Studiegids met oefen- en voorbeeldtentamens voor Persoonlijkheids, Klinische en Gezondheidspsychologie (PKG) aan de Universiteit Leiden

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Welke term wordt hier beschreven? Gedrag dat gevolgd wordt door positieve consequenties, zal vaker herhaald worden dan gedrag dat gevolgd wordt door negatieve consequenties.

1. Klassieke conditionering.
2. Operante conditionering.
3. Leren door straffen en belonen.
4. Leren door observatie.

Vraag 2

Wat houdt ‘cultureel relativisme’ in?

1. Dat er in verschillende culturen heel verschillende stoornissen voor kunnen komen, waar je rekening mee moet houden bij het assessment.
2. Dat er geen universele standaarden of regels zijn om gedrag als abnormaal te classificeren, gedrag kan alleen abnormaal zijn volgens de heersende normen.

Vraag 3

Welke van de subcorticale structuren houdt zich bezig met geheugen?

1. Hypothalamus.
2. Thalamus.
3. Hippocampus.
4. Amygdala.

Vraag 4

Over het algemeen

Vragen

Vraag 1

Hoeveel personen in Nederland (dat 17 miljoen inwoners kent) gebruikten in 2013 voor kortere of langere periode een antidepressivum?

1. Rond de 40.000 mensen

2. Rond de 800.000 mensen

Vraag 2

De vier symptoom‐criteria van de DSM-V diagnose post‐traumatische stressstoornis zijn:

1. Herbelevingen; Vermijding; Negatieve veranderingen in gedachtes en gemoedstoestand; Verhoogde arousal.

2. Impulsiviteit; Suicidale gedachten; Verslavingsgedrag; Angst

Vraag 3

In 1980 kwam de DSM – III uit. Sinds dit moment is de psychiatrische diagnostiek vooruit gegaan, vooral op gebied van:

1. Betrouwbaarheid

2. Validiteit

Vraag 4

‘Grootheidswaan’ is:

1. Een symptoom

2. Een syndroom

Vraag

Vragen

Vraag 1

Wat houdt een klinische beoordeling/assessment in?

1. Een assessment is het geven van een label aan een aantal symptomen die vaak samen voorkomen

2. Een assessment is het proces van symptomen verzamelen en kijken wat de oorzaken hiervan kunnen zijn

Vraag 2

Als iemand het gevoel voor de werkelijkheid van de externe wereld verliest, is er sprake van..

1. Dissociatie

2. Derealisatie

Vraag 3

Aan welke voorwaarden moeten beoordelingstechnieken voldoen?

1. Beoordelingstechnieken moeten efficiënt, betrouwbaar en valide zijn.

2. Beoordelingstechnieken moeten betrouwbaar, valide en gestandaardiseerd zijn.

Vraag 4

Marieke heeft onlangs een traumatisch auto-ongeluk meegemaakt. Als gevolg hiervan kan ze plotseling haar