Materieel Strafrecht - UU - Recht - B2/B3 - Oefenmaterialen
- 2826 keer gelezen
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Stelling: Aan strafbaarheid wegens voorbereidingshandelingen in de zin van art. 46 Sr staat niet in de weg dat sprake is van een ‘absoluut ondeugdelijk’ voorbereidingsmiddel of van een ‘absoluut ondeugdelijk’ object. Bespreek de juistheid van deze stelling aan de hand van twee arresten van de Hoge Raad.
De Keijser beschrijft in zijn in het werkboek opgenomen artikel ‘Theoretische reflectie’ (DD 31, 2001, afl. 4) het positief en negatief retributivisme. Wat is het verschil tussen positief en negatief retributivisme?
Mike is al een tijdje verliefd op Amanda. Zijn oudere broer, Gijs, heeft hem een week geleden verteld ook een oogje te hebben op Amanda. Op een woensdagavond krijgen ze een behoorlijke ruzie over Amanda, waarbij Gijs Mike bij zijn schouders grijpt en hem dreigend mededeelt dat hij Amanda met rust moet laten.
De volgende dag spreekt Mike af met zijn beste vriend Youri en vertelt aan Youri over hetgeen tussen hem en zijn broer is voorgevallen. Youri reageert fel: “Laat je nu weer over je heen lopen? Vorig jaar ging Gijs er ook al met jouw vriendin van door. Dit mag je niet laten gebeuren.” Youri stelt vervolgens voor Gijs tijdens de jaarlijkse bonte avond van de voetbalclub, die de volgende dag plaatsvindt, een lesje te leren. “We lokken hem naar een afgelegen plek en delen een aantal klappen aan hem uit, dan blijft hij voortaan wel van jouw vriendinnetjes af”, luidt Youri's plan. Youri geeft aan voor de zekerheid ook zijn zakmes mee te nemen. Dat vindt Mike een goed idee. Samen spreken ze af dat Youri Gijs de volgende avond naar een van de kleedkamers zal lokken, waar Mike klaar zal staan. De volgende dag, op vrijdagavond, wordt het plan zoals afgesproken uitgevoerd. Youri weet Gijs met een smoesje mee te lokken naar een afgelegen kleedkamer, waar Mike hen opwacht. Gijs schrikt en reageert boos als hij Mike ziet staan: “Wat doe jij nou hier, man? Moet je niet achter Amanda aan? Of heeft ze je soms net verteld dat ze verliefd is op mij?” Youri ziet Mike verstijven en spoort hem aan voor zichzelf op te komen. Vervolgens deelt hij zelf een flinke mep uit aan Gijs en zegt: “Zo doe je dat, nu jij.” Mike volgt Youri's voorbeeld en verkoopt zijn broer een klap. Gijs laat zich echter niet direct uit het veld slaan en valt Mike aan. Youri, die ziet dat Mike duidelijk minder sterk is, grist in zijn broekzak naar zijn zakmes en geeft het mes snel aan Mike en zegt daarbij: “Steek hem hiermee!” Zonder na te denken pakt Mike het zakmes aan en steekt het mes in de hals van Gijs. Gijs wordt met spoed naar het ziekenhuis gebracht en naderhand blijkt dat hij een slagaderlijke bloeding heeft opgelopen. In de ambulance wordt Gijs gerustgesteld: bij adequaat medisch ingrijpen hoeft het letsel van Gijs niet dodelijk te zijn. In het ziekenhuis heeft Harold, een net afgestudeerde anesthesist, dienst. Hij baalt ontzettend, want hij moet die avond invallen voor een collega terwijl hij een avondje bioscoop had gepland met zijn date. Voor het toedienen van narcosemiddelen is een protocol ontwikkeld dat altijd strikt in acht moet worden genomen. Het protocol bevat een checklist met punten die voorafgaand aan en tijdens het toedienen van het narcosemiddel moeten worden nageleefd. Tevens staat in het protocol welke dosering van het middel gebruikt moet worden. Harold is het protocol in de haast vergeten mee te nemen, maar denkt dat hij inmiddels wel genoeg ervaring heeft om het zonder protocol te doen. Met zijn hoofd meer bij de in de soep gelopen avond met zijn date dan bij Gijs op de operatietafel, gebruikt hij een iets te hoge dosis van het narcosemiddel waardoor Gijs komt te overlijden.
De officier van justitie besluit Harold te vervolgen voor dood door schuld (art. 307 Sr). Kan Harold veroordeeld worden ter zake van dood door schuld? U hoeft in uw antwoord geen aandacht te besteden aan de causaliteit.
De officier van justitie besluit Mike te vervolgen voor medeplegen van zware mishandeling, de dood ten gevolge hebbende (art. 47 aanhef onder 1 jo. art. 302 lid 2 jo. lid 1 Sr). De raadsvrouw van Mike betoogt echter dat het hiervoor vereiste causaal verband ontbreekt, nu er sprake is van een tussenkomende factor die moet gelden als de oorzaak van de dood van Gijs.
Heeft het verweer van de raadsvrouw van Mike kans van slagen?
De officier van justitie besluit ook Youri te vervolgen voor het medeplegen van zware mishandeling de dood ten gevolge hebbend (art. 47 lid 1 aanhef en onder 1 jo. art. 302 lid 2 jo. lid 1 Sr). Ter terechtzitting betoogt de raadsman van Youri dat Youri echter de dood van het slachtoffer helemaal niet heeft gewild.
Kan Youri veroordeeld worden voor het medeplegen van zware mishandeling de dood ten gevolge hebbend (art. 47 lid 1 aanhef en onder 1 jo. art. 302 lid 2 jo. lid 1 Sr)? Betrek in uw antwoord het betoog van de raadsman.
In recente rechtspraak zijn enkele voorbeelden terug te vinden die betrekking hebben op het leerstuk ondeugdelijke voorbereiding. In het arrest inzake Samir A. ging het om aangetroffen voorwerpen waaruit kon worden afgeleid dat verdachte in ieder geval de intentie had om een terroristische aanslag te plegen. De bij Samir A. aangetroffen middelen konden echter als absoluut ondeugdelijk worden gekwalificeerd, nu deze niet geschikt waren om daadwerkelijk een explosie teweeg te brengen. Het Hof overwoog dat de voorwerpen niet kennelijk bestemd waren tot het plegen van een aanslag, nu er geen reële dreiging voor een terroristische aanslag bestond. De Hoge Raad overwoog echter dat het hof daarmee een maatstaf had aangelegd op basis van een te beperkte opvatting van art. 46 lid 1 Sr en dat er dient worden beoordeeld ‘of de voorwerpen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig hadden kunnen zijn voor het misdadig doel dat de verdachte met het gebruik van de voorwerpen voor ogen had’ (r.o. 3.7). Kortom: absolute ondeugdelijkheid van de middelen staat aan strafbaarheid van voorbereiding niet in de weg. Ook valt te noemen het arrest uit 2014 inzake de voorbereiding van verkrachting (HR Ondeugdelijke voorbereiding?). De verdachte had concrete plannen gemaakt voor het seksueel misbruiken van een kind van tien jaar. Het meisje waar de voorbereiding op zag, bleek echter een fictief persoon te zijn. Daarmee is het beoogde slachtoffer naderhand te kwalificeren als een absoluut ondeugdelijk object. Desondanks overwoog het hof dat sprake was van strafbare voorbereiding en dat de voorbereidingshandelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm bestemd waren tot het begaan van het misdrijf. Bij dat oordeel betrok het hof de ratio van art. 46 Sr waarin tot uitdrukking komt dat de bescherming van de maatschappij tegen ernstige misdrijven bij voorbereidingshandelingen voorop staat. Het cassatiemiddel klaagde dat er geen sprake kon zijn van strafbare voorbereiding omdat het meisje niet daadwerkelijk bestond en de door de verdachte beoogde misdrijven daarom ook niet konden worden voltooid. De Hoge Raad liet de veroordeling in stand en overwoog: ‘Voldoende is datuit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat de bewezenverklaarde gedragingen strekken ter
voorbereiding van feiten als in de bewezenverklaring bedoeld en dat het opzet van de verdachte op hetbegaan daarvan was gericht’ (r.o. 2.5). De Hoge Raad acht dus beslissend dat devoorbereidingshandelingen strekken tot het begaan van het strafbare feit dat de verdachte voor ogenstaat en dat de intentie van de verdachte op het begaan van dat strafbare feit was gericht. Kortom:ook in het geval van ondeugdelijkheid van het object kan strafbare voorbereiding worden aangenomen.
Conclusie: zowel de ondeugdelijkheid van het middel als de ondeugdelijkheid van het object behoefter niet aan in de weg te staan dat een verdachte wordt veroordeeld voor strafbare voorbereiding in de zin van art. 46 Sr. De Hoge Raad laat bij de beoordeling van de strafbare voorbereiding niet meewegen of er sprake is van een concreet gevaar. Voldoende is dat zich een abstract gevaar voordoet.
Negatief retributivisme berust op het (negatieve) principe dat alleen zij die schuldig zijn gestraft mogen worden waarbij de straf niet zwaarder mag zijn dan evenredigheid toelaat. Straf is daarmee niet een noodzakelijke reactie op criminaliteit, maar slechts verenigbaar met dit negatieve principe. Het 'negatieve' van dit principe is te vinden in de limiterende werking die er van uitgaat op straffend handelen. Het retributieve element is gelegen in de centrale rol die proportionaliteit speelt: een verdachte die schuldig is bevonden mag, in tegenstelling tot wat men vanuit instrumenteel oogpunt zou (kunnen) willen, niet zwaarder gestraft worden dan evenredig aan zijn schuld en de ernst van het delict. Eveneens verbiedt het negatieve principe het straffen van onschuldigen om potentiële daders af te schrikken. In tegenstelling tot negatief retributivisme is positief retributivisme wel volledig in haar verantwoording van straf. In de positieve benaderingen wordt gesteld dat ‘gerechtigheid’ eist dat straf uitgedeeld wordt aan plegers van delicten; het is niet slechts toegestaan om schuldigen te straffen, maar er is sprake van een (morele) noodzaak of plicht om dit te doen, en wel op het maximum van wat het negatieve principe toelaat.
In geval van dood door schuld, voldoen aan de vereisten van bewuste schuld:
Schuld in de zin van art. 307 Sr betekent dat door een verwijtbare, aanmerkelijk onvoorzichtige gedraging iemand om het leven is gekomen. In de eerste plaats dient er sprake te zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig handelen. Dit betreft de objectieve kant van de culpa en vergt een normatieve toetsing: de verdachte had anders moeten (behoren te) handelen. Als blijkt dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld, impliceert dit dat hij wederrechtelijk heeft gehandeld. Om dit vast te stellen moet de gedraging van de verdachte worden getoetst aan geschreven of ongeschreven zorgvuldigheidsnormen. Vastgesteld moet worden dat een aanmerkelijke discrepantie is tussen het gedrag van de verdachte en de geldende zorgvuldigheidsnorm. Daarbij kan een eventuele Garantenstellung een rol spelen. Dit houdt in dat je een zwaardere verantwoordelijkheid kan hebben vanwege het begaan van een fout tijdens het uitoefenen van een specifieke functie. Uit het arrest Black-out (r.o. 3.5) blijkt onder andere dat het bij de vraag of aanmerkelijk onvoorzichtig is gehandeld, aankomt op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Bovendien kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het gedrag worden afgeleid dat sprake is van schuld. In de tweede plaats moet sprake zijn van verwijtbaar handelen. Dit betreft de subjectieve kant van culpa: de verdachte had anders kunnen handelen. Met andere woorden: zijn gedrag was vermijdbaar. Als is vastgesteld dat aanmerkelijk onvoorzichtig is gehandeld, mag er vanuit worden gegaan dat ook verwijtbaar is gehandeld, tenzij omstandigheden worden aangevoerd en aannemelijk worden gemaakt die duiden op het ontbreken van de verwijtbaarheid: in de regel zal het dan gaan om een beroep op een schulduitsluitingsgrond. [Vooral bij commune culpoze delicten komt het echter soms ook voor dat de rechter ambtshalve, dus zonder dat door of namens de verdachte een beroep is gedaan op een schulduitsluitende omstandigheid, tot het oordeel komt dat er onvoldoende verwijtbaarheid in het spel is om de culpa te kunnen bewijzen. Zie Studieboek Materieel strafrecht, par. 6.5.3]. Toegepast op de casus: in casu bestaat een protocol voor het toedienen van narcosemiddelen dat strikt moet worden nageleefd. Het protocol bevat een checklist met punten die moeten worden nagelopen en het protocol vermeldt uitdrukkelijk welke dosering gebruikt moet worden. Harold is in casu het protocol vergeten mee te nemen naar de operatiekamer. Hij denkt echter dat het zonder ook lukt, want hij heeft inmiddels genoeg ervaring. Toch gebruikt hij een te hoge dosering van het narcosemiddel, waardoor Gijs komt te overlijden. Harold heeft een veiligheidsvoorschrift (een voorschrift dat ziet op het voorkomen van levensgevaarlijke situaties) geschonden. Er heeft dus een normschending (strijd met het protocol) plaatsgevonden, en daarmee is sprake van onvoorzichtig gedrag.
Ook kan worden gesproken van een Garantenstellung, nu het hier om een (net afgestudeerde) anesthesist gaat: het zijn van anesthesist brengt een bijzondere zorgplicht met zich mee. Op grond van deze Garantenstellung worden hogere (of andere) eisen aan Harold gesteld dan aan de normale burger (zie ook HR Apothekersassistente in opleiding). Uit de handelswijze van Harold kan, gelet op de aard van zijn werkzaamheden en zijn functie, worden afgeleid dat Harold aanmerkelijk tekort is geschoten in zijn oplettendheid. (Daarnaast kan nog opgemerkt worden dat zijn gedachten niet optimaal bij zijn werk waren: hij was met zijn hoofd meer bij de in de soep gelopen avond met zijn date). Een en ander betekent dat in casu ook sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig handelen. Met het vaststellen van aanmerkelijk onvoorzichtig handelen mag in beginsel van de verwijtbaarheid van het handelen worden uitgegaan, tenzij omstandigheden worden aangevoerd en aannemelijk worden gemaakt die duiden op het ontbreken van de verwijtbaarheid: in de regel zal het dan gaan om een beroep op een schulduitsluitingsgrond. In casu blijkt niet van een dergelijk beroep of anderszins van het ontbreken van verwijtbaarheid, dus de gedraging is verwijtbaar. [Overigens had Harold ook anders kunnen handelen. Hij had zich kunnen concentreren op zijn patiënt en een juiste dosis van het middel kunnen gebruiken]. Conclusie: Aan het criterium van verwijtbaar aanmerkelijk onvoorzichtig handelen is voldaan, hetgeen betekent dat bij Harold sprake is van schuld in de zin van art. 307 Sr en Harold veroordeeld zou kunnen worden.
Tussenkomende factor net als in HR Dwarslaesie
Mike wordt vervolgd voor medeplegen van zware mishandeling, de dood ten gevolge hebbende. Het betoog van de raadsvrouw komt er op neer dat een externe, tussenkomende factor moet gelden als de oorzaak van de dood van Gijs, namelijk het tekortschietende medisch handelen van de anesthesist. Latere gedragingen of factoren die (mede) van invloed zijn geweest op het gevolg, hoeven echter niet
noodzakelijkerwijs aan toerekening van het gevolg aan de verdachte in de weg te staan (zie HR Bloedvergiftiging, HR Kroeggeweld en HR Dwarslaesie). De Hoge Raad hanteert het criterium van de redelijke toerekening om invulling te geven aan de strafrechtelijke causaliteit (zie bijvoorbeeld HR Dwarslaesie, r.o. 5.4.2). Of de dood van Gijs in redelijkheid als gevolg van het handelen van Mike aan Mike kan worden toegerekend, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij geldt als uitgangspunt dat het gevolg in conditio sine qua non-verband moet staan tot de gedraging. De CSQN fungeert derhalve in beginsel als de ondergrens van het causaal verband (zie HR. Groningse hiv-zaak, r.o. 2.4.1).
Aan het open criterium van de redelijke toerekening kan invulling worden gegeven aan de hand van een aantal relevante gezichtspunten.
Toegepast op de casus: de gedraging van Mike is naar haar aard geschikt om de dood van Gijs te veroorzaken. Als iemand met een zakmes in de hals wordt gestoken, kan daarbij een halsslagader worden geraakt en kan iemand doodbloeden. Bovendien is sprake van een opzettelijke gedraging: betoogd kan worden dat Mike de aanmerkelijke kans op de dood van Gijs heeft aanvaard. De strekking van art. 302 Sr is gericht op het beschermen van de lichamelijke integriteit. In zoverre sluit het ingetreden gevolg aan bij de aard en de strekking van het tenlastegelegde delict. Er is in casu weliswaar sprake van een interveniërende factor – namelijk de medische fout – maar betoogd kan worden dat dit het causale verband niet doorbreekt, omdat de gedraging van Mike naar haar aard geschikt was om de dood te doen intreden. Het feit dat het intreden van de dood door juist medisch ingrijpen had kunnen voorkomen, staat niet aan de redelijke toerekening in de weg. Mike heeft Gijs in deze situatie gebracht. De interveniërende factor is, mede in aanmerking genomen het ernstige letsel dat Gijs door toedoen van Mike heeft opgelopen, niet aan te merken als een dusdanig zwaarwegende factor dat het gevolg niet langer in redelijkheid aan Mike zou kunnen worden toegerekend. Conclusie: het verweer van de raadsvrouw dat het causale verband ontbreekt heeft geen kans van slagen.
Voorwaardelijke opzet
Overzichtarrest leiding geven
Medeplegen vereist een bewuste en nauwe samenwerking. Daarbij ligt de nadruk doorgaans op de objectieve zijde (de nauwe samenwerking). De subjectieve kant (de bewuste samenwerking) is zeker van belang, maar doorgaans minder problematisch. Beide zijden vloeien hier ook regelmatig samen en zijn niet altijd te scheiden. In 2014 heeft de Hoge Raad een kader gegeven waarvan de rechter rekenschap kan geven bij de beoordeling of sprake is van medeplegen. Zo kan de rechter onder meer rekening houden met de intensiteit van samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict, en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip (zie HR 2 december 2014, NJ 2015, 390 Balletjespistolen r.o. 3.2.2).
Het medeplegen is gebonden aan drie vereisten):
Er moet sprake zijn van een nauwe en volledige samenwerking. De bijdrage van de verdachte aan de verwerkelijking van het grondfeit moet voldoende substantieel zijn om te kunnen oordelen dat hij nauw en volledig heeft samengewerkt met de ander. Waar het medeplegen betreft staat doorgaans de gezamenlijke uitvoering (meestal gaat het gewoon om samen doen) centraal bij de invulling van het vereiste van een nauwe en volledige samenwerking. Bij een minder duidelijke gezamenlijke uitvoering kan toch ook sprake zijn van medeplegen. Dit zal dan moeten blijken uit gedragingen die voorafgaand aan, tijdens of (in beperkte mate ook) na afloop van het delict hebben plaatsgevonden en die in materiële en/of intellectuele zin voldoende gewicht hebben. In gevallen waarin geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering en/of waarin de tenlastegelegde gedragingen typisch in verband plegen te worden gebracht met medeplichtigheid, kan de rechter aan de hand van verschillende factoren – waaronder de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, het belang van de rol van de verdacht en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip – concluderen dat er toch sprake is van een nauwe samenwerking (zie HR Balletjespistolen r.o. 3.2.2).
De samenwerking moet bewust zijn. Bewuste samenwerking is vaak op afspraken en overleg gebaseerd, maar kan ook stilzwijgend geschieden. Als iemand bewust ergens bij blijft, niet ingrijpt, zich niet distantieert, kan dat op een stilzwijgende en bewuste samenwerking wijzen die voldoende kan zijn voor medeplegen. Aan het zich niet op daartoe geëigende ogenblikken terugtrekken mag volgens de HR echter niet een al te groot gewicht worden gehecht. Daarnaast moet er sprake zijn van opzet op het gronddelict zelf. In dit verband kan zich het probleem voordoen van uiteenlopend opzet: de deelnemers (medeplegers) hadden met hun samenwerking verschillende delicten op het oog. Voorwaardelijk opzet kan in voorkomende gevallen veel plooien gladstrijken. Een en ander impliceert dat er sprake moet zijn van dubbel opzet.
Toepassing:
Ad 1: Betoogd kan worden dat er in casu sprake is van een gezamenlijke uitvoering. Youri, die Gijs volgens afspraak naar een afgelegen plek heeft gelokt alwaar Mike zich bevindt, geeft Gijs de eerste klap en moedigt Mike vervolgens aan Gijs ook te mishandelen. Aldus werken Youri en Mike nauw samen bij deze geweldshandelingen. Weliswaar is het alleen Mike die Gijs steekt met het zakmes, maar dat is onderdeel van het geheel aan geweldshandelingen van Mike en Youri. Daarnaast reikte Youri Mike het zakmes aan. Daarnaast kan betoogd worden dat er sprake is van inwisselbare rollen. Er is op basis van het bovenstaande sprake van een nauwe en volledige samenwerking.
Ad 2: Ook is voldaan aan het vereiste van een bewuste samenwerking. In casu is sprake geweest van overleg/er zijn afspraken gemaakt: Youri en Mike overleggen samen over het plan om Gijs een lesje te leren. Youri zou Gijs naar een afgelegen plek lokken. Mike zou vervolgens al op deze plek zijn en samen zouden zij Gijs een aantal klappen verkopen om hem duidelijk te maken dat hij in het vervolg van Mike zijn vriendinnetjes af moest blijven. Youri heeft daarmee duidelijk opzet op de samenwerking met Mike wat betreft het opzet op het gronddelict kan men zich afvragen of hier sprake is van uiteenlopend opzet. Youri heeft namelijk niet zelf met het mes gestoken, dus het is de vraag of Youri ook daadwerkelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Voorwaardelijk opzet kan dan veel plooien gladstrijken. Voorwaardelijk opzet is het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans op het intreden van het gevolg (Zie HR 25 maart 2003, NJ 2003, 552, r.o. 3.6 (HIV I)). De risicocomponent houdt in dat er sprake moet zijn van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. Als je een ander midden in een vechtpartij een mes aanreikt en daarbij de opmerking maakt “steek hem hiermee”, is de kans naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk dat de ander met dit mes het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toebrengt. Op grond van de kenniscomponent moet Youri ook wetenschap hebben gehad van deze aanmerkelijke kans. Te betogen valt dat hier sprake is van een feit van algemene bekendheid. Aangenomen mag daarom worden dat ook Youri wetenschap had van de aanmerkelijke kans. Ten slotte moet Youri de aanmerkelijke kans op het intreden van het gevolg ook hebben aanvaard (wilscomponent). In casu is Youri zelf ook verwikkeld in het gevecht. Youri moedigt Mike zelfs aan geweldshandelingen te plegen. Youri had zich kunnen distantiëren (zie HR 20 januari 1998, NJ 1998, 426 Opzet op medeplegen diefstal met geweld), maar in plaats daarvan reikte hij Mike het mes aan en moedigde Mike aan Gijs met het mes te steken. Daarmee heeft Youri de aanmerkelijke kans op het intreden van het gevolg ook aanvaard. Derhalve kan geconcludeerd worden dat Youri ook (voorwaardelijk) opzet had op het grondfeit.
Ad 3: Aan het accessoriteitsvereiste is voldaan, omdat sprake is van een voltooid gronddelict, namelijk zware mishandeling met de dood als gevolg.
Tot slot: het betoog van de raadsman dat Youri de dood van Gijs niet heeft gewild slaagt niet. Want artikel 302 lid 2 Sr is een door het gevolg gekwalificeerd delict. Het gevolg – hier het intreden van de dood – is aan het opzetvereiste onttrokken. Het opzet hoeft dus niet op de dood gericht te zijn.
Geconcludeerd kan worden dat Youri veroordeeld kan worden voor het medeplegen van zware mishandeling, de dood ten gevolge hebbende (art. 47 lid 1 aanhef en onder 1 jo. art. 302 lid 2 jo. lid 1 Sr) nu aan alle criteria is voldaan.
Deze bundel bevat oefenmaterialen te gebruiken bij het vak Materieel Strafrecht aan de Universiteit Utrecht.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2354 |
Add new contribution