Fundamentals of Human Neuropsychology - Kolb, Wishaw - Oefenvragen (6e druk)
- Hoofdstuk 1 - De ontwikkeling van de neuropsychologie
- Hoofdstuk 2 - De herkomst van hersenen en gedrag
- Hoofdstuk 3 - Het zenuwstelsel
- Hoofdstuk 5 – Communicatie van neuronen
- Hoofdstuk 7 – De effecten van drugs en hormonen op het gedrag
- Hoofdstuk 8 – Sensorische systemen
- Hoofdstuk 12 – Hersenstructuur en individuele verschillen
- Hoofdstuk 13 – Occipitaalkwab
- Hoofdstuk 16 – Frontale kwab
- Hoofdstuk 18 – Leren en geheugen
- Hoofdstuk 20 – De herkomst van emotie
- Hoofdstuk 21 – Ruimtelijk gedrag
- Hoofdstuk 22 – Aandacht, mentale beelden en bewustzijn
- Hoofdstuk 23 – De ontwikkeling van de hersenen
- Hoofdstuk 24 – Ontwikkelingsstoornissen
- Hoofdstuk 26 – Neurologische aandoeningen
- Hoofdstuk 27 - Psychiatrische stoornissen
- Hoofdstuk 28 – Neuropsychologisch onderzoek
- Antwoorden
Hoofdstuk 1 - De ontwikkeling van de neuropsychologie
1. Wat is het doel van neuropsychologie?
Relatie tussen gedrag en hersenfuncties onderzoeken
Relatie tussen gedrag en afwijkende hersenfuncties onderzoeken
Gedrag verklaren op basis van hersenfuncties
Hersenfuncties verklaren op basis van gedrag
2. Neuropsychologie wordt beïnvloed door twee richtingen, welke twee? (let op, 2 antwoorden zijn juist!)
The brain hypothesis
The cardiac (hart) hypothesis
The neuron hypothesis
The mind hypothesis
3. Wat is een neuron?
Een zenuwcel
Een cellichaam
Een axon
Een dendriet
4. Wat is de cerebrale cortex?
De cellaag om elke afzonderlijke hersenkwab
De cellaag aan de buitenkant van de grote hersenen
5. Welke twee vormen samen het centrale zenuwstelsel?
Hersenen en ruggenmerg
Hersenen en de wervelkolom
Hersenstam en ruggenmerg
De wervelkolom en het ruggenmerg
6. Welk begrip hoort bij de definitie: ‘alle neuronen die buiten de hersenen en ruggenmerg liggen’?
Centrale zenuwstelsel
Perifere zenuwstelsel
Autonome zenuwstelsel
Somatische zenuwstelsel
7. Het perifere zenuwstelsel bestaat uit drie delen, welk deel hoort er NIET bij?
Sensorische deel
Motorische deel
Autonome deel
Heteronome deel
8. Welk begrip hoort bij de definitie: ‘Het zenuwstelsel wat onbewuste bewegingen controleert: hartslag, ademhaling, spijsvertering’?
Centrale zenuwstelsel
Perifere zenuwstelsel
Autonome zenuwstelsel
Somatische zenuwstelsel
9. Materialisme is;
Het idee dat de geest genoeg verklaring is voor gedrag
Het idee dat het zenuwstelsel genoeg verklaring is voor gedrag
Het idee dat de ziel genoeg verklaring is voor gedrag
Het idee dat de hersenen genoeg verklaring is voor gedrag
10. Welk begrip hoort er bij de definitie: ‘Het onderzoeken van de relatie tussen schedelvorm en persoonlijkheidstrekken’?
Epifyse
Monisme
Frenologie
11. Broca’s afasie houdt in dat je moeite hebt met het uitspreken van woorden terwijl taalbegrip behouden blijft, is dit waar of niet waar?
Waar
Niet waar
12. Wat houdt lateralisatie?
Geen complexe handelingen uit kunnen voeren
Niet kunnen lezen
Wanneer functies zich aan één kant van de hersenen lokaliseren.
Voorwerpen die niet herkend kunnen worden aan de hand van hun vorm
13. Stelling 1: de ventrale stroom zorgt ervoor dat voorwerpen bewust herkend worden
Stelling 2: de ventrale stroom zorgt voor de visuele controle tijdens bewegingen van het lichaam
Stelling 1 en 2 zijn juist
Stelling 1 en 2 zijn onjuist
Stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist
Stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist
14. Welk begrip hoort bij: ‘aansluitingen tussen het uiteinde van een axon en een andere cel’?
Synaps
Axon
Dendriet
Glia cel
15. Wat is trepanatie?
Het verwijderen van een cellichaam
Het verwijderen van een stuk bot
Het verwijderen van een orgaan
16. Welk mogelijk symptoom wordt in het boek NIET genoemd bij Multiple Sclerose?
Spierzwakte
Spraakgebrek
Cognitieve achteruitgang
Scheelzien
17. Wat doet een PET scan?
Een beeld vormen van de hersenen op basis van een magnetische trilling
Het meten van radioactieve straling in de hersenen
Een beeld vormen van verschillende weefseldichtheden van de hersenen
18. Een neuron bestaat uit drie onderdelen, welke hoort er NIET bij?
Cellichaam
Dendriet
Axon
Synaps
Hoofdstuk 2 - De herkomst van hersenen en gedrag
19. Wat is een genoom?
Een functionele eenheid die kenmerken van de ene op de andere generatie doorgeeft
Het pakket aan erfelijke informatie in een cel
Een set moleculen
20. Wat houdt het Flynn effect in?
Het effect dat het gemiddelde gewicht stijgt over de jaren
Het effect dat de gemiddelde lichaamslengte stijgt over de jaren
Het effect dat het gemiddelde IQ stijgt over de jaren
Het effect dat het gewicht van het brein stijgt over de jaren
Hoofdstuk 3 - Het zenuwstelsel
21. Wat is ‘ischemie’?
Gebrek aan lucht
Gebrek aan vitaminen
Gebrek aan lichaamscellen
Gebrek aan bloed
22. Stelling 1: bilateraal is aan beide zijden van het lichaam
Stelling 2: proximaal is aan de buitenkant van het lichaam
Stelling 3: distaal is bij het centrum van het lichaam
Alle stellingen zijn juist
Alle stellingen zijn onjuist
Stelling 1 is juist, stelling 2 en 3 onjuist
Stelling 1 is onjuist, stelling 2 en 3 juist
23. Welk deel van het zenuwstelsel zorgt voor de ‘fight or fligt’ positie?
Parasympatisch zenuwstelsel
Sympatisch zenuwstelsel
24. Wat zijn blasten?
Een niet volgroeide neuron of gliacel
Een cel die ontstaat uit een stamcel
25. De ventrale wortel…
1: …is een zenuw
2: …bestaande vezels met sensorische informatie
1 en 2 zijn juist
1 en 2 zijn onjuist
1 is juist en 2 is onjuist
1 is onjuist en 2 is juist
26. Flexie betekent:
Strekken
Buigen
27. Welk begrip hoort er bij: ‘pijn die in een ander deel van het lichaam wordt gevoeld dan war deze wordt geproduceerd’?
Fake pijn
Gerefereerde pijn
Verplaatste pijn
Vervalste pijn
28. Wat is het verschil tussen colliculi superior en colliculi inferior?
De kernen reguleren de lichamelijke reflex op respectievelijk motorische en sensorische stimuli
De kernen reguleren de lichamelijke reflex op respectievelijk auditieve en visuele stimuli
De kernen reguleren de lichamelijke reflex op respectievelijk visuele en auditieve stimuli
De kernen reguleren de lichamelijke reflex op respectievelijk sensorische en motorische stimuli
29. Welke definitie hoort bij ‘Ziekte van Huntington’?
Verlies van dopamine leidend tot tremor, stijfheid en een vermindering van vrijwillige bewegingen.
Een erfelijke en dodelijke aandoening, herkenbaar aan grote onvrijwillige beweging ook wel chorea genoemd, progressieve dementie.
Ziekte gepaard gaande met onvrijwillige bewegingen en het onvrijwillig uiten van woorden en geluiden.
30. Wat is een kaart van Brodmann?
Een overzicht van de motorische en sensorische delen van de cortex wat betreft hun verbinding met de rest van het lichaam (bijvoorbeeld benen, armen, mond, buik).
Een kaart van de cortex op basis van de organisatie, structuur en celverdeling.
Een cytoarchitectonische kaart waarbij alle functionele cortexdelen zijn genummerd.
31. Wat houdt ‘decussatie’ in?
Het kruisen van zenuwbanen van het ene deel naar het andere deel van de hersenen.
Het is een kern in het limbisch systeem
Het is de kern in de basale ganglia (betrokken bij regulatie van motoriek)
32. Wat is een afferente stroom?
Beweging van breinstructuur af; informatie gaat van de spieren naar de hersenen
Beweging van breinstructuur af; informatie gaat van de hersenen naar de spieren
Beweging naar breinstructuur toe; informatie gaat van de spieren naar de hersenen
Beweging naar breinstructuur toe; informatie gaat van de hersenen naar de spieren
Hoofdstuk 5 – Communicatie van neuronen
33. Wat is de stof ‘acetycholine’?
Het is een versnellende stof
Het is actief voor het coördineren van beweging
Speelt een rol bij slaap/waakritme
Speelt een rol bij leren, plannen en emotie
Het is een remmende stof
34. Wat is de stof ‘dopamine’?
Het is een versnellende stof
Het is actief voor het coördineren van beweging
Speelt een rol bij slaap/waakritme
Speelt een rol bij leren, plannen en emotie
Het is een remmende stof
35. Wat is de stof ‘neropinefrine’?
Het is een versnellende stof
Het is actief voor het coördineren van beweging
Speelt een rol bij slaap/waakritme
Speelt een rol bij leren, plannen en emotie
Het is een remmende stof
36. Welke stof speelt een rol bij OCD (obsessieve-compulsieve stoornis)?
Adrenaline
Dopamine
Serotonine
Neropinefrine
Acetycholine
37. Stelling 1: Het presynaptisch membraam is het membraam van de axon
Stelling 2: Het postsynaptisch membraam is het membraan van het uiteinde van de dendriet
Stelling 1 is juist, stelling 2 onjuist
Stelling 1 is onjuist, stelling 2 juist
Beide stellingen zijn juist
Beide stellingen zijn onjuist
38.Je hebt het nigrostriatale pad en het mesolimbische pad, welk pad speelt een rol bij schizofrenie?
Het nigrostriatale pad
Het mesolimbische pad
Hoofdstuk 7 – De effecten van drugs en hormonen op het gedrag
39. Wat is masculinisatie?
Het ontstaan van mannelijke kenmerken bij een vrouw
Het kunnen ruiken van kleur (dubbele sensori)
Een stimuli dat zorgt voor homeostate en oplettendheid/opwinding/prikkeling
Het schakelt lichaamsfuncties uit die op een bepaald moment niet echt nodig zijn
40. Wat is homeostase?
Homeostase controleert de suiker levels van het lichaam
Homeostase speelt een rol bij de menstruatie cyclus en zwangerschap
Het in evenwicht zijn van alle functies in het lichaam
41. Waarvoor zorgt Hypothalamus-Hypofyse-Bijnieras (HPA-as)?
Verstoord het systeem door een overproductie van cortisol en zorgt zo voor chronische stress
Houdt overproductie van cortisol tegen en voorkomt zo chronische stress
Hoofdstuk 8 – Sensorische systemen
42. Stelling 1: Exteroceptieve receptoren reageren op stimuli uit de omgeving
Stelling 2: Interoceptieve receptoren zorgen voor organen en spieren in het lichaam zelf
Stelling 1 is juist, stelling 2 onjuist
Stelling 1 is onjuist, stelling 2 juist
Beide stellingen zijn juist
Beide stellingen zijn onjuist
43. Het ‘witte in je ogen’ hoort bij;
Fovea
Sclera
Bipolaire cellen
Retina
44. Wat houdt het optisch chiasma in?
Het is de kruising van de linker en rechter oogzenuw
Het is de kruising van de linker en rechter hemisfeer
Het is de kruising tussen de dorsale en ventrale route
Het is de kruising tussen ogen en oren
45. Zijn staafjes en kegeltjes zijn receptoren. Receptoren kunnen langzaam en snel zijn. Welke antwoord klopt?
Kegeltjes en staafjes zijn langzame receptoren
Kegeltjes en staafjes zijn snelle receptoren
Kegeltjes zijn langzame en staafjes zijn snelle receptoren
Kegeltjes zijn snelle en staafjes zijn langzame receptoren
Hoofdstuk 12 – Hersenstructuur en individuele verschillen
46. Zet de nummers in de juiste kolom:
Mannen | Vrouwen |
|
|
Gooien van objecten
Onderscheppen van objecten
Fijne motorische controle
Wiskundig beredeneren
Ingewikkelde handbewegingen
Mentaal roteren van objecten
Wiskundige berekeningen
Ruimtelijke navigatie
Ruimtelijk geheugen
Onthouden van mijlpalen langs een route
Beter verbaal geheugen
Tekenen van mechanische objecten
Hoofdstuk 13 – Occipitaalkwab
47. Wat is associatieve agnosie?
Niet meer kunnen lezen
Het niet kunnen herkennen van een object, terwijl visuele functies intact zijn
Het niet kunnen herkennen van een object, ondanks heldere perceptie van het object
Het verlies van het zien van een helft van visuele veld
48. Welke definitie hoort bij ‘Dit veroorzaakt verlies van het nasaal gezichtsveld (dat wil zeggen aan de kant van de neus, dus het binnenste gezichtsveld is beschadigd aan één kant van oog)’?
Monoculaire blindheid
Visuospatiele agnosie
Nasale hemianopie
Prosopagnosie
Quandratanopie
49. Wat is allocentrische ruimte?
Ruimte ten opzichte van het individu
Individuele ruimte
Ruimte tussen object dichtbij en ver weg
Ruimte tussen twee objecten in de verte
50. Prosopagnosia is:
Moeite met het kunnen lezen van gedrukte tekst
Moeite met het kunnen natekenen van een vorm
Moeite met het herkennen van gezichten
Moeite met het vinden van de weg in een bekende omgeving
51. Macular sparing is:
Verlies van het zien van een kwart van het visuele veld van beide ogen
Verlies van het zien van een kwart van het visuele veld van één oog
Verlies van het gehoor aan beide oren
Verlies van het gehoor aan één oor
Hoofdstuk 16 – Frontale kwab
52. Wat is agrammatisme?
De wereld beweegt terwijl je ogen stil staan
Apathie en onverschilligheid, afgenomen seksuele behoeften, weinig zichtbare emotie en weinig tot geen spontane spraak
Onvermogen tot het vervoegen van werkwoorden als het toepassen van grammaticale regels
Kinderlijk gedrag, respectloos, niet tactvol, grof taalgebruik, verminderde motorische activiteit, geen waarde hechten aan socialiteit en ongepast seksueel gedrag
53. Stelling 1: Convergent denken is bij een probleem met verschillende oplossingen
Stelling 2: Divergent denken is bij een probleem met één oplossing
Stelling 1 is juist, stelling 2 onjuist
Stelling 1 is onjuist, stelling 2 juist
Beide stellingen zijn juist
Beide stellingen zijn onjuist
54. Wat hebben patiënten met letsel aan het orbitofrontale gebied?
Moeite met het begrijpen van gezegden
Moeite met aanpassen aan een sociale omgeving
Zijn te vrij in omgang met de omgeving
Het niet kunnen benoemen van tijd
55. Patiënten met een beschadiging in het gebied van Broca hebben moeite met:
… vervoegen van werkwoorden
… spraakvermogen
… interpreteren van taal
… verwerken van taal
56. Waarvoor gebruik je de Wiscosin Card-Sorting Test?
Onderzoeken hoe het gesteld is met het zelfregulerend gedrag
Onderzoeken hoe het gesteld is met conformerend gedrag
Onderzoeken hoe het gesteld is met associatief gedrag
Onderzoeken hoe het gesteld is met cerebrale verwerking
Hoofdstuk 18 – Leren en geheugen
57. Welke vorm van amnesie is hoort bij deze definitie ‘Het is vanaf het moment dat de hersenbeschadiging ontstond niet meer mogelijk om nieuwe herinneringen aan te maken’?
Anterograde amnesie
Infantiele amnesie
Reterograde amnesie
Voorbijgaande globale amnesie
58. Wat houdt de consolidatie theorie in?
Stelt dat herinneringen vrijwel nooit op één spoor zitten. De theorie suggereert dat elke keer wanneer een herinnering wordt gebruikt, deze opnieuw wordt geconsolideerd.
Deze theorie stelt dat deze drie verschillende soorten geheugen verschillend gevoelig zijn voor mediale temporale schade
De rol van de hippocampus is het opslaan (consolideren) van nieuwe herinneringen.
59. Welk soort geheugen is ‘Groningen is de hoofdstad van Groningen’?
Impliciet geheugen
Expliciet geheugen
Semantisch geheugen
60. Een jongere van 17 jaar is net begonnen met het nemen van rijlessen, op dit moment wordt vooral een geheugen gedaan op …………. . De jongere is inmiddels 23 jaar en rijd dagelijkse, op dit moment wordt een beroep gedaan op het ………
Impliciete geheugen, expliciete geheugen
Impliciete geheugen, semantische geheugen
Expliciete geheugen, impliciete geheugen
Expliciete geheugen, semantische geheugen
61. De hippocampus heeft twee gyri: Ammon’s hoorn en de dentate gyrus. De cellen van Ammon’s hoorn heten ….. (…) en de cellen van de dentate gyrus heten granule cellen (…).
Vul de open plekken in.
piramide cellen (motorische cellen) en granule cellen (sensorische cellen)
piramide cellen (sensorische cellen) en granule cellen (motorische cellen)
granule cellen (motorische cellen) en piramide cellen (sensorische cellen)
granule cellen (sensorische cellen) en piramide cellen (motorische cellen)
Hoofdstuk 20 – De herkomst van emotie
62. Van wie is de volgende theorie?
‘De waarneming van externe stimuli brengt lichamelijke veranderingen te weeg.
De perceptie en de veranderingen in het lichaam beïnvloeden cognitieve processen.’
Theorie van Damasio
Theorie van Le Doux
Theorie van Gainotti
63. Aprosodie is taal zonder een expressie van emotie of een bepaalde toonhoogte. Waar is er een beschadiging bij motorische aprosodie?
Gebied van Broca
Gebied van Wernicke
Gebied van Angular gyrys
Hoofdstuk 21 – Ruimtelijk gedrag
64. Welk syndroom hoort bij de volgende omschrijving: ‘Hun intelligentie en verbale vermogens zijn normaal maar hun ruimtelijke vermogens zijn verstoord.’?
Alzheimer syndroom
Parkinson syndroom
Turners syndroom
Hoofdstuk 22 – Aandacht, mentale beelden en bewustzijn
65. Wat houdt ideational apraxie in?
Het niet meer kunnen conceptualiseren, plannen en uitvoeren van complexe activiteiten in het dagelijks leven.
Het niet kunnen maken van subdoelen of het maken van noodzakelijk stappen om een doel te bereiken.
Als je wel doel en subdoelen kan stellen maar ze niet kan uitvoeren.
66. De occipitaal-temporale cortex is actief bij:
… aandacht voor gezichten
… aandacht voor kenmerken
… aandacht voor locatie
… aandacht voor ruimte
De pariëtaal cortex is actief bij aandacht voor locatie.
67. Bewegingen niet meer te kunnen inbeelden zou kunnen leiden tot symptomen van apraxie. Wat is ideomotorische apraxie?
Het doel wordt niet gezien, lukrake acties kunnen wel worden uitgevoerd
Er wordt wel een doel gevormd, maar geen subdoelen
Doel wordt gevomd, men weer te bewegingen maar bewegingen kunnen niet worden uitgevoerd
Hoofdstuk 23 – De ontwikkeling van de hersenen
68. Wat is ‘ambyopia’?
Langzame onvrijwillige bewegingen
Onbalans van spiersterkte
Visuele tekorten zonder beperkingen van het oog
Iname van giftige stoffen
69. Wat houdt het Kennard principe in?
Hoe eerder beschadiging, hoe groter de kans op herstel
Hoe later beschadiging, hoe groter de kans op herstel
Hoe eerder beschadiging, hoe kleiner de kans op herstel
Hoe later beschadiging, hoe kleiner de kans op herstel
70. Wat is pruning?
Synapsen worden gemaakt
Synapsen worden verwijderd
Dichtheid van synapsen wordt minder
Hoofdstuk 24 – Ontwikkelingsstoornissen
71. Cerebrale verlamming betekent:
Motorische stoornis die ontstaat vanwege schade aan het centrale zenuwstelsel
Motorische stoornis die ontstaat vanwege schade aan de hersenen
Sensorisch stoornis die ontstaat vanwege schade aan het centrale zenuwstelsel
Sensorisch stoornis die ontstaat vanwege schade aan de hersenen
72. Wat is een ander woord voor hydrocefalus?
Open ruggetje
Waterhoofd
Open schedel
73. Over welk syndroom gaat de volgende beschrijving?
‘Daarbij zijn er gedragsproblemen zoals hyperactiviteit, angst en wisselende emoties en soms autistisch gedrag. Mensen met het syndroom hebben meestal een lang gezicht, grote oren, platte voeten en lange gewrichten.’
Savant syndroom
Turner syndroom
Fragile x syndroom
Fetal Alcohol syndroom (FAS)
Hoofdstuk 26 – Neurologische aandoeningen
74. Bij … hoofdletsel komt het brein eerst tegen de voorkant van de schedel, dit noemen we …. Welke woorden horen op de puntjes?
open, coup
open, countercoup
gesloten, coup
gesloten, countercoup
75. … aanvallen zijn epileptische aanvallen die geen duidelijke oorzaak kennen, … hebben echter wel een duidelijke oorzaak. Welke woorden horen op de puntjes?
symptomatische, idiopatische
Jacksonian, idiopatische
Jacksonian, symptomatische
idiopatische, symptomatische
76. Wat is een akinetische aanval?
Spasme wat ontstaat door een plotselinge flexie van het lichaam, wat vaak begint met een schreeuw.
Aanval die plotseling ontstaat en maar een paar seconden duurt
Bij deze aanval raakt een persoon plotseling bewusteloos. Dit bestaat uit een tonisch-clonisch insult
77. Wat is een klassieke migraine?
Begint vaak met een aura dat ongeveer 20 tot 40 duurt. Dit wordt veroorzaakt door een vasoconstrictie in bepaalde delen van het stroomgebied van de arteria carotis externa. Daarna komt er hoofdpijn.
Er is geen aurasignaal van te voren. Soms is er wel een soort gastro-intestinaal signaal wat dit aangeeft.
Stevige hoofdpijn wat niet langer dan 2 uur duurt maar wel vaak terug komt
Zorgt voor verlies van beweging of zich
78. Welk begrip hoort er bij ‘Is een aangeboren collectie van abnormale bloedvaten die de normale bloedstroom blokkeren’?
Aneurysma
Angioma
Meningitis
Amoebiasis
Hoofdstuk 27 - Psychiatrische stoornissen
79. Stelling 1: Psychochirurgie is het kapot maken van sommige delen in de hersenen
Stelling 2: Neurochirurgie is het verwijderen van beschadigde gedeeltes
Stelling 1 is juist, stelling 2 onjuist
Stelling 1 is onjuist, stelling 2 juist
Beide stellingen zijn juist
Beide stellingen zijn onjuist
Neurochirurgie is het herstellen van beschadigde gedeeltes
80. Wat zijn plaques?
Resten van beschadigde neuronen waarin afwijkende eiwitten zich ophopen
De afwijkende eiwitten die zich ophopen in de resten van beschadigde neuronen
Hoofdstuk 28 – Neuropsychologisch onderzoek
81. Wat wordt volgens het boek NIET als criterium m.b.t. testafname genoemd volgens Groth-Marnat?
De keuze testbatterij houdt rekening met een advies voor behandeling;
De hoeveelheid testmateriaal maakt niet uit voor de patiënten, wel voor de tijd;
Het testen moet tijd en kostbesparend zijn;
Tests moeten ook toegepast worden tijdens een behandeling als evaluatiemiddel.
Antwoorden
Vraag | Antwoord | Toelichting |
1 | C | Neuropsychologie is een wetenschap die de relatie tussen gedrag en hersenfuncties onderzoek maar dat is niet het doel. Het doel is gedrag verklaren op basis van hersenfuncties. |
2 | A, C | A = idee dat brein bron van gedrag is B = hypothese van Empedocles C = idee dat neuronen bron van gedrag zijn D = verzonnen/hypothese van Aristoteles |
3 | A | Dit is de bouwsteen van het zenuwstelsel. Een neuron bestaat uit een cellichaam (soma), een axon en meerdere dendrieten en slaat informatie op en geeft deze door. |
4 | B |
|
5 | A |
|
6 | B |
|
7 | D |
|
8 | C |
|
9 | B |
|
10 | C | Monisten: mensen die geloven dat lichaam en geest een en hetzelfde denken Epifyse: volgens Descartes het orgaan waar de ziel in huist. |
11 | A |
|
12 | C | Alexie: niet kunnen lezen Apraxie: geen complexe handelingen uit kunnen voeren Visuele vorm van agnosie: voorwerpen niet kunnen herkennen worden aan de hand van hun vorm |
13 | B | De begrippen zijn verwisseld bij de definities. |
14 | A |
|
15 | B |
|
16 | D |
|
17 | B | CT scan = C MRI scan = A |
18 | D | Synaps is de verbinding tussen twee neuronen |
19 | B | A = gen |
20 | C |
|
21 | D | Gebrek aan bloed als gevolg van een geknepen bloedvat of een bloedprop |
22 | C | De definities bij stelling 2 en 3 zijn verwisseld. |
23 | B | Parasympatisch zenuwstelsel brengt het lichaam in staat tot rusten en verteren. |
24 | A | B = voorlopercel |
25 | C | De ventrale en dorsale wortel zijn beide zenuwen, de ventrale wordt bestaat uit vezels met motorische informatie, de dorsale wortel uit vezels met sensorische informatie |
26 | B | Extensie = strekken |
27 | B |
|
28 | C |
|
29 | B | A = Ziekte van Parkinson C = Gilles de la Tourette |
30 | C | A = projectiekaart B = cytoarchitectonische kaart |
31 | A | B = septum C = putamen |
32 | C |
|
33 | E |
|
34 | B |
|
35 | D | Adrenaline = Het is een versnellende stof Dopamine = Het is actief voor het coördineren van beweging Serotonine = Speelt een rol bij slaap/waakritme Neropinefrine = Speelt een rol bij leren, plannen en emotie Acetycholine = Het is een remmende stof |
36 | C |
|
37 | C | Vanuit het presynaptische membraam wordt de neurotransmitter ‘verzonden’, het postsynaptische membraam ontvangt de neurotransmitter. Pre = voor, post = na. |
38 | B | Bij een tekort aan het nigostratiale pad kan er extreme stijfheid ontstaan waardoor Parkinson kan optreden. |
39 | A | B = Synesthesie C = Een stressor D = Een actie van cortisol |
40 | C | Glucocorticoïden wordt afgegeven bij stress en ze controleren de suiker levels van het lichaam. Oestrogeen is een geslachtshormoon en speelt een rol bij de menstruatie cyclus en zwangerschap. |
41 | A |
|
42 | C |
|
43 | B | A = plek in retina waar de meeste kegeltjes zitten C = Cellen in retina D = Netvlies |
44 | A |
|
45 | C |
|
46 |
| Mannen: 1, 2, 4, 6, 8, 12 Vrouwen: 3, 5, 7, 9, 10, 11 |
47 | C | A = Alexia B = Apperceptieve agnosie D = Mascular sparing (ontstaat door letsel van de visuele cortex) |
48 | C | Monoculaire blindheid = Één oog is blind (bij schade aan netvlies of optische zenuw) Visuospatiele agnosie = Niet meer kunnen oriënteren of de weg kunnen vinden Prosopagnosie = Geen gezichten meer kunnen herkennen Quandratanopie = Verlies van het zien van een kwart van het visuele veld |
49 | A |
|
50 | C | A = alexia B = aperceptieve agnosie (hebben personen met Huntington’s chorea) D = visuospatiële agnosie |
51 | A | Verlies van kwart van visuele veld aan beide ogen wordt ook wel quadrantanopia genoemd. |
52 | C | A = Corolallry discharge B = Pseudodepressie D = Psydopsychopathie |
53 | D | De begrippen zijn precies omgedraaid. |
54 | B | A en D zie je als gevolg van een bilaterale beschadiging aan de frontaalkwab. |
55 | A | Ook hebben ze moeite met toepassen van grammaticale regels. Verlies van spraak komt door een beschadiging aan het gebied van Broca EN het supplementaire spraakgebied. |
56 | A |
|
57 |
A |
B = Een vorm van amnesie waarbij volwassenen zich niet meer bewust kunnen herinneren wat zij in hun baby/kindertijd beleeft hebben. C = Alle herinneringen die voor de hersenbeschadiging bestonden zijn weg. D = Acute vorm van amnesie en is van korte duur |
58 | B | A = Reconsolidatie theorie C = Multiple trace theorie |
59 | C |
|
60 | C | Impliciet geheugen = Automatisch, onbewust gedrag waarbij je niet lang stil staat Expliciet geheugen = Bevat bewuste, spontane herinneringen Semantisch geheugen = Betreft feitelijke kennis (over de wereld) |
61 | A |
|
62 | A |
|
63 | A | Motorische aprosodie = Persoon kan de emotionele componenten van een taal niet produceren. Komt door beschadiging in gebied van Broca. Sensorische aprosodie = Persoon kan de emotionele componenten van een taal niet interpreteren. Komt door beschadiging in gebied van Wernicke. |
64 | C |
|
65 | A | B = ideomotor apraxie C = motor apraxie |
66 | B | De pariëtaal cortex is actief bij aandacht voor locatie. |
67 | B | A = ideationele apraxie C = motorische apraxie |
68 | C | A = Athetosis B = Dystonia D = Anoxie |
69 | A | Dit is echter geen waarheid meer(!), meerdere onderzoekers spreken elkaar tegen. |
70 | B |
|
71 | B |
|
72 | B | A = Spina bifida C = Anencefalie |
73 | C |
|
74 | C | Open hoofdletsel = ontstaat door penetratie van de schedel door een object Gesloten hoofdletsel = ontstaat doordat het slachtoffer een klap tegen het hoofd krijgt Coup = Bij een gesloten hoofdletsel komt het brein eerst tegen de voorkant van de schedel. Coutercoup = Tegenover de plek waar het gesloten hoofdletsel zich plaats vind, kan er ook schade ontstaan omdat het brein dan terug wordt geslingerd. |
75 | D | Jacksonian aanvallen beginnen met bewegingen van een bepaald lichaamsdeel en bereid zich dan uit. |
76 | B | A = myoclonische spasme C = Generaliseerde epileptische aanval |
77 | A | B = Gewone migraine C = Gewone hoofdpijn D = hemiplegie migraine zorgt voor verlies van beweging, oogheelkundige migraine zorgt voor verlies van zicht |
78 | B | A = Is een bloedvat wat zich uitzet door een defect van de elasticiteit van een bloedvat. C = De hersenvliezen zijn geïnfecteerd door één of meerdere bacteriën (hersenvliesontsteking) D = Infectie wat zich uit in een hersenontsteking of hersenzwelling. |
79 | A | Neurochirurgie is het herstellen van beschadigde gedeeltes |
80 | A |
|
81 | B | Hoe het criterium wel is: Patiënten moeten niet onnodig opgezadeld worden met te veel testmateriaal. |
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Fundamentals of Human Neuropsychology - Samenvattingen - Kolb & Wishaw
- Studiegids voor samenvattingen bij Fundamentals of Human Neuropsychology van Kolb & Whishaw
- Fundamentals of Human Neuropsychology - Kolb, Wishaw - Oefenvragen (6e druk)
- Fundamentals of Human Neuropsychology - Kolb, Wishaw - BulletPoint samenvatting (6e druk)
- Fundamentals of Human Neuropsychology - Kolb, Wishaw - Boeksamenvatting (6e druk)
- Samenvatting: Fundamentals of Human Neuropsychology (Kolb & Wishaw)
- BulletPointsummary of Fundamentals of Human Neuropsychology by Kolb and Wishaw - 7th edition
Contributions: posts
Spotlight: topics
Fundamentals of Human Neuropsychology - Samenvattingen - Kolb & Wishaw
Deze bundel bevat samenvattingen en ander relevant studiemateriaal dat te gebruiken is bij het boek Fundamentals of Human Neuropsychology van Kolb & Wishaw
...Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2640 | 1 |
Add new contribution