Samenvatting wetenschapstheorie jaar 2

Samenvatting

Okasha

Wetenschap: begrijpen, verklaren en voorspellen à wetenschappelijke methode

Voor 1500: Artistotelianism
1500-1750: wetenschappelijke revolutie
Begin 1500: Copernicaanse revolutie à eerst stap moderne wetenschap

Copernicus: tegen geocentrische wereldbeeld (planeten en zon draaien om aarde) à heliocentrische wereldbeeld (zon midden)

Indirect à ontwikkeling natuurkunde (dankzij Kepler en Galileo)

Kepler: planeten draaien in ellipsen à ‘first law of planetary motion’, 2e en 3e over snelheid
Galileo: gebruik telescoop (Artis à Copernic) en ‘law of free fall’ (tegen Aristoteles: zwaardere dingen vallen sneller)
Descartes: deeltjes die interacteren à nieuwe mechanisme filosofie (dominante stroming 17e eeuw)
Isaac Newton: verbeterde Descartes à dynamische theorie: zwaartekracht, meer vertrouwen
Einstein: relativiteitstheorie (grote of snel bewegende objecten gaat niet op) en quantum physics (hele kleine deeltjes gaat niet op) à conflict met common sense

Darwin: evolutietheorie en natuurlijke selectie (ook belangrijk: moleculen en genetica)
Watson en Crick: DNA

 

Wetenschap (heterogeen) en pseudowetenschap:
Popper:

  • Falsifieerbaarheid: theorie moet voorspellingen maken die getest kunnen worden en die ook fout kunnen zijn à zo niet: pseudowetenschap (Freud, Marx)
  • Relativiteitstheorie (Einstein): ‘true science’ volgens Popper à specifieke voorspelling die getest kan worden en gefalsifieerd
  • Veel onderzoekers: Popper te simplistisch. Soms nieuwe verklaringen die theorie ondersteunen à verbetering in wetenschap
  • Gebruik deductie à kan niet waar worden bewezen, maar wel fout
    • Maar doel wetenschap: vinden ware theorieën à daarvoor inductie

Hume:

  • Inductie kan niet worden goedgekeurd à het is slechte menselijke eigenschap
  • We gaan uit van uniformiteit van natuur, dat bestaat niet
  • ‘Hume’s problem of induction’
  • Onmogelijk om causaliteit te ervaren (empirist) à dus causaliteit bedenken we zelf

Strawson:

  • Reactie op Hume
  • Inductie is een standaard à het is niet zinvol hieraan te twijfelen (zoals met wetten)

 

Statistische inferentie

  • Deductie: premissen waar à conclusie moet waar zijn

    • Alle Fransen houden van wijn. Pierre is Fransman. Dus, Pierre houdt van wijn.
  • Inductie: premissen leiden niet tot zekerheid over conclusie. Van object dat we kennen à vergelijkbaar, onbekend object
    • Eerste vijf eieren in de doos zijn goed, dus zal de zesde ook goed zijn.
    • Je kunt nooit over bewijs spreken, want je weet iets nooit zeker (behalve deductie)
  • Inference to the best explanation (IBE): nondeductive (premissen leiden niet tot conclusie), maar toch logisch (omdat deze verklaring beter is dan een andere)
    • Sommigen: IBE type inductie
    • Sommigen: IBE is anders
    • Specifieke data à theorie/hypothese

Probability:

  • Objectief (hoe vaak iets kan gebeuren) en subjectief (meting ‘rational degree’: scientist credence à probability)

    • Credence: kan toenemen of afnemen door nieuwe informatie à conditionalization
    • Conditionalization regel: Bayesiaanse statistiek (verklaart geen nieuwe theorieën)

 

Wetenschappelijke verklaringen (praktisch, nieuwsgierigheid)

  • Hempel: covering law of explanation: waarom vragen à verklaringen/antwoorden

    • Structuur van argument: premissen en conclusie (premissen verklaren conclusie)
    • Premissen brengen conclusie met zich mee: deductie
    • Premissen moeten allemaal waar zijn
    • Ten minste 1 algemene wet: laws of nature
    • Fenomeen: explanandum, verklaringen/wetten: explanans
    • Essentie van verklaringen: laten zien dat ‘certain law of nature’ het fenomeen verklaren/dekken
    • Elke verklaring kan ook voorspelling zijn (symmetrisch)
    • Empirist: wantrouwend tegenover causaliteit à kennis uit ervaring en causaliteit kun je niet ervaren
  • Probleem Hempel:
    • Symmetrie: niet alles dat verklaart kan worden, kan ook voorspeld worden (verklaring is niet symmetrisch)
    • Irrelevantie: een verklaring zou relevante informatie moeten bevatten, is bij Hempel niet altijd geval

Causaliteit (beter model): wat iets verklaart, voorspelt het ook (omdat causaliteit asymmetrisch is à is verklaring dat ook)

Kan wetenschap alles verklaren? Blijft continu ontwikkelen. Filosofen: nooit alles verklaren, want er komen altijd nieuwe vragen bij ontdekken van iets nieuws.

Multiple realization:

  • Natuurkunde als fundamentele wetenschap à alle andere wetenschappen zijn hierop gebouwd, maar: zijn eigenlijk aardig autonoom (en belangrijk)
  • Waarom alle wetenschappen niet zo back to basic als natuurkunde? Hogere wetenschappen zijn ‘multiply realized at physical level’ à er zijn zoveel mogelijkheden

 

Realisme: wereld bestaat onafhankelijk menselijke gedachten en percepties
Idealisme/antirealisme/instrumentalisme: wereld is afhankelijk van bewuste menselijke activiteiten
Debat van metaphysics

Realisme: ware beschrijving van de wereld en helpen begrijpen
à niet-observeerbare dingen: werkelijke pogingen wereld beschrijven
Antirealisme: empirisch adequate theorieën vinden, die goede voorspellingen maken (empirisme)
à niet-observeerbare dingen: handige dingen die helpen voorspellen observeerbare dingen

No-miracles argument (tegen antirealisme): het zou wel heel toevallig zijn als een theorie correcte voorspellingen maakt, over dingen niet bestaan (niet-observeerbaar). Als het ‘handige dingen’ zijn, waarom zijn ze dan succesvol (wonder)? à IBE (realisme is beste verklaring voor empirisch succes)

Antirealist: veel theorieën lijken succesvol, en daarna vervallen ze.

Realist: het is geen complete waarheid, maar benadert de waarheid. Empirisch succes gaat over voorspellen, niet over passen van data.

Verschil observeerbaar en niet-observeerbaar: continuüm
Realisme: het is niet mogelijk dit verschil te maken
Antirealist: wetenschap kan geen kennis geven over niet-observeerbare dingen (verschil). Onderdeterminatie (Hume’s problem of induction): theorieën over niet-observeerbare dingen ondergedetermineerd door data, want kunnen andere verklaringen zijn voor uitkomsten à agnosticisme houding
Realist: niet alle verklaringen even goed à altijd een beste
Antirealist: geen goede manier om te beslissen welke beste is
Realist: onderdeterminatie argument gebruiken antirealisten selectief à dan ook bij observeerbaar à geen kennis meer over (dus kan geen barrière zijn)

Logisch empiristen (’20-’60): Hempel en Popper à wilden zelfs filosofie wetenschappelijker maken

  • Objectiviteit in wetenschap à rationeel
  • Geen aandacht aan geschiedenis, want onderscheid: context of discovery (subjectief) & context of justification (objectief)

Kuhn: te weinig aandacht logisch empiristen à geen goed beeld wetenschap

  • Wetenschappelijke revolutie
  • Geen wetenschappelijke revolutie: normale wetenschap (problemen oplossen, puzzelen) à conservatief (testen niet het paradigma)
    • Paradigma: fundamentele assumpties en exemplars
    • Anomalieën: problemen die paradigma niet kan oplossen à crisis (vertrouwen daalt)
    • Revolutie à nieuw paradigma (vertrouwen en peer pressure à subjectief)
  • Wetenschap is niet zo rationeel
  • Niet eens met lineaire wetenschap (nieuwe theorie vervangt oude) à incommensurabel
  • Antirealist: feiten over wereld zijn paradigmagerelateerd
  • Twee paradigma’s à incommensurabel: zo verschillend, geen overeenkomst mogelijk en dus geen vergelijking (holistisch): betekenis concept in gehele theorie à subjectiviteit
  • Maar: incommensurabel betekent niet incompatibel (onverenigbaar) à alleen als propositie zelfde betekenis kan er onenigheid bestaan à argument incommensurabel ‘vervalt’
  • Reactie Kuhn: gedeeltelijk ‘communicatie’, maar objectieve keuze niet mogelijk. Ook incommensurabele standaarden (onenigheid over kenmerken goed paradigma)
  • En theoriegeladenheid: er is geen neutrale data/observatie à perceptie gestuurd door achtergrondinformatie/overtuigingen (paradigma beïnvloed data en werkelijkheid is gerelateerd aan paradigma)
  • Geen algoritme in keuze voor theorie
  • Prowetenschap

 

Meehl

Soft psychologie: klinische psychologie et cetera à gebrek wetenschappelijke kennis (niet bevestigd of vervallen, maar komen en gaan)

20 redenen gebrek wetenschappelijk kennis à soft psychologie

  1. Response-class probleem

    1. Moeilijk om gedrag meetbaar te maken door in te delen
    2. Bv: wat is belangrijk voor vak halen? Essay, tentamen.
  2. Situation-taxonomy probleem
    1. Zelfde als 1 maar dan met stimuli of situaties
  3. Unit of measurement
    1. Geen overeenkomst wat voor schaal gebruikt moet worden (psychometrie)
  4. Individuele verschillen
    1. Mensen verschillen in disposities à moeilijk vergelijken
  5. Polygenetic heredity
    1. Concepten die beïnvloed worden door polygenetische systemen (verschillende invloeden)
    2. Bv: introversie kan beïnvloed worden door angst, dominantie etc
  6. Divergente causaliteit
    1. Iets klein kan leiden tot veel verschillende uitkomsten
    2. Bv: in welke klas ze komen tot welke partner ze hebben
  7. Idiografisch probleem
    1. Mensen verschillen en factoren interacteren à onderzoeksmethoden moeten groot en complex zijn
  8. Unkown critical events
    1. Gerelateerd aan 6 en 7 à moeilijk inschatten welke dingen cruciaal zijn voor ontwikkeling
  9. Nuisance variables
    1. Variabelen die we manipuleren, variabelen die we niet manipuleren maar wel controleren (of constant houden) en quasirandom variabelen. Maar er zijn ook systematisch beïnvloedende variabelen die niet altijd te achterhalen zijn.
    2. Bv: SES
  10. Feedback loops
    1. Gedrag van individu beïnvloedt gedrag van ander individu à complex
  11. Autocatalytic processes
    1. Eind product katalyseert zichzelf (???)
  12. Random walk
    1. Soms gebeuren dingen random, geluk is grote verschil factor tussen individuen
  13. Sheer number of variables
    1. Veel variabelen à veel noise à divergente causaliteit à idiografische ontwikkeling
  14. Culturele factoren
    1. Wordt soms vergeten hoe belangrijk
  15. Context-afhankelijke stochastotogicals
    1. Nomological netwerk: relatie tussen constructen (knopen) à betekenis (misleidend, want niet zo strikt)
    2. In plaatst daarvan: correlaties, neigingen, probabilities
  16. Open concepten
    1. Operationele concepten van theoretische concepten moeilijk à open concepten
  17. Intentie, doel en betekenis
    1. Denken, plannen etc veel meer dan andere soorten à complex
  18. Rule governance
    1. Verwachtingen, verplichtingen, regels
  19. Uniquely human events and powers
    1. Sommige dingen kunnen alleen bij mensen, niet bij spieren à moeilijk om onderzoek te doen
  20. Ethisch
    1. Ethische restricties

 

Collins – chemische transfer herinneringen

Het is niet bewezen dat het niet bestaat: het is gewoon opgehouden

 

Earp en Trafimow (2015) – replicatie

Repliceren (en falsifiëren) à een van belangrijkste onderdelen empirisch onderzoek

Kennis = accumulatie van (repliceerbare) experimentele bevindingen

Problemen:

  • Paniek als niet gerepliceerd wordt

    • Repliceren ander onderzoek niet heel gewild (wordt op neergekeken)
    • Probleem vertrouwen op Popper à niet toepasbaar in praktijk
  • Niet duidelijk welke verschillen relevant zijn voor de theorie en welke variabelen relevant voor verschillen

Conceptuele/reproductieve replicaties: zekerheid theorie
Directe/nabije replicaties: zekerheid bevinding (begin, om ontdekken welke aspecten van belang)

Zelfcorrectie binnen wetenschappelijk onderzoek à mythe (blijkt uit fraude en QRP)

Publicatiebias: alleen significante resultaten worden gepubliceerd
Makkelijk statistisch significant effect te vinden: met vrijheidsgraden (kans type I fout groter)

Voorspelling gebaseerd op theorie en hulp aannames/hypothese (auxiliary assumpties)
Repliceren à houden aan ceteris paribus aanname (de rest is gelijk)

Bayesiaanse statistiek: kans op niet repliceren kleiner als origineel waar en afhankelijk van kwaliteit replicatie, ook aantal replicaties

Replicaties geven extra informatie, betrouwbaarheid hangt hier van af

Skibber – facial feedback hypothese (Strack)

Wagenmakers repliceerde, kon geen resultaat vinden

Sally Johnson – unabomber

Schizofrenie

Silva et al – unabomber

Asperger

Draaisma – negen leven Unabomber

Sismondo – actor-netwerk theorie

Sociale theorie vanuit technosciene à begrijpen wetenschap en technologie

  • Actoren zijn heterogeen: human en nonhuman à associaties die netwerken vormen. Stabiel netwerk à resultaat actoren en associaties bij doel
  • Technologie en sociologie gaan samen
  • Materialistische theorie (ook sociaal is materialistisch) à vertalen
  • Relationele materiality: plaats in netwerk en context

Ecologische benadering: meerdere en verschillende elementen à succes
Elke element à verantwoordelijk succes/falen

Tegenargumenten

  • Rationeel: ook rationele keuzes gemaakt in context cultuur etc
  • Human en nonhuman zelfde: mensen hebben intenties à dus negeert dat intentie nodig is voor actie
  • Power vanwege objectiviteit: altijd probleem met vertalen en interpretaties
  • Constructivisme (want netwerk gebouwd van actoren): tegen realisme dat object geen betekenis heeft zolang niet in netwerk

 

Spiering – belang wetenschap, gewoner maar niet beter

Bruno Latour: observeren twee strijdende wetenschappers in laboratorium à etnografie

Hoe wetenschap tot stand komt (etnografie): rommelig activiteit gedreven door mensen (overtuigen andere wetenschappers grote rol)

Latour: wetenschap relativistisch en juist verantwoordelijk voor kennis
Postmodernisten: alleen nut als tegenover absolute waarheid à zoektocht waarheid geen taak van wetenschap

Vroeger: wetenschap meer geïsoleerd à nu overal terug te vinden (minder prestige) à niet meer de vraag of buitenwereld van invloed is op wetenschap

Geen goede methode à zelden iets nieuws ontdekt (terwijl: object van wetenschap)

 

Huber – gezondheid definiëren

Ability to adapt and self-manage when facing social, physical and emotional challenges.

Meeste kritiek op definitie WHO: dat zou betekenen dat meeste mensen niet gezond zijn à meer kosten voor interventies terwijl niet nodig

Toename chronische ziektes à ziektebeeld veranderd sinds 1948

Operationalisatie van definitie ‘ziek’: niet meetbaar

Goede definitie is belangrijk voor interventies
Statisch à dynamisch (weerbaarheid, coping, gevoel well-being)

Allostatis: proces homeostase behouden in veranderende situaties

Sense of coherence: belangrijk voor goede mentale gezondheid à begrijpen en omgaan met moeilijke situaties

Sociale gezondheid: potentieel bereiken en verplichtingen voldoen à onafhankelijk en sociaal functioneren (balans kans en limitaties)

 

Schleim – neuroenhancement

Pharmacological optimisme hypothese: met medicatie à gezonde mensen beter (cognitieve enhancement).
Moeilijk om te meten en goede definitie enhancement à verworpen

Neuro enhancement prevalentie hypothese: pogingen neuroenhancement gebruikelijk en meer?
Toename in productie vanwege toename diagnoses en tijdelijk bv studenten à verworpen

Neuro enhancement populair (methylfenidaat, amfetamine)

  • Intelligenter (pharmacological optimisme hypothes)
  • Is al gedaan bij gezonde mensen (neuro enhancement prevalentie hypothese)
  • Zal meer worden gebruikt in toekomst (neuro enhancement prevalentie hypothese)

 

Kendler en Zachar – pluto en homo’s

Competitie voor wetenschappelijke autoriteit (complexe relatie abstracte constructen en bewijs à classificeren)

Onenigheid wetenschappelijke autoriteiten (experts) à in hoeverre praktisch toelaatbaar?
Als niet: eerlijke besluitvorming

Pluto:

  • Eris als 10e planeet à andere omloopbaan. Maar dat had Pluto ook
  • Als beiden planeet à heel veel andere lichamen ook planeet
  • Na conferentie à Pluto geen planeet en samen met Eris dwergplaneet
  • Klachten: veel mensen conferentie verlaten en niet gestemd

Homo:

  • Protesten tegen discriminatie en positieve persoonlijke ontmoetingen homo’s à veranderde visie homo’s
  • Homo niet gepaard met stress en verslechtering sociaal functioneren
  • Na stemming à homo geen ziekte meer

Veel mensen betrokken bij classificatie à respect traditie

Tegenstanders boos à verkeerde autoriteit die mocht beslissen

Conflict

  • Heterogene groep als eenheid
  • Classificatieproblemen sociaal, psychologisch of economisch
  • Huidige classificatie niet bij alle data past

 

Kendler – psychiatrische stoornissen

Realisme:

  • Harde wetenschap: periodiek systeem (essentie à wanneer je nummer weet kun je voorspellen)
  • Biologie: vagere grenzen, conditionele condities voor bestaan, geen essentie (niet te herleiden naar 1 ding), niet alles 1 categorie is identiek à meer gebruikelijk voor psychiatrie

Pragmatisme:

  • Concepten zijn instrumenten om wereld te begrijpen
  • Beoordeling op bruikbaarheid en niet of waar is of niet

Constructivisme:

  • Antipsychiatrie
  • Mensen maken hun eigen constructen à iatrogenic disorder: ziekte geconstrueerd door verwachtingen therapeut

Tegen realisme

  • Pessimistische inductie: vroegere theorieën blijken nu niet meer waar
  • Historische contingency: als je 100x DSM opnieuw zou schrijven zou er niet hetzelfde uitkomen à niet betrouwbaar/consistent
  • Afhankelijke historische gebeurtenissen

Aanpassingen

  • Homeostatisch property clusters: elke stoornis unieke interacties à softer dan essenties zoeken (ook voor relatie tussen symptomen): directe causale verbanden
  • Gelimiteerde blik: correspondentie theorie (iemand zegt het regent, en het gebeurt, dat correspondeert het) en coherentie theorie (verwacht dat iets waar is als het klopt met alles dat we weten)
  • Typen ipv tokens (specifieke stoornis): minder pessimistische inductie of historische contingency
  • Historisch perspectief: zolang nieuwe info blijft komen à meer echt

 

Hammersley en Martyn – kwalitatief onderzoek

Brede definitie kwalitatief onderzoek à aantal overeenkomende kenmerken

Kwantitatief onderzoek

  • Hypothese testen
  • Numerieke data
  • Generaliseren
  • Objectiviteit
  • Statistische technieken
  • Controle variabelen

Tegenargumenten

  • Interessanter om echte wereld e onderzoeken
  • Liever observeren dan actief (interviews etc)
  • In eigen ‘taal’ en termen kunnen praten in plaats van begrijpen perspectief onderzoeker
  • Centrale concepten gaan misschien verloren
  • Negeert complexiteit en belang sociaal leven

Kwalitatief onderzoek: sociaal onderzoek

  • Door data gestuurd à flexibel
  • Ongestructureerde data
  • Subjectiviteit
  • Natuurlijke setting en kleine n
  • Verbale beschrijving en interpretaties

 

Hammersley en Martyn – kwalitatief onderzoek

Filosofische ideeën à kwalitatief onderzoek

Positivisme: begin 20e eeuw (logisch positivisme/empirisme)
Natuurkunde als model voor wetenschap (algemeen en abstract): ook onderiggende relaties
Empirisme: alleen wat bewezen kan worden (centraal in positivisme)

Interpretivisme: gebruik maken menselijke capaciteiten (empathie en cultuur) à interpretatie. Geen objectieve methodes

Critical tradition: netwerken/algemene theorieën, verklaringen buiten bewust van mensen (gender, etniciteit, sekse). Binnen een framework.

Constructionisme:  perceptie en cognitie zijn actieve processen die socio-cultureel zijn à incommensurabel
Geconstrueerd door gedeelde processen van communicatie en sociale interactie (dus niet individueel)

Methodologische filosofie à kwalitatief onderzoek

  • Positivisme à kwantitatief (maar ook kwal)
  • Interpretivisme à kwalitatief (culturele verschillen)
  • Critical philosophy à deelt kenmerken positivisme en interpretivisme, maar belang bij theoretisch kader (sociaal en politiek)
  • Constructionisme à cultureel of interactioneel (kwalitatief)

 

Bjorling en Singh – stress meiden

Thematische Analyse

 

Peterson – baby factory

Etnografisch onderzoek: welke problemen zijn er in laboratoria

Variatie zo klein mogelijk à standaardiseren en gedetailleerde instructies ppn

Bij kinderen zijn gedetailleerde instructies moeilijk

Strategieën vergroten statistische significanties

  • Flexibel protocol: bv opnieuw beginnen als kind begint te huilen (validiteit)
  • Stacking the deck: voordat steekproef klaar is resultaten bekijken zodat als mislukt à handleidingen aanpassen
  • Experimentele mislukking waardevol: bv bij kind van 5 jaar geen resultaat, maar wel bij 1 jaar
  • Terugwerken statistische significantie: statistiek bepaalt theorie

Omgaan moeilijke objecten

  • Onderzoeksvragen aanpassen aan vermogens ppn
  • Flexibel zolang betrouwbaar
  • QRP mag om aan disciplinaire standaarden  te voldoen

 

Zerubavel – lumping en splitting

We ervaren wereld in afzonderlijke stukken à twee cognitieve acties: lumping en splitting

Lumping: gelijksoortige dingen groeperen (intracategorisch)
Splitting: verschillende dingen afzonderlijk van elkaar zien (intercategorisch)

Lumping

  • ‘island of meaning’ à dingen bij elkaar die meer op elkaar lijken
  • Gelijkenissen tellen zwaarder en verschillen onbelangrijk
  • Allovarianten: geen verwarring als qua betekenis dingen verwisselen
  • Sociale cluster à stereotypering
  • Invloed tijd en plaats

Splitting

  • Verschillen belangrijk en overdreven à mentale gaten
  • Groter sprongen
  • Invloed tijd en plaats

Mentale categorieën niet universeel

Lumpen: uitkijken Freudiaanse vergissing à persoonlijke associaties detecteren

 

Olde Rikkert – Alzheimer

Alzheimer is sociaal construct à het is niet een ziekte, want niet 1 ziekteverwekker verantwoordelijk
Syndroom betere benaming à cluster symptomen

 

Haslam – genetisch essentialisme

Essentialistisch perspectief à negatieve gevolgen sociale attitudes en gedrag

  • Als verschillen al bepaald à geen zin moeite doen veranderen
  • Als verschillen natuurlijk à fundamenteel en moreel correct
  • Verschillen à groepen (accent)
  • Grotere acceptatie stereotypes

Ook invloed op stigma psychische stoornissen (genetisch en neuro essentialisme)

  • Sociale afstand: grotere afstand henzelf en mensen met stoornis
  • Gevaar: mensen met stoornis weinig controle à gevaarlijk
  • Pessimisme: onveranderlijk
  • Blaam: verminderd schaamte, maar ook verantwoordelijkheid à negatieve gevolgen

Kan ook geïnternaliseerd stigma tot gevolg hebbe à zelf-concept, visie behandeling en herstel

 

De Bruin – mannenbrein

Typisch mannen- of vrouwenbrein bestaat niet (anatomie hersens)

Ontwikkelen meer mannelijke of vrouwelijke hersens à mozaïek kenmerken

Overeenkomsten tussen breinen kleiner dan de verschillen

 

Steven Ward – self-esteem

Zelfvertrouwen bedacht in 19e eeuw à een van de belangrijkste concepten
Gaat samen met positieve eigenschappen

Reflexivistisch probleem: sociale krachten zijn oorzaak van concept, maar ook resultaat

Conceptualisatie: volledig associatie proces à sterk netwerk en heterogene termen nodig

Traditionele model (realisme): kennis wordt ontdekt à en dus niet voor iedereen toegankelijk, alleen bij juist methode, peer reflectie en replicatie

Maar: taal het instrument voor realiteit à we hebben geen realiteit, alleen tekst over realiteit (vloek van representatie)

Actor-netwerk theorie: brug modern realisme en postmodern nominalisme à manieren waarop concepten verspreid
Veel verklaringen geen sterk genoeg netwerk à geen waarheid: moet dus samengaan met andere verklaringen om waar te zijn
Iedereen kan dus claimen kennis te hebben à collectiviteit

James over zelfvertrouwen: ratio wat we doen tegenover wat we zouden kunnen doen à basisbehoefte zelfmanifestatie en eigen controle

Belang benadrukt in client-centered therapy van Carl Rogers à hoogte zelfvertrouwen en succes in therapie (praktisch belang)

Het concept breidde uit à groter netwerk en geloofwaardiger

  • Realist: realiteit bestaat mindindependent
  • Postermodernist: realiteit niet scheiden van symbolen en tekens (tekstualiseren)
  • Sociaal contructionisten: collectieve productie sociale krachten en maatschappij

Volgens schrijfster: kennis en maatschappij interacteren à niet los van elkaar

Het is mogelijk zelfvertrouwen te hebben, maar alleen binnen bepaald associatie netwerk

 

Maassen – geen simpele oplossingen

Floortje Schepers: biomedisch model niet voldoende

Bij patiënten met verschillende diagnoses à nadruk participeren, niet herstel

In psychiatrie: verschuiving beschrijvende diagnose à structurele diagnoses (classificatie DSM)
Floortje: niet mee eens, gedrag te adaptief en niet dichotoom (wel/niet ziek)

Medicijnen uit RCT niet effectief à selectiebias: belangrijkste groep wordt niet opgenomen in onderzoek

Blended psychiatry: analyseren verhalen, n=1 à persoonlijke aanpak creëren met team hulpverleners voor herstel en ook de basis in orde.

Maatschappij moet zich meer open stellen voor kwetsbaarheid

“Wij moeten ons allemaal aanpassen aan uitdagingen van het leven, maar het leven moet zich soms ook een beetje aan onze kwetsbaarheden aanpassen.”

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

duidelijke samenvatting!

Hele goeie samenvatting! Thanks!

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: renskejonker
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1703 1 1