Rechtseconomie - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 1


Vragen

De vragen zijn gekoppeld aan hoofdstuk 1 en 2 van 'Recht en efficientie'. 

Probleem 1

Bereken het consumentensurplus voor een prijs van 2 en van 0. Waarbij een grafiek weergegeven wordt in dia 2 die een lijn weergeeft tussen een prijs van 10 en een aantal van 100.

Probleem 2

Je bedrijf produceert luxe vliegtuig maaltijden. Air France betaalt je USD 10 per maaltijd. Het aantal maaltijden per dag is afhankelijk van het aantal werknemer-uren per dag (zie tabel). Dia 4.

A: Als het loon USD 15 per uur is en uw dagelijkse vaste kosten voor het gebouw USD 60 bedragen, wat is dan de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden?

B: Als het loon USD 15 per uur is en uw dagelijkse vaste kosten voor het gebouw USD 30 bedragen, wat is dan de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden?

C: Wat is de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden als er een belasting van USD 10 wordt geïntroduceerd (loon 15 dollar per uur, vaste kosten voor het gebouw 60 dollar)

D: Wat is de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden als er een belasting van 2 dollar wordt geïntroduceerd per maaltijd ?(loon USD 15 per uur, vaste kosten voor het gebouw USD 60)

Probleem 3

Wat is het winstmaximaliserende niveau van output en hoeveel winst zal dat opleveren als de Prijs per koffie USD 0.50 is? Bij deze vraag wordt een grafiek weergegeven met de lijnen: MK (marginale kosten), GTK (gemiddelde totale kosten) en GVK (gemiddelde variabele kosten).

Probleem 4

Bereken het producentensurplus bij de grafiek op dia 13. Daar is de aanbod en vraaglijn weergegeven.

Probleem 5

Energieproductie leidt tot broeikasgasemissies. Bedrijven zijn alleen geïnteresseerd in hun eigen kosten. Hoe kan de wetgever dit corrigeren? Toon dit grafisch aan. Dit wordt aangetoond in de grafiek van dia 15.

Probleem 6

Wat is het verschil tussen collectieve goederen en individuele goederen? Geef van elk een voorbeeld.

Probleem 7

A: Energieproductie leidt tot broeikasgasemissies. Bedrijven zijn alleen geïnteresseerd in hun eigen kosten. Hoe kan de wetgever dit corrigeren? Toon dit grafisch aan

B: Waarom belasten we bedrijven en niet huishoudens  - maakt het uit?

Antwoordindicatie

Probleem 1

Reserveringsprijs: de maximale prijs die men bereid is te betalen om een ​​bepaald goed of een bepaalde service te kopen

Consumentensurplus:

($10-$2) * 80,000 liter* (1/2) = $320,000

($10-$0) * 100,000 liter * (1/2) = $500,000

Probleem 2

A:  Daarvoor maak je een tabel zoals in dia 7. Waarbij je 5 rijen maakt: aantal maaltijden, totale omzet ($/dag), totale arbeidskosten (uren x salaris), totale kosten (arbeidskosten + vaste kosten) en de winst (Dollar/dag) (omzet-kosten). Hierbij is te vinden dat bij 20 maaltijden per dag de winst 35 dollar is. Wanneer je meer of minder maaltijden gaat produceren wordt de winst minder. Dus is 20 maaltijden de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden. Berekening: omzet is 200 bij 20 maaltijden, de totale arbeidskosten zijn: 7x15 = 105. (7 volgt uit tabel dia 5, en staat voor het aantal werknemers uren er nodig zijn voor het produceren van 20 maaltijden per dag) De totale kosten zijn: 105 + 60 = 165. De winst is daardoor: 200-165 = 35 dollar.

B: Daarvoor wordt weer een tabel gemaakt zoals genoemd in opdracht 2a. Het verschil is hier dat de vaste kosten niet 60 dollar zijn maar 30 dollar. Dit deel in de tabel zal dan ook veranderen ten opzichte van vraag a, dat is de rij met daarin de totale kosten (arbeidskosten + vaste kosten). De winst gaat omhoog met 30, omdat de vaste kosten met 30 omlaag zijn gegaan. De winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden blijft 20. Het verschil is dat hier de winst 65 dollar is, en niet zoals bij vraag a 35 dollar.

C: Belasting reduceert de winst met $ 10 per dag. Winstmaximaliserend outputniveau is nog steeds 20. De vaste kosten zijn onafhankelijk van de output. Dus er is ten opzichte van vraag a alleen een verandering in de totale kosten, daar is 10 dollar bij opgekomen (105 + 60 + 10). Daardoor is de winst met 10 gedaald ten opzichte van vraag a, dus de winst is nu 25 dollar.

D: Belasting beïnvloedt winstmaximaliserend outputniveau. de kosten zijn afhankelijk van de output. Hier is sprake van verhoging van de variabele kosten. In dit bedrijf maak je dan geen winst meer door die 2 dollar extra per maaltijd. Bij het produceren van 15 maaltijden per dag kom je uit op een winst van nul, dat is de beste optie, omdat dan geen verlies geleden wordt.

Probleem 3

Bij een prijs van 0,50 dollar per koffie trek je een denkbeeldige lijn naar de lijn van MK, dan zie je dat er 260 eenheden worden geproduceerd bij een prijs van 0.50 dollar. Dus dan is de opbrengst 0.50 x260 = 130. Maar de kosten zijn dan 260 x 1,18 (want de totale kosten bij 260 eenheden ligt op 1,18 per eenheid, dat kan men aflezen uit de grafiek dia 6) dus de kosten zijn hoger dan de opbrengst, dus men draait hier verlies. Wil men produceren dan is er tenminste een prijs voor koffie nodig van 0,68 dollar, want dan kruist de lijn van MK de lijn van GVK, en zijn de variabelen kosten dus niet meer hoger dan de prijs voor koffie. Wanneer de MK lijn onder de lijn van GVK ligt, betekent dat dan we niet willen produceren. Dus met een prijs van 0.50 dollar gebeurt er niets.

Berekeningen: TK = GTK * Q = $1.18 / koffie * 260 kop = $306.80 / dag. VK = GVK * Q = $0.68 / koffie * 260 kop = $176.80 / dag . Daaruit volgt: $306.80/dag - $176.80/dag = $130/dag

Probleem 4

Het producentensurplus wordt weergegeven door de ‘driehoek’ 3, 12 en 0. Berekening: = ($3/slice) (12,000 slices/dag) (1/2) = $18,000 slices /dag. Dus het producentensurplus is $18,000 slices per dag.

Probleem 5

De differentiecurve is een weergave van de goederencombinaties waartussen een individu indifferent is. Het gaat hier om de veronderstelling dat er meer wordt geprefereerd boven minder, wat betekent dat als pakketten op een hoger gelegen indifferentiecurve liggen, geprefereerd worden boven pakketten die op een lager gelegen indifferentiecurve liggen. Een hoger gelegen indifferentie representeert een hoger nutsniveau, en een lager gelegen indifferentiecurve representeert een lager nutsniveau. 

Punt a heeft (ongeveer) 13 eenheden van Burritos en 30 eenheden van Pizza’s.

Punt b heeft 10 eenheden van Burritos en (ongeveer) 28 eenheden van Pizza’s.

Punt c heeft 25 eenheden van Burritos en 15 eenheden van Pizza’s. 

Conclusie: Pakket C bestaat uit 25 eenheden van B en 15 eenheden van P. Pakket A bevat 13 eenheden van B en 30 eenheden van P. Een individu vindt pakket C even goed als pakket A, omdat beide pakketten op dezelfde indifferentiecurve liggen. Dit betekent dat als we uitgaan van pakket C, het individu bereid is om 12 eenheden van goed B op te geven om 15 eenheden van goed P extra te krijgen. Dit betekent dat de hoeveelheid van het ene goed toeneemt en de hoeveelheid van het andere goed afneemt.

Probleem 6

Collectieve goederen zijn non-rivaliserend en non-exclusief. Non-rivaliserend betekent dat het gebruik van de één niet ten koste gaat van het gebruik door de ander. Non-exclusief betekent dat iedereen het kan gebruiken en dat je dus niemand kan uitsluiten van het gebruik. Individuele goederen zijn rivaliserend en exclusief. Rivaliserend betekent dat het gebruik van de één ten koste gaat van het gebruik door de ander. Exclusief betekent dat één iemand er gebruik van kan maken en dat je dus iemand kan uitsluiten van het gebruik (eigendomsrecht is een voorbeeld). 

Probleem 7

A: Zie de grafieken op dia 19,20 en 21.

B:

- Transactiekosten

- De kosten vallen altijd op de acteurs die het het minst kunnen vermijden

- Het juridische incident van belastingheffing is onafhankelijk van het economische incident

(The legal incident of taxation has no effect on the economic incident)

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Rechtseconomie - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019

Rechtseconomie - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 1

Rechtseconomie - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 1


Vragen

De vragen zijn gekoppeld aan hoofdstuk 1 en 2 van 'Recht en efficientie'. 

Probleem 1

Bereken het consumentensurplus voor een prijs van 2 en van 0. Waarbij een grafiek weergegeven wordt in dia 2 die een lijn weergeeft tussen een prijs van 10 en een aantal van 100.

Probleem 2

Je bedrijf produceert luxe vliegtuig maaltijden. Air France betaalt je USD 10 per maaltijd. Het aantal maaltijden per dag is afhankelijk van het aantal werknemer-uren per dag (zie tabel). Dia 4.

A: Als het loon USD 15 per uur is en uw dagelijkse vaste kosten voor het gebouw USD 60 bedragen, wat is dan de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden?

B: Als het loon USD 15 per uur is en uw dagelijkse vaste kosten voor het gebouw USD 30 bedragen, wat is dan de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden?

C: Wat is de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden als er een belasting van USD 10 wordt geïntroduceerd (loon 15 dollar per uur, vaste kosten voor het gebouw 60 dollar)

D: Wat is de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden als er een belasting van 2 dollar wordt geïntroduceerd per maaltijd ?(loon USD 15 per uur, vaste kosten voor het gebouw USD 60)

Probleem 3

Wat is het winstmaximaliserende niveau van output en hoeveel winst zal dat opleveren als de Prijs per koffie USD 0.50 is? Bij deze vraag wordt een grafiek weergegeven met de lijnen: MK (marginale kosten), GTK (gemiddelde totale kosten) en GVK (gemiddelde variabele kosten).

Probleem 4

Bereken het producentensurplus bij de grafiek op dia 13. Daar is de aanbod en vraaglijn weergegeven.

Probleem 5

Energieproductie leidt tot broeikasgasemissies. Bedrijven zijn alleen geïnteresseerd in hun eigen kosten. Hoe kan de wetgever dit corrigeren? Toon dit grafisch aan. Dit wordt aangetoond in de grafiek van dia 15.

Probleem 6

Wat is het verschil tussen collectieve goederen en individuele goederen? Geef van elk een voorbeeld.

Probleem 7

A: Energieproductie leidt tot broeikasgasemissies. Bedrijven zijn alleen geïnteresseerd in hun eigen kosten. Hoe kan de wetgever dit corrigeren? Toon dit grafisch aan

B: Waarom belasten we bedrijven en niet huishoudens  - maakt het uit?

Antwoordindicatie

Probleem 1

Reserveringsprijs: de maximale prijs die men bereid is te betalen om een ​​bepaald goed of een bepaalde service te kopen

Consumentensurplus:

($10-$2) * 80,000 liter* (1/2) = $320,000

($10-$0) * 100,000 liter * (1/2) = $500,000

Probleem 2

A:  Daarvoor maak je een tabel zoals in dia 7. Waarbij je 5 rijen maakt: aantal maaltijden, totale omzet ($/dag), totale arbeidskosten (uren x salaris), totale kosten (arbeidskosten + vaste kosten) en de winst (Dollar/dag) (omzet-kosten). Hierbij is te vinden dat bij 20 maaltijden per dag de winst 35 dollar is. Wanneer je meer of minder maaltijden gaat produceren wordt de winst minder. Dus is 20

.....read more
Access: 
Public
Rechtseconomie - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 2
Rechtseconomie - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 3

Rechtseconomie - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 3


Vragen

Probleem 1

De Stichting Ontwikkelingen Mededingingsrecht organiseert jaarlijks een congres Mededingingsrecht. Dit congres biedt een unieke gelegenheid om ervaringen uit te wisselen met vakgenoten bij de toezichthouders, advocatuur, politiek, het bedrijfsleven en de rechterlijke macht. Op dit congres raken 40 houtslijpproducenten met elkaar aan de praat. Deze 40 houtslijpproducenten zijn verdeeld over vijf Nederlandse ondernemingen, waarvan drie Nederlandse ondernemingen over de hele wereld actief zijn. Naast deze 40 houtslijpproducenten, verdeeld over vijf Nederlandse ondernemingen.

De 40 houtslijpproducenten praten onder andere over hun winst en over de prijs van houtslijp. Ze besluiten om onderling te gaan samenwerken door de prijs te verhogen, omdat ze denken dat ze op die manier hun winst kunnen vergroten. Helaas voor de 40 houtslijpproducenten komt de Europese Commissie erachter dat er een kartel gaande is. Met oog op het kartelverbod, legt de Europese Commissie boetes op aan de vijf Nederlandse ondernemingen, variërend tussen de 30.000 en 60.000 euro. Nadat de vijf Nederlandse ondernemingen kenbaar hebben gemaakt het hier niet mee eens te zijn, tekenen ze bezwaar aan bij het Europese Hof van Justitie.

A: Wat is het verschil tussen volledige mededinging en onvolledige mededinging? Is er in de bovenstaande situatie sprake van volledige mededinging of onvolledige mededinging? 

B: Op grond van welk artikel kan de Europese Commissie handhavend tegen het kartel optreden? Aan welke voorwaarden moet voldaan zijn, wil een beroep op dit artikel kunnen slagen? Bent u van mening dat aan de voorwaarden voldaan is? Welk effect heeft een kartel voor de welvaart (denk hierbij onder meer aan het consumentensurplus en het producentensurplus)?

Probleem 2

Stel dat het gaat om een Nederlandse onderneming die een marktaandeel van 50% bezit. Deze markt is zowel met betrekking tot het product als geografisch te omschrijven. De Europese Commissie is van mening dat de Nederlandse onderneming voor haar verkopen van Chiquita-bananen aan haar klanten in andere Europese lidstaten, onbillijke verkoopprijzen heeft toegepast. De Europese Commissie stelt dat dit een inbreuk is op artikel 102 VWEU.

Wat houdt de SSNIP-test in en hoe zou u deze test op deze casus toepassen?

Probleem 3

Wat is een eenzijdig ongeval? En wat is een bilateraal ongeval? Geef voorbeelden.

Probleem 4

Wat is de essentie van de risicoaansprakelijkheidsregel? Geeft het optimale prikkels om (optimale) zorg te betrachten?

Probleem 5

Wat is de essentie van de schuldaansprakelijkheid? Geeft het prikkels om (optimale) zorg te betrachten?

Probleem 6

Werkgevers hebben de plicht om te zorgen voor een veilige en gezonde werkomgeving voor hun werknemers. In bepaalde landen kunnen medewerkers schadevergoeding eisen voor schade veroorzaakt door iets op de werkplek. Leg uit,

.....read more
Access: 
Public
Rechtseconomie - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 4

Rechtseconomie - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 4


Vragen

Probleem 1

Een landbouwer heeft een oogst met een waarde van € 120.000. Deze oogst wordt door de luchtverontreiniging van een nabijgelegen fabriek bedreigd. De luchtverontreiniging kan echter vermeden worden door het plaatsen van een zuiveringsinstallatie die € 80.000 kost.

A: Wat wordt verstaan onder het Coase-theorema en wat zijn transactiekosten?
B: Luchtverontreiniging heeft effecten voor de welvaart. Wat zijn dit voor effecten en waarom heeft dit gevolgen voor de welvaart? 

C: Kan het Coase-theorema een uitkomst bieden om het probleem op te lossen? Ga in uw antwoord ook in op de transactiekosten.

Probleem 2

Wat moet je doen om een octrooi te verkrijgen? Zijn er redenen waarom bedrijven er liever geen aanvragen?

Probleem 3

Wat zijn de rechtseconomische problemen gerelateerd aan octrooien?

Probleem 4

De overheid moet één groot stuk onroerend goed kopen om één satellietvolgstation te bouwen. Er is slechts één geschikte plaats. Moet de overheid de eigenaar kunnen dwingen om het onroerend goed tegen een redelijke marktwaarde te verkopen?

Probleem 5

Lazer-printers genereren Fijnstof. Welke instrumenten kunnen worden gebruikt om de samenleving te beschermen?

Probleem 6

KLM overboekt altijd haar vluchten. Onderzoek dit vanuit een rechtseconomische perspectief.

Antwoordindicatie

Probleem 1

A: Het theorema stelt dat het inefficiënte gebruik van schaarse middelen dat kan ontstaan bij gemeenschappelijke eigendom, kan worden opgeheven door private eigendomsrechten toe te wijzen aan één van de betrokken partijen; aan wie de eigendomsrechten precies worden toegekend, maakt niet uit. De transactiekosten moeten voor de betrokken partijen laag zijn.

Transactiekosten zijn de kosten die gepaard gaan met het opstellen, afsluiten en (doen) naleven van overeenkomsten. Deze kosten komen voort uit activiteiten die moeten worden verricht als men als koper of verkoper wil optreden. Voorbeelden van transactiekosten zijn:

- Vergaren van relevante informatie;

- Onderhandelen over de verkoopvoorwaarden;

- Afsluiten van overeenkomsten;

- Controleren van de naleving van overeenkomsten;

- Het zo nodig afdwingen van de naleving ervan.

B: Het gaat hier om negatieve externe effecten. Dit houdt in dat anderen (derden) nadeel ondervinden zonder dat zij daarvoor een schadeloosstelling ontvangen. Negatieve externe effecten hebben als gevolg dat de maatschappelijke kosten (alle kosten die door de verschillende leden van de samenleving worden gedragen) hoger zijn dan de private kosten (kosten die voor rekening van de producent zelf komen). De vervuiler houdt alleen rekening met de kosten die hij zelf draagt, waardoor de productie

.....read more
Access: 
Public
Rechtseconomie - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 5

Rechtseconomie - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 5


Vragen

Probleem 1

Tina woont boven een discotheek. Deze discotheek is er gekomen toen Tina daar al woonde. Tina ondervindt veel muziekoverlast. Dit is een schadepost van € 1.115. Ze heeft al een paar keer geklaagd bij eigenaar Matthias, maar die zegt dat ze niet moet zeuren en maar ergens anders moet gaan wonen. Tina heeft onder andere al oordopjes geprobeerd, maar dit mocht niet baten. Daarom heeft ze een geluidsexpert ingehuurd om het aantal decibel te meten, omdat ze denkt dat de muziek niet onder de norm van 70 decibel zit. Tina krijgt gelijk van de geluidsexpert, want het blijkt dat de muziek op 85 decibel zit. Nadat Tina dit gemeld heeft bij Matthias, weigert hij alsnog om maatregelen te treffen. Ze is de wanhoop nabij en wil een rechtszaak beginnen. Ze weet dat de proceskosten 320 euro bedragen en ze weet voor 78% zeker dat ze de rechtszaak gaat winnen. Matthias denkt echter dat hij voor 70% de rechtszaak gaat winnen. Matthias heeft verder een persoonlijk gewin van € 340.

A: Wat zal uiteindelijk voor Tina het voordeligst zijn: een schikking of een rechtszaak?

B: Gesteld dat T geloofwaardig kan dreigen, wat is dan het voordeligste: het doen van een voor Tina acceptabel schikkingsvoorstel of het laten aankomen op een rechtszaak?

C: Wat is, alles overziend, het beste: de activiteit wel of niet uitvoeren?

Probleem 2

In 2005 introduceerde de Richtlijn 2003/87/EG het Europese emissiehandelssysteem dat nu van toepassing is in 28 lidstaten en verschillende EVA-landen. Onder de uitstoot van broeikasgassen van de EU-ETS vallen ongeveer 11.000 installaties uit 6 brede industriële sectoren, die ongeveer 40% van de emissies in de EU vertegenwoordigen. Het ETS wordt gebruikt als een middel om de externaliteiten van de uitstoot van broeikasgassen te internaliseren en om vervuilers te stimuleren om de uitstoot te verminderen. Bij de aanvang van de EU ETS werden emissierechten kosteloos toegekend op basis van historische productiecijfers (dit wordt 'grandfathering' genoemd).

A: De Nederlandse energieproducent Essent ontving gratis toewijzingen. De heersende marktprijs is per ton CO2-equivalent 28 euro. Welke invloed heeft dit op de productie- en prijsstrategie van Essent? Wat zou er met de prijs en geproduceerde hoeveelheid moeten gebeuren?

B: Wat is het effect van de prijsstrategie van Essent op ENCI (een Nederlandse cementfabrikant die tot Heidelberg behoort)?

C: Hoe moet de wetgever hierop reageren?

Probleem 3

Stel dat we een spel hebben met twee spelers: Oma en een beleggingsadviseur. Oma wil € 100.000 in aandelen beleggen voor een jaar, maar heeft geen idee hoe dit moet gebeuren totdat er een beleggingsadviseur verschijnt. Hij beweert dat hij in dat jaar een rendement op

.....read more
Access: 
Public
Rechtseconomie - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 6

Rechtseconomie - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 6


Vragen

Probleem 1

Bereken de maximale winst.

Gegeven:

Q: = 80(x million liters)

MO: = 8

GTK = 6,20 Euros

Probleem 2

A: Beredeneer vanuit een rechtseconomisch perspectief waarom iemand liever de betaling van zijn geldboete uitstelt. Beredeneer in hoeverre dit efficiënt is voor het CJIB als voor de persoon die de geldboete moet betalen.

B: Een winkeldief weet dat er een kans is van 2,3% dat hij daadwerkelijk wordt veroordeeld. De straf voor een winkeldiefstal bestaat uit een geldboete van € 340.  Bereken het strafrisico en beredeneer waarom het geen nut heeft om de pakkans te verlagen en de strafmaat te evenredig verhogen (en andersom). 

Probleem 3

Wat zijn de voordelen en nadelen van belasting versus ETS?

Probleem 4

Zijn er situaties waarbij een combinatie van beide (belasting en ETS) de beste optie is?

Probleem 5

Leg uit waarom de wetgever (soms) een uniforme heffing boven een proportionele heffing verkiest.

Probleem 6

Leg uit onder welke omstandigheden het privaatrecht onvoldoende is om externaliteiten te internaliseren.

Probleem 7

Wat zijn de problemen van het publiekrecht vanuit een rechtseconomisch perspectief?

Probleem 8

Op de foto zie je de heilige Georg als geradbrakte person in een raam van de collegiale kerk van Tübingen. Dit was een gebruikelijke staf voor dieven. Analyseer deze praktijk vanuit een Rechtseconomisch oogpunt – is dit efficient?

Antwoordindicatie

Probleem 1

Winst = TO – TK

= (P * Q) – (GTK * Q) waar P = MO

Probleem 2

A: Mensen hebben een tijdsvoorkeur. Dit heeft onder andere met de rente te maken. Voor het CJIB is het, vanuit kostenefficiëntie, minder efficiënt, omdat ze dan langer moeten wachten op hun geld. Hierdoor kunnen ze minder investeringen doen of andere uitgaven bewerkstelligen. Voor de persoon zelf is het wel efficiënt, omdat hij op die manier rente krijgt als hij het op zijn spaarrekening zet.

B:

Strafrisico = pakkans x strafmaat, dus: 0,023% x € 340 = € 7,82.

De verwachte kosten blijven voor de delinquent op hetzelfde peil. Een hoge pakkans in combinatie met een lage strafmaat is wat dat betreft gelijkwaardig aan een lage pakkans gecombineerd met een hoge strafmaat.

Probleem 3

ETS: transactiekosten hoog, Q staat vast, markt bepaalt wie emissies vermindert.

Belasting: transactiekosten laag, P staat vast, aanpassingen in dynamische omgeving.

Probleem 4

Als ETS transactiekosten hoog

.....read more
Access: 
Public
Rechtseconomie - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 7

Rechtseconomie - RUG - Werkgroepopdrachten 2018/2019 - Week 7


Vragen

Probleem 1

Onder zekere voorwaarden zal de markt tot uitkomsten leiden die efficiënt zijn. Er zijn ook situaties waar de markt zelf niet tot efficiënte uitkomsten kan leiden.

Leg uit, met behulp van voorbeelden, wanneer de markt zelf niet tot efficiënte uitkomsten kan leiden.

Probleem 2

Mededingingsrecht reguleert onder andere kartelvorming. Dit is nodig omdat kartels niet goed uitpakken voor de samenleving. Kartels zijn echter moeilijk te organiseren.

Leg uit waarom een kartel moeilijk tot stand komt. In het college zijn 7 dingen besproken.

    Probleem 3

    Hieronder ziet u een tabel met verschillende kostencurves. Vul alstublieft de lege plekken in.

    Q

    TK

    CK

    VK

    GTK

    GVK

    GCK

     

    MK

    0

    25

    ?

    ?

    -

    -

    -

    0-1

    12

    1

    ?

    ?????

    1-2

    ?

    2

    ??

    55

    ???

    2-3

    ?

    3

    120

    ?????

    3-4

    ?

    4

    ??????

    4-5

    ?

    5

    ????

    47

    ?

    5-6

    ?

    6

    ?
    .....read more
    Access: 
    Public
    Work for WorldSupporter

    Image

    JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

    Working for JoHo as a student in Leyden

    Parttime werken voor JoHo

    Check more of this topic?
    How to use more summaries?


    Online access to all summaries, study notes en practice exams

    Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

    There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

    1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
    2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
    4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
    5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

    Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

    Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

    Field of study

    Access level of this page
    • Public
    • WorldSupporters only
    • JoHo members
    • Private
    Statistics
    1618
    Comments, Compliments & Kudos:

    Add new contribution

    CAPTCHA
    This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
    Image CAPTCHA
    Enter the characters shown in the image.
    Promotions
    Image

    Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

    Werkzaamheden: o.a.

    • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
    • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
    • PR & communicatie werkzaamheden

    Interesse? Reageer of informeer