‘Wat is betekenis?' en ‘hoe relateert taal zich aan onze werkelijkheid?' zijn vragen die belangrijk zijn in de wereld van filosofie en taal. In een denkbeeldig gesprek, waarin men reflecteert op een auto-ongeluk worden een aantal filosofische woorden opgeworpen, zoals “oorzaak” (cause), “doel” (purpose), “reden” (reason) en “betekenis” (meaning). Die woorden verdienen allemaal verduidelijking – het zijn woorden die we dagelijks gebruiken, maar we gebruiken ze niet op een voorzichtige of heel duidelijke manier. In de filosofie moet dat wel, anders leidt dat tot verwarring. In filosofische discussies is het van belang om te weten wat we precies onder die termen verstaan.
Introductie
‘Wat is betekenis?' en ‘hoe relateert taal zich aan onze werkelijkheid?' zijn vragen die belangrijk zijn in de wereld van filosofie en taal. In een denkbeeldig gesprek, waarin men reflecteert op een auto-ongeluk worden een aantal filosofische woorden opgeworpen, zoals “oorzaak” (cause), “doel” (purpose), “reden” (reason) en “betekenis” (meaning). Die woorden verdienen allemaal verduidelijking – het zijn woorden die we dagelijks gebruiken, maar we gebruiken ze niet op een voorzichtige of heel duidelijke manier. In de filosofie moet dat wel, anders leidt dat tot verwarring. In filosofische discussies is het van belang om te weten wat we precies onder die termen verstaan.
In het gesprek staat de 'waarom' vraag van het overlijden van personen centraal. Men kan die vraag op verschillende manieren interpreteren. Daardoor is het antwoord op die vraag weer afhankelijk van hoe men die vraag interpreteert. Het antwoord op de vraag waarom iemand overleden is kan men bijvoorbeeld interpreteren als de vraag: ‘welke gebeurtenissen leidden tot het overlijden van de persoon in kwestie?’. Bij die interpretatie is het antwoord een feitelijke beschrijving van een gebeurtenis die leidde tot het overlijden van de persoon, denk aan bijvoorbeeld een hartaanval. Het antwoord op diezelfde vraag kan men ook interpreteren als ‘wat is wat is het doel van het overlijden van de persoon in kwestie?’. Bij die interpretatie is het antwoord geen feitelijke beschrijving, maar veel meer een antwoord in de zin van waarom mensen uberhaupt kunnen overlijden. Mensen willen graag simpele antwoorden op simpele vragen. In de praktijk zijn die simpele vragen echter vaak helemaal niet zo simpel te interpreteren, laat staan te beantwoorden.
Dit is eveneens aan te tonen met de woorden “echt” (real) en “betekenis” (meaning). Net als veel andere wetenschappen bestudeert ook de tak van de filosofie de realiteit. Maar wat verstaan we precies onder “de realiteit”, het “echte”? Een giraffe is feitelijk niets meer dan een opeenhoping van vormen welk er tegen de achtergrond van de lucht uit komen te zien als een giraffe. En zeggen we, “Dat is geen echte eend, het is een lokvogel” of “Dat is niet echt gebeurd, het was een droom”, dan gebruik je het woordje “echt” opnieuw in verschillende verbanden. In deze gevallen krijgt de realiteit een vorm, doordat we weten wat er tegenover staat; een lokvogel is bijvoorbeeld geen echte eend. Het woord 'echt' gebruiken we vaak ook als bijvoeglijk naamwoord om iets te benadrukken of versterken, bijvoorbeeld wanneer we zeggen “dat is echt gebeurd!”. Het is dus niet zo eenvoudig om te zeggen wat “echt” is. Wat echt is hangt in veel gevallen af van de context en we moeten het tegenover datgene uitzetten dat we als “onecht” beschouwen.
Dan het woordje “betekenis” (meaning). Wat is de betekenis van het leven? Velen zien die vraag als de centrale vraag in de filosofie. Die vraag omvat echter nog veel meer andere vragen. Als we de telefoon opnemen en iemand vijandige uitingen horen doen om vervolgens weer op te hangen, vragen we ons af wat dat te betekenen had. We kunnen ons op zo'n moment afvragen wie belde of wat die beller precies wilde. Wat betekent het woord perihelium? Dat is het punt in de baan van een om de zon bewegend lichaam, waar het de zon op de kleinst mogelijke afstand nadert. Dat is een woordenboekdefinitie van het woord. “Wat heeft dat te betekenen?” Hier vragen we naar de intentie. We kunnen dus te maken krijgen met meerdere betekenissen: bijvoorbeeld betekenis als definitie, of betekenis als intentie. Een betekenis kan iets impliceren of iets zeggen over een situatie in de toekomst (“Wat betekent een dalende waarde op een barometer?”). Dus als iemand vraagt "Wat is de betekenis van het leven?", dan moeten we eigenlijk eerst onderzoeken waar de vrager precies naar op zoek is. Wat is precies de vraag achter de vraag?
Wat is filosofie?
Normaal gesproken stellen we bij het begin van een studie eerst vast wat we precies bestuderen. Biologie houdt zich bijvoorbeeld bezig met het bestuderen van levende organismen. Astronomie gaat over het bestuderen van hemellichamen. Bij filosofie weten we minder goed wat we moeten verwachten.
Bij empirisch onderzoek doet men waarnemingen, proeven en voert men experimenten uit. Vervolgens worden de resultaten daarvan geanalyseerd en trekt men op basis daarvan een conclusie. Iedereen is het er over eens dat wanneer een vraag op een dusdanig empirische wijze kan worden beantwoord, het geen filosofische vraag betreft.
Dus we kunnen in ieder geval vaststellen dat:
Stellingen op basis van gewone waarnemingen geen filosofische stellingen zijn. Voorbeelden daarvan zijn de stelling dat er drie stoelen in de kamer zijn of dat het grootste deel van de aarde uit water bestaat.
Vragen die de wetenschap kan beantwoorden zijn geen filosofische vragen. Scheikunde, astronomie, geologie, chemie, biologie en psychologie zijn empirische wetenschappen. In die wetenschappen verwerft men kennis door waarneming, soms geholpen door hulpmiddelen als microscopen, telescopen of spectrometers.
Vragen die gaan over wat er is gebeurd in het verleden zijn geen filosofische vragen. Een voorbeeld is de vraag wanneer Abraham Lincoln overleed. Of de vraag wie er een miljoen jaar geleden leefden op aarde. Dit soort vragen kunnen worden beantwoord als iemand op dat tijdstip op die plek zou zijn geweest. Hetzelfde geldt voor vragen die gaan over wat er nog gaat gebeuren in de toekomst. Al deze vragen kan men beantwoorden door gebruik te maken van onze zintuigen en waarnemingen.
Vragen op het gebied van rekenkunde, algebra of andere deelgebieden van wiskunde zijn ook geen filosofische vragen. Dit soort vragen kan men niet zozeer beantwoorden aan de hand van waarnemingen, maar wel aan de hand van berekeningen.
Hieronder volgen enkele voorbeelden van vragen die men juist wel aan de hand van filosofie kan beantwoorden:
Filosofie gaat over het bestuderen van de werkelijkheid, en dan niet die onderdelen die reeds door andere wetenschappen worden bestudeerd. Vragen die dus niet kunnen worden beantwoord op basis van empirische waarneming of wiskundige berekeningen kan men (eventueel) via de filosofie beantwoorden. Sommigen zijn van mening dat er helemaal geen vragen zijn die men niet op basis van empirische waarneming of wiskundige berekeningen kan beantwoorden.
Filosofie gaat over de rechtvaardiging - en dan met namen hoe we bepaalde stellingen kunnen rechtvaardigen. Hoe weet je bijvoorbeeld dat er een fysieke wereld bestaat? Hoe weet je dat we niet allemaal aan het dromen zijn?
Filosofie gaat over het analyseren van concepten die centraal staan in onze gedachtes. We hebben het bijvoorbeeld iedere dag over oorzaken, maar wat is een oorzaak eigenlijk? We gebruiken getallen, maar wat zijn getallen eigenlijk? We hebben het over gerechtigheid, maar wat is gerechtigheid eigenlijk?
Filosofie gaat dus over het bestuderen van wat men eigenlijk bedoelt (what do you mean) en hoe men weet dat wat men zegt ook echt waar is (how do you know).
Samengevat komt het erop neer dat filosofie vooral gaat over:
Logica, als bedoeld in de regels van het redeneren.
Epistemologie, als bedoeld in de studie naar het rechtvaardigen van een claim iets te weten
Metafysica, als bedoeld in de studie naar de werkelijkheid die niet wordt bestuderen vanuit andere empirische wetenschappen, zoals geschiedenis of wiskunde.
Studie van waarden als goed (ethiek) en schoonheid (esthetiek).
Bij al deze onderdelen gaat het steeds om de vraag wat men eigenlijk bedoelt en hoe men weet dat wat men zegt ook echt waar is.
Verbale kwesties
Filosofie zit vol met meningsverschillen. De belangrijkste meningsverschillen lijken niet over feiten te gaan, maar gaan eigenlijk over de woorden die in filosofische discussies worden gebruikt - over wat men precies onder de gebruikte woorden verstaat.
Een voorbeeld hiervan is de vraag of er geluid is wanneer een boom in het bos omvalt, terwijl niemand op dat moment die boom hoort vallen. Sommigen redeneren in zo'n casus dat er wel sprake is van geluid. Zij beredeneren dat je een geluidsopname kunt maken van het vallen van de boom – daarop is het geluid vervolgens te horen. Anderen redeneren dat er geen sprake is van geluid. Zij stellen dat geluid verwijst naar een ervaring en als er niemand is op het moment dat de boom omvalt, dan is er dus ook niemand die het geluid ervaart.
In bovenstaande discussie gaat het niet zozeer om de vraag of er geluid is, maar meer om de vraag wat men precies verstaat onder geluid.
Een ander voorbeeld heeft betrekking op veranderingen. Alles verandert en toch noemen we sommige dingen hetzelfde, ondanks die veranderingen. Een beschadigde tafel blijft een tafel, een geverfde tafel blijft een tafel. Maar gooien we diezelfde tafel vervolgens in de open haard, dan is het opeens geen tafel meer, ook al zijn de chemische elementen van de tafel nog steeds aanwezig.
Wat vond Heracleitus?
De Griekse filosoof Heracleitus (540-480 v.Chr.) was van mening dat je niet twee keer in dezelfde rivier kunt stappen, omdat de druppels die vandaag in de rivier vallen weer andere druppels zijn dan de druppels die morgen in de rivier vallen. Hij was van mening dat alles altijd verandert, dat niets hetzelfde blijft. Maar als alles altijd verandert, dan leidt dat tot de vraag of er niet iets moet zijn dat die verandering veroorzaakt. In die gedachte zouden er ook verschillende woorden moeten zijn voor ‘hetzelfde’ object. Een tafel op moment A zou een andere benaming moeten hebben dan die tafel op moment B. In het dagelijks leven is het echter niet te doen om voor ieder object meerdere woorden te hebben.
Heracleitus wijst er ook op dat dat kan leiden tot (letterlijk vertaald) een collectieve drogreden (de “same-word-same-thing fallacy”, ook wel de “collective fallacy”). Dat houdt in dat men objecten gaat beschouwen als één en dezelfde, terwijl men daardoor juist unieke eigenschappen van individuen uit het oog verliest. Niet alle mannen zijn hetzelfde. Niet alle Amerikanen zijn het zelfde. Niet alle wolven zijn hetzelfde. Doordat ze een collectief label hebben zijn we meer geneigd ze op één stapel te gooien, waardoor we de individuele verschillen niet goed zien.
Woorden en dingen
Dieren communiceren met elkaar door middel van geluiden, gebaren en lichaamstaal. Mensen doen dat ook, maar voegen daar vervolgens nog betekenisvolle woorden aan toe. Hoewel bepaalde dieren bepaalde woorden in sommige gevallen begrijpen, kunnen mensen betekenisvolle woorden ook zelf bedenken.
Gesproken woorden ontstaan door een geluid. Geschreven woorden ontstaan door tekens op een papier. Er zijn echter ook veel geluiden of geschreven tekens die geen woorden zijn – voor veel dingen hebben we zelfs niet eens woorden. Veel dingen hebben kenmerken waar we eveneens geen woorden voor hebben. We hebben een paar woorden voor verschillende vormen, zoals vierkant, rechthoekig of achthoekig. Wanneer we het hebben over een vierkant, dan gebruiken we daarbij geen aanhalingstekens. Als we het hebben over het woordje “vierkant”, dan gebruiken we daarbij wel aanhalingstekens.
Voor veel dingen hebben we geen woorden die specifiek genoeg zijn om ze te omschrijven. In iedere taal is het aantal woorden beperkt. In het Engels bestaan meer dan 40.000 woorden en zelfs dat is niet genoeg om voor alle dingen een woord te hebben. We willen woorden gebruiken om over van alles en nog wat te kunnen praten. Daarom classificeren we dingen in klassen of soorten. Daarbij abstraheren we de kenmerken die die soorten gemeen hebben – geen hond is immers hetzelfde, en toch zijn het allemaal honden. Door te abstraheren komen we tot de gemeenschappelijke kenmerken: bijvoorbeeld vier benen, een lange neus en kunnen blaffen.
Wat is classificatie?
Om dingen onder te verdelen in groepen kijken we onder andere naar kenmerken. Als iets voldoet aan de kenmerken A, B en C, dan kunnen we die bijvoorbeeld indelen in groep X. En als iets voldoet aan de kenmerken D, E en F, dan kunnen we die bijvoorbeeld indelen in groep Y.
Hoe we objecten classificeren hangt niet alleen af van de kenmerken, maar ook van onze interesses. Huizen worden bijvoorbeeld door een architect anders ingedeeld dan door een gas-inspecteur of een brandweerman.
Hoe dienen woorden als hulpmiddel?
Zoals we zelfstandige naamwoorden gebruiken om objecten aan te duiden of te classificeren naar klasse of soort, zo gebruiken we bijvoeglijke naamwoorden om kenmerken aan te duiden. Voorbeelden daarvan zijn zoet, zuur, donker of zwaar.
Bijwoorden gebruiken we om manieren waarop we iets doen of ons gedragen aan te duiden. Voorbeelden daarvan zijn snel, gulzig, haastig, liefdevol en aarzelend.
Voorzetsels gebruiken we om acties aan te duiden. Voorbeelden hiervan zijn eten, rennen, schuiven, versnellen, vliegen en stoppen.
Voegwoorden gebruiken we om aan te duiden hoe verschillende zinnen in een bepaalde zin zich tot elkaar verhouden. 'Hij en zij gaan' heeft bijvoorbeeld een andere betekenis dan 'hij of zij gaat'.
Tussenwerpsels gebruiken we om de houding van iemand ten opzichte van een object aan te duiden. Deze beschrijven dus geen objecten, maar hoe wij ons voelen ten opzichte van dat object. Voorbeelden hiervan zijn helaas, hoera of geschreeuw.
Wat zijn definities?
Normaliter geven we geen definitie van woorden die we gebruiken. Definities omvatten een beschrijving van de kenmerken waar objecten aan moeten voldoen. Bij een driehoek moet het bijvoorbeeld gaan om een figuur dat wordt begrensd door drie rechte lijnen. Hieruit volgt dat een figuur geen driehoek is als er geen sprake is van drie rechte lijnen. Om het beoordelen of het gaat om een kenmerk, kun je nagaan of anderen ook uit zouden gaan van dat kenmerk. Als anderen het bijvoorbeeld ook een driehoek zouden noemen als er slechts sprake zou zijn van twee rechten lijnen, dan is het dus niet beslissend dat er drie rechte lijnen zouden moeten zijn. Het kenmerk dat er drie rechte lijnen zouden moeten zijn zou dan dus ook geen kenmerk van een driehoek meer zijn.
Wat is het verband tussen definitie en bestaan?
Als je een definitie hebt gegeven, dan betekent dat nog niet dat hetgeen je beschrijft in die definitie ook echt bestaat. De definitie van het woord 'paard' impliceert dat er veel paarden bestaan. Het woord 'centaur' impliceert ook dat er centauren zouden bestaan, maar die bestaan niet. Afbeeldingen van centauren bestaan, maar dat is niet hetzelfde als dat centauren ook echt bestaan.
Wat is de reikwijdte van definities?
Als je een telefoon zou definiëren als een communicatiemiddel, dan is die definitie te ruim voor ons dagelijks gebruik. Er zijn immers nog veel meer communicatiemiddelen dan telefoons. Ook als de definitie niet te ruim of eng is geformuleerd, dan nog kan het zijn dat die definitie geen goede weergave is van hoe we dat object in ons dagelijks leven gebruiken.
Als ieder rond object in de wereld rood zou zijn en ieder rood object ook rond zou zijn, dan zouden beide woorden dezelfde betekenis hebben. Dat zou ook betekenen dat een lijst met alle rode objecten in ieder geval hetzelfde zou zijn als de lijst met alle ronde objecten. De twee woorden zouden echter nog steeds een andere betekenis hebben. Rood zou nog steeds een kenmerk van de kleur zijn en rond nog steeds een kenmerk van de vorm.
Wat is het verband tussen waarheid en definitie?
Wanneer we iets definiëren, geven we een indicatie van de betekenis van een woord. Maar van zichzelf heeft een woord geen betekenis: wij mensen geven die betekenis eraan. Wanneer we iets definiëren komen we tot een van de volgende dingen:
De stipulatieve definitie (stipulative definition): we spreken van een stipulatieve definitie wanneer we aan een reeds bestaand woord een nieuwe betekenis geven, of aan een nieuw woord een betekenis verlenen. Een stipulation is dan ook niet fout of goed, het is meer een soort suggestie: “laten we met elkaar afspreken dat dit geluid betekent dat....”
De beschrijvende definitie (reportive definition): de meeste definities zijn beschrijvingen van woorden die actief worden gebruikt. Het woord vader slaat op een man die een kind heeft. Het is een algemeen geldende, ondubbelzinnige omschrijving van wat wij onder een vader verstaan. Een definitie kan goed of fout zijn, afhankelijk van hoe een woord wordt gebruikt.
Plato (428-348 B.C.) ging op zoek naar “ware definities” (true definitions), definities van algemeen geldende begrippen. Deze zoektocht is terug te vinden in veel van zijn beroemde dialogen. “Wat is de ware definitie van moed?” vroeg hij in één van die dialogen. Een concreet antwoord kreeg hij niet. Voorbeelden volgden, maar geen echte definitie. Pogingen tot definitie worden telkens weer weerlegt. Is er sprake van moed wanneer iemand roekeloos is bij gevaar? Nee, dan is er slechts sprake van roekeloosheid. Enzovoort. Meestal slaagde Plato dan ook niet in zijn missie de ware definitie te formuleren.
Hospers stelt de vraag of definities uitgevonden of ontdekt worden. Dit is een betwiste vraag. Met een dialoog tussen A en B toont hij deze discussie aan. Met de daaropvolgende dialogen toont hij de moeilijkheid aan van de zoektocht naar “ware definities”.
Wat wordt bedoeld met vaagheid?
De indruk kan zijn gewekt dat de relatie tussen woorden en de wereld redelijk netjes is. Hier heb je een definitie van term “X”; A, B en C zijn de kenmerken waarmee je het kunt definiëren. De volgende kenmerken komen ook vaak voor, maar definiëren het woord niet: D, E en F.
Maar de situatie is lang niet zo netjes als hij op het eerste gezicht misschien lijkt. Een woord kan meerdere dingen betekenen. Maar ook vaagheid (vagueness) speelt een rol. Sommige woorden zijn “vaag”. De reikwijdte van het woord is dan niet compleet duidelijk. Een agent wordt opgedragen “landloper” te arresteren en weet niet precies wat hij moet doen. De wet wordt aangepast: een zwerver wordt nu beschreven als iedereen die ten minste drie uur in dezelfde buurt rondloopt en minder dan vijf dollar bij zich heeft. De agent heeft nu een beter idee van wat er van hem wordt verwacht. Nu voltrekt zich echter een ander probleem: de definitie omvat niet precies wat we willen dat het omvat. Veel mensen met minder dan vijf dollar op zak lopen om verschillende redenen meer dan drie uur in een buurt rond zonder dat we er van uit hoeven te gaan dat het hier om landlopers gaat.
Soms is de informatie die we kunnen geven niet erg exact: “ik weet dat hij erg snel rende, ik heb alleen geen idee hoe snel.” In ons dagelijks bestaan hebben we vage woorden nodig, maar voor bijvoorbeeld de wetenschap zijn vage termen niet nuttig. Als de overheid een onderscheid wil maken tussen een dorp en een stad en de lijn voor een stad wordt getrokken op het hebben van 5000 inwoners, zal een dorp met 4999 inwoners veranderen in een stad wanneer er één baby geboren wordt. Die grens lijkt wellicht wat arbitrair, maar iedere andere grens zou net zo arbitrair zijn.
Wanneer we stellen dat een verdachte “buiten redelijke twijfel” schuldig moet zijn om veroordeelt te worden, is die “redelijke twijfel” een vrij vaag begrip. Iemands leven kan afhangen van de grens van de “redelijke twijfel”. Een preciezere definitie zou het alleen maar erger kunnen maken: situaties verschillen van geval tot geval en op de “twijfel” kunnen we nou eenmaal niet anticiperen. Als we zeggen, “buiten iedere vorm van twijfel” zou er wellicht nooit meer iemand veroordeeld worden.
Woorden kunnen ook vaag zijn doordat er meerdere criteria bestaan voor het gebruik ervan. Een woord kan worden geassocieerd met kenmerken A, B, C, D en E. Maar als het woord aan de kenmerken A, B en C voldoet, kan het volstaan zonder D en E. Of het voldoet aan B, C en D, niet A en E, maar voldoet nog steeds.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1150 | 1 |
Add new contribution