Europees Recht - RUG - Oefententamen 2012/2013 (1)


Vragen

Vraag 1

Week 6, HC11 en HC12, HVII paragraaf 4 en 5.

Marietje Puk heeft haar leven lang gewerkt als advocaat in lidstaat Polsika en besluit op haar 59e een nieuwe uitdaging door een gokbedrijf op te zetten in lidstaat Litouwie. Ongelukkigerwijs staat de wet van Litouwie dit niet toe, zodat Marietje vanuit lidstaat Hongarka, waar dit wel is toegestaan, haar bedrijf opzet dat een website beheert die geheel in het Litouwie is gesteld. Via deze website kan worden deelgenomen aan diverse online kansspelen en kan uiteraard gegokt worden. Om deel te kunnen nemen aan kansspelen is het vereist dat de spelers zich een creditcardnummer opgeven en zich registreren. Conform de wetgeving van Litouwie is het de banken van die lidstaat verboden creditcardtransacties ten gunste van bedrijven uit te voeren die op een zogenaamde zwarte lijst staan. Dit verbod is heeft als doel om de bevolking te beschermen tegen gokverslaving en ongebreidelde goklust. Dit betekent dat het voor Marietje haar bedrijf dat op de zwart lijst staat het niet mogelijk is om aan de inwoners van Litouwie gokdiensten aan te bieden. Het is Marietje gelukt om een bank te vinden (ICE BANK) die wel bereid is om dit soort transacties uit te voeren voor Marietje haar bedrijf. Zodra het duidelijk is dat de wet is overtreden zal ICE bank meteen strafrechtelijk vervolgd worden.

Welke fundamentele vrijheid of vrijheden zijn/is op deze casus van toepassing? Geef hierbij aan waarom één of meerdere vrijheden naar uw mening niet van toepassing is/zijn?

Vraag 2

Week 6, HC11, HVII paragraaf 5.

Inmiddels is de wetgeving van Litouwie geliberaliseerd. Dat betekent dat ondernemers een vergunning kunnen krijgen om online gokdiensten aan te kunnen bieden. Om voor deze vergunning in aanmerking te komen moeten de ondernemers voldoen aan een aantal vereisten ter zake van de betrouwbaarheid, kundigheid en integriteit teneinde het witwassen van zwart geld en belastingontduiking tegen te gaan. Tevens is het vereist dat de ondernemers in Litouwie gevestigd moeten zijn. Marietje besluit dan ook om een vergunning aan te vragen, maar deze wordt geweigerd enkel en alleen om het feit dat zij niet in Litouwie gevestigd is. Marietje gaat hiertegen in beroep bij de rechter. Litouwie voert bij de rechter aan dat deze regel is gerechtvaardigd door de noodzaak te allen tijde en tegen relatief lage kosten effectief toezicht uit te kunnen oefenen op de aanbieders van online gokdiensten. Litouwie hanteert dezelfde eisen ten aanzien van aanbieders van offline gokdiensten, maar in de afgelopen elf jaar zijn slechts een aantal van deze aanbieders gecontroleerd. Aan de vergunning zijn jaarlijkse leges verbonden die dienen ter dekking van de inspectiekosten.

Wat is uw mening over onverenigbaarheid van deze gang van zaken met recht van de Europese Unie?

Vraag 3

Week 6, HC11, HVII paragraaf 5.2 randnummer 105 e.v.

Marietje’s in Litouwie woonachtige nichtje Stomka probeert eveneens een vergunning te bemachtigen, maar haar volledig onvermogen haar integriteit te staven en strafblad resulteert dit in een afwijzing van haar aanvraag. Stomka is het hier absoluut niet mee eens en besluit dan ook om in beroep te gaan tegen de in haar ogen onevenredig zware eisen ten aanzien van de integriteit en betrouwbaarheid. Naar haar mening zou op grond van de ‘Europese vrijheid van diensten’ volgen dat alle regels van een lidstaat die de dienstverlening belemmeren objectief zouden gerechtvaardigd moeten worden. Naar Stomka haar mening is deze regel duidelijk niet objectief gerechtvaardigd.

Wat vindt u gelet op het recht van de Europese Unie van de opvatting van Stomka?

Vraag 4

Week 3, HC5, HV paragraaf 2.4 en paragraaf 3.

Stel dat de Dienstenrichtlijn in 2014 aangepast is zodat deze van toepassing is op gokdiensten, en de lidstaten in staat stelt verschillende eisen te hanteren afhankelijk van het land waar de aanbieder van diensten gevestigd is. De omzettingstermijn voor aanpassing bedroeg zes maanden en binnen deze periode heeft Litouwie haar wetgeving dan ook aangepast en daarbij verscheidende eisen ingevoerd. Vanaf 1 januari 2015 gelden dus binnen Litouwie voor buitenlandse aanbieders van gokdiensten strengere regels dan voor de binnenlandse aanbieders van gokdiensten. Marietje, die inmiddels een vergunning heeft, maar nog steeds in Hongarka is gevestigd wordt dus onderworpen aan strenge eisen en heeft dus hoge kosten dan zijn in Litouwie gevestigde concurrenten.

Welke actie(s) kan Marietje op grond van het recht van de Europese Unie ondernemen tegen deze gang van zaken? Geef dit zo volledig mogelijk aan.

Vraag 5

Week 1 en week 2, HC2 en HC3, HIV paragraaf 4.1

De Europese Commissie overweegt een voorstel voor een nieuwe Europese Duurzame Energierichtlijn. Deze richtlijn zal het gebruik van gaskool en vlamkool voor de opwekking van elektriciteit verbieden en de richtlijn zal normen bevatten over een minimum percentage duurzame energie maar ook normen over zonne-energie en windmolens. Door deze richtlijn zal de handel en de aansluiting van deze producten vergemakkelijkt worden. Voort heeft het voorstel een bijlage waarin wordt aangegeven in welke gebieden de duurzame energie opwekt mogen worden.

Geef een advies aan de Commissie over de juiste rechtsgrondslag(en) voor dit voorstel.

Vraag 6

Het wordt duidelijk dat het Europees Parlement gaandeweg de wetgevingsprocedure een hele andere mening heeft betreft de juiste rechtsgrondslag. De Commissie beweert dat de opvatting van het Europees Parlement onjuist is en overweegt juridische actie.

Adviseer de Commissie welke mogelijkheden de Commissie heeft om het gebruik van een andere rechtsgrondslag te bewerkstelligen op grond van het recht van de Europese Unie?

Vraag 7

Week 3 en week 4, HC6 t-m 9, HIV paragraaf 3 en 5.4.1 t-m 5.4.5

Het EU-recht bepaalt zelf de gevolgen van het Europees recht in de nationale rechtsorde wordt bepaald door het Europees Recht zelf.

Wat zijn de belangrijkste overeenkomsten van de mechanismen die ontwikkeld zijn in het Hof in dit verband. Gebruik bij de beantwoording van de vraag Verdragsbepalingen en de jurisprudentie.

Vraag 8

Week 3, HC5, HV paragraaf 3.

Voor het functioneren van de mechanismen om de effecten van het Europees Recht in de nationale rechtsorde te bepalen is de Köbler zaak relevant, kunt u uitleggen wat de relevantie is?

Vraag 9

Week 2, HC3, HIV, paragraaf 4.2.

Tegen de overdracht van bevoegdheden van de lidstaten naar de Europese Unie en uitoefening daarvan biedt het subsidiariteitsbeginsel geen enkele waarborg.

Geef uw beredeneerde mening over deze stelling.

Vraag 10

Week 3 en week 4, HC6 t/m HC9, HIV paragraaf 5.4.3 t/m 5.4.7.

Horizontale rechtstreekse werking van richtlijnen zou het Hof moeten aanvaarden.

Geef uw beredeneerde mening over deze stelling.

Antwoordindicatie

Vraag 1

Week 6, HC11 en HC12, HVII paragraaf 4 en 5.

Het aanbieden van gokdiensten zijn onstoffelijke goederen en vallen zodoende onder het vrije verkeer van diensten of de vrijheid van vestiging, dit hangt af van de frequentie en de duurzaamheid waarmee Marietje deze diensten zal aanbieden in de andere lidstaat. Zie hiervoor het arrest Gebhard, r.o. 25-28. Als Marietje in Hongarka wil vestigen zal zij gebruik maken van de vrijheid van vestiging omdat zij vanuit Polsika daarin verplaatst en daar duurzaam aan het economisch leven gaat deelnemen. Het aanbieden van gokdiensten in Litouwie vindt plaats vanuit Hongarka en valt daardoor onder het vrije verkeer van diensten.

Wat betreft de diensten van de ICE BANK zouden onder de fundamentele vrijheden kunnen vallen afhankelijk van de vestigingsplaats van de bank. Als deze is gevestigd in een andere lidstaat dan Hongarka, dan is er een grensoverschrijdend element en is de vraag of de vrijheid van dienstverlening of het vrije verkeer van kapitaal van toepassing is. Het gaat hier niet om een investering en ook niet om betalingen door de ICE BANK aan Marietje haar bedrijf zodat het vrije verkeer van diensten van toepassing zou kunnen zijn.

Omdat er geen stoffelijke goederen de grens over gaan is het vrije verkeer van goederen niet van toepassing en tevens is er geen sprake van vrij verkeer van werknemers. Ook het vrij verkeer van Unieburgers is niet primair van toepassing aangezien Marietje economisch actief wil worden.

Vraag 2

Week 6, HC11, HVII paragraaf 5.

Marietje is gevestigd in een andere lidstaat dan Litouwie en wil haar diensten dan ook aanbieden in deze lidstaat, hierdoor is het vrije verkeer van diensten van toepassing is zie art. 56 VWEU. Een dienstverlener moet gevestigd zijn in de lidstaat waar zij haar diensten verricht ontmeent het nuttig effect aan het dienstenverkeer. Dit levert een belemmering op, zie Van Binsbergen. Dat een vergunning vereist is, is een belemmering van het vrije verkeer van diensten omdat dit onaantrekkelijk kan zijn om diensten aan te bieden in Litouwie.

Het is een discriminatoire belemmering om de vergunning te weigeren alleen op grond van de vestigignsplaats van Marietje. Het is controverieel of deze belemmering als evenredige maatregel gerechtvaardigd kan worden. Vereist voor evenredigheid is dat de maatregel noodzakelijk is voor het bereiken van de doelstelling en niet verder gaan dan wat strikt noodzakelijk is. Dwingende eisen zijn in verband met gokdiensten geaccepteerd, zoals het tegengaan van criminaliteit en bescherming van de bevolking tegen de gevaren van gokverslving. De maatregelen moeten dan wel evenredig en noodzakelijk zijn, zie Placania.

Ter bereiking van deze doelstelling lijkt het vergunningsvereiste niet verder te gaan dan wat noodzakelijk is, tenzij uit haar thuisland vergunningvereisten buiten beschouwing gelaten worden, dit is naar analogie toegepast van Webb. Doordat Marietje haar bedrijf geweigerd wordt conform handhavingsoverwegingen terwijl minimaal gehandhaafd is in het verleden wijst op onevenredigheid. Dat Marietje leges moet betalen ter dekking van de handhavingskosten, terwijl de inspectiekosten al gedekt worden, wijst ook op onevenredigheid.

Vraag 3

Week 6, HC11, HVII paragraaf 5.2 randnummer 105 e.v.

Stomka’s situatie is volledig intern waardoor haar opvatting volstrekt onhoudbaar is. Er is geen grensoverschrijdend element omdat zij woonachtig is in dezelfde lidstaat waar zij haar diensten wil aanbieden. Beperkingen van de fundamentele vrijheden moeten objectief gerechtvaardigd zijn, in casu lijkt het voornamelijk dat Stomka haar opvatting hier onevenredig is omdat van degenen die een vergunning aanvragen kan worden gevraagd dat zij aantonen dat zij voldoen aan de voorwaarden, zolang deze noodzakelijk en evenredig zijn.

Vraag 4

Week 3, HC5, HV paragraaf 2.4 en paragraaf 3.

De strengere regels voor Marietje volgen uit de aanpassing van de Dienstenrichtlijn die discriminatoire regels toe zou staan. Dit lijkt in strijd met het Werkingsverdrag, zodat hij de ongeldigheid van de richtlijn in het licht van het Verdrag zou moeten aantonen. Een rechtstreeks beroep tot nietigverklaring op grond van artikel 263 VWEU lijkt te mislukken omdat de Richtlijn haar niet rechtstreeks zal raken (De omzettingswetgeving zal alleen doen). Zij wordt rechtstreeks geraakt wordt in haar hoedanigheid van persoon die een economische activiteit uitoefent, zie het arrest Plaumann. Zij kan wel de nationale implementatiewetgeving, of toepassing ervan op haar bedrijf, aanvechten met een beroep op de ongeldigheid van de wetgeving die aan de implementatie ten grondslag ligt. Zo kan Marietje voor de nationale rechter de ongeldigheid van de richtlijn aanvoeren. Dit heeft als gevolg dat de nationale rechter een prejudiciële vraag zal moeten stellen als hij twijfelt aan de geldigheid van de Dienstenrichtlijn, zie het arrest Foto Frost. Een beroep wegens schadevergoeding heeft waarschijnlijk weinig kans van slagen vanwege het feit dat hiervoor een voldoende gekwalificeerde schending vereist is, hetgeen niet snel aangenomen wordt en ook moeilijker is om aan te tonen dan de ongeldigheid.

Vraag 5

Week 1 en week 2, HC2 en HC3, HIV paragraaf 4.1

Voor een juist antwoord moesten hier drie rechtsgronden besproken worden. Namelijk artikel 192 VWEU inzake milieubescherming, artikel 114 VWEU betreffende de harmonisatie van de interne markt en artikel 194 VWEU inzake energiebeleid.

In de context van artikel 192 moest besproken worden of de voorgestelde maatregel onder artikel 192 lid 1 of artikel 192 lid 2 VWEU valt, omdat bepaalde energiebronnen verboden worden voor het opwekken van elektriciteit zie lid 2 onder c en de maatregelen van invloed zijn op de ruimtelijke ordening zie lid 2 onder b, eerste streepje. Artikel 114 is essentieel aangezien de richtlijn normen bevat ten aanzien van bepaalde producten. Omdat het gaat om een richtlijn inzake duurzame energie is artikel 194 eveneens relevant, zie hier ook de tweede alinea van het tweede lid ivm het verbod kolen te gebruiken voor elektriciteitsopwekking.

Naast de grondslagen moesten ook de redenen voor de relevantie van elk van deze rechtsgrondslagen aangegeven worden. Voorts had het advies ook moeten verwijzen naar de jurisprudentie van het Hof van Justitie over de keuze van de juiste rechtsgrondslag, als voorbeeld had de Tabaksreclame genoemd kunnen worden.

Vraag 6

Week 1, HC1 en HC2, HIII paragraaf 4.3

De gewone wetgevingsprocedure is in casu van toepassing, artikel 294 VWEU. Dit blijkt onder andere uit het feit dat de Commissie juridische acties wil ondernemen. Aan dergelijke acties is geen behoefte in het geval als de bijzondere wetgevingsprocedure van toepassing zou zijn. Voor een juist antwoord moest voornamelijk worden ingegaan op de mogelijkheden tijdens de wetgevingsprocedure en tevens na de afsluiting van de wetgevingsprocedure.

Tijdens de gewone wetgevingsprocedure, kan de Commissie een advies brengen waarin de juiste rechtsgrondslag wordt benadrukt. Zolang de Raad nog geen besluit genomen heeft, is het mogelijk dat de Commissie een herzien voorstel indient met vermelding van de juiste rechtsgrondslag, artikel 293 lid 2 VWEU. Voorts kan beargumenteerd worden dat de Commissie het voorstel kan intrekken op grond van artikel 17 VWEU.

De Commissie informeert het Europees Parlement van haar advies tijdens de eerste lezing conform artikel 294 lid 6 VWEU. Vervolgens dient de Commissie tijdens de tweede lezing advies uit over de amendementen van het Europees Parlement krachtens artikel 294 lid 7 letter c VWEU. Als een amendement van het Europees Parlement de rechtsgrondslag wijzigt, kan de Commissie deze mogelijkheid gebruiken om de gedachten van het Europees Parlement te wijzigen. De Raad moet over de amendementen waarover de Commissie negatief advies heeft uitgebracht met eenparigheid van stemmen besluiten zie artikel 294 lid 9 VWEU. Per slot van rekening als de Raad en het Europees Parlement het niet eens zijn over de rechtsgrondslag dan neemt de Commissie deel aan de werkzaamheden van het bemiddelingscomité en neemt dan alle nodige initiatieven om de standpunten van het Europees Parlement en de Raad te verenigen op grond van artikel 294 lid 11 VWEU.

Als de voorgestelde maatregel goed is gekeurd kan de Commissie een beroep tot nietigverklaring beginnen op grond van artikel 263 VWEU. Voor een juist antwoord dient te verwezen worden naar de jurisprudentie van het Hof van Justitie zoals bijvoorbeeld de Bosbeschermingsverordening.

Vraag 7

Week 3 en week 4, HC6 t-m 9, HIV paragraaf 3 en 5.4.1 t-m 5.4.5

Voor een juist antwoord dient verwezen te worden naar overheidsaansprakelijkheid, de objectieve rechtmatigheidstoets, de plicht tot conforme interpretatie en de rechtstreekse werking. Deze instrumenten zijn ontwikkeld door het Hof van Justitie, zie Francovich, Marleasing, Van Gend & Loos en Kraaijeveld respectievelijk met een beroep op de voorrang van het Europees recht en de beginselen van autonomie zie Costa / ENEL en Van Gend & Loos.

Al deze instrumenten zijn gericht op het waarborgen van het nuttig effect en volle werking van het Europees Recht, artikel 4 lid 3 VEU en de bindende kracht van de Europese maatregel, zoals artikel 288 VWEU voor besluiten, richtlijnen en verordeningen. Alle instrumenten hebben min of meer een negatieve invloed op de soevereine macht van de lidstaten, waarbij de plicht tot conforme interpretatie het instrument is dat de soevereiniteit van lidstaten het minst inperkt.

Via de prejudiciële procedure worden alle instrumenten toegepast door de nationale rechter in nauwe samenwerking met het Hof van Justitie, artikel 267 VWEU. Binnen de grenzen van het nationale procesrecht dat weer is ingekaderd door de beginselen van effectiviteit en gelijkwaardigheid fungeren rechters als gedecentraliseerde Unie rechters, dit is het beginsel van procedurele autonomie, artikel 4 lid 3 VEU.

Vraag 8

Week 3, HC5, HV paragraaf 3.

Tussen het Hof en de nationale rechterlijke instanties zijn de doorwerkingsmechanismen gebaseerd op een nauwere samenwerking, artikel 4 lid 3 VEU, dit functioneert via de prejudiciële procedure van artikel 267 VWEU. In de visie van het Hof zijn de nationale rechters de zwakste schakel in dit stelsel. Nationale procedureregels moeten gerespecteerd worden maar ze moeten ook binnen een bepaalde tijd beslissen. Dit vergroot de kans dat met betrekking tot de toepassing en interpretatie van de Europese wetgeving, nationale rechters eerder een fout maken. Het is ook mogelijk dat zelfs de hoogste rechters fouten maken die individuen schade kunnen berokkenen, zie Köbler.

Tevens moest in het antwoord vermeld worden dat dat de zaak Köbler de staatsaansprakelijkheid wegens schendingen van het Europees Recht uitbreidt tot fouten van de nationale rechter. Tot vergoeding van de schade lijkt het erop dat alleen kennelijke fouten hiertoe kunnen lijden, hiermee kan getwijfeld worden aan de effectiviteit van deze doctrine voor de personen die schade hebben geleden als gevolg van een rechterlijke fout.

Vraag 9

Week 2, HC3, HIV, paragraaf 4.2.

Begin met het schrijven van een definitie van het subsidiariteitsbeginsel, artikel 5 lid 3 VEU. Alleen op het gebruik van gedeelde bevoegdheden heeft subsidiariteit betrekking. Subsidiariteit is in het kader van de exclusieve bevoegdheden van de Europese Unie niet van toepassing. Het subsidiariteitsbeginsel kan ingezet worden als

1. De lidstaten niet in staat zijn om het gewenste doel te bereiken en op grond van

2. Schaal of effecten is de Unie in een betere positie om het gewenste doel te bereiken.

Het is duidelijk dat het subsidiariteitsbeginsel geen effect heeft op de overdracht van bevoegdheden aan de Unie, omdat alle gedeelde bevoegdheden al in het verdrag zijn opgenomen en het beginsel van bevoegdheidstoedeling de Unie verbied om haar bevoegdheid uit te breiden. Het subsidiariteitsbeginsel omvat alle uitoefening van gedeelde bevoegdheden omdat het een algemeen beginsel is. De toepassing is een gevolg van een politieke en deskundige beoordeling, hoewel het principe in rechte kan worden gehandhaafd. Om deze reden kan het Hof niet te ver gaan in de toetsing, in tegenstelling tot het evenredigheidsbeginsel.

Het evenredigheidsbeginsel en het subsidiariteitsbeginsel moeten duidelijk worden onderscheiden. Het Hof is niet de belangrijkste bewaker van het beginsel door deze terughoudende toetsing. Via het desbetreffende protocol is de handhaving van het beginsel voornamelijk politiek, waardoor de nationale parlementen van de lidstaten de Commissie kunnen verzoeken haar voorstel, gebaseerd op subsidiariteitsoverwegingen te heroverwegen. De gevolgen van het protocol zijn marginaal omdat de Commissie niet is verplicht om een voorstel in te trekken.

De directe invloed van dit beginsel op de uitoefening van de gedeelde bevoegdheden van de Unie zijn marginaal, ondanks het politieke signaal dat uitgaat van een ideaal van decentralisatie dat ten grondslag ligt aan de werking van de Unie. Het beginsel is dan ook niet bedoeld om van invloed te zijn op de toekenning van bevoegdheden tot de Unie.

Vraag 10

Week 3 en week 4, HC6 t/m HC9, HIV paragraaf 5.4.3 t/m 5.4.7.

Eerst wordt gekeken wat verstaan wordt onder een richtlijn. Uit artikel 288 VWEU blijkt de verplichting die op de lidstaten rust om de richtlijnen juist en op tijd, etc. moet duidelijk vermeld worden. Voor horizontale rechtstreekse werking moet aandacht besteed worden aan het feit dat richtlijnen gericht zijn tot lidstaten, hoewel dit geen afbreuk kan doen aan de noodzaak om richtlijnen na te leven. Als de omzetting inhoudelijk onjuist is of de omzetting te laat is, dan is verticale rechtstreekse werking mogelijk, hier wordt dan het begrip Staat ruim geïnterpreteerd, zie Marshall.

Horizontale rechtstreekse werking is van toepassing bij driehoekssituaties, zie Wells. Door middel van conforme interpretatie is indirecte rechtstreekse werking ook mogelijk. Per slot van rekening is er de staatsaansprakelijkheid, indien de andere doorwerkingsmechanismen niet van toepassing zijn. het is niet mogelijk dat een Staat zich beroept op een niet omgezette richtlijn tegen een individu. Het nuttig effect van het Europees recht wordt verzekert door de combinatie van regels uit Wells, Marshall en de conforme interpretatie die een situatie resulteren waarin een groot aantal horizontale situaties gedekt wordt. Het toestaan van horizontale rechtstreekse werking is een logische ontwikkeling.

De meeste horizontale situaties worden al gedekt, daarom is het geen noodzaak dat de aanpak van het Hof gewijzigd hoeft te worden. Het feit dat de richtlijnen alleen lidstaten binden is het aanknopingspunt voor de ontkenning van de horizontale rechtstreekse werking, artikel 288 VWEU. De Unie moet verordeningen vaststellen om plichten aan particulieren op te leggen. Voor het toestaan van horizontale rechtstreekse werking zou op gespannen voet staan met het evenredigheidsbeginsel, zie r.o. 24 van het arrest Faccini Dori, maar tevens met de woorden van artikel 288 VWEU. Per slot van rekening kunnen particulieren niet in staat worden geacht om na te gaan of de nationale wetgeving een richtlijn overtreedt, dit betekend dat horizontale rechtstreekse werking nadelig is voor de rechtszekerheid.

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Recht van de Europese Unie: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen & oefenvragen - RUG

Europees Recht - RUG - Oefententamen 2018/2019

Europees Recht - RUG - Oefententamen 2018/2019


Vragen

Vraag 1

Deelvraag 1: Doorwerking

In rechtsoverweging 36 van het arrest Dansk Industri overweegt het Hof van Justitie:

“Uit punt 47 van het arrest Association de médiation sociale (C-176/12, EU:C:2014:2) blijkt overigens dat het verbod van discriminatie op grond van leeftijd particulieren een subjectief recht verleent dat als zodanig kan worden ingeroepen en de nationale rechterlijke instanties ook in gedingen tussen particulieren verplicht nationale bepalingen die niet in overeenstemming zijn met dat verbod, buiten toepassing te laten.”

Schrijf naar aanleiding van deze rechtsoverweging een analyse over de doorwerking van algemene beginselen en bespreek hierin alle van de volgende aspecten:

  • de relevantie van de stelling van het Hof dat het verbod op discriminatie op grond van leeftijd “[aan] particulieren een subjectief recht verleent”;
  • de relatie tussen de hierboven weergegeven rechtsoverweging 36 uit Dansk Industri en de redenering van het Hof in Mangold;
  • in hoeverre de rechtspraak van het Hof in Mangold–Kücükdeveci–Dansk Industri relevant is voor de inroepbaarheid van andere algemene beginselen van Unierecht en/of grondrechten uit het Handvest, aan de hand van ten minste twee specifieke beginselen of grondrechten;
  • de rol van het rechtszekerheidsbeginsel in de doorwerking van algemene beginselen.

Deelvraag 2: Mededingingsrecht

Het Europees mededingingsrecht beoogt mededingingsverstorende gedragingen van ondernemingen te voorkomen en weg te nemen, om daarmee een efficiënte en open marktwerking te waarborgen. Volgens economen en juristen uit de zogenaamde “Chicago School” leidt de toepassing van het mededingingsrecht echter vaak tot bestraffing van efficiënte marktgedragingen zodat de marktwerking eerder wordt belemmerd dan beschermd. Deze inzichten brachten de zeer invloedrijke Amerikaanse jurist Robert H. Bork ertoe het mededingingsrecht te beschrijven als “a policy at war with itself” [een beleid in strijd met zichzelf]. In dezelfde trant omschreef hij de mededingingsverstorende gevolgen van de toepassing van het mededingingsrecht als “the antitrust paradox” [de paradox van het mededingingsrecht].

Ook in het Europees mededingingsrecht hebben deze inzichten hun sporen overduidelijk nagelaten. Bespreek in een kort essay aan de hand van twee van de onderstaande begrippen hoe de handhaving van het Europees mededingingsrecht, gelet op haar belangrijkste doelstellingen, probeert te voorkomen dat zij “een beleid in strijd met zichzelf” wordt. Gebruik voorbeelden en verwijs naar relevante rechtspraak.

  1. Inter-brand- en intra-brandconcurrentie
  2. Mededingingsbeperkende strekking
  3. Bijzondere verantwoordelijkheid
  4. Selectieve distributie

Deelvraag 3: Unieburgerschap

Het burgerschap van de Europese Unie stelt onderdanen van de lidstaten in staat vrij te reizen en te verblijven in andere lidstaten dan die waarvan zij de nationaliteit bezitten. Onder bepaalde voorwaarden kunnen ook niet-Unieburgers (ook wel “derdelanders” genoemd) een zogeheten “afgeleid verblijfsrecht” verkrijgen op grond van hetzij het Verdrag hetzij Richtlijn 2004/38. Schrijf een kort essay waarin u alle van de onderstaande aspecten bespreekt:

  • de betekenis van het begrip “afgeleid verblijfsrecht”;
  • wanneer en onder welke voorwaarden derdelanders aanspraak kunnen maken op zo’n afgeleid verblijfsrecht, met verwijzing naar ten minste drie
.....read more
Access: 
Public
Europees Recht - RUG - Oefententamen 2016/2017

Europees Recht - RUG - Oefententamen 2016/2017


Vragen

Vraag 1 – Decentrale selectie

Terah Graesin, die de Nederlandse nationaliteit bezit, woont al jaren met haar familie in Ierland. Ze zit in het eindexamenjaar van het Ierse equivalent van het vwo (ook zes jaar) en hoopt hierna diergeneeskunde te gaan studeren aan de Universiteit Utrecht (“UU”). Net als alle andere universiteiten in Nederland selecteert de UU alle diergeneeskundestudenten via decentrale selectie. Dit betekent dat er geen loting meer plaatsvindt, maar dat alle studenten moeten “solliciteren” om diergeneeskunde te kunnen studeren.

Voor de decentrale selectie hanteert de UU twee “routes” om je aan te melden: route A en route B. Route A is uitsluitend toegankelijk voor eindexamenkandidaten die in mei van het jaar van deelname aan de decentrale selectie meedoen aan het volledig centraal schriftelijk vwo-eindexamen en nog niet eerder hebben deelgenomen aan de decentrale selectie in Utrecht. Mocht dit niet op een student van toepassing zijn, dan doorloopt deze de decentrale selectie via route B. Bij route A word je geselecteerd op basis van je overgangscijfers van 5-vwo naar 6-vwo en een motivatiebrief. Studenten die gemiddeld een 7,5 staan voor de vakken wiskunde, natuurkunde, scheikunde en biologie worden bij een overtuigende motivatiebrief direct toegelaten. Bij route B moeten studenten deelnemen aan twee toetsingsdagen, waar zij een aantal toetsen moeten maken. Daarna wordt door middel van een ranking bepaald welke studenten toegelaten worden.

Terah krijgt te horen dat zij alleen aan route B kan deelnemen, omdat route A slechts openstaat voor scholieren die een vwo-opleiding volgen. Hier is voor gekozen omdat de UU op deze manier het niveau van studenten efficiënt kan beoordelen, en zo de kwaliteit van de diergeneeskundeopleiding kan waarborgen. Zij volgt in Ierland echter de vereiste vakken voor route A. Bovendien is haar gemiddelde voor deze vakken op dit moment gelijkwaardig aan een 8 op het vwo. Ze is zeer teleurgesteld dat zij zich niet via route A kan aanmelden en claimt dat haar vrij verkeersrechten geschonden worden.

Terah gaat bij het College van Beroep voor de Examens (“CBE”) van de UU in beroep tegen het besluit om haar niet toe te laten tot route A. Het CBE bestaat uit een onafhankelijke advocaat (die als voorzitter optreedt), een staflid van de UU en een student-lid. Leden worden benoemd voor de duur van drie jaar. Na het indienen van een beroep vindt een zitting plaats, waar de partijen hun positie nader kunnen toelichten.

De UU voert op de zitting aan dat deze situatie buiten de reikwijdte van het vrij verkeersrecht valt, omdat de EU geen bevoegdheden heeft op het gebied van onderwijs. Het CBE overweegt om een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie.

Adviseer de UU over de vraag of er hier sprake is van een schending van het vrij verkeersrecht (70 punten). Geef daarnaast aan op

.....read more
Access: 
Public
Europees Recht - RUG - Oefententamen 2015/2016

Europees Recht - RUG - Oefententamen 2015/2016


Vragen

Vraag 1

Begin 2010 neemt de Europese Unie een nieuwe Tabaksrichtlijn 2014/40/EU (“de Tabaksrichtlijn”) aan. Neem aan dat de implementatietermijn uiterlijk 1 januari 2012 verstreken is. De Tabaksrichtlijn regelt o.a. de hoeveelheid nicotine die een sigaret mag bevatten, de plaatsing van een gezondheidswaarschuwing op de verpakking van sigaretten en de mogelijkheid tot het maken van reclame voor en het aanprijzen van sigaretten. De richtlijn regelt voor het eerst ook de productie en verkoop van elektronische sigaretten (e-sigaretten). Artikel 20 stelt o.a. eisen aan de inhoud van e-sigaretten. Daarnaast worden lidstaten verplicht om reclame voor en het aanprijzen van e-sigaretten te verbieden. Nederland heeft eind 2015 de Tabaksrichtlijn geïmplementeerd door middel van een aantal aanpassingen aan de Tabakswet. Bij de implementatie heeft Nederland bovendien een verbod op het gebruik van e-sigaretten in bepaalde ruimtes ingevoerd. (zie de tekst hieronder uit de mini-reader)

Happypuff, een Engelse producent van e-sigaretten, levert deze al jaren aan Nederlandse winkelketens. In de zomer van 2012 is de directeur van Happypuff uitgenodigd op een groot Europees congres voor longartsen, dat wordt georganiseerd in Rotterdam. Hij zal hier spreken over de voordelen van e-sigaretten. Medio januari 2012 ontvangt Happypuff echter een besluit van de Nederlandse Longartsenvereniging (“NLV”), waarin deze mededeelt dat zij de directeur van Happypuff op basis van de Tabakswet verbiedt te spreken op het congres. Daarnaast is de directie van Happypuff zeer bezorgd dat het in Nederland ingevoerde verbod op het gebruik in bepaalde ruimtes zal leiden tot een sterke daling in de verkoop van e-sigaretten in Nederland.

Happypuff schakelt u nu in met twee specifieke vragen:

  1. Ten eerste vraagt zij zich af of het mogelijk is om de geldigheid van Artikel 20(5)(d) van de Tabaksrichtlijn aan te vechten, omdat dit het evenredigheidsbeginsel schendt.

  2. Ten tweede wil Happypuff de geldigheid van Artikel 10 van de Tabakswet aanvechten onder het vrij verkeersrecht.

Ontwerp een advies voor Happypuff, waarin u uw beredeneerde mening geeft over de twee hierboven genoemde aspecten. Geef hierbij ook aan door middel van welke procedures Happypuff deze doelen het beste zou kunnen realiseren.
 

MINI-READER: E-SIGARETTEN RICHTLIJN 2014/40/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name Artikel 114 (…)

Artikel 20 Elektronische sigaretten

(…)

5. De lidstaten zien erop toe dat:

(…)

d) elke vorm van publieke of particuliere bijdrage aan evenementen of activiteiten, of aan individuele personen met als doel dan wel direct of indirect effect het aanprijzen van elektronische sigaretten en navulverpakkingen, en waarbij meerdere lidstaten zijn betrokken of die in meerdere lidstaten plaatsvinden dan wel anderszins grensoverschrijdende effecten hebben, wordt verboden;

.....read more
Access: 
Public
Europees Recht - RUG - Oefententamen 2013/2014 (1)

Europees Recht - RUG - Oefententamen 2013/2014 (1)


Vragen

Vraag 1

Week 2, HIV, paragraaf 6.4, blz. 184-185

Leg in uw eigen woorden uit wat het begrip ‘indirecte discriminatie’ inhoud. Maak hierbij gebruik van de theorie, jurisprudentie van het Hof en Verdragsbepalingen om dit begrip uit te leggen.

Vraag 2

Week 2, HIV, paragraaf 4.1, blz. 135-138

Leg in uw eigen woorden uit wat het begrip ‘attributie’ inhoud. Maak hierbij gebruik van de theorie, jurisprudentie van het Hof en Verdragsbepalingen om dit begrip uit te leggen.

Vraag 3

Week 7, HVIII, paragraaf 6.4, blz. 361-363

Leg in uw eigen woorden uit wat het begrip ‘diensten van algemeen economisch belang’ inhoud. Maak hierbij gebruik van de theorie, jurisprudentie van het Hof en Verdragsbepalingen om dit begrip uit te leggen.

Vraag 4

Week 4, HC7

Leg in uw eigen woorden uit wat het begrip ‘decentrale unierechters’ inhoud. Maak hierbij gebruik van de theorie, jurisprudentie van het Hof en Verdragsbepalingen om dit begrip uit te leggen.

Vraag 5

Week 7, HC13, HVIII blz. 327, 340, 364-367

Lidstaat Tsjechopatië wordt gekenmerkt door weinig reliëf met vrij spel voor weer en vooral met wind. De Hooglandschapiërs zijn fanatieke scooterrijders maar als gevolg hiervan zijn die voortdurend aan het klagen over de tegenwind.Voor de Branchevereniging voor de scooterhandel in Hooglandschappië (BSH), een vereniging die 94% van alle handelaren in scooters verenigt en wiens leden ruim 97% van alle scooters in Hooglandschappië verkopen, is dit aanleiding om een prominente promotiecampagne op te zetten ten behoeve van de Miniscooter. Onderdeel van deze campagne is een lobby bij de regering van Hooglandschappië die erin resulteert dat er een fiscale regeling komt die de aanschaf van scooters voor het woon-werkverkeer stimuleert vanwege de positieve effecten op de volksgezondheid (mensen worden vrolijker), milieubescherming (minder uitstoot van auto’s) en het verkeer (minder files).

Om de consument tegemoet te komen heeft de BSH een keurmerk opgericht voor goede scooters die onder meer voldoende vermogen hebben om met de akelige tegenwind goed te kunnen rijden en natuurlijk veilig zijn doordat zij voldoende remcapaciteit hebben. De precieze regels en criteria voor het keurmerk worden vastgesteld door een werkgroep bestaande uit de kaderleden van de BSH die zijn benoemd op voordracht van de algemene ledenvergadering (ALV). In de praktijk kopen consumenten alleen scooters met het keurmerk en veel werkgevers hebben een vereenvoudigde regeling om gebruik te maken van de fiscale stimulering die alleen van toepassing is op scooters met het keurmerk.

Stomkie en Slimskie Oensma, twee neven met een heerlijke ondernemerslust, importeren al jaren de ‘Scootontrique’, een zeer hippe scooter uit het land dat ons de Tour de France pour le scooter bracht. Helaas komen zij niet in aanmerking voor het keurmerk, aangezien het elektrisch vermogen dat hiervoor nodig is alleen geleverd kan worden met een zeer grote accu die niet in of op het frame van

.....read more
Access: 
Public
Europees Recht - RUG - Oefententamen 2013/2014 (2)

Europees Recht - RUG - Oefententamen 2013/2014 (2)


Vragen

Vraag 1

Week 5, HIV, paragraaf 2, blz. 127-130

Leg in uw eigen woorden uit wat het begrip ‘onvoorwaardelijk’ inhoud. Maak hierbij gebruik van de theorie, jurisprudentie van het Hof en Verdragsbepalingen om dit begrip uit te leggen

Vraag 2

Week 7, HVIII, paragraaf 5, blz. 354-357

Leg in uw eigen woorden uit wat het begrip ‘CoVo’ inhoud. Maak hierbij gebruik van de theorie, jurisprudentie van het Hof en Verdragsbepalingen om dit begrip uit te leggen.

Vraag 3

Week 5, HVII, paragraaf 3.3.1, blz. 268-271

Leg in uw eigen woorden uit wat het begrip ‘maatregelen van gelijke werking’ inhoud. Maak hierbij gebruik van de theorie, jurisprudentie van het Hof en Verdragsbepalingen om dit begrip uit te leggen.

Vraag 4

Week 3, HV, paragraaf 3.1, blz. 228-237

Leg in uw eigen woorden uit wat het begrip ‘Zwakke schakel ’ inhoud. Maak hierbij gebruik van de theorie, jurisprudentie van het Hof en Verdragsbepalingen om dit begrip uit te leggen.

Vraag 5

Week 5, arrest Servatius en art. 63, 56 en 49 VWEU, HC10

Slimpie en Stomkie zijn helemaal klaar met Hooglandschappië, de lidstaat waar ze geboren en getogen zijn. Jarenlang hebben zij gestemd op de tegenpartij en dit heeft hen niet de status van vrije jongens opgeleverd. Ze zijn juist eerder uitgeknepen en zijn ten einde raad. Slimpie en Stomkie besluiten dan ook om een vakantiehuis te kopen in Amusementië. Deze lidstaat heeft prachtig mooi weer en is erg aantrekkelijk voor toeristen. Het vakantiehuis staat op het vakantiepark ‘Casa di Mama’ dat wordt gerund door Marco B. Marco maakt de met het jarenlange verblijf gemoeide bedrag aan toeristenbelasting in één keer over, dit omdat hij leeft voor de wet.

De burgemeester lijkt erg tevreden maar ergens vermoed hij een rattenspel. Na aanleiding van een gesprek met Marco komt de burgemeester er achter dat Slimpie en Stomkie voornemens hebben om langdurig in het huisje te verblijven. Dit is tegen de regels, het bestemmingsplan verbiedt de permanente bewoning van vakantiewoningen, aangezien de bewoners of de eigenaren van deze woningen een lagere onroerende zaakbelasting betalen dan de bewoners of eigenaren van reguliere woningen. Aldus begint de burgemeester een bestuursrechtelijke procedure om Slimpie en Stomkie het huisje uit te zetten.

Welke fundamentele vrijheid zouden Slimpie en Stomkie in deze casus kunnen inroepen? U hoeft niet op de rechtvaardiging van de eventuele beperking in te gaan.

Vraag 6

Week 2, HC4, H5, paragraaf 2.3.1 blz. 196-197 en week 3, HC5

Tot welke instantie(s) zouden Slimpie en Stomkie zich moeten wenden in verband met de onder vraag 2a gegeven oplossing(en)?

Vraag 7

Week 6, HC12, arrest Gebhard, Schnitzer en Säger. HVII, paragraaf 4.7 blz. 301-305

Slimpie en Stomkie zien het ondanks de tegenslag helemaal zitten in Amusementië. Door het prachtige weer en het toeristische gebied zijn ze helemaal verkocht. Slimpie

.....read more
Access: 
Public
Europees Recht - RUG - Oefententamen 2012/2013 (1)

Europees Recht - RUG - Oefententamen 2012/2013 (1)


Vragen

Vraag 1

Week 6, HC11 en HC12, HVII paragraaf 4 en 5.

Marietje Puk heeft haar leven lang gewerkt als advocaat in lidstaat Polsika en besluit op haar 59e een nieuwe uitdaging door een gokbedrijf op te zetten in lidstaat Litouwie. Ongelukkigerwijs staat de wet van Litouwie dit niet toe, zodat Marietje vanuit lidstaat Hongarka, waar dit wel is toegestaan, haar bedrijf opzet dat een website beheert die geheel in het Litouwie is gesteld. Via deze website kan worden deelgenomen aan diverse online kansspelen en kan uiteraard gegokt worden. Om deel te kunnen nemen aan kansspelen is het vereist dat de spelers zich een creditcardnummer opgeven en zich registreren. Conform de wetgeving van Litouwie is het de banken van die lidstaat verboden creditcardtransacties ten gunste van bedrijven uit te voeren die op een zogenaamde zwarte lijst staan. Dit verbod is heeft als doel om de bevolking te beschermen tegen gokverslaving en ongebreidelde goklust. Dit betekent dat het voor Marietje haar bedrijf dat op de zwart lijst staat het niet mogelijk is om aan de inwoners van Litouwie gokdiensten aan te bieden. Het is Marietje gelukt om een bank te vinden (ICE BANK) die wel bereid is om dit soort transacties uit te voeren voor Marietje haar bedrijf. Zodra het duidelijk is dat de wet is overtreden zal ICE bank meteen strafrechtelijk vervolgd worden.

Welke fundamentele vrijheid of vrijheden zijn/is op deze casus van toepassing? Geef hierbij aan waarom één of meerdere vrijheden naar uw mening niet van toepassing is/zijn?

Vraag 2

Week 6, HC11, HVII paragraaf 5.

Inmiddels is de wetgeving van Litouwie geliberaliseerd. Dat betekent dat ondernemers een vergunning kunnen krijgen om online gokdiensten aan te kunnen bieden. Om voor deze vergunning in aanmerking te komen moeten de ondernemers voldoen aan een aantal vereisten ter zake van de betrouwbaarheid, kundigheid en integriteit teneinde het witwassen van zwart geld en belastingontduiking tegen te gaan. Tevens is het vereist dat de ondernemers in Litouwie gevestigd moeten zijn. Marietje besluit dan ook om een vergunning aan te vragen, maar deze wordt geweigerd enkel en alleen om het feit dat zij niet in Litouwie gevestigd is. Marietje gaat hiertegen in beroep bij de rechter. Litouwie voert bij de rechter aan dat deze regel is gerechtvaardigd door de noodzaak te allen tijde en tegen relatief lage kosten effectief toezicht uit te kunnen oefenen op de aanbieders van online gokdiensten. Litouwie hanteert dezelfde eisen ten aanzien van aanbieders van offline gokdiensten, maar in de afgelopen elf jaar zijn slechts een aantal van deze aanbieders gecontroleerd. Aan de vergunning zijn jaarlijkse leges verbonden die dienen ter dekking van de inspectiekosten.

Wat is uw mening over onverenigbaarheid van deze gang van zaken met recht van de Europese Unie?

Vraag 3

Week 6, HC11, HVII paragraaf 5.2 randnummer 105 e.v.

.....read more
Access: 
Public
Europees Recht - RUG - Oefententamen 2012/2013 (2)

Europees Recht - RUG - Oefententamen 2012/2013 (2)


Vragen

Vraag 1

Week 5, HC10, HVII paragraaf 3.

Het zakelijk instinct van Marietje en Stomka is nog steeds niet uitgeput en ze besluiten samen om scooters te gaan verkopen. Deze scooters zijn bijzonder populair in die lidstaten met een grote populatie van jongere mensen. Stomka laat de Scooters maken in Bangladesh en importeert de scooters vervolgens in lidstaat Polsika, waar deze scooters legaal verhandeld kunnen worden. Vanuit die lidstaat worden de scooters over de verschillende andere lidstaten gedistribueerd. In een lidstaat Scootsie vindt de distributie plaats via een online winkel die is geregistreerd in Scootsie en wordt geleid door Marietje vanuit Hamsterdam, de hoofdstad van Scootsie, en waar de online winkel ook een winkel heeft.

Marietje en Stomka verkopen veel scooters via de online winkel. Als de politie langskomt om een overtreding van een nieuwe Wet op de verkeersveiligheid van scooters te constateren blijkt dit succes van korte duur te zijn.

Deze Wet vereist dat deze scooters worden verkocht in niet-online winkels in combinatie met afdoende training voor de bestuurders van de scooters. Het is overduidelijk voor het Openbaar Ministerie dat de verkoop van scooters via het internet nooit kan voorzien in voldoende training voor de bestuurder. Ten overstaan van de strafrechter beroept Marietje zich op het Werkingsverdrag. In antwoord hierop geeft het Openbaar Ministerie aan dat Bengalese scooters niet onder dit Verdrag vallen omdat de scooters zijn geproduceerd buiten de Europese Unie.

Hoe zou volgens u de rechter moeten oordelen over de argumenten van het Openbaar Ministerie en de argumenten van Marietje gelet op het EU recht?

Vraag 2

Week 5, HC10, HVII paragraaf 3.3.1 en 3.5.

De regering van Scootsie is nog steeds bezorgd over de veiligheid van scooters en de regering neemt een nieuwe wet aan die een rijbewijs voor bestuurders van scooters verplicht stelt. Bovendien mogen dergelijke scooters in de bebouwde kom alleen op fietspaden worden gebruikt. Deze regels volgen op wetenschappelijk onderzoek van de incidenten met scooters dat laat zien dat de mensen met een vrijwillig rijbewijs 76% minder kans hebben om bij een ongeluk betrokken te zijn. Ditzelfde onderzoek toont tevens aan dat de overgrote meerderheid van ongelukken met scooters plaatsvindt buiten de fietspaden.

Beredeneer uw mening betreft de verenigbaarheid van deze maatregelen met het Europees recht.

Vraag 3

Week 7, HC13, HVIII paragraaf 2.

Scooters moeten regelmatig worden onderhouden door een erkende scootermaker. Het merendeel van de scootermakers is aangesloten bij de Vereniging van Scootermakers en Reparateurs (VSR). Stomka is echter geen lid van deze vereniging. Tijdens de algemene leden vergadering van de VSR is besloten dat er een lijst komt met scooters die niet langer worden onderhouden. De scooters die Stomka verkoopt staan op de zwarte lijst en worden aldus niet onderhouden. Uit de notulen blijkt dat dit besluit is genomen om Stomka van

.....read more
Access: 
Public
Europees Recht - RUG - B3 - Hoorcollegeaantekeningen 2016/2017

Europees Recht - RUG - B3 - Hoorcollegeaantekeningen 2016/2017


Let op: in 2017/2018 is de volgorde van de behandelde onderwerpen gewijzigd. Inhoudelijk sluiten de hoorcollegeaantekeningen uit 2016/2017 wel aan bij de hoorcolleges uit 2017/2018.

Het onderwerp mededingingsrecht wordt in 2017/2018 in week 5 behandeld en de interne markt in week 6 en week 7.

Hoorcolleges Week 1: Inleiding, instellingen en rechtsbeginselen

Het eerste hoorcollege gaat over de instellingen van de Europese Unie en de besluitvorming binnen de Unie, wat voornamelijk geschiedt in Brussel. Het tweede hoorcollege gaat over de rechtsbeginselen die van toepassing zijn. Beide colleges worden gegeven door professor Hans Vedder, in samenwerking met Lorenzo Squitani.

Europese macht

Binnen de Europese Unie hebben we verschillende instellingen. De Europese Unie bestaat niet uit slechts één persoon, maar bestaat uit verschillende instellingen die samenwerken om te bekijken naar het Europese belang. De instellingen zijn genoemd in artikel 13 VEU. Nadere regels omtrent de verschillende instellingen zijn vastgelegd in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De Europese Unie kent verschillende waarden, doelstellingen en belangen, die tevens genoemd staan in artikel 3 VEU. Een van die doelstellingen is de Europese integratie. De Europese integratie is slechts een instrument om een hoger doel te bereiken: het worden van een betere wereldspeler. Dit doet men om de vrede te bewaren. Artikel 3 VEU luidt namelijk: “De Unie heeft als doel de vrede, haar waarden en het welzijn van haar volkeren te bevorderen.” Het instellen van de Europese Unie is succesvol gebleken, omdat de vrede al vele jaren gewaarborgd is, ten aanzien van goederen, diensten en kapitaal. Deze hoge doelen, welzijn en vrede, zijn nader neergelegd in subdoelen. Deze subdoelen komen nader aan bod in rechtsbeginselen. Het overdragen van bevoegdheden creëert de behoefte aan een institutioneel stelsel. De Founding Fathers, zes oorspronkelijke lidstaten, hebben verdragen gecreëerd, om botsende belangen af te kunnen wegen. Door het invoeren van het Landbouwbeleid moet men aan de ene kant zorgen voor een zo goedkoop mogelijke prijs voor groenten en aan de andere kant moet men zorgen voor voldoende inkomsten voor de boeren. De hogere inkomsten van de boeren worden niet gewaarborgd door het goedkoop maken van de groenteprijzen. De inkoopkosten moeten dan ook lager liggen. De regelgeving in verdragen moet daarom ook altijd nader worden ingevuld, zoals staat beschreven in artikel 34 jo. 36 VWEU. Het relationele kader zorgt ervoor dat de belangen nader moeten worden afgewogen.

Instellingen van de Europese Unie

Binnen de Europese Unie kent men zeven verschillende instanties,

.....read more
Access: 
Public
Samenvattingen en studiehulp voor Rechten Bachelor 3 aan de Rijksuniversiteit Groningen
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1693
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer