TentamenTests bij Testtheorie en testgebruik aan de Rijksuniversiteit Groningen - 2011
Vragen
1. De uitspraak “In hoeverre zijn de items van de CITO-toets Taal & Spelling representatief voor datgene dat op dit gebied moet worden aangeleerd op de basisschool?” heeft betrekking op:
- divergente validiteit
- indruksvaliditeit
- constructvaliditeit
- inhoudsvaliditeit
2. Twee tennistrainers scoren 20 kinderen op het wel/niet voldoende bezitten van drie vaardigheden “forehand slaan” (FS), “serveren” (S), en “backhand slaan” (B). De resultaten worden hieronder weergegeven.
| Trainer B | ||||
| FS | S | B | fb | |
Trainer A | FS | 8 | 3 | 1 | 12 |
| S | 4 | 7 | 5 | 16 |
| B | 0 | 2 | 10 | 12 |
| fb | 12 | 12 | 16 | 40 |
Het aantal kinderen waarover de twee trainers het, bij onafhankelijkheid van de oordelen maar met gebruik van de persoonlijke frequentieverdeling (fb), eens is dat zij de backhand voldoende beheersen is gelijk aan:
- 0.33
- 0.44
- 3.6
- 4.8
3. De bedoeling van factoranalyse is:
- het bepalen van de betrouwbaarheid
- het bepalen van de predictieve validiteit
- het bepalen van de inhoudsvaliditeit
- het samenvatten van informatie
4. Test A en test B zijn taalvaardigheidstests. Een onderzoeker gaat na of test A en test B parallelle tests zijn. De onderzoeker vindt de volgende resultaten:
| Test A | Test B |
Gemiddelde score | 35.3 | 35.3 |
Variantie van de scores | 12.4 | 12.4 |
Correlatie met test C | 0.3 | 0.2 |
De onderzoeker moet concluderen dat:
- Test A en test B parallelle tests zijn, want het gemiddelde en de variantie zijn gelijk
- Test A en test B parallelle tests zijn, want beide tests meten taalvaardigheid
- Test A en test B geen parallelle tests zijn want de correlatie met C verschilt
- op basis van dit onderzoek er geen uitspraak over parallellie gedaan kan worden
5. Welk type tests bestaat voornamelijk uit dichotoom gescoorde items?
- prestatietests
- persoonlijkheidstests
- projectietests
- tests voor gedragswijze
6. Gegeven is de variantie-covariantiematrix voor 4 items
| 1 | 2 | 3 | 4 |
1 | .25 | .06 | .06 | .06 |
2 | .06 | .24 | .06 | .06 |
3 | .06 | .06 | .25 | .06 |
4 | .06 | .06 | .06 | .21 |
Welke uitspraak is waar?
- de p-waarde van item 1 is p =.50
- het item met de hoogste itemvariantie is item 4
- de alfacoëfficiënt voor deze vier items is gelijk aan .65
- de variantie van de totaalscore X = X1+X2 is kleiner dan de variantie van de totaalscore X = X2+X3
7. Gegeven zijn de itemsores van 8 personen op een test van 3 items
| Item |
|
|
Persoon | 1 | 2 | 3 |
1 | 1 | 0 | 0 |
2 | 1 | 1 | 0 |
3 | 1 | 0 | 0 |
4 | 0 | 1 | 1 |
5 | 1 | 0 | 1 |
6 | 1 | 1 | 1 |
7 | 0 | 0 | 0 |
8 | 1 | 1 | 0 |
Welke uitspraak is waar?
- de p-waarden van item 1 en item 2 zijn hetzelfde
- persoon 1 heeft het makkelijkste item fout beantwoord
- het antwoordpatroon van persoon 4 voldoet aan het Guttman model
- de variantie van item 2 is groter dan de variantie van item 3
8. De KR20 (Kuder-Richardson) is
- de alfacoëfficiënt voor binaire items
- een bovengrens voor de betrouwbaarheid
- een maat voor de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid
- de betrouwbaarheid van een test bij een lengte van 20 items
9. Bij het beoordelen van de objectiviteit van een testprocedure wordt gebruik gemaakt van de volgende statistische grootheid:
- Cohens kappa
- de phi-coëfficiënt
- de item-restcorrelatie
- de alfacoëfficiënt
10. Een onderzoeker concludeert dat het 2-parameter model van Birnbaum geen goede beschrijving geeft van haar data. Welk item-responsmodel geeft dan ook geen goede beschrijving van de data?
- het Mokken model van monotone homogeniteit
- het 3-parameter logistisch model
- het Rasch model
- opties (a), (b), en (c) zijn onjuist
11. De persoon-responsfunctie wordt vooral gebruikt bij onderzoek naar
- adaptieve tests
- vraagonzuiverheid
- item respons theorie voor polytome items
- afwijkende patronen van itemscores
12. Volgens Drenth en Sijtsma (2006) is de harde ondergrens die aan de betrouwbaarheid van een test moet worden gesteld
- groter dan .7
- groter dan .8
- groter dan .9
- niet te geven
13. De COTAN beoordeelt de kwaliteit van psychologische tests in Nederland en doet dit door middel van:
- het inschakelen van buitenlandse experts
- de afname van tests bij de doelpopulatie van de test
- het beoordelen van de validiteit van de test
- beoordeling van de onderzoeksresultaten van testconstructeurs zoals gegeven in de handleiding
14. De … is een voorbeeld van een indirecte test
- RAKIT
- AST-NIP
- NEO
- Boomtest
15. Het begrip concurrent validity heeft betrekking op de relatie tussen testprestaties en
- op hetzelfde tijdstip verkregen criteriumgegevens
- op een eerder tijdstip verkregen criteriumgegevens
- op een later tijdstip verkregen criteriumgegevens
- criteriumgegevens ongeacht het tijdstip waarop de criteriumgegevens verkregen zijn
16. Bij selectie van kandidaten voor een functie is er een trend om psychologische tests thuis te laten afnemen (via internet) in plaats van bij een selectiebureau. Dit draagt niet bij aan de
- synthetische validiteit
- efficiëntie
- standaardisatie
- interbeoordelaarsbetrouwbaarheid
17. Een maat voor het discriminerend vermogen van een item is:
- de p-waarde
- de δ-parameter
- de γ-parameter
- de item-rest correlatie
18. In de klassieke testtheorie geldt dat
- r(E,T) < 0
- r(E,X) > 0
- r(E,T) = 0
- r(E,X) = 0
19. In het model van dubbele monotonie worden persoonscores gemeten op een
- ratioschaal
- ordinale schaal
- intervalschaal
- verschilschaal
20. Waarde- en attitudetests zijn een voorbeeld van
- zelfbeoordelingen
- kwalitatieve prestatietests
- soma-fysiologische methoden
- observatietests
21. Volgens Drenth en Sijtsma (2006) zijn er een aantal voordelen van adaptief testen ten opzichte van testen met behulp van een standaard test. Welk van de onderstaande voordelen hoort daar niet bij?
- de testtijd is relatief kort
- snelle terugkoppeling van resultaten
- een afwijkend item score-patroon wordt snel herkend
- per respondent wordt een nauwkeurige meting verricht
22. Beschouw de volgende beschrijving van een testpsycholoog “Vanuit de Schoolbegeleidingsdienst onderzoek ik een leerling (jongetje van ruim 10 jaar) van een school met zeer moeilijk lerende kinderen. Hij is aangemeld door zijn ouders, omdat zij van mening zijn dat hun zoon in het speciale klasje waarin het zit te weinig leert. Een van de criteria om naar een reguliere groep te gaan, is het hebben van een IQ-score boven de 35. Ik heb de jongen psychologisch onderzocht met de non-verbale WISC (WNV). Wanneer ik deze binnen zijn eigen leeftijdscategorie scoor, komt er een IQ <55 uit. De test differentieert niet onder de 55”
“De test differentieert niet onder de 55”. Dit komt omdat:
- er te weinig makkelijke items zijn
- er te weinig moeilijke items zijn
- er te weinig spreiding is in de γ-parameters
- de betrouwbaarheid te laag is
23. Onder kruisvalidering verstaat men:
- het valideren van een psychologische test tegen andere psychologische testen
- het valideren van een psychologische test door middel van inhoudelijk onderzoek
- het controleren van een voorspellingsmodel in een nieuwe steekproef
- het controleren van een voorspellingsmodel in een andere populatie
24. Zie bijlage voor figuur
In figuur 1 zie je twee item-responsfuncties. Beide functies kunnen worden beschreven (voldoen aan)
- het 2-parameter logistisch model van Birnbaum
- het Mokken model van monotone homogeniteit
- het Mokken model van dubbele monotonie
- geen van de drie bovengenoemde modellen
25. Onderstaande tabel geeft de scores van vier respondenten op een test waarvoor geldt dat S(X) = 10 en rxx’ =.91
Respondent | Score |
1 | 50 |
2 | 60 |
3 | 70 |
4 | 80 |
Van welke respondenten kan men de betrouwbare scores onderscheiden als men uitgaat van een 95% betrouwbaarheidsinterval?
- 1 en 4
- 1 en 3; 1 en 4; 2 en 4
- 1 en 2; 1 en 3; 1 en 4; 2 en 3; 2 en 4; 3 en 4,
- bij geen van de respondenten
26. Voor welk type testgebruik is het niet noodzakelijk dat de test genormeerd is?
- meten van intelligentie bij kleuters
- bmeten van de prestatiemotivatie bij een topsporter
- bepaling van de beste kandidaat uit 20 kandidaten bij een sollicitatieprocedure
- het in kaart brengen van verborgen angsten door middel van een projectieve test
27. De ruwe scores op Taaltest I correleren 0.60 met de ruwe scores op Taaltest II. Om interpretatie te vereenvoudigen, worden de ruwe scores op beide taaltests getransformeerd tot z-scores. De correlatie tussen de z-scores op Taaltest I en Taaltest II is nu:
- gelijk aan 0.60
- groter dan 0.60
- kleiner dan 0.60
- niet in het algemeen te zeggen
28. Een test bestaat uit twee Rasch items met moeilijkheidsparameters 0 en 1. Wat is de kans dat iemand met een θ-waarde van 1 beide items goed beantwoordt?
- .55
- .42
- .37
- .30
29. Welk van de onderstaande beweringen is niet waar? De alfacoëfficiënt is
- een maat voor interne consistentie
- kleiner dan of gelijk aan lambda2
- een ondergrens voor de betrouwbaarheid
- gelijk aan de gemiddelde splitsingsbetrouwbaarheid over alle mogelijke splitsingen
30. Voor het Rasch model geldt
- de item-test correlaties zijn gelijk aan 1
- de item-rest correlaties zijn gelijk aan 1
- de item-responsfuncties snijden elkaar niet
- de item-responsfuncties hebben een verschillende steilheid
31. Bij de constructie van items heeft de gesloten vraagvorm een aantal voordelen ten opzichte van de open vraagvorm. Welk van de onderstaande voordelen hoort daar niet bij?
- er kunnen meer items in dezelfde tijd afgenomen worden
- de testscore is meestal betrouwbaarder
- de antwoorden kunnen objectiever verwerkt worden
- de constructie van items vergt minder tijd
Antwoordindicatie
1. D
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 335
2. C
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 48-49
3. D
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 378
4. C
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 208-209
5. A
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 138
6. A
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 222-225
7. D
8. A
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 222
9. A
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 48-49
10. C
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 273
11. D
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 315-316
12. D
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 203
13. B
14. D
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 112
15. A
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 334-335
16. C
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 42
17. D
18. C
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 200
19. B
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 283
20. B
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 93-94
21. C
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 169-172
22. A
23. C
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 357
24. D
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 274-284
25. B
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 238-240
26. C
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 45
27. A
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 182-183
28. C
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 263-267
29. A
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 215-225
30. C
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 285-286
31. D
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 122-124
Bron
Deze TentamenTests is gebaseerd op het jaar 2011.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2625 | 1 |
Add new contribution