TentamenTests 2 bij Ontwikkelingspsychopathologie aan de Universiteit Leiden - 2012/2013


Vragen

1. Noem de ontwikkelingsfases welke een kind volgens Piaget doorloopt.
 

2. Noem 2 kenmerken per fase die typerend zijn voor elk van deze fases (wat kan iemand die in deze fase bevindt wel/niet)

 

3. Wat zijn de belangrijkste verschillen in de perspectieven van Piaget en Vygotsky ?

 

4. Hoe worden stoffen die de ontwikkeling van een foetus negatief beinvloeden genoemd?

 

5. Noem 2 specifieke symptomen van depressie onder baby’s, kleuters, basisschoolkinderen en adolescenten.

 

6. Welke hormonale assen zijn gemoeid bij het starten & doorlopen van de puberteit?

 

7. Welke hormonen worden bij respectievelijk mannen en vrouwen zeer hoog in concentratie tijdens de adolescentie, en wat voor gevolgen heeft dit?

 

8. Welke vormen van hechting zijn er, en wat zijn de kenmerken per soort hechting?

 

9. Hoe wordt hechting gemeten?

 

10. Welke voorspellingen kunnen gegeven worden aan de hand van typen hechting?

 

11. Wat zijn de 4 belangrijkste opvoedingsstijlen, en wat typeert elke opvoedingsstijl?

 

12. Welke van deze stijlen is aangetoond het beste te zijn voor het kind?

 

13. Wat betekent motherese en wat voor gevolgen heeft dit voor het kind?

 

14. Wat houdt intuïtive parenting in?

 

15. Hoe worden Vygotsky’s theorieën in het huidige onderwijs geintegreerd?

 

16. Kan er nadat een sensitieve periode geweest is voor een belangrijk leeraspect, dit aspect nog steeds aangeleerd worden?

 

17. Wat is een foneem?

 

18. Is het mogelijk meerdere talen aan te leren zonder in te boeten aan andere capaciteiten?

 

19. Wat is de relatie tussen sociaal economische klassen en ontwikkeling van taal bij kinderen, en waarom is dit zo?

 

20. Welke hersengebieden zijn verantwoordelijk voor de algemene taalontwikkeling?

 

21. Wat is segmentatie in de taalontwikkeling?

 

22. Volgens welke theorieën zijn taal aangeleerd dan wel aangeboren?

 

23. Welk hersengebied is verantwoordelijk voor taalbegrip?

 

24. Hoe wordt de ontwikkeling van de hersenen volgens het constructivisme beschreven?

 

25. Wat zijn de specifieke kenmerken van de 3 belangrijkste temperamentsoorten?

 

26. Wat is de zone of proximal development? (ZPD)

 

27. Wat zijn de voornaamste verschillen tussen opvoedingen in agrarische milieus en stedelijke milieus?

 

28. Wat zijn interne werkmodellen, en hoe worden deze beinvloed door de omgeving van een ontwikkelend kind?

 

29. Noem 2 verschillen in kenmerken van vriendschappen tussen jongens en meisjes

 

30. Wat is ruminatie en co-ruminatie, en wat zijn meestal de gevolgen van het laatste?

 

31. Wat zijn de verschillen tussen cliques en crowds?

 

32. In welke gevallen kunnen vriendschappen negatieve invloeden op elkaar hebben?

 

33. Wat is social belonging interventie en wat zijn de gevolgen ervan?

 

34. Welke voorspellingen kunnen er aan de hand van verlegenheid rond 5 jarige leeftijd gemaakt worden als volwassen persoon?

 

Antwoorden

 

 

Bij open vragen kunnen er meer mogelijkheden goed zijn dan de voorbeelden hier aangegeven.

1. Noem de ontwikkelingsfases welke een kind volgens Piaget doorloopt.
- Sensorimotorisch
- Preoperationeel
- Concreet Operationeel
- Formeel operationeel

 

 

2. Noem 2 kenmerken per fase die typerend zijn voor elk van deze fases (wat kan iemand die in deze fase bevindt wel/niet)
Sensorimotorisch (<2 jaar):
- kennisname van sensorische informatie ( tastzin>pijn, hitte, horen> schrikken van harde geluiden)
- Weinig tot geen empathie mogelijk, egocentrisch
- waarschijnlijk denken babys in deze fase dat een object niet bestaat als het niet binnen zicht is
Preoperationeel (2-7 jaar):

 

  • nog steeds egocentrisch, kan enkel vanuit eigen denkbeeld redeneren. Alles wat het kind goed of slecht vindt zou iedereen net zo moeten vinden.

  • Animisme: alles wat bestaat, inclusief niet levend objecten hebben een ziel: bijvoorbeeld als een auto niet start, is deze vaak volgens het kind ziek of boos.

Concreet operationeel (7-11)
- Meer mogelijkheden tot empathisch denken
- Rationalisering van gedachten
- Animisme houdt op

 

Formeel operationeel (12>)
- Kind kan vele mogelijkheden om uitdagingen op te lossen afwegen om tot een goede keuze te komen
- Mogelijkheden tot abstract denken, geen concrete voorbeelden nodig om cognities te maken.

 

3. Wat zijn de belangrijkste verschillen in de perspectieven van Piaget en Vygotsky ?
Piaget dacht in fysieke rijkdommen, Vygotsky in sociale rijkdommen. Sociale context is bij Vygotsky een belangrijk speerpunt in de ontwikkeling van een kind, terwijl Piaget dacht in ontwikkelingsstadia en de daarmee gepaarde ontwikkelingen in de hersenen

 

4. Hoe worden stoffen die de ontwikkeling van een foetus negatief beinvloeden genoemd?

Teratogenen

 

5. Noem 2 specifieke symptomen van depressie onder baby’s, kleuters, basisschoolkinderen, adolescenten en volwassenen.

Baby’s: Wegkijken & zelfbeschadiging dmv hoofdbonzen, bijten, zelftroosting en verlies van functies zoals zindelijkheid

Kleuters: geen zin in ‘leuke’ activiteiten, verlies van cognitieve vaardigheden/terugval (taalbeheersing)
Basisschoolkinderen:
- Lastig, agressief, prikkelbaar.
- Verminderde motivatie op school en minder motivatie om met vriendjes te spelen.
- Schuldgevoel/schaamte
Adolescenten

  • Verbale uitting somberheid en schaamte,

  • Hopeloosheid

  • Hypersomnia (slaperigheid, lethargie)

 

 

6. Welke hormonale assen zijn gemoeid bij het starten & doorlopen van de puberteit?

HPA & HPG assen

 

7. Welke hormonen worden bij respectievelijk mannen en vrouwen zeer hoog in concentratie tijdens de adolescentie, en wat voor gevolgen heeft dit?

Testosteron en Oestrogeen. Mannen ontwikkelen hierdoor meer haargroei en spieren over het lichaam, worden wilder in omgang, en bij vrouwen wordt vetontwikkeling ter behoeve van borstgroei, start van menstruatiecyclus en groei van schaamhaar.

 

8. Welke vormen van hechting zijn er, en wat zijn de kenmerken per soort hechting?

Veilige hechting: Kind speelt graag samen met ouders, en huilt als ouders weggaan, maar zal snel getroost worden bij hereniging.
Ambivalente hechting: Zeer van streek bij verlaten ouders, moeilijk troostbaar bij hereniging, afwerende gedragingen naar ouders toe.

Vermijdende hechting: niet onder indruk bij scheiding en hereniging.

Gedesorganiseerde hechting: tegenstrijdige en rare uitingen bij scheiding en hereniging

 

9. Hoe wordt hechting gemeten?

Strange situation test

 

10. Welke voorspellingen kunnen gegeven worden aan de hand van typen hechting?
Secure is het meest gunstig voor de toekomst van het kind, en zal waarschijnlijk goede sociale competenties hebben, en duidt op een goede band tussen ouder en kind. Gedesorganiseerde hechting is het minst gunstig voor de toekomst voor het kind, en duidt vaak op sociale problemen op latere leeftijd.

 

11. Wat zijn de 4 belangrijkste opvoedingsstijlen, en wat typeert elke opvoedingsstijl?

Autoritatief: Veel ruimte voor eigen perspectieven, maar wel binnen gestelde kaders. Ouders zijn responsief (geven veel aandacht aan het kind) en veeleisend.

Autoritair: Weinig ruimte voor eigen perspectieven, ouders wil is wet, en er is minder aandacht voor het kind.
Permissief: veel aandacht voor het kind, en veel vrijheid. Weinig geremd door ouders.
Niet betrokken: zowel weinig aandacht als weinig remming door ouders.

 

12. Welke van deze stijlen is aangetoond het beste te zijn voor het kind?
Autoritatief

 

13. Wat betekent motherese en wat voor gevolgen heeft dit voor het kind?

Opzettelijk hoge, kinderlijke stemmen opzetten en grappige geluidjes maken met overduidelijke gelaatsuitdrukkingen. Dit verbetert de band tussen ouder en kind

 

14. Wat houdt intuïtive parenting in?

Het toepassen van motherese, het behouden van een afstand van het kind welke door het kind als adequaat beschouwd wordt.

 

15. Hoe worden Vygotsky’s theorieën in het huidige onderwijs geïntegreerd?

Het stimuleren van sociale interactie, leren van elkaar in plaats van alleen van de leraar

 

16. Kan er nadat een sensitieve periode geweest is voor een belangrijk leeraspect, dit aspect nog steeds aangeleerd worden?
Ja, wel moeilijker.

 

17. Wat zijn fonemen?

De kleinst onderscheidbare klanken

 

18. Is het mogelijk meerdere talen aan te leren zonder in te boeten aan andere capaciteiten?

Ja, mits deze talen voldoende getraind worden op de lange termijn. Sterker nog, een 2e taal leren biedt voordelen op andere cognitieve aspecten

19. Wat is de relatie tussen sociaal economische klassen en ontwikkeling van taal bij kinderen, en waarom is dit zo?
Hoe hoger de sociaal economische klassen, hoe meer woorden er gewisseld worden tussen ouder en kind, hoe beter het kind een woordenschat ontwikkelt.

 

20. Welke hersengebieden zijn verantwoordelijk voor de algemene taalontwikkeling?

Geen specifieke delen, een groot netwerk van delen zijn hier verantwoordelijk voor. Broca’s & Wernicke’s zijn enkel voor productie en begrip.

 

21. Wat is segmentatie in de taalontwikkeling?

De afbakening van woorden, hun betekenissen en contexten. Brood is bijvoorbeeld eten, maar enkel ontbijt/lunch eten, niet voor ’s avonds. Dit soort concepten worden gesegementeerd, in verschillende contextuele kaders geplaatst.

 

22. Volgens welke theorieën zijn taal aangeleerd dan wel aangeboren?

Nativisme aangeboren, Leertheorie aangeleerd

 

23. Welk hersengebied is verantwoordelijk voor taalbegrip?

Wernicke

 

24. Hoe wordt de ontwikkeling van de hersenen volgens het constructivisme beschreven?

Het is een analogie met computers. Computercellen die een bepaalde waarde toegewezen krijgen in het begin, maar door acties van de gebruiker (de omgeving) verandert na verloop van tijd.

 

25. Wat zijn de specifieke kenmerken van de 3 belangrijkste temperamentsoorten?

1. Veerkrachtigen (Easy Child)

Zelfvertrouwen, competent, niet onzeker, niet onvolwassen, niet angstig; hoge schoolprestaties, weinig concentratieproblemen.

2. Overcontrollers (Slow-to-warm-up)

Prosociaal, wordt aardig gevonden, gehoorzaam, niet agressief, niet te assertief, niet competitief; teruggetrokken, lage zelfwaardering.

3. Ondercontrollers (Difficult)

Energiek, rusteloos, anti-sociaal, niet verlegen, kan zich niet concentreren; Lager IQ, lagere schoolprestaties, probleemgedrag, serieuze delinquentie; agressief, gemiddelde zelfwaardering.

 

26. Wat is de zone of proximal development? (ZPD)

Dit is een concept van Vygotsky waarin gesteld wordt dat bij leren er altijd gestreeft moet worden naar een niveau net buiten het kunnen van het individu, zodat deze door leraren naar dat niveau gebracht kunnen worden (de zone of proximal development). Als iets te makkelijk is is er geen hulp nodig, als iets te moeilijk is lukt het zelfs met hulp niet.

 

27. Wat zijn de voornaamste verschillen tussen opvoedingen in een agrarisch milieu en stedelijke omgevingen?

In agrarische milieus wordt er verwacht dat het kind ook actief is met arbeid, en praktische dingen worden snel aangeleerd door de ouders. In stedelijke omgevingen leggen de ouders veel opvoedkundige zaken bij educatieve instellingen en is het kind conversatiepartner. Sociaal constructivisme is de belangrijkste rol van de ouders.

 

28. Wat zijn interne werkmodellen, en hoe worden deze beïnvloed door de omgeving van een ontwikkelend kind?

Interne werkmodellen zijn de schema’s en conceptualisatie van relaties tussen mensen. Wat men in vriendschappen/romantische relaties kan verwachten van de ander en van zichzelf. Door ervaringen met de omgeving van het kind worden deze werkmodellen op de lange termijn gevormd. In onveilige milieus zal deze anders aansluiten bij kinderen die een goede jeugd hebben gehad.

 

29. Noem 2 verschillen in kenmerken van vriendschappen tussen jongens en meisjes

Meisjes vormen dyades, unieke banden met een ander. Jongens vormen vaak vriendengroepen. Self-disclosure (zelf-openbaringen), harten luchten is wat vrouwen dichter bijeen brengt

30. Wat is ruminatie en co-ruminatie, en wat zijn meestal de gevolgen van het laatste?

Ruminatie is piekeren, co ruminatie is met een ander over hetzelfde onderwerp piekeren. Dit komt vaak tot een versterkte wisselwerking waarbij men depressiever wordt omdat er vaak niet over oplossingen maar enkel oorzaak/gevolgen gesproken wordt.

 

31. Wat zijn de verschillen tussen cliques en crowds?

Cliques zijn groepjes vrienden die dezelfde interesses delen en samen activiteiten doen. Crowds zijn grote groepen subculturen die dezelfde reputatie, perspectieven en ideeën genieten.

 

32. In welke gevallen kunnen vriendschappen negatieve invloeden op elkaar hebben?

Als vrienden normen en waarden hebben die als negatief beschouwd kunnen worden, worden deze vaak versterkt en uit zich dit in criminaliteit.

 

33. Wat is social belonging interventie en wat zijn de gevolgen ervan?

Een opdracht waarbij nieuwe groepen (brugklassers, nieuwe studenten) een verhaal moeten schrijven over hun sociale acceptatie, en dat er subtiel wordt gestuurd naar een antwoord waaruit blijkt dat ze zich meer thuis zijn gaan voelen, en dit zelf ook gaan geloven.

 

34. Welke voorspellingen kunnen er aan de hand van verlegenheid rond 5 jarige leeftijd gemaakt worden als volwassen persoon?

Deze mensen scoren later hoger op neuroticisme, lager op extraversie en zelfwaardering.

 

 

 

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Developmental Psychopathology: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

TentamenTests 1 bij Ontwikkelingspsychopathologie aan de Universiteit Leiden - 2012/2013

TentamenTests 1 bij Ontwikkelingspsychopathologie aan de Universiteit Leiden - 2012/2013


Oefentoets 1

 

1. De socioculturele theorie van Vygotsky richt zich op
a) de evolutionaire achtergrond van gedrag en cognitieve ontwikkeling van kinderen.
b) de sociale ontwikkeling van kinderen in een bepaalde cultuur
c) de manier waarop de culturele waarden van groepen per generatie worden doorgegeven
d)de ontwikkeling van culturele gebruiken en opvattingen door de geschiedenis

2. Noem twee manieren waarop een onderzoeker het onderzoek/resultaat kan beïnvloeden.

3. Stel dat de moeder Rhesus-negatief is, en het kind Rhesus-positief. Welke reactie kan er optreden en wordt dit erger of minder bij een tweede Rhesus-positief kind?

4. Noem minimaal twee reflexen die een kind vanaf de geboorte al kan uitvoeren.

5. Experience-dependent brain growth stelt dat

a) tijdens het hele leven hersenstructuren kunnen groeien door specifiek leren
b) de uiteindelijke grootte van de hersenen afhankelijk is van het aantal ervaringen
c) tijdens de jeugd hersenstructuren groeien door ervaringen en stimuli
d) de hersenen alleen volledig kunnen groeien wanneer kinderen genoeg ervaring opdoen

6. Geef bij elk van de vier stadia van Piaget een kenmerk. (H6)

7. Wat houdt de fuzzy-trace theory in? (H7)
a) Peuters worden gemakkelijk misleid door dwaalsporen in hun geheugen
b) Door hints te geven worden herinneringen makkelijker opgehaald
c) Dingen worden makkelijker onthouden wanneer er een mentaal beeld bij wordt voorgesteld
d) Wanneer herinneringen worden opgeslagen, wordt er een wazig beeld gemaakt dat de essentiële elementen bevat

8. Wanneer een kind het woord ‘bal’ ook gebruikt voor allerlei andere voorwerpen, is er sprake van…(vul in).(H9)

9. De functie van zelfbewuste emoties en effecten op het kind kunnen per cultuur verschillen. Geef hiervan een voorbeeld. (H10)

10. In welk opzicht draagt de generalized other bij aan het ontwikkelen van een zelfbeeld?(H11)

11. Wanneer kinderen bij een moreel dilemma niet alleen kijken naar gevolgen voor de directe omgeving maar ook de sociale wetten meeneemt in de beslissing, bevinden ze zich in de …. level van Kohlberg. (H12)

12. Match de volgende vier uitspraken van ouders aan de best passende opvoedingsstijl: authorative; authoritarian; permissive; uninvolved (H14)
1. ‘Het maakt mij niet uit waar je na schooltijd naartoe gaat, als je maar op tijd thuis bent om mij met de afwas te helpen.’
2. ‘Je mag vanavond naar je vriendin toe, als je eerst met de afwas helpt omdat dat vandaag jouw taak is.’
3. ‘Je gaat vanavond niet meer weg. Punt uit.’
4. ‘Natuurlijk mag je naar dat feestje! Ik doe de afwas wel weer, net zoals gisteren en eergisteren en…’

13. Zal een kind laag in ‘dominance hierarchy’ een stoeimaatje kiezen dat laag of hoog in de hierarchy staat? (H15)

 

.....read more

Access: 
Public
TentamenTests 2 bij Ontwikkelingspsychopathologie aan de Universiteit Leiden - 2012/2013

TentamenTests 2 bij Ontwikkelingspsychopathologie aan de Universiteit Leiden - 2012/2013


Vragen

1. Noem de ontwikkelingsfases welke een kind volgens Piaget doorloopt.
 

2. Noem 2 kenmerken per fase die typerend zijn voor elk van deze fases (wat kan iemand die in deze fase bevindt wel/niet)

 

3. Wat zijn de belangrijkste verschillen in de perspectieven van Piaget en Vygotsky ?

 

4. Hoe worden stoffen die de ontwikkeling van een foetus negatief beinvloeden genoemd?

 

5. Noem 2 specifieke symptomen van depressie onder baby’s, kleuters, basisschoolkinderen en adolescenten.

 

6. Welke hormonale assen zijn gemoeid bij het starten & doorlopen van de puberteit?

 

7. Welke hormonen worden bij respectievelijk mannen en vrouwen zeer hoog in concentratie tijdens de adolescentie, en wat voor gevolgen heeft dit?

 

8. Welke vormen van hechting zijn er, en wat zijn de kenmerken per soort hechting?

 

9. Hoe wordt hechting gemeten?

 

10. Welke voorspellingen kunnen gegeven worden aan de hand van typen hechting?

 

11. Wat zijn de 4 belangrijkste opvoedingsstijlen, en wat typeert elke opvoedingsstijl?

 

12. Welke van deze stijlen is aangetoond het beste te zijn voor het kind?

 

13. Wat betekent motherese en wat voor gevolgen heeft dit voor het kind?

 

14. Wat houdt intuïtive parenting in?

 

15. Hoe worden Vygotsky’s theorieën in het huidige onderwijs geintegreerd?

 

16. Kan er nadat een sensitieve periode geweest is voor een belangrijk leeraspect, dit aspect nog steeds aangeleerd worden?

 

17. Wat is een foneem?

 

18. Is het mogelijk meerdere talen aan te leren zonder in te boeten aan andere capaciteiten?

 

19. Wat is de relatie tussen sociaal economische klassen en ontwikkeling van taal bij kinderen, en waarom is dit zo?

 

20. Welke hersengebieden zijn verantwoordelijk voor de algemene taalontwikkeling?

 

21. Wat is segmentatie in de taalontwikkeling?

 

22. Volgens welke theorieën zijn taal aangeleerd dan wel aangeboren?

 

23. Welk hersengebied is verantwoordelijk voor taalbegrip?

 

24. Hoe wordt de ontwikkeling van de hersenen volgens het constructivisme beschreven?

 

25. Wat zijn de specifieke kenmerken van de 3 belangrijkste temperamentsoorten?

 

26. Wat is de zone of proximal development? (ZPD)

 

27. Wat zijn de voornaamste verschillen tussen opvoedingen in agrarische milieus en stedelijke milieus?

 

28. Wat zijn interne werkmodellen, en hoe worden deze beinvloed door de omgeving van een ontwikkelend kind?

 

29. Noem 2 verschillen in kenmerken van vriendschappen tussen jongens en meisjes

 

30. Wat is ruminatie en co-ruminatie, en wat zijn meestal de gevolgen van het laatste?

 

31. Wat zijn de verschillen tussen cliques en crowds?

 

32. In welke gevallen kunnen vriendschappen negatieve invloeden op elkaar hebben?

 

33. Wat is social belonging interventie en wat zijn de gevolgen ervan?

 

34. Welke voorspellingen kunnen er aan de hand van verlegenheid rond 5 jarige leeftijd gemaakt worden als volwassen.....read more

Access: 
Public
Begrippenlijst bij Ontwikkelingspsychopathologie aan de Universiteit Leiden

Begrippenlijst bij Ontwikkelingspsychopathologie aan de Universiteit Leiden


Begrippenlijst

 

.....read more

Hoofdstuk 1

Thema’s en context

Ontwikkelingspsychologie

 

Het onderzoeksveld dat veranderingen in de cognitieve, sociale en andere capaciteiten van het individu probeert te begrijpen en te verklaren; ten eerste door de veranderingen in het geobserveerde gedrag van een kind te beschrijven en ten tweede door de processen die daaraan bijdragen bloot te leggen.

Empirisme

Het idee dat ontwikkeling vooral bepaald wordt door invloeden uit de omgeving.

Nativisme

Het idee dat ontwikkeling vooral bepaald wordt door erfelijke factoren (genetica).

Continue ontwikkeling

Een patroon van ontwikkeling waarbij eigenschappen geleidelijk of soepel veranderen.

Discontinue ontwikkeling

Een patroon van ontwikkeling waarbij veranderingen plotseling plaatsvinden, resulterend in kwalitatief verschillende perioden van ontwikkeling.

Kritische periode

Een periode van ontwikkeling (bepaald leeftijdsgebied) waarin specifieke ervaringen essentieel zijn om de ontwikkeling normaal te laten plaatsvinden.

Sensitieve periode

Een periode in de ontwikkeling waarin bepaalde ervaringen belangrijk zijn voor normale ontwikkeling. Als deze ervaringen niet plaatsvinden, kan deze ontwikkeling nog steeds plaatsvinden.

Domein algemene ontwikkeling

Het idee dat ontwikkelingen van invloed kunnen zijn op een breed gebied van vaardigheden.

Domein specifieke ontwikkeling

Het idee dat de ontwikkeling van bepaalde vaardigheden onafhankelijk plaatsvindt en weinig invloed heeft op vaardigheden in een ander domein.

Niveau van verklaring

De manier die we kiezen om psychologische vaardigheiden te beschrijven. Voorbeelden: biologisch, gedrag, sociaal en emotioneel.

Ecologisch perspectief

Een perspectief dat het belang van niet alleen het begrijpen van relaties tussen organismen en omgeving benadrukt, maar ook relaties tussen zulke systemen.

Levensloop perspectief

Ontwikkeling wordt gezien als een proces dat gedurende het hele

Access: 
Public
Samenvattingen en studiehulp voor Psychologie Bachelor 2/3 aan de Universiteit Leiden - Verplichte vakken - Year 2022/2023

Samenvattingen en studiehulp voor Psychologie Bachelor 2/3 aan de Universiteit Leiden - Verplichte vakken - Year 2022/2023

FSW building

Deze bundel helpt je navigeren door de studiematerialen voor de verplichte vakken van Psychologie Leiden jaar 2 die geplaatst zijn door 'Psychologie World Supporter'. Blijf op de hoogte van de nieuwste studiematerialen door mij te volgen maar vooral ook je medestudenten die actief zijn op WorldSupporter!

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1635 2
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering