Werkgroepopdrachten 2016/2017 Strafprocesrecht - UU
- 1723 keer gelezen
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Beantwoord de volgende vragen mede aan de hand van de tekst van het EVRM.
a. In de eerste titel van het EVRM worden de door het verdrag gegarandeerde rechten en vrijheden geformuleerd. Welke van de in deze titel geformuleerde rechten zijn relevant voor de inrichting van het strafprocesrecht?
b. Indien het EHRM in een zaak tegen Nederland tot de uitspraak komt dat Nederland het EVRM heeft geschonden, op welke grond is Nederland dan gebonden aan deze uitspraak? Op welke manier kan Nederland uitvoering geven aan de uitspraak? Welke mogelijkheid biedt bijvoorbeeld het Wetboek van Strafvordering om iets te doen aan onherroepelijke uitspraken waarvan door het EHRM wordt vastgesteld dat zij niet in overeenstemming zijn met het EVRM?
Artikel 6 EVRM is onder meer van toepassing als er sprake is van het ‘bepalen van de gegrondheid van een (…) ingestelde vervolging’ (‘determination of a criminal charge’).
a. In het Özturk-arrest (EHRM 21 februari 1984, AA 1985, 145) maakt het Hof uit dat dit een autonoom begrip is. Wat is de reden dat het EHRM kiest voor een autonome benadering van het begrip ‘determination of a criminal charge’?
In dit arrest is Duitsland van mening dat art. 6 EVRM geen gelding heeft, omdat het gaat om een administratieve boete, en geen strafrechtelijke sanctie. Het Hof is het hier niet mee eens.
b. Op basis van welke criteria wordt vastgesteld of sprake is van een ‘criminal charge’?
c. Vanaf welk moment is iemand “charged with a criminal offence” en vanaf welk moment kan iemand zich dus beroepen op de rechten die artikel 6 EVRM garandeert? Wat is het verschil met het moment waarop iemand zich doorgaans kan beroepen op de rechtsbescherming zoals die in het wetboek van Strafvordering is neergelegd?
Het strafvorderlijk legaliteitsbeginsel van artikel 1 Sv eist dat politieel en justitieel optreden berusten op een wettelijke grondslag. Het legaliteitsbeginsel sluit niet uit dat ongeschreven rechtsbeginselen en van Straatsburg afkomstige jurisprudentie van invloed zijn op de inrichting van onze strafrechtspleging.
a. Vergelijk het strafvorderlijke legaliteitsbeginsel uit artikel 1 Sv met de verdragsrechtelijke pendant in artikel 8, tweede lid EVRM. Wat zijn de overeenkomsten en de verschillen tussen beide?
b. Het Hof geeft een op geheime opsporingsmethoden toegesneden invulling aan de vereiste “foreseeability”. Welke?
c. Waarom gebruikt het Hof hier een andere omschrijving van de eis van voorzienbaarheid dan bijvoorbeeld in het arrest Sunday Times t. VK? (In het laatstgenoemde arrest wordt gesteld dat “a norm cannot be regarded as a “law” unless it is formulated with sufficient precision to enable the citizen to regulate his conduct: he must be able - if need be with appropriate advice – to foresee, to a degree that is reasonable in the circumstances, the consequences that a given action may en-tail”.)
d. Aan welke legaliteitseisen moet de Nederlandse strafprocessuele regelgeving al met al voldoen?
Lees het arrest Bykov t. Rusland (EHRM 10 maart 2009, ECHR 2009, 69).
a. Bykov klaagt in Straatsburg over schending van de artikelen 5, 6 en 8 van het EVRM. Geef van elke klacht kort aan op welke feitelijke toedracht deze is gebaseerd.
b. Wordt Bykovs klacht die stoelt op het strafvorderlijk legaliteitsbeginsel gegrond verklaard? Waarom wel/niet?
a. De in deze titel geformuleerde rechten die relevant zijn voor de inrichting van het strafprocesrecht zijn:
Art. 2 EVRM, het recht op leven: een staat kan niet zomaar iemand van het leven beroven. Iedereen heeft de vrijheid te leven. De staat moet zich ook inzetten dat de burgers elkaars leven respecteren.
Art. 3 EVRM, het folterverbod: een staat mag geen mensen folteren. Hier zijn geen beperkingen op mogelijk. Het is dus een absoluut recht.
Art. 5 EVRM, recht op vrijheid en veiligheid. De vrijheid van de verdachte mag niet zomaar worden ontnomen.
Art. 6 EVRM, recht op een eerlijk proces: de staat moet het eerlijk proces van de verdachte kunnen waarborgen.
Art. 8 EVRM, recht op privacy, bv. geen telefoontaps om de waarheid te achterhalen. Hierop zijn wel uitzonderingen, maar deze moeten gerechtvaardigd zijn.
Art. 10 EVRM, persvrijheid; de overheid moet de persvrijheid respecteren. Zittingen zijn openbaar, de pers moet over strafproces kunnen schrijven.
Art. 13 EVRM, recht op daadwerkelijk rechtsmiddel. Je moet als burger toegang tot de rechter kunnen hebben.
b. Nederland is gebonden aan de uitspraak, omdat zij zich als staat heeft verbonden aan het Verdrag. Nederland is gebonden op grond van art. 46 EVRM. Volgens dit artikel binden de Hoge Verdragsluitende Partijen zich aan de uiteindspraak van het Hof, in de zaken waarbij zij partij zijn. Nederland moet de uitspraak tenuitvoerleggen, het Comité van Ministers ziet daarop toe op grond van lid 2. Leeft de Staat het arrest niet na, kan het Comité van Ministers de vraag voorleggen aan hef Hof. Het Hof beslist dan of er een schending is van het eerste lid en bepaalt welke maatregelen vervolgens genomen dienen te worden. Nederland kan de uitspraak herzien (art. 457 Sv). Als in de uitspraak van het Hof is een schending is geconstateerd, wordt de zaak herzien. Nederland kan een herzieningsprocedure starten bij de Hoge Raad.
a. Het autonome rechtskarakter zorgt ervoor dat landen niet in hun eigen wetgeving sancties kunnen omzeilen. De staat kan dan de definitie van de bepaling niet meer aanpassen. Inhoudelijk wordt gekeken of die boete die is opgelegd een criminal charge is.
b. De criteria staan in R.O. 50
De nationale classificatie; plaats van de regeling in het nationale recht. Is het een strafrechtelijke regeling? Zo ja, dan is het een ‘’criminal charge’’. Zo niet, moet je verder naar de volgende vraag.
Aard van de gedragsregel (nature of the offence) , R.O. 53. Is het een criminal in nature (regel op iedereen gericht)? Zo ja, is er sprake van een criminal charge. ZO niet, ga je verder naar vraag 3.
Aard en zwaarte van de sanctie, (nature and degree of severity of the penalty)
c. Volgens het EVRM ben je ‘’charged with a criminal offence’’ zodra je een kennisgeving krijgt dat je betrokken wordt bij een strafrechtelijk onderzoek. Vanaf het moment dat je weet krijgt van het feit dat je betrokken bent bij het onderzoek gaat art. 6 EVRM gelden (R.O. 55).
Je bent volgens Nederlandse wetgeving ‘’charged with a criminal offence’’ zodra je als verdachte wordt aangemerkt (art. 27 Sv). Je bent dan object van het onderzoek. Iemand wordt aangemerkt als verdachte als er jegens deze persoon een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit bestaat, aan de hand van feiten en omstandigheden. Bij de verdenking zelf is er dan al recht op een eerlijk proces.
a.
Art. 1 Sv | Art. 8 lid 2 EVRM |
Sv alleen bij de wet voorzien. Dit ziet op een formele wet | Sv alleen bij de wet voorzien. Dit ziet niet alleen op een formele wet, maar ook op andere wetten en rechterlijke uitspraken (Kruslin/Huvig, R.O. 29). |
| Inbreuk rechtvaardigen:
|
b. Foreseeability houdt in dat de rechtsnormen voldoende duidelijk moeten zijn geformuleerd, zodat de burger weet onder welke omstandigheden er maatregelen mogen worden genomen door de overheid. De burger moet met zekerheid zijn gedrag kunnen afstemmen op de norm (Kruslin/Huvig R.O. 30)
c. Zoals eerder besproken moet een norm duidelijk en voldoende precies geformuleerd worden, zodat de burger weet wat hij kan verwachten. Voor de burger moet voorzienbaar zijn onder welke omstandigheden gedrag strafbaar kan worden gesteld.
Het Sunday Times arrest voorziet in het lex certa- beginsel. De burger moet volgens dit beginsel weten wat wel en niet toegestaan is. Het arrest Kruslin/Huvig bespreekt het strafvorderlijk legaliteitsbeginsel. Deze beschrijft wat de overheid mag of niet mag. De burgers moeten worden beschermd tegen de overheid.
d.
In het nationale recht moet wat geregeld zijn (formeel)
Deze wet moet gepubliceerd worden
De wet moet helder, duidelijk zijn (lex certa beginsel)
Mini rechtswaarborgen
a.
Art. 5 EVRM: Bykov is van mening dat zijn voorlopige hechtenis veel te lang heeft geduurd, en werd verlengd zonder dat hier gegronde redenen voor waren (R.O. 51). De rechter heeft niet voldaan aan de motiveringsplicht.
Art. 6 EVRM: Bykov vindt dat hij door de politie is uitgelokt om een verklaring af te leggen over zijn eigen schuld. Deze verklaring is vervolgens als bewijs gebruikt tijdens de rechtszaak (R.O. 77). Dit is een schending van het nemo-tenetur beginsel, hierin staat dat een verdachte nooit hoeft mee te werken aan zijn eigen vervolging.
Art. 8 EVRM: Bykov is van mening dat hij is geschaad in zijn recht op privéleven en privacy, omdat zijn gesprekken met V zijn opgenomen en in zijn huis zijn geweest. Dit is een inbreuk op zijn privacy en privéleven. Er was geen wettelijke grondslag voor het opnemen van de gesprekken (R.O. 62)
b. Ja, de klacht van Bykovs wordt gegrond verklaard. Er was wel wettelijke grondslag in de Russische wetgeving die de opnames konden rechtvaardigen, maar deze was niet duidelijk genoeg. Er is dan geen rechtvaardiging en er is daarom een schending van art. 8 EVRM. In r.o. 69 zegt het Hof dat zo’n wettelijke grondslag ook nog eens heel duidelijk beschreven moet zijn, zodat het individu weet onder welke omstandigheden zulke maatregelen door de overheid genomen mogen worden.
Werkgroepuitwerkingen van het vak Strafprocesrecht aan de Universiteit Utrecht, 2016/2017.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1996 |
Add new contribution