan een wet geven. Noem drie constitutionele rechtsregimes die de wetgever kunnen beperken in zijn wetgevende bevoegdheid. Geef van elke categorie een voorbeeld van een bepaling. (9 pt)

Vraag 4

Leg in het licht van artikel 34 EVRM uit hoe het mogelijk is dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zich in de zaak Khurshid Mustafa en Tarzibachi t. Sweden (EHRM 16-12-2008) toch uitspreekt over een conflict tussen burgers. (6 pt)

Casus I

Eind 2014 dreigde een kabinetscrisis naar aanleiding van de opstelling van drie leden van de Partij Van Het Volk (een coalitiepartij) in de Eerste Kamer. Deze drie leden stemden tegen een wetsvoorstel waarin de Onderwijswet zo werd gewijzigd, dat het recht op vrije schoolkeuze kwam te vervallen. Gevolg van dit stemgedrag was dat het wetsvoorstel, een belangrijk onderdeel uit het regeerakkoord, in de Eerste Kamer sneuvelde. In een debat in de Tweede Kamer dat op deze stemming volgde, zei Menno de Groot, destijds de fractieleider van de Partij Van Het Volk in de Tweede Kamer, dat de betreffende materie hoe dan ook geregeld zou worden; bij voorkeur in een aangepast wetsvoorstel maar desnoods in een algemene maatregel van bestuur (AMvB).

Lees onderstaande passage uit een artikel in de Passage van Marijne Willemse van 19 december 2014 over bovenstaande kwestie en beantwoord de volgende vragen:

Kabinet zet onderwijswet ‘linksom of rechtsom’ tóch door - kritiek vanuit Kamer

Marijne Willemse
19 december 2014

De onderwijswet [wijziging van de Onderwijswet red.] zal er rechtsom of linksom komen als het aan het kabinet en de coalitiepartijen ligt. In eerste instantie wordt dat geprobeerd door een aangepast wetsvoorstel naar de Kamer te sturen, schreef van Dijk eerder al aan de Kamer. Mocht dat dan toch niet lukken, dan is “een van de mogelijkheden” om een aantal zaken uit de wet via een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) alsnog te regelen, zo heeft Partij Van Het Volk-leider Menno de Groot net na middernacht in de Kamer gezegd.

Voorafgaand aan het debat, dat om 23.45 uur begon, zei DemocratieOp1-fractieleider Martijn Johnson al voor de camera van NOS dat de onderwijswet er “linksom of rechtsom” komt. De optie om de onderwijswet via een AMvB te regelen zong al rond in Den Haag.

De oppositiepartijen reageerden gepikeerd op de mededeling van de Groot dat er eventueel een AMvB uit de kast wordt gehaald “om een aantal elementen uit de wet alsnog tot uitvoer te brengen”. De coalitie hoeft met een AMvB niet meer langs de Kamer. De klacht van de oppositie is dat dit ondemocratisch is. Dijksma van VoorIederWatWils sprak van een “dreigement”. “Bananenrepubliekpraktijk”, vindt Bond van Nederland-leider Edward Stip zelfs. De Groot gaf toe dat de constructie “minder fraai” is.

DemocratieOp1’er Johnson zei tijdens zijn termijn er wel vanuit te gaan dat het kabinet geen gebruik hoeft te maken van de omweg via een AMvB. “Ik ga ervan uit dat het wetsvoorstel - in aangepaste vorm - er op deze manier doorheen komt. Ik heb het vertrouwen dat de Eerste Kamer hier nu mee kan instemmen.” Hij wilde dan ook niet ingaan op de vraag van Jasmijn van der Waal van Linkse Rakkers om de AMvB nu ook alvast in de Kamer te bespreken. Hij benadrukte wel dat een AMvB “binnen de wet valt”.

Vraag 5a

De oppositiepartijen in de Tweede Kamer reageerden gepikeerd op de uitspraak van de Groot. Blijkens het artikel achtten zij de optie van regeling van de artsenkwestie in een AMvB ondemocratisch. Welke argumenten kunt u aandragen om de stelling te onderbouwen dat het regelen van de arstenkwestie in een AMvB ondemocratisch is? (9 pt)

Vraag 5b

Verplaats u in de positie van Menno de Groot en geef argumenten ter ondersteuning van de volgende stelling: ‘Gezien de fase in het wetgevingsproces waarin het wetsvoorstel tot wijziging van de onderwijswet sneuvelde, is het verwijt aan de coalitie van ondemocratisch handelen niet op zijn plaats.’ (9 pt)

Vraag 5c

De fractievoorzitter van de DemocratieOp1 in de Tweede Kamer, Martijn Johnson, benadrukt aan het einde van het artikel dat een eventuele AMvB wel op grond van de bestaande onderwijswet – ‘binnen de wet’ – tot stand zou komen. Zou het Nederlandse constitutionele recht de AMvB ook toestaan, indien hij niet op grond van de onderwijswet tot stand zou komen? (9 pt)

Vraag 6

Leg uit of en zo ja welke nationale regelgeving kan leiden tot een onrechtmatige daad gepleegd door de overheid? (6 pt)

Casus II deel a

Arie is op basis van artikel 289 Wetboek van strafrecht wegens de moord op vier mensen veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. De levenslange gevangenisstraf is in Nederland echt levenslang. De enige mogelijkheid om eerder vrij te komen is het verkrijgen van gratie, waarbij een deel van de straf wordt kwijtgescholden. In de praktijk wordt gratie echter vrijwel nooit verleend aan mensen die een levenslange gevangenisstraf opgelegd hebben gekregen. Arie is van mening dat zijn levenslange opsluiting, met gratie als enige ‘uitweg’, in strijd is met artikel 3 van het EVRM.

Vraag 7a

Het EVRM is een internationaal verdrag. Leg uit welke materiële criteria de rechter naloopt om te beoordelen of hij het in de Nederlandse wetgeving neergelegde systeem van levenslange gevangenisstraf kan toetsen aan een verdragsbepaling. (9 pt)

Vraag 7b

Mag het recht neergelegd in artikel 3 EVRM worden beperkt en zo ja hoe? Leg uit. (6 pt)

Casus II deel b

In een uitspraak van 26 april 2016 heeft de Grote Kamer van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens geoordeeld over de levenslange gevangenisstraf. Het bepaalde dat deze straf in strijd is met artikel 3 EVRM als de gedetineerde geen enkel reëel uitzicht op vrijheid heeft. Op het moment van oplegging van de levenslange gevangenisstraf moet er altijd sprake zijn van een herzieningsmogelijkheid die mogelijk leidt tot een besluit tot eerdere beëindiging van de straf.

Naar aanleiding van deze uitspraak heeft de Nederlandse regering onder andere een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. Volgens dit voorstel wordt aan artikel 1 Wetboek van strafrecht een artikellid toegevoegd waarin staat dat in het geval van het opleggen van een levenslange gevangenisstraf, er na 20 jaar een herziening plaatsvindt. Een aantal Kamerleden heeft zich tegen dit wetsvoorstel gekeerd. Levenslang is volgens hen terecht levenslang. De straf wordt uiterst zelden en alleen in de meest extreme gevallen opgelegd. In deze gevallen is het volgens hen gerechtvaardigd om iemand voor de rest van zijn leven en zonder mogelijkheden voor vervroegde vrijlating buiten de samenleving te houden.

Arie volgt op het televisiescherm in zijn cel de debatten over het wetsvoorstel in de Tweede Kamer. Daarbij ziet hij dat de verhoudingen in de Tweede Kamer zich in zijn nadeel lijken af te tekenen. Hij besluit daarop de Kamerleden die tegen het wetsvoorstel dreigen te stemmen een brief te sturen waarin hij zijn perspectief uit de doeken doet. Voordat deze brief vanuit de gevangenis wordt verstuurd, wordt deze door de gevangenisdirecteur gelezen om te zien of er geen strafbare dingen in staan. Arie vindt dat hiermee zijn recht op privacy wordt geschonden.

Vraag 7c

In welke bepaling in de Grondwet wordt het recht van Arie om per brief te communiceren zonder inmenging van de overheid beschermd en onder welke voorwaarden mag dit recht worden beperkt? (6 pt)

Casus II deel c

In Amerika is sinds het eind van de jaren ’50 een groot aantal gevangenissen geprivatiseerd. Deze gevangenissen worden gerund door private, commerciële ondernemingen. In 2001 is ook in Nederland geopperd om, in het kader van het verlagen van de kosten van het gevangeniswezen, de gevangenissen te privatiseren. Stel dat deze privatisering op enig moment doorgang vindt. Arie zit nog steeds in de gevangenis – levenslang is voor hem echt levenslang gebleken. Hij krijgt een conflict met de nieuwe directeur van de private gevangenis over het aantal uren dat hij per dag tijd heeft voor ontspanningsactiviteiten. In het kader van een bezuinigingsoperatie heeft de directeur namelijk besloten dat de gevangenen veel meer werkuren moeten maken en dat het aantal uren dat zij televisie mogen kijken of mogen sporten moet worden beperkt tot twee per dag. Volgens Arie is dat in strijd met het verbod van onmenselijke bestraffing van artikel 3 EVRM. Hij wil daarover tegen de gevangenisdirecteur een civiele procedure starten bij de rechtbank. De gevangenisdirecteur stelt echter dat hij, als private ondernemer, helemaal niet aan het EVRM is gebonden.

Vraag 7d

Kan Arie in deze procedure tegen de gevangenisdirecteur een beroep doen op artikel 3 EVRM? Zo ja, hoe zou hij zijn verzoek dan het beste kunnen inkleden? (9 pt)

Vraag 8

Geef twee categorieën van verdragen die geen parlementaire goedkeuring behoeven. (4 pt)

Vraag 9

Hieronder ziet u twee punten uit de verkiezingsprogramma’s voor de afgelopen
verkiezingen. Geef aan en leg kort uit of voor invoering van deze plannen een
grondwetswijziging nodig is. (8 pt)

  • De feitelijke zittingstermijn van de Tweede Kamer dient als regel vier jaar te zijn. Na een kabinetscrisis moet daarom eerst gekeken worden of op basis van de bestaande uitslag een nieuw kabinet te vormen is. (SGP) (5 pt)
  • De gemeenteraad kiest de burgemeester. De Provinciale Staten kiezen de Commissaris van de Koning. (GroenLinks) (3-4 pt)

Antwoordindicatie

Vraag 1

  1. De Staatsregeling voor het Bataafsche Volk 1798 is uitdrukkelijk gebaseerd op het principe van volkssoevereiniteit. De macht ligt grotendeels bij de gekozen volksvertegenwoordiging. In latere grondwetten verschuift de macht richting de uitvoerende macht, en vanaf 1814 is de Koning oppermachtig. Het uitgangspunt van volkssoevereiniteit vind je dan ook niet meer terug in de Grondwet: de ‘Soevereniteit der Verenigde Nederlanden’ wordt opgedragen aan de koning.
  2. Vanaf 1814 zet zich wel een ontwikkeling in: aanvankelijk met kleine stapjes wordt Nederland een parlementaire democratie. Hoewel de volkssoevereiniteit niet expliciet terugkeert in de Grondwet, groeit de macht van ‘het volk’ wel degelijk. Een mooie illustratie vormt het Meerenberg arrest, waarin de Hoge Raad de regelgevende bevoegdheid van de koning inperkte. Dat ook sindsdien de ontwikkelingen geen rechte lijn vertonen blijkt wel uit de grondwetswijziging van 1887, waarin die bevoegdheid voor een deel weer aan de koning werd teruggegeven.
  3. Ook meer recent lijkt de volkssoevereiniteit onder druk te staan: door internationalisering en Europeanisering lekken bevoegdheden weg, wordt parlementaire controle lastiger, en verliezen burgers grip op de besluitvorming.

Per juist argument kunt u 3 punten behalen.

Vraag 2

Hier zijn twee goede antwoorden: de zakelijke en institutionele onafhankelijkheid

  1. De zakelijke onafhankelijkheid (2 pt), welke ziet op de beslissingsvrijheid van rechters en gerechten t.o.v. ambten van de wetgevende en uitvoerende macht (1 pt). Met art 109 RO belet de wetgever de minister (van V&J) in deze belissingsvrijheid te treden (1 pt).
  2. De institutionele onafhankelijkheid (2 pt), welke ziet op de onafhankelijk van de rechtspraak/rechterlijke macht als organisatie t.o.v. de politieke staatsmachten (trias politica) (1 pt). Met art 109 RO schermt de wetgever de rechterspraak/rechterlijke macht af van (een onderdeel van) de uitvoerende macht.

Vraag 3

  1. Grondwet (e.g. art. 1; 7; 114)
  2. EU-recht (e.g. bepaling Handvest; art. 3 VWEU exclus. bevoegdheid)
  3. Internationaal recht (e.g. art. 10 EVRM; art 17 IVBPR)
  4. Ongeschreven recht (e.g. vertrouwensregel; rechtszekerheidsbeginsel)
  5. Statuut (art 2).

Voor elke juiste categorie kon u 2 pt verdienen; voor elke juiste daarbij genoemde bepaling 1 pt. Veel studenten hebben bij categorie 3 art 94 Gw genoemd en benadrukt dat een ieder verbindende verdragsbepalingen de wetgever beperken. Art. 94 is echter gericht tot de rechter (en evt het bestuur); de wetgever is gebonden aan verdragen om het even of zij rechtstreeks werken of niet. Hier is 1 punt aftrek voor gegeven.

Vraag 4

Op basis van artikel 34 EVRM kunnen individuen alleen een procedure bij het Hof starten wegens een vermeende schending van de verdragsrechten door een staat die partij is bij dit verdrag. In de zaak Redfearn ging het echter in feite om een schending door een andere burger, namelijk Redfearn’s werkgever die hem had ontslagen wegens zijn lidmaatschap van een politieke partij. Door de zaak echter in te kleden als een tekortkoming in de positieve verplichting van de staat om zijn verenigingsvrijheid in deze horizontale relatie te beschermen, kon Redfearn toch het Verenigd Koninkrijk aanspreken op de schending. Het Hof ging hier in mee en oordeelde dat het Verenigd Koninkrijk artikel 11 EVRM had geschonden, omdat de toepasselijke wetgeving Redfearn niet voldoende had beschermd tegen ontslag op grond van zijn politieke voorkeur. Indirect beziet het Hof daarbij ook de onderliggende horizontale relatie, om te beoordelen of de staat in deze zaak passende maatregelen heeft genomen om de verenigingsvrijheid te garanderen.

Vraag 5a

Een AMvB wordt blijkens artikel 89 lid 1 Gw vastgesteld bij koninklijk besluit. Het opstellen van een AMvB is dus een bevoegdheid van de regering. [De regering bestaat uit de Koning en de ministers (artikel 42 Gw). Deze zijn niet democratisch verkozen (zie bijv. artikel 43 Gw).]

Tenzij een voorhangprocedure voorhanden is, wordt de Staten-Generaal, in tegenstelling tot de procedure die gevolgd wordt bij het maken van een wet in formele zin (81-88), bij het maken van een AMvB gepasseerd. De Staten-Generaal is door het volk gekozen (de Eerste Kamer indirect ex artikel 55 Gw en de Tweede Kamer direct ex artikel 54 Gw). Invloed van de Staten-Generaal maakt besluitvorming dus democratisch.

Wanneer de AMvB-route zou worden gekozen ten aanzien van een kwestie waarvan de regering/coalitie eerst nog meende dat een regeling in een wet in formele zin nodig was, ontstaat de indruk dat de Staten-Generaal moedwillig wordt gepasseerd. Dit kan als ondemocratisch worden beschouwd.

NB: Het noemen van het Fluorideringsarrest is niet relevant. Het Fluorideringsarrest geeft namelijk geen argument waarom een AMvB ondemocratisch is, maar een argument voor de stelling dat bepaalde AMvB’s (die ingrijpend van aard zijn) democratische grondslag verdienen in een wet in formele zin.

Vraag 5b

Meest voor de hand liggende argumenten (derhalve niet uitputtend):

  • Het wetsvoorstel sneuvelde in de Eerste Kamer. De student zou kunnen redeneren dat het niet aan haar is om belangrijke onderdelen van het regeerakkoord te torpederen. De EK is – namelijk - als gevolg van haar verkiezingswijze zwakker democratisch gelegitimeerd. Zij kent van oudsher een wat minder politieke rol van de TK en is bovendien niet (direct) betrokken bij het opstellen van het regeerakkoord.
  • Een meerderheid in de Tweede Kamer heeft zich al voor het wetsvoorstel uitgesproken. Diezelfde meerderheid in de Tweede Kamer zou zich nu dus achter een AMvB scharen – het waren de fractieleiders in de TK die de regering tot de eventuele vaststelling hiervan opriepen!

Ter info: bij de correctie is gebruik gemaakt van cijfers. Deze corresponderen met het onderstaande.

  1. De student hanteert een enkelvoudig argument terwijl in de vraagstelling gevraagd is naar meerdere argumenten.
    1. N.B. uitwerking van één enkel argument kan, mits uitstekend uitgewerkt, wel tot toekenning van het maximale puntenaantal leiden.
  2. De student maakt niet, of onvoldoende, expliciet de koppeling tussen de AMvB, de ‘afgestemde’ en eventueel nieuw in te dienen wet in formele zin.
  3. De student benoemt onvoldoende de rol van de, indirect gekozen, Eerste Kamer, in relatie tot de direct gekozen Tweede Kamer
  4. De gekozen formulering is (te) slordig; de redenering is onvoldoende uitgewerkt danwel onvoldoende gemakkelijk te ontsluiten.

Vraag 5c

Dat hangt ervan af. Volgens een letterlijke lezing van art. 89 Gw is een zelfstandige AMvB constitutioneel toelaatbaar, wanneer de maatregel geen bepalingen bevat die door straffen worden gehandhaafd. (4 pt)

In wetgeving (Awb) en jurisprudentie (Fluoridering) is de ruimte voor zelfstandige AMvB’s echter heel erg klein gemaakt. Wanneer een AMvB neer zou komen op ingrijpend overheidshandelen – en dat lijkt bij de kwestie van artsenkeuze wel het geval (beargumenteren) – is volgens genoemde jurisprudentie een wettelijke grondslag vereist. (5 pt)

N.B.: Een alternatief goed antwoord zou kunnen zijn dat de student een ontkennend antwoord geeft, omdat AMvB’s niet buiten de wet mogen vallen in de zin dat zij daarmee in strijd zijn. Ook waar een zelfstandige AMvB in beginsel toelaatbaar wordt geacht, geldt nog altijd dat deze niet in strijd mag komen met hogere regelgeving.

Vraag 6

Ja, nationale regelgeving kan een onrechtmatige daad voor de overheid opleveren (2 pt). In het arrest Pocketbooks (1 pt) werd dit door de rechter bepaald mbt lagere regelgeving/materiële wetgeving (1 pt) en in het arrest Vakantie-uren (1 pt) mbt formele wetgeving (1 pt).

Vraag 7a

Rechterlijke toetsing aan bepalingen uit verdragen waarbij Nederland partij is, is alleen mogelijk wanneer een verdragsbepaling eenieder verbindend is. Zie artikel 93 en 94 Grondwet. Eventueel kunnen studenten de bekendmaking en inwerkingtreding noemen als procedurele vereisten. Om te bepalen of er sprake is van een eenieder verbindende bepaling, dan wel (materiële) rechtstreekse werking, kijk je naar het Rookverbod arrest (r.o. 3.5.2 en 3.5.3). Eerst wordt gekeken of uit de tekst of totstandkomingsgeschiedenis van de bepaling volgt dat rechtstreekse werking is beoogd. Als dit niet het geval is, dan is de inhoud van de bepaling beslissend en wordt er gekeken of de bepaling 1) onvoorwaardelijk en 2) voldoende nauwkeurig is om 3) in de nationale rechtsorde zonder meer als objectief recht te worden toegepast. Voor dit laatste is bepalend de 4) context waarin de bepaling wordt ingeroepen. Keuze of beleidsvrijheid aan de zijde van de overheid belet niet per se de rechtstreekse werking.

Het goede antwoord, maar:

  • niet noemen van artikel 93 en 94 Gw, alleen Rookverbod criteria - 2 punten
  • niet noemen van het Rookverbodarrest, wel van de criteria -1 punt
  • niet noemen van de tekst/totstandkomingsgeschiedenis van de bepaling, waaruit kan volgen dat rechtstreekse werking niet is beoogd -1 punt
  • het niet noemen van de context waarin de bepaling wordt toegepast/contextuele benadering -1 punt
  • EVRM behandelen als Unierecht - 1 punt
  • Wel art. 93 en 94 (ieder verbindende bepaling etc) noemen maar niet de Rookverbod criteria - 4 punten

Vraag 7b

Nee, dat mag niet. Het verbod van folteringen of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing is een van de absolute rechten in het Verdrag en kent geen beperkingsclausule.

  • Het verkeerde antwoord, wel beperken: 1 punt
  • Alleen noemen dat het een absoluut recht is en niet noemen van het ontbreken van een beperkingsclausule: 4 punten
  • Alleen noemen dat een beperkingsclausule ontbreekt en niet dat het een absoluut recht is: 4 punten

Vraag 7c

In artikel 13, eerste lid, Grondwet (briefgeheim). [2 punten] Voor de beperking van het briefgeheim gelden volgens artikel 13 lid 1 Grondwet twee voorwaarden:

  • een legaliteitsvoorwaarde/competentievoorschrift: beperkingen mogen alleen in een wet in formele zin worden gegeven (“in de gevallen bij de wet bepaald”) [1 punt],
  • een procedurele voorwaarde: beperking is alleen mogelijk op last van de rechter. [1 punt].

Daarnaast speelt artikel 15 lid 4 Grondwet hier een rol omdat het een gedetineerde betreft en dus een individu met een bijzondere rechtspositie. Mensen wie rechtmatig de vrijheid is ontnomen kunnen middels deze zeer ruime beperkingsclausule in de uitoefening van grondrechten worden beperkt. Het is noodzakelijk dat de uitoefening van die grondrechten zich niet tot de vrijheidsontneming verdraagt.[1 punt] In deze clausule is het bevoegd gezag niet gebonden aan de beperkingssystematiek die geldt voor de overige grondrechten. [1 punt]

NB 1: Studenten die een ander artikel uit de Grondwet aanhalen dan artikel 13 Grondwet, krijgen hier géén punten voor. Dit geldt dus voor bijvoorbeeld artikel 7 Grondwet, 9 Grondwet en 10 Grondwet. Gezien de zeer specifieke vraagstelling worden studenten geacht het grondwetsartikel aan te halen dat het beste past in de gegeven casus.
NB 2: Daarnaast is het noodzakelijk specifiek het recht te benoemen dat in het genoemde artikel wordt beschermd. Dus puur het noemen van artikel 13 Grondwet zonder nadere specificatie van het eerste lid of het briefgeheim is niet voldoende om de volle (eerste) twee punten te halen.

Vraag 7d

Ja, dit is mogelijk (1 punt).In het vroege denken over grondrechten golden deze alleen in de verhoudingtussen overheid en burger (verticale werking) en dus niet in verhoudingen tussen private partijen zoals in casu (horizontale werking). (3 punten) Aangeven, dat tegenwoordig in de jurisprudentie (HR Verplichte Aidstest) wel wordt aangenomen, dat grondrechten doorwerken in dergelijke relaties (2 punten). Ook de uitspraak Khurshid Mustafa and Tarzibachi v. Sweden kan worden genoemd, daarbij moet echter worden bedacht dat dit een zaak tegen een verdragsstaat betrof (Zweden) waarin het Hof horizontale werking erkent, maar in de betreffende zaak niet toepast.

Arie kan een vordering instellen bij de civiele rechter: een onrechtmatige daadsactie (1 punt). Hij dient dan te stellen dat de gevangenisdirecteur onrechtmatig heeft gehandeld door het aantal uren dat Arie per dag heeft voor ontspanning drastisch te beperken (1 punt). De onrechtmatigheidsnorm wordt ‘ingekleurd’ door 3 EVRM/ de civiele rechter is bij haar beoordeling van de onrechtmatigheid gebonden aan 3 EVRM (1 punt).

Vraag 8

Zie art. 7 Rgbv, dat 6 categorieën onderscheid. Per juist genoemde categorie kon u 2 punten verdienen. Ook goed gerekend is (naast art 7 Rgbv) art. 9 en 10 Rgbv.

Veel studenten hebben hier EU-recht genoemd of een specifieke vorm hiervan. Dit is alleen goed gerekend als studenten door de EU gesloten verdragen (obv haar exclusieve bevoegdheid) hebben genoemd.

Niet goed gerekend is:

  • EU-verdragen zoals VEU/VWEU. Deze verdragen hebben wel degelijk parlementaire goedkeuring nodig gehad. Dat deze verdragen vervolgens obv Ven Gend&Loos/Costa/ENEL voorrang hebben gekregen, doet niet terzake.
  • Richtlijnen en verordeningen. Deze instrumenten hebben weliswaar geen parlementaire goedkeuring nodig, maar zijn geen verdragen (maar supranationale wetgeving door instellingen en niet door staten).

Vraag 9

  • Als de Tweede Kamer niet vroegtijdig wordt ontbonden, is haar zittingsduur vier jaar op grond van artikel 52 Grondwet. Artikel 64 lid 1 Grondwet geeft de regering de bevoegdheid de Kamers te ontbinden. Het is gewoonte van de regering om van die bevoegdheid gebruik te maken als het kabinet valt, maar de Grondwet schrijft dit beslist niet voor. M.a.w. een kabinetscrisis moet grondwettelijk gezien niet leiden tot een ontbinding van de Tweede Kamer op grond van artikel 64 lid 1 Gw en daarmee tot (vervroegde) verkiezingen zoals artikel 64 lid 2 Gw voorschrijft. Daarom kan met de reeds bestaande uitslag een nieuw kabinet tot stand komen.
    • Conclusie: het SGP-voorstel om na een kabinetscrisis eerst te kijken of een nieuw kabinet gevormd kan worden op basis van de bestaande uitslag, vereist daarom geen wijziging van de Grondwet.
  • Artikel 131 Grondwet bepaalt dat de commissaris van de Koning en de burgemeester bij koninklijk besluit – dat wil dus zeggen door de regering - worden benoemd. Die bevoegdheid kan niet zomaar bij de gemeenteraad en provinciale staten worden gelegd.
    • Conclusie: om het GL-voorstel te bewerkstellingen moet daarom de Grondwet gewijzigd worden.

Extra informatie ter verduidelijking:
Er is nu een wetsvoorstel tot wijziging van de Grondwet dat de Kroonbenoeming (benoeming bij KB door de regering) schrapt. De huidige tekst van artikel 131 wordt veranderd in: “De aanstelling van de commissaris van de Koning en de burgemeester vindt plaats volgens regels bij de wet te stellen.” Het gevolg hiervan is dat de benoemingswijze van de burgemeester en de commissaris van de koningin in een gewone wet in formele zin kan worden geregeld.

Image  Image  Image  Image

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Statistics
1627