Werken aan Normatieve Professionaliteit: Literatuur week 4 (Mensbeelden en de invloed daarvan op het professioneel handelen) Universiteit Utrecht

Bransen, J. (2006). De opvoedbare mens. In: Hees, M. van e.a. (red.)Kernthema’s van de Filosofie. Amsterdam: Uitgeverij Boom. p.89-109.

 

H4 De opvoedbare mens 89-109

  • Menselijke geest: eerste wijsgerige antropologen gingen ervan uit dat de menselijke geest het cruciale kenmerk is waarmee de mens zich van dieren onderscheidt
  • Bewustzijn: wie het feit benadrukt dat we dankzij onze geest bewust zijn van de wereld om ons heen, zal menen dat het ons bewustzijn is waarmee we ons onderscheiden van dieren
  • Vrije wil: wie benadrukt dat we dankzij onze geest vrij en verantwoordleijk kunnen handelen, zal een vrije wil aanwijzen als bepalend voor het antropologische verschil
  • Perspectief van het subject: subject verhoudt zich op een ervarende en kennende manier tot de wereld. Het bewustzijn is in deze traditie een soort binnenwereld, die bevolkt wordt door representaties van de ‘buitenwereld’
    • Maar we kunnen niet van buitenaf naar andere organismen kijken en zeggen dat we die ‘binnenwereld’ niet zien, dus dat problematiseert de aanname dat het bewustzijn beslissend is voor het antropologisch verschil
      • Solipsisme: leer van deze moeilijkheid die stelt dat alleen het eigen bewustzijn met zijn inhouden betaat, en dat alles wat er buiten ons is of lijkt te zijn niet iets anders is dan voorstellingen in het eigen bewustzijn
      • Other-minds: vraagstuk die een sceptische positie over de aanname dat orgnaismen buiten mijzelf ook een bewustzijn, of een mind hebben, en omvat twijfel over de gronden voor die conclusie.
      • Het solipsisme is een heel onaantrekkelijk filosofische positie, en ook het ‘other-minds’-probleem zijn we liever kwijt dan rijk. Imeers een positie die ons dwingt te twijfelen aan het bestaan van bewustzijn van anderen kan geen recht doen aan alledaagse ervaringen waaruit zonneklaar blijkt dat ook anderen een eigen perspectief op de wereld hebben.
  • Verantwoordelijk: we leren kindern hun vrije wil te gebruiken, verantwoordelijk te zijn, en dat kunnen onze kinderen leren, zo is het idee, omdat ze expemplaren zijn van de menselijke soort
  • Alternatieven: een terugkerende aanname in de analyses van het probleem van de vrije wil is  dat er alleen maar sprake kan zijn van een vrije wil als er voor de actor alternatieve bestaan waaruit hij kan kiezen, zodat hij in de gegeven omstandigheden ook anders kan doen dan hij feitelijk doet
  • Spontaniteit: als actoren verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelingen, dan veronderstel dat enerzijds spontaniteit bij die actoren – ze mogen niet door de omstandigheden genoodzaakt zijn te doen wat ze doen – en anderzijds de mogelijkheid controle uit te oefenen: wat ze doen moet in hun ‘macht’ zijn
    • De eis van spontaniteit garandeert dat er sprake is van meer dan louter een proces van causale wetmatigheid
  • Controle: De eis van controle garandeert vervolgens dat ons spontane handelen geen willekeurig handelen is. Ons vrije ahndelen mag geen kwestie van willekeur of toeval zijn maar een in vrijheid genomen besluit moet effectief zijn en daadwerkelijk leiden tot het bedoelde gedrag
  • Als we het antropologisch verschil willen duiden in termen van het onderscheid tussen de passiviteit (natuurwetmatigheid) van het lichaam en de spontaniteit (vrijheid) van de geest, dan lopen we het risico te moeten accepteren dat de neurofysiologie op termijn zal aantonen dat het menselijk gedrag even passief is als het gedrag van de niet-menselijke natuur
  • Zelfreflectie: de dimensie van het bewustzijn en vrije wil waarin er sprake is van reflectie tot onszelf
  • [om te spreken van een vrije wil moet een toestand zijn waarin hij de keuze heeft tussen meerdere alternatieven en vrij is van causale wetmatigheden, en spontaan en gecontroleerd invloed kan uitoefenen op het verloop der gebeurtenissen]
  • Verantwoordelijkheid: volgens Harry Frankfurt is het belang dat wij hebben in een vrije wil het belangen dat we hebben in een helder verhaal over verantwoordelijkheid. En verantwoordelijkheid is primair een emotie, die maar weinig te amekn heeft met het idee dat iemand de veroorzaker is van bepaald gedrag
  • Hierarchische structuur van de wil: volgens frankfurt moeten we onderscheid maken tussen ‘verlangens van de eerste orde’ en ‘verlangen van de tweede orde’. Om vrij te kunnen zijn heof je niet anders te kunnen handelen dan je feitelijk doet, maar moet je achter je eigen gedrag kunnen staan.
    • Verlangens van de eerste orde is gericht op een bepaalde of al dan niet gewenste stande van zaken in de wereld
    • Verlangens van de tweede orde zijn niet gericht op een toestand in of van de wereld, maar op een toestand van mijn eigen wil. De wil mij te beheersen bijv, gaat over mijn eigen wil.
    • Frankfurt wijst op deze interne structuur van de wil, dat wil zeggen: op het vermogen van mensen zelfreflectief te zijn, het vermogen zich te bekommeren om de wenselijkheid van hun eigen wensen. En frankfurt betoogt dat mensen die uit vrije wil handelen, in feite gemotiveerd worden door effectieve eerste orde wilstoestanden, die gestuend wroden door wilstoestanden van de tweede orde.
    • Het is deze interne structuur van de mensleijke wil, zo stelt Frankfurt , die beslissend is voor het antropologisch verschil. Mensen hebben wel wilstoestanden van de 2e orde, toestanden die gaan over de inhoud van hun eigen wil, en dieren hebben die niet. Dieren zijn daarom in feite slaaf van hun eigen verlangens: ze doen noodzakelerwijs dat wat volgt uit hun sterkste verlangen. Mensen zijn geen slaaf van hun verlangens, zij hebben iets over hun eigen verlangens te zeggen, en kunnen al of niet instemmen met hun eigen wilstoestanden, omdat hun wil een interne hierarchische sturctuur heeft.
  • Zelfbewustzijn: iemand die zich van zichzelf bewust is, is niets anders dan een organisme waarin zich twee bewustzijnstoestanden bevinden, welke zich hiërarchisch tot elkaar verhouden. Zonder de bewustzijnstoestand van de 2e orde kan zo’n persoon zich niet bewust zijn van dat waar de bewustzijnstoestand van de 1e orde op gericht is.
    • Door die 2e orde ook bewust van de relatie tussen mijzelf als een organisme dat zich tot de [iets] tijd-ruimtelijk verhoudt en dat [iets]. Daarmee wordt het bewustzijn een relationeel gegeven dat mij als organisme een plaats geeft in een bepaalde tijd-ruimte
  • Zelfbepaling: de thematiek van de zelfreflexiviteit van het bewustzijn (volgens welke dit ook altijd een zelf-bewustzijn is) is op verhelderende wijze te verbinden met de reflexiviteit van de vrije wil in een verhaal over het menselijke vermogen tot zelfbepaling.
    • Dubbelzinnigheid: er is sprake van bepaling door het zelf en van het zelf. Mijn gedrag geeft uidrukking aan mijn vrije wil. Door de overeenstemming tussen beide wilstoestanden wordt in één keer gerealiseerd dat mijn echte, eigen wil mijn gedrag bepaalt, maar ook dat mijn echte, eigen wil daardoor zelf bepaald wrodt (dus in mijn gedrag zijn bepaling vindt).
    • De tweede dubbelzinnigheid: bepalen is zowel vaststellen als blootleggen. De manier waarop een obejct van mijn aandacht ontdekt wordt (blootstellen), toont tegelijkertijd ook de manier waarop mijn aandacht gestalte krijgt (vaststellen; je beuwstzijn als zus en zo gerelateerd aan wat je ziet)
    • Het coordinatenstelsel van het bewustzijn: Het perspectivistische van het bewustzijn verraadt als het ware een coordinatenstelsel waarin eht zelfbewustzijn als het nulpunt zijn plaats heeft. Dit coordinatenstelsel heoft niet alleen een tijd-ruimtelijke structuur te zijn, maar kan ook ene talige, conceptuele, culturel, sociale of sociaal-culturele structuur zijn.
    • Het vermogen tot zelfbepaling is misschien bij uitstel geschikt voor een typering van het antropologisch verschil. Maar treffender is het vermogen tot zelfbepaling wellicht als kenmerkend voor personen.
  • Begrip ‘persoon’: volgens Strawson veronderstelt een ‘persoon’ een publieke context van lichamen en anderzijds een sociale context van medemensen
    • Publiek object van waarneming: een persoon moet een object met fysische eigenschappen zijn
    • Sociale interactie: de eigenschappen die ons menselijk maken zijn eigenschappen die we elkaar noodzakelijk toeschrijven in onze omgang met elkaar. Een Strawsoniaanse aanpak doet ons de onontkoombaarheid beseffen van de dimensie van sociale interactie als constituerend voor ons persoon zijn.
      • Morele emoties: de verkenning van het menselijk bestaan begint met andere woorden nooit in de binnenwereld waarin ik de eerste persoon ben, maar in de publieke context van sociale interactie waarin morele emoties, zoals medeleven, schuld, schaamte, erkenning en bewoning prominent een hoofdrol spelen.
  • Wederkerigheid en praktische oriëntatie: daarmee wordt de zoektocht naar het antropologisch verschil een zoektocht naar de bepaling van onszelf. Zelfbepaling is ook altijd een bepaling van onze wil, ons gedrag, het object van onze aandacht, en onze positie tov dit object.
  • Praxis: voortgaand proces, een gezamenlijk activiteit waarin we met elkaar op elkaar betrokken zijn
  • Opvoedbaarheid: doordat je anderen aanspreekt dmv mijn morele emoties aanspreek op hun gedrag, schrijf ik ze opvoedbaarheid toe (rechtvaardigende strekking van opvoedbaarheid als bijzondere eigenschap) & omdat personen reageren op een morele oproep zijn ze opvoedbaar (verklarende kracht).
  • Relationele eigenschap: een eigenschap die alleen bestaat dankzij en in de relaties tussen verschillende organismen.
    • Volgens Strawson is de morele ruimte die we met elkaar delen dus onze natuur en wat we zijn. Opvoedbaarheid zit niet in onze genen, maar in de morele ruimte die we met elkaar delen en daardoor onszelf bepalen.
  • De homo educandus: de opvoedbare mens
    • We kunnen wel bijzondere eigenschappen toekennen aan de homo educandus en niet aan de exemplaren van de homo sapiens
    • Opvoedbaarheid is de kern van onze zelfbepaling
  • Opvoedbaarheid: het vermogen te leren van de responsen van anderen op ons eigen gerag, door de kwaliteit van dat gedrag te verbeteren, door het beter af te stemmen op de omstandigheden waarin we ons bevinden.
    • Redelijkheid: opvoedbaarheid is een kwestie van redelijkheid. Wie redelijk is, past zijn opvattingen en zijn verlangens aan aan de omstandigheden waarin hij zich bevindt
    • Redelijkheid wordt in de nieuwe gedaante van onze opvoedbaarheid gepresenteerd met 3 voordelen:
      • In onze opvoedbaarheid is de relatie tussen onze redleijkheid en onze zelfbepaling prominent zichtbaar
      • In onze opvoedbaarheid is de relationele, intermenselijk dimensie van onze redelijkheid onmiddellijk zichtbaar
      • In onze opvoedbaarheid is de oriëntatie op de toekomst van de morele gemeenschap die we met elkaar zullen vormen, een belangrijker reflexief gegeven dan de oriëntatie op de zogenaamde voorgegeven fundamentele principes van de rede.
  • Conclusie:
    de wijsgerige antropolgie als een zoektocht naar het antropologisch verschil blijkt geen theoretische studie te zijn, maar een praxis, een praxis van mensen (of eigenlijk van personen, opvoedbare wezens) die met elkaar, voor elkaar, en om elkaar een morele gemeenschap vormen.

Hedendaagse wijsgerig antropologen lijken niet meer op hun voorgangers. Ze hebben geen specifieke belangstelling meer voor het verschil tussen mens en dier, zijn niet speciaal geinteresseerd in de vraag naar het wezen van de mens, en streven ook helemaal niet naar kennis van abstracte principes met als doel het systematiseren van een diversiteit aan feiten over exemplaren van de menselijke soort. Wijsgering antropologen willen de morele werkelijkhei begrijpen; ze willen begrijpen wat de betekenis en de gerechtvaardighed is van de begrippen die de opvoedbare wezens begrijpen als ze elkaar aanspreken; ze willen begrijpen wat het betekent om te zeggen dat nurture is our nature.

Access: 
Public

Image

This content is also used in .....

Literatuur samenvattingen Werken aan Normatieve Professionaliteit, Universiteit Utrecht, Bachelor 1, Blok 3 2021

Werken aan Normatieve Professionaliteit: Literatuur week 1 (Introductie en argumentatieleer) Universiteit Utrecht

Werken aan Normatieve Professionaliteit: Literatuur week 1 (Introductie en argumentatieleer) Universiteit Utrecht

H10 Redeneren en argumenteren

Krabbe, E. (2006). Redeneren en argumenteren. In: Hees, M. van e.a.  (red.) Kernthema’s van de Filosofie. Amsterdam: Uitgeverij Boom. p.237-265.

  • Gemengd enkelvoudig geschil
    • Meer dan één gesprekspartner neemt een standpunt in
  • Tegengestelde proposities
    • Proposities kunnen niet beide waar of en niet beide onwaar zijn
  • Niet-gemengd enkelvoudig geschil
    • Kwestie is hetzelfde én slechts 1 gesprekspartner neemt een positie in
  • Niet-gemengd meervoudig geschil
    • Twee kwesties en slechts 1 gespreksparnter neemt positie in
  • Gemengd meervoudig geschil
    • Beide gesprekspartners nemen standpunt in en er is sprake van contraire proposities (ze kunnen niet tegelijk waar, maar wel tegelijk onwaar zijn)
  • Oplossen
    • Geschil is tot overeenstemming gekomen
    • In andere gevallen spreekt men van beslechten
  • Kritische discussie
    • Instrument om geschillen op te lossen
  • Informatieve discussies
    • Door vragen proberen kennis op tafel te krijgen
  • Onderzoeksdiscussies
    • Als geen van gesprekspartners standpunt inneemt
  • Beraadslagingen, ruzies, twistgesprekken, onderhandelingen
  • Verdedigingsregel
    • Wie een standpunt naar voren brengt, moet deze desgevraagd verdedigen
  • Bewijslast
    • De plicht om met argumenten te komen
  • Drogredenen
    • Overtredingen van regels die samen de ideale gang van zaken in een kritische discussie beschrijven
  • Ontduiken of verschuiven van bewijslast
    • Soort drogreden
  • Standpuntsregel
    • Een aanval op een standpunt moet betrekking hebben op een standpunt dat ook daadwerkelijk naar voren is gebracht
  • Stroman
    • Niet naleven van standpuntsregel
    • Soort drogreden
  • Houdbaarheidskritiek
    • Kritiek die zich richt op de houdbaarheid van het argument zelf (kortom een mogelijk gebrek van het argument), los gezien van de vraag of het argument het standpunt ondersteunt
    • Hoofdgeschil, hoofdstandpunt, subgeschil, substandpunt
  • Bewijskrachtkritiek
    • Kritiek die zich richt op mogelijk gebrekkige bewijskracht van de argumentatie
  • Actieve kritiek
    • Als criticus zelf een standpunt inneemt, zoals bij tegenwerping, tegenargumenten of er recht tegen in gaan
  • Drogredenkritiek
    • Als je iemand beschuldigt van drogreden
  • Standpunt op metaniveau
    • Standpunt die betrekken heeft op de manier waarop de discussie wordt gevoerd
  • Drogreden ignoratio elenchi
    • Aanvoeren van geheel irrelevante argumenten
  • Proponent
    • Verdediger van hoofdstandpunt
  • Opponent
    • De criticus
  • Argumentatiestructuren
  • Onderschikkende argumentatie
    • Ondersteunt
  • Enkelvoudige argumentatie
    • Argumentatie die
.....read more
Access: 
Public
Werken aan Normatieve Professionaliteit: Literatuur week 2 (Rechten en plichten) Universiteit Utrecht

Werken aan Normatieve Professionaliteit: Literatuur week 2 (Rechten en plichten) Universiteit Utrecht

Hees, M, van (2006) Over het goede en het juiste In: Hees, M. van e.a.(red.) Kernthema’s van de Filosofie. Amsterdam: Uitgeverij Boom. p.13-33.

 

H1 Over het goede en het juiste. p.13-33.

1.2 Ethiek

  • Waarden zijn aspecten van het leven die we belangrijk vinden
  • Normen zijn directe gedragsbepalingen
  • Norm: oordeel hoe gedrag van mensen zou moeten of mogen zijn
  • Plicht: vorm van norm dat je gedrag moet
  • Permissies: vorm van norm dat je gedrag mag doen of nalaten
  • Waarde: beoordeling of evaluatie; algemene aspecten van het leven die we belangrijk vinden
  • Deugden: als een waarde verwijst naar een specifieke karaktereigenschap
  • Moraal: stelsel van normen en waarden dat betrekking heeft op het handelen van mensen
  • Positieve moraal: de normen en waarden die in een bepaalde cultuur of maatschappij bstaan
  • Rechtvaardigen: de ethiek richt zich niet primair op de beschrijving van bestaande normen en warden (positieve moraal) of op een verkalring van het onstaan van bepaalde normen en waarden, maar op reicht zich op de vraag welke normen en waarden we kunnen rechtvaardigen
  • Redenen: de vraag naar ethiek is een vraag naar de redenen die voor de norm gegeven kunnen worden
    • Ethiek is normatief: ze probeert tot een oordeel over normen en waarden te komen
  • A-morele uitspraak: uitspraak die geen waarde of norm uitdrukt
  • Immorele uitspraak: een morele uitspraak waarmee we niet kunnen instemmen; waar in onze ogen geen goede rednene voor gegeven zijn

1.3  het funderingsprobleem

1.4 relativisme

  • De onmogelijkheid van objectieve ethiek betekent niet dat we moeten vervallen in relativisme
  • Relativisme: 
    • Cultuurafhankelijkheid van normen en waarden: normen en waarden zijn relatief tov de cultuur waairn ze gelden
    • Subjectivisme: normen en waarden worden als volstrekt subjectief gezien; als geheel afhankelijk van de particuliere gevoelens en opvattingen van het individu
      • Emotivisme: een morele uitspraak is de uitrdukking van een gevoel
        • Morele afkeurign drukt niet altijd een negatief gevoel uit en morele goedkeuring niet altijd positief
        • Het veronachtzaamt het belang dat wij feitelijk hechten aan legitimering van onze morele keuzes; rechtvaardigen
        • De relatie tussen gevoelens en morele opvattingen wordt ten onrechte geinterpreteerd als een causaal verband waarbinnen gevoelens altijd als oorzaken en morele opvatitngen altijd als hun gevolgen worden gezien
  • Balans zoeken tussen objectivisme en relativisme: algemene morele uitgnagspunten kunenn iet bewezen
.....read more
Access: 
Public
Werken aan Normatieve Professionaliteit: Literatuur week 3 (Onderwijsvrijheid versus autonomie van het kind: artikel 23 ter discussie) Universiteit Utrecht

Werken aan Normatieve Professionaliteit: Literatuur week 3 (Onderwijsvrijheid versus autonomie van het kind: artikel 23 ter discussie) Universiteit Utrecht

Pring & Levinson

Pring, R. (2007). The Common School. Journal of Philosophy of Education, 41, 4, 503-522.

 

Levinson, M. (2007). Common Schools and Multicultural Education. Journal of Philosophy of Education, 41, 4, 625-642.

 

Wat is de vraag/het probleem?

De vraag is of de common school de oplossing is om kinderen voor te bereiden op de multiculturele samenleving.

Standpunt van Pring

De auteur is een voorstander van de common school, ook al is het niet makkelijk uit te voeren, lees: misschien wel onmogelijk om rekening te kunnen houden met alle verschillende onderwijs- en ethische overtuigingen. Pring meent dat voor het bijdragen aan kennis over verschillen in de samenleving en hoe deze en de cultuur tot stand zijn gekomen, is de common school nodig. De common school is strikt noodzakelijk voor het voorbereiden op en het leven in een diverse multiculturele samenleving

Argumenten

Voor:  

  • Het zorgt voor verrijking

Door interactie leer je van elkaar. Het is een conditie om te groeien. Dit is de functie van het onderwijs. Je leert andere culturen kennen van buiten je eigen community: verrijking van de samenleving door kennismaken met diversiteit. Daarnaast leren kinderen in kritische discussies te reflecteren op sociale tradities en dit maakt groei van de community mogelijk.

Kinderen verwerven inzichten van verschillende visies op wat het is om mens te zijn (door verschillende tradities).

  • Het biedt iedereen gelijke kans om te ontwikkelen binnen het onderwijs

De inclusie van alle kinderen in het basisonderwijs: ook kinderen met beperkte middelen/mogelijkheden moeten hun horizon kunnen verbreden. Het is een fundamenteel doel van onderwijs om kinderen van diverse culturele afkomst te verrijken. Met de komst van de common school vindt er geen selectie meer plaats op 11-jarige leeftijd.

  • Door gelijkheid, draagt het bij aan de ontwikkeling van de community

Kinderen voorbereiden op een ‘common community’ met een democratische orde, zonder verdeling op grond van klasse, geboorte of sociale positie. De voorbereiding op community is belangrijk, want iedereen heeft andere opvattingen en je moet deze leren delen/ meer leren omgaan. Als deze voorbereiding niet wordt gedaan en er dus veranderingen komen in het klimaat (sociaal, economisch, cultureel), kan dit leiden tot ontkenning en het afbreken van relaties vanwege gebrek aan begrip

 

 

 

 

Tegen: 

  • Kinderen met veel potentie kunnen in een common school niet ‘ontsnappen’ van kansarme communities en hebben geen plek waar grotere sociale mobiliteit wordt ondersteund.
  • Bij uncommon schools (vooral religieus) kunnen die communities zich volledig ontwikkelen in hun eigen tradities, waardoor ze doorgrond zijn met de geschiedenis, kunst en kennis van die cultuur en die écht goed kunnen overbrengen aan anderen. Wanneer individuen daar hun identiteit vinden
.....read more
Access: 
Public
Werken aan Normatieve Professionaliteit: Literatuur week 4 (Mensbeelden en de invloed daarvan op het professioneel handelen) Universiteit Utrecht

Werken aan Normatieve Professionaliteit: Literatuur week 4 (Mensbeelden en de invloed daarvan op het professioneel handelen) Universiteit Utrecht

Bransen, J. (2006). De opvoedbare mens. In: Hees, M. van e.a. (red.)Kernthema’s van de Filosofie. Amsterdam: Uitgeverij Boom. p.89-109.

 

H4 De opvoedbare mens 89-109

  • Menselijke geest: eerste wijsgerige antropologen gingen ervan uit dat de menselijke geest het cruciale kenmerk is waarmee de mens zich van dieren onderscheidt
  • Bewustzijn: wie het feit benadrukt dat we dankzij onze geest bewust zijn van de wereld om ons heen, zal menen dat het ons bewustzijn is waarmee we ons onderscheiden van dieren
  • Vrije wil: wie benadrukt dat we dankzij onze geest vrij en verantwoordleijk kunnen handelen, zal een vrije wil aanwijzen als bepalend voor het antropologische verschil
  • Perspectief van het subject: subject verhoudt zich op een ervarende en kennende manier tot de wereld. Het bewustzijn is in deze traditie een soort binnenwereld, die bevolkt wordt door representaties van de ‘buitenwereld’
    • Maar we kunnen niet van buitenaf naar andere organismen kijken en zeggen dat we die ‘binnenwereld’ niet zien, dus dat problematiseert de aanname dat het bewustzijn beslissend is voor het antropologisch verschil
      • Solipsisme: leer van deze moeilijkheid die stelt dat alleen het eigen bewustzijn met zijn inhouden betaat, en dat alles wat er buiten ons is of lijkt te zijn niet iets anders is dan voorstellingen in het eigen bewustzijn
      • Other-minds: vraagstuk die een sceptische positie over de aanname dat orgnaismen buiten mijzelf ook een bewustzijn, of een mind hebben, en omvat twijfel over de gronden voor die conclusie.
      • Het solipsisme is een heel onaantrekkelijk filosofische positie, en ook het ‘other-minds’-probleem zijn we liever kwijt dan rijk. Imeers een positie die ons dwingt te twijfelen aan het bestaan van bewustzijn van anderen kan geen recht doen aan alledaagse ervaringen waaruit zonneklaar blijkt dat ook anderen een eigen perspectief op de wereld hebben.
  • Verantwoordelijk: we leren kindern hun vrije wil te gebruiken, verantwoordelijk te zijn, en dat kunnen onze kinderen leren, zo is het idee, omdat ze expemplaren zijn van de menselijke soort
  • Alternatieven: een terugkerende aanname in de analyses van het probleem van de vrije wil is  dat er alleen maar sprake kan zijn van een vrije wil als er voor de actor alternatieve bestaan waaruit hij kan kiezen, zodat hij in de gegeven omstandigheden ook anders kan doen dan hij feitelijk doet
  • Spontaniteit: als actoren verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelingen, dan veronderstel dat enerzijds spontaniteit bij die actoren – ze mogen niet door de omstandigheden genoodzaakt zijn te doen wat ze doen – en anderzijds de mogelijkheid controle uit te oefenen: wat ze doen moet in hun ‘macht’ zijn
    • De eis van spontaniteit garandeert dat er sprake is van meer dan louter een proces van causale wetmatigheid
  • Controle: De eis van controle garandeert vervolgens dat ons spontane handelen geen willekeurig handelen is. Ons vrije ahndelen mag geen kwestie van willekeur of toeval zijn maar een in
.....read more
Access: 
Public
Werken aan Normatieve Professionaliteit: Literatuur week 5 (Wetenschappelijke kennis als noodzakelijke of voldoende voorwaarde?) Universiteit Utrecht

Werken aan Normatieve Professionaliteit: Literatuur week 5 (Wetenschappelijke kennis als noodzakelijke of voldoende voorwaarde?) Universiteit Utrecht

Mackor, A.R. (2006) Over de aard en grenzen van kennis. In: Hees, M. van e.a.(red.) Kernthema’s van de Filosofie. Amsterdam: Uitgeverij Boom. p. 135-158.

H6 Over de aard en grenzen van kennis. p. 135-158.

6.1 inleiding

  • Kenleer / epistemologie: over kennis?
  • Rationalisme wijst de rede als enige, althans meest betrouwbare, bron van kennis aan
  • Empirisme bestempelt de zintuiglijke ervaring tot enige bron van kennis van de werkelijkheid
  • Zowel rationalisten als empiristen huldige de opvattingen dat overutingen pas het predikaat ‘kennis’ verdienen als ze onfeilbaar en onbetwijfelbaar zijn, of tot dergelijke overtuigingen herleid kunnen worden. Rationalisten noch empiristen blijken een overtuigend anwtoor te hebn op de, als gevolg van hun stringente eis dat kennis onbetwijfelbaar een fundament moet hebben, de rijzende vraag of kennis uberhaupt mogelijk is.
    • Als slotsom dat kennis niet mogelijk is, dan skepticisme
  • Kentheorie van Kant is invloedrijke poging om standpunten van empiristen en rationlisten te verzoenen en scepticisme te weerleggen, maar geen voldoende weerwoord op scepticisme

6.2 Drie soorten kennis

  • Kennis als gerechtvaardigde ware overtuigingen: standaarddefinitie van kennis volgens epistemologische theorieen
  • Weten hoe: praktische kennis
  • Weten dat: propositionele kennis
  • Knowledge by acquintance: als we bekend of vertrouwd zijn met iets of iemand

6.3 empirisme en rationalisme

  • Scholastiek: middeleeuws denken waaribj overtuigingen status van kennis verdienden, omdat en in zoverre deze gestuend werden door alledaagse waarnemingen of door de opvattingen van Aristoteles en kerkvaders
  • Scepticisme: als gevolg van wetenshcappelijke, religieuze en maatschappelijke ontwikkelingen aan het eind van de Middeleeuwen was het vertrouwen in de kennis die aan autoriteiten en alledaagse waarneming werd ontleend, zodanig geschaad, dat als reactie wel werd gesteld dat kennis onmogelijk is.
  • Rationalisten: wijzen de reden eenzijdig aan als bron van kennis
  • Methodische twijfel: met behulp van deze methode kunnen we volgens Descartes overtuigingen vaststellen die onbetwijfelbaar en noodzakelijk waar zijn en die daardoor als fundament van kennis kunnen functioneren.
  • Droomargument: dat onze zintuigen onbetrouwbaar zijn onderbouwt Descartes met het droomargument dat onze zintuigen ons geen zekerheid kunnen geven over het bestaan van de werkelijkheid buiten ons.
  • ‘ik denk dus ik besta’: omdat deze stelling onbetwijfelbaar en noodzakelijk waar is, kan zij als axioma (uitgangspunten door de rede zichtbaar) van kentheorie dienen.
  • Aangeboren ideeën: naast ideeën die we door zintuigelijke waarneming verwerven, hebben we aangeboren ideeën door God in onze geest geplant.
    • Descartes betoogt dat onze heldere en onderscheiden ideeën door God zijn ingeplant en dus onfeilbaar zijn. Objecten waarop zijn ideeën betrekking hebben bestaan dus werkelijk.
  • Godbewijs: helaas berust Descartes’s weerlegging van het scepticisme op een circulair godsbewijs. Enerzijds stelt hij dat hij het bestaan van God bewezen acht ogv feit dat hij heleder en onderscheiden idee vna God heeft, anderzijds dat alle heldere en onderscheien ideeën jusit zijn, omdat God bestaat.
  • Empiristen: zintuiglijke ervaring vormen de enige
.....read more
Access: 
Public
Werken aan Normatieve Professionaliteit: Literatuur week 6 (Is wetenschap ook maar een mening? & Responsie) Universiteit Utrecht

Werken aan Normatieve Professionaliteit: Literatuur week 6 (Is wetenschap ook maar een mening? & Responsie) Universiteit Utrecht

Buskes, C. (2006). Over wetenschap en evolutie. In: Hees, M. van e.a.(red.) Kernthema’s van de Filosofie. Amsterdam: Uitgeverij Boom. p. 161-184. 

Hoofdstuk 7: Over wetenschap en evolutie

7.1 inleiding

  • Wetenschapsfilosofen houden zich bezig met vragen als: wat is het kenmerk van een geode wetenschappelijke thoerie en hoe moeten wetenschappers eigenlijk te werk gaan als zij gedegen wetenschap willen bedrijven? Uit deze vragen blijkt al dat er voor de wetenschapsfilosofie, naast een descriptieve, ook een belnagrijke normatieve taak is weggelegd. Dwz dat wetenschapsfilosofen niet louter een historische beschrijving geven van het verschijnsel wetenschap, maar zich daarnaast ook bezighouden met de vraag hoe wetenschap eigenlijk bedreven zouden moeten worden.

7.2 op het spoor van de evolutie

  • -

7.3 de moderne synthese en de geboorte van de wetenschapsfilosofie

  • Logisch positivisme: idee dat een synthetische uitspraak is pas zinvol wanneer we kunnen nagaan of deze waar is of niet; uitspraken die niet tot objectieve feiten herleid kunnen worden, zijn niet verifieerbaar en dus betekenisloos.
    • Verificatieprincipe: dit uitgangspunt stelt dat een uitspraak alleen dan cognitief betekenisvol is, wanneer zij in beginsel empirisch geverifieerd kan worden
    • Linguïstische opvatting: de rigoreuze aanpak van logisch positivisten marekert het begin van de linguïstische wending in de filosofie in de 20e eeuw: de oplossing voor alle filosofische problemen moest in taal worden gezocht
    • Een ander belangrijk wapenfeit van het logisch positivisme was het onvoorwaardelijke geloof in een wetenschappelijk reductionisme
      • Fysica was meest fundamentele wetenschap waartoe alle overige wetenschappen op den duur toe gereduceerd zouden worden
  • Ondergang van logisch positivisme had te maken met inductieprobleem: we kunnen obv een eindig aantal geobserveerde gevallen nooit iets met zekerheid zeggen over toekomstige, nog niet geobserveerde gevallen
    • De logisch positivisten hebben het verificatieprincipe dan ook gaandeweg afgezwakt tot een confirmatieprincipe: een wetenschappelijke theorie moet op zijn minst empirisch bevestigd kunnen worden
      • Te milde eis, want voor elke hypothese is wel enig bewijsmateriaal te vinden
  • Een tweede belangrijke reden voor de ondergang van het logisch positivisme was het groeiende besef dat de wetenschap niet uit neutrale, objectieve feiten kan worden opgebouwd, omdat dergelijke naakte feiten niet bestaan. Observatie is niet neutraal, maar doordrenkt met theorie. Theoriegeladenheid van observatie: fenomeen dat wat een wetenschapper waarneemt voor een groot deel afhangt van zijn verwachtingen, achtergrondkennis en wereldbeeld

7.4 Karl Popper en het probleem van de evolutietheorie

  • Trial & error: wetenschap wordt volgens Popper gekenmerkt door een opeenvolging van gissingen en weerleggingen, een proces van trial & error, waarbij wetenschappers voortdurend hun hypothesen trachten te ondergraven en er betere voor in de plaats proberen te stellen. Wetenschap is een dynamisch proces dat steeds nauwkeuriger theorieën oplevert.
  • Falsificatieprincipe: een theorie die niet weerlegd kan worden is onwetenschappelijk.
    • Anders dan logisch positivisten was Popper niet
.....read more
Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1377 1 1