Psychology and behavorial sciences - Theme
- 17392 reads
Door de jaren heen zijn er een aantal betekenissen aan reflectie gegeven. Descartes is de grondlegger van het moderne denken. Hij omschrijft denken als willen, voelen en betrokken zijn. De filosofie van Descartes houdt in dat hij aan alles twijfelt. Dit is het begin van reflecteren. Volgens Dewey (1910) is het begin van denken verbazing, verwarring of twijfel. Dewey’s idee van reflecteren houdt in dat het eerste idee dat je hebt onderzocht wordt d.m.v. vragen stellen. Reflectie begint bij nieuwsgierigheid. Onze nieuwsgierigheid leidt weer tot onderzoek, waarin we nieuwe informatie ontdekken. Je komt erachter waarom je iets hebt gedaan. Hierdoor sta je open voor persoonlijke (en professionele) groei. Na het onderzoek komt er actie. Reflecteren heeft betrekking op meerdere gedeelten van onze persoonlijkheid, zoals eigen waarden en normen en ethische kwesties.
Reflectie maakt van onbewuste processen bewuste processen. Het doel van reflectie is om jezelf te ontwikkelen als persoon en professional, waarbij je professioneel handelen verbetert. Je krijgt inzicht in de redenen achter je handelen. Waar je zelf bewust van bent en anderen ook noemen we de vrije ruimte. Wat bekend is bij jezelf maar niet bij anderen noemen we het privégebied. Wat bekend is bij anderen maar niet bij jezelf is de blinde vlek. Als laatste is er het onbekende gebied: wat zowel bij jou als bij anderen onbekend is. De blinde vlek en het onbekende gebied zijn onbewuste kennis, die door reflectie bewust kunnen worden.
Het vergroten van kennis houdt in dat je leert en ontwikkelt. Kennis bestaat uit expliciete kennis (feitenkennis en theoretische kennis) en impliciete kennis (onbewust opgeslagen informatie, observatie en ervaringen). Expliciete kennis is te verkrijgen door te lezen, leren en ervaringen in het algemeen. Vormen van leren zijn hierbij kennisleren (verbanden leggen, informatie opslaan) en vaardigheidsleren (verbeteren van handelen).
Ook intuïtie is een bron van kennis. Bij intuïtie spelen drie aspecten (volgens De Boer, 2014) een rol: een vorm van innerlijke aanschouwing, een directe vorm van inzicht en een gevoel van zeker weten. Intuïtie is onbewuste kennis, waarvan we niet altijd weten dat we die kennis hebben. Vaak wordt deze kennis niet begrepen en is niet duidelijk waar het vandaan komt. Hierbij kan reflectie helpen om de kennis expliciet te maken zodat je het in kan zetten. Het is belangrijk om jezelf te kennen om jouw intuïtie goed om te zetten. Vaak wordt de fout gemaakt waarin emoties en intuïtie worden verwisseld. Deze fout kan worden voorkomen door te luisteren naar wat je lichaam zegt.
Professionele ontwikkeling houdt in dat je bewuster professioneel gaat handelen. Reflectie is een van de ontwikkelingsmethoden. Je verbetert de kwaliteit van je handelen d.m.v. reflectie. Het geeft kennis van het beroep en over jezelf. Dit is belangrijk voor je handelen, omdat het handelen zich afspeelt in de relationele context. Je bent zelf je eigen instrument. Het professioneel handelen bestaat hiermee altijd uit expliciete en impliciete kennis.
Donald Schön stelt dat reflecteren nodig is om je als professional te ontwikkelen. Schön onderscheidt een aantal vormen van reflectie: reflectie tijdens de actie, na de actie en reflectie op de reflectie in actie. Bij reflectie tijdens de actie reflecteer je gelijk op de situatie en je handelen daarin. Schön stelt dat de professional handelt vanuit een link tussen geleerde theorie, ervaring (vanuit de praktijk en het leven), intuïtie en reflectie. Het handelen wordt dan onmiddellijk aangepast zonder dat je de reden bewust weet.
Reflectie na de actie houdt in dat je na de actie terugkijkt op wat je hebt gedaan. Reflectie op de reflectie in actie houdt in dat je je eigen reflectie bespreekt tijdens het handelen. Het is niet je manier van handelen die je bespreekt, maar je reflectie daarop. Deze vorm van reflectie werkt het beste met iemand anders, die kan helpen om jouw gedachten te ordenen. Impliciete kennis wordt ook hiermee expliciet gemaakt.
Er is nog een vorm van reflectie die Schön niet heeft onderscheiden: reflectie vóór de actie. Hierbij stel je verbeeldingsvragen aan jezelf, waarbij je je afvraagt hoe iets in de toekomst zal zijn. Je legt hiermee contact met je toekomstige gevoel. Hierbij komt verbeelding, gevoel en wilskracht samen. Het verbeelden van het doel leidt tot motivatie en actie. Visualiseren is hierbij het hulpmiddel.
Een mensgericht beroep houdt in dat er werk wordt gedaan dat gericht is op de medemens. Dit kan werk zijn in de nonprofitsector, maar ook in de profitsector (journalisten en advocaten). In ieder mensgericht beroep is reflectie belangrijk, omdat iedereen met mensen werkt. Reflectie is belangrijk omdat gedrag van tevoren niet te voorspellen is.
Kelchtermans (2012) stelt dat professioneel handelen niet alleen maar technisch is. Het is nooit alleen de productie van een bepaald effect of uitkomst. Professioneel handelen is het leveren van een bijdrage aan de praktijk waarin je handelt. In een pedagogische relatie zijn normatieve keuzes belangrijk. De kwaliteit van handelen is ook normatief: op basis van normen maak je keuzes. Professioneel handelen houdt ook in dat je bekijkt of wat de ander wil wenselijk en nodig is. De professional moet doen wat goed is voor de ander, maar moet dit wel met goede redenen doen. Professioneel betekent dat een vakman handelt. De vakman geeft hiermee zijn eigen stempel mee aan de behandeling. Professionaliteit gaat altijd samen met iemands eigen ideeën, waarden en normen. Professionaliteit heeft hiermee een normatieve betekenis.
Een waarde is het geloof of de overtuiging van iemand. Een norm bestaat uit (on)geschreven regels die vanuit een waarde ontstaan. Als je deze regels overtreedt, dan voel je je daar niet prettig bij. Waarden en afgeleide normen kunnen in conflict komen, bijvoorbeeld als twee verschillende samenlevingen samenkomen. Normen hangen niet van één individu af. Er zijn ook algemeen geldende normen, die vastgelegd zijn in nationale en internationale verdragen (zoals de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens).
Ieder beroep heeft eigen normen, vaak vastgelegd in beroepscodes. Tuchtcolleges houden toezicht op de naleving van deze codes. Ook de beroepsregels zijn beïnvloed door persoonlijke keuzes, die weer afhangen van iemands persoonlijke normen. Een professional moet zich ook altijd bewust zijn van iemands persoonlijke normen. Je moet op onderzoek gaan naar je eigen waarden en normen, zodat je weet waarom je iets doet en waarom je iets goed vindt.
Persoonlijke waarden en normen zijn de basis voor de keuzes die professionals maken. Alle handelingen die je uitvoert komen vanuit je opvattingen en ideeën. Je opvattingen bepalen dus zowel je handelen als de normen die je stelt.
In de kindertijd begint je ontwikkeling van waarden en normen al. Alles wat je hebt meegemaakt helpt bij de vorming ervan. Onder een norm liggen je waarden. Je komt alleen achter deze waarden door vragen te stellen. Iedereen heeft een eigen visie en dus ook eigen normen en waarden. Als je dit weet kan je de reactie van een ander begrijpen, ook als die van die van jou verschilt. Iedereen heeft een bepaalde visie nodig om zich als persoon te ontwikkelen. Het wereldbeeld wordt bepaald door wie we zijn, wat we zijn en waar we zijn. Je visie op de wereld kan veranderen, bijvoorbeeld door bepaalde gebeurtenissen of ontmoetingen.
Binnen mensgerichte beroepen is er sprake van een dynamische situatie. Dit houdt in dat je niet slechts een procedure door kan lopen, maar dat je ook moet kijken met wie je te maken hebt en de context.
Een reflectieve professional gebruikt reflectie om zich bewust te zijn van verschillende kennisbronnen en hoe deze geïnterpreteerd moeten worden. De reflectieve professional begrijpt de drijfveren, motieven en normen achter zijn/haar professioneel handelen. De professional weet dat oplossingen niet standaard zijn en dat iedere situatie een nieuwe oplossing vereist. Alle handelingen vinden plaats binnen de beroepscode en de beroepscontext. De professional weet dat er andere factoren, zowel bewust als onbewust, mee kunnen spelen die het handelen beïnvloeden.
Normatieve professionalisering speelt een rol in de beroepshouding. In de beroepshouding worden persoonlijke normen en waarden, rekening houdend met de normen en waarden van iemand anders, getoond. De professional moet de eigen normen, normen van iemand anders, normen van de organisatie en normen van de omgeving kritisch kunnen bekijken.
Nieuwsgierigheid wordt soms als iets irritants gezien, vooral als iemand maar vragen blijft stellen. De mensgerichte professional moet echter nieuwsgierig zijn om nieuwe informatie te krijgen en vooruit te komen. Het doel van onze nieuwsgierigheid is om bestaande kennis en vaardigheden uit te breiden. Nieuwsgierigheid is het begin van onze reflectie, omdat het doel van reflectie ook is om kennis te vergroten. Kashdan (2009) stelt dat het niet geluk, maar nieuwsgierigheid is die ons voldoening in het leven geeft. Het is de doorgang naar ontwikkeling. Het brengt diepgang in sociale relaties en geeft kwaliteit in de relatie.
Een routine brengt zekerheid met zich mee, maar kan in een mensgericht beroep in de weg staan van contact. Je moet open kunnen staan voor de situatie en het onbekende moeten verwelkomen. Zo blijf je mogelijkheden creëren voor nieuwe kennis. Open blijven staan is moeilijk. Sommige mensen blijven de controle vasthouden om een voorspelbaar leven te houden. Ze oordelen snel en zijn niet nieuwsgierig naar de mogelijkheden.
Ook wij proberen op kleine manieren de controle vast te houden. Zo kunnen we op dezelfde plek gaan zitten op werk, zelfs als het flexplekken zijn. Hoewel dit een veilig gevoel kan geven, zorgt het er ook voor dat we altijd hetzelfde gezichtspunt hebben. Je kan zowel fysiek als figuurlijk een nieuw gezichtspunt innemen. Nieuwsgierigheid is al te ontwikkelen door iets nieuws uit te proberen.
Een nieuwsgierige houding houdt in dat je angst opgeeft en openstaat voor het onbekende. Een nieuwsgierige houding is te beïnvloeden, angst is dat niet. Nieuwsgierigheid kan je groter maken, wat weer invloed uitoefent op angst. Kinderen hebben een grenzeloze nieuwsgierigheid, die wordt ingekort door socialisatie, regels en verplichtingen. Het voelt dan veiliger om dingen te doen die al routine zijn. Als je iets onbekends kan doen, dan verandert je perspectief.
Het stellen van vragen maakt dat je kennis vergroot en is daarom uitermate geschikt voor onderzoek. Als je op onderzoek uitgaat komen vragen vanzelf in je op. Een hulpmiddel hierbij is de vraag ‘en?’ of ‘wat betekent dit?’. Zo maak je impliciete informatie expliciet. Ook doorvragen om verheldering kan inzicht geven. De ‘en?’ vraag is een open vraag. Open vragen geven meer ruimte om antwoord te geven. Open vragen beginnen vaak met de vraagwoorden wie, wat, waar en wanneer.
Een gesloten vraag geeft een kort antwoord en is bedoeld om feiten te verzamelen. Je gebruikt een gesloten vraag om een bepaald punt duidelijk te krijgen. Een reflectieve vraag is meestal open, omdat ze bedoeld zijn om na te denken over je situatie. Reflectieve vragen zijn vragen die dieper gaan, zoals naar de emoties. Ook is het belangrijk hierbij naar lichamelijke informatie te kijken.
Er is geen standaard stappenplan voor het stellen van vragen. Het is vooral een grondhouding. Toch kan je het wel gestructureerd aanpakken, bijvoorbeeld door via een reflectiemodel te werken. Door zo’n model kan je op systematische wijze reflecteren. Het model van Bateson gebruikt vragen om zelfonderzoek te doen. Bateson (en Dilts) onderscheiden zes lagen in de persoonlijkheid:
De lagen vormen een cirkel rondom het individu. De buitenste lagen worden bepaald door de binnenste lagen. De binnenste lagen vormen de kern van de persoon. Ook is er een relatie andersom mogelijk, waarbij je identiteit vorm geeft aan je gedrag. Er is sprake van een onderlinge samenhang tussen de lagen van je persoonlijkheid. Het laatste niveau vinden mensen soms wat zweverig. Het is echter belangrijk om te weten dat iedereen werkt vanuit een bepaalde betrokkenheid. Deze laag kan zeer concreet zijn in de praktijk.
Als je gaat reflecteren op jezelf dan ben je met jezelf in gesprek. Het persoonlijkheidsmodel helpt hierbij. Je loopt dan iedere laag door aan de hand van een recente situatie. Vanuit de kernvragen kan je zelf weer nieuwe vragen oproepen. Als deze niet meer opkomen ga je door naar de volgende laag. Het hangt af van de situatie en de hoeveelheid ervaring die je hebt of je alle lagen doorloopt. Reflectie is dynamisch. Als je geen antwoord weet op de vraag dan kan je een andere vraag of laag proberen.
Het is ook belangrijk om te luisteren naar je intuïtie en er vragen over te stellen. Het is soms moeilijk om alleen te vertrouwen op je gevoel of je intuïtie. Emoties en intuïtie verschillen van elkaar. Een emotie is een teken die aangeeft of een situatie voor ons belangrijk is. Een emotie beïnvloedt de reactie die iemand heeft op een situatie.
Intuïtie is iets onbewusts wat er plotseling is. Je hebt het gevoel iets te weten, maar het is lastig te bewijzen. Sheldrake, een biochemicus, heeft onderzocht of mensen het bijvoorbeeld merken als ze worden bekeken. Dit bleek zo te zijn.
Emoties en intuïtie voel je in je lichaam, maar intuïtie kan ook gedachten, beelden of herinneringen zijn. Om je intuïtie te horen is het belangrijk om onbevooroordeeld naar binnen te kijken bij jezelf. Bij sommige mensen gaat dit beter dan bij andere mensen. Als je hier moeite mee hebt komt dat vaak omdat je hebt geleerd een beslissing te maken op basis van feiten. Ook je overtuigingen, angsten en onzekerheden spelen hierin een rol. Als je je hier bewust van bent dan kan je hier onderdoor gaan om bij het diepere weten te komen. Bij het onderzoeken van je intuïtie is het belangrijk om jezelf te blijven gronden.
Je kunt aanwezig zijn in je lichaam door een ontspannen activiteit te doen, of juist een activiteit waar je enthousiast van wordt. Ook rust of een pauze kan helpen. Op deze momenten ben je jouw intuïtie aan het raadplegen. Het stellen van positieve gerichte vragen kan hierbij helpen: hoe kan ik dit oplossen?
Je kunt leren om te luisteren naar je intuïtie. Enkele tips: neem de tijd om naar je gevoel te luisteren, zoek stilte op en stel jezelf vragen zonder te oordelen.
Intuïtief luisteren is een vorm van intuïtie. Luisteren geeft erkenning. Het wordt ook wel een gevende beweging genoemd. Het bestaat uit verschillende lagen: spreekruimte geven, horen wat de ander zegt, proeven met welk gevoel iemand iets zegt, het verhaal begrijpen vanuit iemand anders en aanvaarden zoals iemand is. Het niveau dat je aanhoudt bij het luisteren heeft een effect op de openheid van het gesprek.
Bij intuïtief luisteren stel je jezelf helemaal open voor de ander. Je maakt ruimte voor diegene. Vooroordelen of eigen problemen kunnen dit in de weg staan. Als het wel lukt dan zal je zien dat er een bepaalde vloeiendheid in het gesprek komt, waarbij je soms iets weet wat nog niet gezegd is. De ingevingen die je krijgt kunnen dan onderdeel worden van het gesprek door middel van vragen. Zo wordt het contact dieper. Het luisteren naar een ander vereist dat je kan luisteren naar jezelf. Hiervoor moet je tijd en ruimte inruimen.
Reflecteren is niet zomaar een invuloefening die je even doet. Reflecteren moet je bewuste, expliciete kennis vergroten om een ontwikkeling te bewerkstelligen. Je professioneel handelen past zich aan de situatie aan. Ook je manier van reflecteren beweegt mee. Dit noemen we het barbapapareflecteren, waarbij je reflecteren afgestemd is op de context.
Barbapapa is genoemd naar een tekenfiguur uit de jaren ’70 die afhankelijk van het moment een andere kleur of vorm aan kon nemen. De kern blijft hierin gelijk. Ook reflectie kan een andere vorm aannemen, waarbij de kern gelijk blijft. Reflecteren kan dus heel soepel zijn.
Als reflectie afhankelijk is van de situatie, wanneer gebruiken we dan welke soort reflectie? Je kunt op ieder moment reflecteren. In de ene situatie gebeurt dat vaker dan de andere. Waar je reflectie op focust hangt af van de context. Reflectie wordt vaak gedaan als er een probleem is, er iets misgaat, je nieuwsgierig bent of feedback krijgt.
Reflectie werkt het beste bij één duidelijke situatie tegelijk. Je stelt jezelf vragen en trekt daaruit conclusies. Je past het geleerde toe en reflecteert hier weer op. Het is dus een cyclisch proces. Het model van Korthagen wordt veel gebruikt om dit te visualiseren. Hij spreekt ook wel van een spiraalmodel, omdat je op basis van je eerdere reflectie een verdieping creëert. De spiraal staat hierbij voor de diepgang. In fase 2 (terugblikken) en fase 3 (bewustwording van essentiële aspecten) vindt de reflectie plaats. Het model van Bateson sluit hierop aan.
In fase 3 ga je bekijken wat precies heeft bijgedragen aan jouw manier van handelen. Je moet niet te snel uit deze fase willen gaan en genoeg tijd ervoor nemen. Oordelen mag pas gebeuren in de vierde fase. Het ontwikkelen van alternatieven kan als laatste plaatsvinden op basis van je conclusies. Het is belangrijk om voor de derde fase heel veel tijd in te ruimen, omdat de nadruk ligt op het onderzoeken van eerdere aspecten.
De vorm van reflectie hangt af van de situatie waarin je je bevindt. Reflecteren gaat vanzelf als de situatie voor jou betekenisvol is geweest. Er komen vragen in je op en je gaat op onderzoek uit. Er zijn spontane vormen van reflectie, zoals het overdenken van een gesprek in de auto of je stelt je voor hoe een situatie morgen af zal spelen. Daarnaast zijn er meer systematische vormen van reflectie, zoals het gebruik van het model van Bateson of het stellen van ‘en?’ vragen.
De vorm van reflectie hangt daarnaast af van het feit of je het alleen doet of met anderen. Ook het moment van reflecteren heeft invloed. Denk hiervoor maar eens terug naar Schön (hoofdstuk 1) en zijn drie momenten van reflectie. Ook de inhoud van de reflectie heeft invloed. Ga je uit van gevoel of van feiten? Is het gericht op je handelen of je persoonlijkheid? De systematische vormen van reflectie noemen we ook wel de reflectietools.
Er zijn veel verschillende reflectietools. Enkele vijf minder bekende reflectietools worden hier besproken. Bij de vierstoelenreflectie ben je in beweging. Er zijn vier stoelen die staan voor mogelijke standpunten:
Je gaat een voor een de stoelen af. Deze vorm van reflectie werkt het beste met iemand anders, die observeert en vragen kan stellen.
De tweede tool van reflectie zijn progressiecirkels. Hierbij teken je op papier een binnencirkel en een buitencirkel. De buitenste staat voor de progressie die je wil bereiken, de binnenste staat voor wat je al gehaald hebt. Vervolgens stel je jezelf vragen: wat is het thema waarvoor ik de cirkels wil gebruiken? Welke vooruitgang heb ik al bereikt? Wat wil ik verder nog bereiken? Wat wil ik als eerste naar de buitenste cirkel krijgen? Schrijf de antwoorden op notitieblaadjes zodat je ze gemakkelijk van cirkel kan laten wisselen.
De derde tool van reflectie is de brainstormreflectie. Deze is makkelijk te gebruiken in een groep, vooral als iedereen hetzelfde referentiekader heeft. Bij brainstormreflectie gooien mensen ideeën in de groep, zonder zich gelijk af te vragen of ze wel mogelijk zijn. Je geeft aan op welke situatie je wil reflecteren en waarom je dit wil doen (de zogenaamde prikkel). De anderen stellen vragen als het onduidelijk is, zonder een mening te geven. Reacties worden op notitieblaadjes geschreven en in vier categorieën gesplitst. De categorieën kunnen verschillen en hangen af van wat je zelf hebt vastgesteld. Vervolgens wordt er per categorie een groep gemaakt. Iedere groep formuleert een vraag die achter de categorie had kunnen liggen. De inbrenger mag alleen reageren op de vragen van de subgroepen. Je kijkt terug op de originele vraag en denkt na over de aanpak.
De vierde tool van reflectie is herkaderen. Hiermee ga je anders denken over een situatie. Je begint met een kernstelling, die zich richt op je eigen functioneren of op een situatie. Je bedenkt argumenten waarom de stelling waar is. Andere deelnemers noteren vooronderstellingen bij de kernstelling op notitieblaadjes. De vooronderstellingen worden geordend, terwijl je ze hardop voorleest. De vooronderstellingen die direct aansluiten plaats je bovenaan, de wat diepere gaan onderaan. Als je ze niet begrijpt of niet kan gebruiken dan gaan ze naar de zijkant. Nu kan je verbanden tekenen tussen alle vooronderstellingen, waarbij de andere deelnemers suggesties kunnen geven. Soms kan je de notities samenvoegen of verwijderen. Vervolgens geef je opnieuw een argumentatie aan de hand van de vooronderstellingen die over zijn.
Als laatste maak je een stelling die tegenovergesteld is aan de originele kernstelling. Je gaat kijken met welke vooronderstellingen die je had de tegenovergestelde stelling kan beargumenteren. Hierna kom je bij je originele stelling terug en bekijk je de nieuwe inzichten en wat je ermee gaat doen.
De vijfde tool van reflectie is succesreflectie. Deze vorm van reflectie kan je doen in een groep van acht tot twintig mensen, waarbij een begeleider verstandig is. De begeleider kiest een thema. De aanwezige mensen vertellen elkaar in duo’s hun succesverhalen rond dit thema. De begeleider vraagt vervolgens welke factoren bij hebben gedragen aan de succeservaring. De factoren worden opgeschreven op notitieblaadjes. Deze worden in categorieën verdeeld. Hierdoor ontstaat een overzicht met nieuwe aanknopingspunten. Op basis van dit overzicht kiezen de deelnemers een onderwerp. Door op dit onderwerp in te zoomen wordt een verband gelegd met een theorie. De theorie helpt om standaardregels te formuleren voor het handelen. De begeleider moet zich van tevoren voorbereiden op allerlei soorten theorieën, omdat dit niet van tevoren is te bepalen. Deze methode werkt het beste als er maar één onderwerp per bijeenkomst wordt uitgewerkt. Op het einde kan er nog door de begeleider gevraagd worden wat mensen al doen, wat ze anders kunnen doen en wat ze nu gaan proberen.
In een crisissituatie handelen we altijd reflectief, omdat het een nieuwe en spannende situatie is. In een normale situatie is er echter sprake van het gevaar dat je routinematig gaat werken. Je gaat dan veel minder bewust om met een situatie. Het werken met mensen kan nooit een routine worden. Je moet altijd nieuwsgierig zijn en inspelen op de situatie. Kortom: je moet je aandacht erbij houden. Ook dit kan via een proces verlopen:
De valkuil hierbij is dat je te veel werkt vanuit fase vier, de routine. Bij het continu procesmatige reflecteren kan je niet in deze fase terechtkomen. Bij mensgerichte beroepen moet je proberen om constant nieuwsgierig en onderzoekend te zijn, bijvoorbeeld door vragen aan jezelf of anderen te stellen.
Reflectie houdt in dat je ruimte geeft aan jezelf om naar je eigen handelen te kijken. Door middel van zelfkennis kunnen we onze gevoelens, gedachten en gedrag reguleren. Hierdoor kan jij je beter aanpassen aan je (sociale) omgeving. Jouw zelfbeeld helpt je om situaties te vinden die bij je passen. Als je weet dat je het leuk vindt om met kinderen te werken, dan zal je sneller de kinderopvang ingaan. Door middel van observatie leidt je jouw persoonlijke eigenschappen af. Door terug te kijken op je acties en te reflecteren leer je jouw eigen karakter kennen. Je gedraagt je niet hetzelfde in iedere sociale context. Je kan je bewust worden van je verschillende rollen zodat je niet je eigen zelfbeeld baseert op één context.
Mensen nemen zichzelf vaak niet helemaal waar, omdat ze naar een stabiel beeld van zichzelf streven. Reflectie wordt hierdoor een probleem, omdat ze gedrag toe gaan schrijven aan de situatie en niet aan zichzelf. Er wordt gebruik gemaakt van selectieve waarneming, waarbij iemand zich op een beperkt aantal aspecten concentreert. Aan andere eigenschappen wordt dan niet gedacht.
Het zelfbeeld is moeilijk te veranderen. Mensen negeren of vermijden informatie die niet past in het eigen zelfbeeld. Zo is reflectie een moeilijk proces als je jezelf niet kan observeren. Selectief waarnemen en het vormen van een zelfbeeld gaan onbewust. Deze processen kan je bewust maken zodat goede reflectie mogelijk wordt. Ook kan het helpen om samen met anderen te reflecteren.
Het beoordelen van een situatie is iets heel anders dan reflectie. Reflectie is nadenken en analyseren zonder te oordelen. Je neemt je eigen persoonlijk functioneren waar. Ben je aan het oordelen, dan ben je aan het evalueren. Evalueren houdt in dat je de situatie bekijkt aan de hand van je eerdere verwachtingen. Bij reflecteren bekijk je de achtergrond van je handelen. Stel je het beoordelen uit, dan geeft dit ruimte voor nieuwsgierigheid en onderzoek. Bij reflecteren breng je eigen situaties en gebeurtenissen in. Je bekijkt welke inzichten, gevoelens en wensen meespelen en structureert je kennis.
Evaluatie en reflectie kunnen naast elkaar bestaan. Het is wel handig om te weten waar je het meeste gebruikt van maakt.
Soms denken professionals dat ze aan het reflecteren zijn, maar ze zijn eigenlijk aan het piekeren. Het verschil zit hem in de vooruitgang. Deze is er bij reflecteren wel, bij piekeren niet. Piekeren is gericht op fouten en vergissingen en levert geen nieuwe inzichten op. Reflecteren geeft nieuwe inzichten, veranderingen in gedrag en is gericht op oplossingen.
Veel mensen in de zorg zijn zo zwaarbelast dat ze geen tijd hebben voor reflectie. Ook organisaties buiten de zorg hebben hier last van. Het Zorginstituut Nederland pleit voor meer tijd voor reflectie, waardoor de kwaliteit van de zorg zal toenemen. Even de tijd nemen voor jezelf hoeft echter helemaal niet zoveel tijd in te nemen. Kleine herhalende oefeningen kunnen al heel veel voor je doen in hele korte tijd.
Vaak moeten leerlingen zo vaak reflecteren op hun eigen kunnen dat er sprake is van reflectiedwang. Het feit dat de reflectie verplicht is en langs een vast schema moet gebeuren zorgt voor eentonigheid. Er wordt dan niet werkelijk meer gereflecteerd. Reflectie moet je eigenlijk zien als een goede ontwikkelingsmethode voor jezelf. Pas dan krijg je er meer zin in. Blijf dus altijd nieuwsgierig en onderzoekend naar jezelf toe. Ga op zoek naar een vorm van reflectie die het beste bij jou aansluit.
Reflectie maakt van onbewuste processen bewuste processen. Het doel van reflectie is om jezelf te ontwikkelen als persoon en professional, waarbij je professioneel handelen verbetert. Je krijgt inzicht in de redenen achter je handelen. Waar je zelf bewust van bent en anderen ook noemen we de vrije ruimte. Wat bekend is bij jezelf maar niet bij anderen noemen we het privégebied. Wat bekend is bij anderen maar niet bij jezelf is de blinde vlek. Als laatste is er het onbekende gebied: wat zowel bij jou als bij anderen onbekend is. De blinde vlek en het onbekende gebied zijn onbewuste kennis, die door reflectie bewust kunnen worden.
Donald Schön stelt dat reflecteren nodig is om je als professional te ontwikkelen. Schön onderscheidt een aantal vormen van reflectie: reflectie tijdens de actie, na de actie en reflectie op de reflectie in actie. Bij reflectie tijdens de actie reflecteer je gelijk op de situatie en je handelen daarin. Schön stelt dat de professional handelt vanuit een link tussen geleerde theorie, ervaring (vanuit de praktijk en het leven), intuïtie en reflectie. Het handelen wordt dan onmiddellijk aangepast zonder dat je de reden bewust weet.
Een mensgericht beroep houdt in dat er werk wordt gedaan dat gericht is op de medemens. Dit kan werk zijn in de nonprofitsector, maar ook in de profitsector (journalisten en advocaten). In ieder mensgericht beroep is reflectie belangrijk, omdat iedereen met mensen werkt. Reflectie is belangrijk omdat gedrag van tevoren niet te voorspellen is.
Een waarde is het geloof of de overtuiging van iemand. Een norm bestaat uit (on)geschreven regels die vanuit een waarde ontstaan. Als je deze regels overtreedt, dan voel je je daar niet prettig bij. Waarden en afgeleide normen kunnen in conflict komen, bijvoorbeeld als twee verschillende samenlevingen samenkomen. Normen hangen niet van één individu af. Er zijn ook algemeen geldende normen, die vastgelegd zijn in nationale en internationale verdragen (zoals de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens).
Een reflectieve professional gebruikt reflectie om zich bewust te zijn van verschillende kennisbronnen en hoe deze geïnterpreteerd moeten worden. De reflectieve professional begrijpt de drijfveren, motieven en normen achter zijn/haar professioneel handelen. De professional weet dat oplossingen niet standaard zijn en dat iedere situatie een nieuwe oplossing vereist. Alle handelingen vinden plaats binnen de beroepscode en de beroepscontext. De professional weet dat er andere factoren, zowel bewust als onbewust, mee kunnen spelen die het handelen beïnvloeden.
Nieuwsgierigheid wordt soms als iets irritants gezien, vooral als iemand maar vragen blijft stellen. De mensgerichte professional moet echter nieuwsgierig zijn om nieuwe informatie te krijgen en vooruit te komen. Het doel van onze nieuwsgierigheid is om bestaande kennis en vaardigheden uit te breiden. Nieuwsgierigheid is het begin van onze reflectie, omdat het doel van reflectie ook is om kennis te vergroten. Kashdan (2009) stelt dat het niet geluk, maar nieuwsgierigheid is die ons voldoening in het leven geeft. Het is de doorgang naar ontwikkeling. Het brengt diepgang in sociale relaties en geeft kwaliteit in de relatie.
Het stellen van vragen maakt dat je kennis vergroot en is daarom uitermate geschikt voor onderzoek. Als je op onderzoek uitgaat komen vragen vanzelf in je op. Een hulpmiddel hierbij is de vraag ‘en?’ of ‘wat betekent dit?’. Zo maak je impliciete informatie expliciet. Ook doorvragen om verheldering kan inzicht geven. De ‘en?’ vraag is een open vraag. Open vragen geven meer ruimte om antwoord te geven. Open vragen beginnen vaak met de vraagwoorden wie, wat, waar en wanneer. Een gesloten vraag geeft een kort antwoord en is bedoeld om feiten te verzamelen. Je gebruikt een gesloten vraag om een bepaald punt duidelijk te krijgen. Een reflectieve vraag is meestal open, omdat ze bedoeld zijn om na te denken over je situatie. Reflectieve vragen zijn vragen die dieper gaan, zoals naar de emoties. Ook is het belangrijk hierbij naar lichamelijke informatie te kijken.
Bij intuïtief luisteren stel je jezelf helemaal open voor de ander. Je maakt ruimte voor diegene. Vooroordelen of eigen problemen kunnen dit in de weg staan. Als het wel lukt dan zal je zien dat er een bepaalde vloeiendheid in het gesprek komt, waarbij je soms iets weet wat nog niet gezegd is. De ingevingen die je krijgt kunnen dan onderdeel worden van het gesprek door middel van vragen. Zo wordt het contact dieper. Het luisteren naar een ander vereist dat je kan luisteren naar jezelf. Hiervoor moet je tijd en ruimte inruimen.
Reflecteren is niet zomaar een invuloefening die je even doet. Reflecteren moet je bewuste, expliciete kennis vergroten om een ontwikkeling te bewerkstelligen. Je professioneel handelen past zich aan de situatie aan. Ook je manier van reflecteren beweegt mee. Dit noemen we het barbapapareflecteren, waarbij je reflecteren afgestemd is op de context.
Reflectie werkt het beste bij één duidelijke situatie tegelijk. Je stelt jezelf vragen en trekt daaruit conclusies. Je past het geleerde toe en reflecteert hier weer op. Het is dus een cyclisch proces. Het model van Korthagen wordt veel gebruikt om dit te visualiseren. Hij spreekt ook wel van een spiraalmodel, omdat je op basis van je eerdere reflectie een verdieping creëert. De spiraal staat hierbij voor de diepgang. In fase 2 (terugblikken) en fase 3 (bewustwording van essentiële aspecten) vindt de reflectie plaats. Het model van Bateson sluit hierop aan.
De vorm van reflectie hangt daarnaast af van het feit of je het alleen doet of met anderen. Ook het moment van reflecteren heeft invloed. Denk hiervoor maar eens terug naar Schön (hoofdstuk 1) en zijn drie momenten van reflectie. Ook de inhoud van de reflectie heeft invloed. Ga je uit van gevoel of van feiten? Is het gericht op je handelen of je persoonlijkheid? De systematische vormen van reflectie noemen we ook wel de reflectietools.
Reflectie houdt in dat je ruimte geeft aan jezelf om naar je eigen handelen te kijken. Door middel van zelfkennis kunnen we onze gevoelens, gedachten en gedrag reguleren. Hierdoor kan jij je beter aanpassen aan je (sociale) omgeving. Jouw zelfbeeld helpt je om situaties te vinden die bij je passen. Als je weet dat je het leuk vindt om met kinderen te werken, dan zal je sneller de kinderopvang ingaan. Door middel van observatie leidt je jouw persoonlijke eigenschappen af. Door terug te kijken op je acties en te reflecteren leer je jouw eigen karakter kennen. Je gedraagt je niet hetzelfde in iedere sociale context. Je kan je bewust worden van je verschillende rollen zodat je niet je eigen zelfbeeld baseert op één context.
Mensen nemen zichzelf vaak niet helemaal waar, omdat ze naar een stabiel beeld van zichzelf streven. Reflectie wordt hierdoor een probleem, omdat ze gedrag toe gaan schrijven aan de situatie en niet aan zichzelf. Er wordt gebruik gemaakt van selectieve waarneming, waarbij iemand zich op een beperkt aantal aspecten concentreert. Aan andere eigenschappen wordt dan niet gedacht.
Het beoordelen van een situatie is iets heel anders dan reflectie. Reflectie is nadenken en analyseren zonder te oordelen. Je neemt je eigen persoonlijk functioneren waar. Ben je aan het oordelen, dan ben je aan het evalueren. Evalueren houdt in dat je de situatie bekijkt aan de hand van je eerdere verwachtingen. Bij reflecteren bekijk je de achtergrond van je handelen. Stel je het beoordelen uit, dan geeft dit ruimte voor nieuwsgierigheid en onderzoek. Bij reflecteren breng je eigen situaties en gebeurtenissen in. Je bekijkt welke inzichten, gevoelens en wensen meespelen en structureert je kennis.
Bij alles wat je doet gebruik je de vormen van reflectie, bijvoorbeeld een tentamen: reflectie tijdens de actie (dit had ik beter moeten leren!), reflectie na de actie (vraag 4 was moeilijk), reflectie op de reflectie in actie (daar had ik mij toen niet mee bezig moeten houden) en reflectie voor de actie (wat zal ik halen voor dit tentamen?)
Bronnen van kennis zijn inimex: intuïtie, impliciet en expliciet
Een waarde is iets wat je waardeert dat iemand doet. Een norm is wat iedereen normaal vindt.
De professional doet wat goed en nodig is voor de ander, maar ook wat wenselijk is. Er is een vakman aan het werk. Denk maar aan een verpleegkundige: die houdt rekening met wat wenselijk is, maar doet ook wat er nodig is voor andere mensen.
Het model van Bateson is te onthouden met de volgende zin: omgekeerd beoordeelt identiteit spiritualiteit. Waarbij omgekeerd: omgeving, gedrag. En beoordeelt: bekwaamheden, overtuigingen
Met open vragen kan je alle kanten op (open ruimte), terwijl je met gesloten vragen maar één kant op kan (gesloten deur).
Progressie betekent ook wel vooruitgang. Met progressiecirkels ben je dus letterlijk aan het kijken op welke punten je vooruit wil.
Brainstormreflectie is eigenlijk hetzelfde als brainstormen, maar dan in een grote groep en meer gestructureerd
De fases van bewustwording zijn allemaal een combinatie van (on)bewust en (on)bewkaam. In iedere fase schuift het woord ‘on’ en stukje naar rechts, waarna hij in de laatste fase weer in het eerste woord voorkomt.
Bij een evaluatie wordt je werk vaak door een ander beoordeelt, terwijl je bij reflectie wordt gevraagd zelf naar je werk te kijken. Denk maar aan een evaluatiegesprek: iemand anders beoordeelt jouw functioneren en weet niet jouw achterliggende gedachtepatronen.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2390 |
Add new contribution