HC3 Diagnostiek
Diagnostiek van onderwijsleerproblemen
Hans van LUit
27-2-2018
Doelstelling college
Het opdoen van kennis en inzichten m.b.t
Diagnostiek van onderwijsleerproblemen (in het bijzonder dyslexie en dyscalculie)
De hierbij relevante aspecten in de onderwijsleersituatie en de gehele ontwikkeling van het kind
Enkele testmiddelen die veel gebruikt worden
Implicaties voor het toepassen van de diagnostische cyclus
Klachtanalyse: brede screening: alert zijn op signaleren in intakegesprek (doorvragen!) en eventueel verkennende observatie
Probleemanalyse en verklaringsanalyse. Indien indicaties: nader onderzoek onderwijsleersituatie of kindfactoren (naast leren/cognitie)
Indicatieanalyse. Indien nodig: verandering bewerkstelligen in onderwijsleersituatie of in kindfactoren (naast leren/cognitie)
Onderwijsleersituatie
Uitgangspunt: leren vindt plaats in voortdurende interactie met de omgeving
Analyse van de totale onderwijsleersituatie
Bronfenbrenner gespecialiseerd voor onderwijssituatie
Uitleg schema
1a. Leergedrag
Leertaakgerichtheid
Taakgedrag
Oriëntatie, doel vasthouden, controleren
Actief vs Passief (leerstrategieën)
Observatie in de klas
Individuele observatie tijdens leren
Gesprek met leerling
2. Leerkrachtfactoren
Overtuigingen (bijvoorbeeld m.b.t intelligentie)
Gehanteerde attributies m.b.t succes en falen
Mate van zelfreflectie: mogelijkheid onderwijs bij te stellen
Gesprek met leerkracht
Vragenlijst ‘Pedagogische stijl’ (Verstegen & Lodewijks, 2006) laten invullen door leerkracht
2a. Leerkracht-leerlingrelatie
Affectieve kwaliteit van de relatie
Rolverdeling (autonomiebevorderend vs beperkend)
Leerkracht-leerling Relatie Vragenlijst (LLRV; Kroomen, Verschueren, & Pianta, 2007) laten invullen door leerkracht
Interactiepatronen (Roos van Leary):
Afhankelijk leerlinggedrag directief/sturend leerkrachtgedrag
Aangeleerde hulpeloosheid leerkracht als redder
Interactiewijzer (Verstegen & Lodewijks, 2006) laten invullen door leerkracht
Kijkwijzer voor interactie of ABC-schema bij observatie
2b. Instructiegedrag leerkracht
Goed klassenmanagement (structuur)
Direct instructiemodel (Veenman, 1993): Voorkennis activeren > leerstof presenteren > begeleide inoefening > zelfstandige verwerking > veelvuldige feedback.
Zone van Naaste ontwikkeling (Vygotsky, 1978): instructie differentiatie
Gesprek met leerkracht
Observatie tijdens instructie
Handelingsplannen evalueren
3. Leertaak
Aansluiting methode en instructiebehoefte
Geschiktheid van gehanteerde leerprincipes
Nagaan gebruikte lesmethode
Gesprek met leerkracht
Handelingsplannen evalueren
4. Klasgenoten/groep
Leerproblemen risicofactor voor lagere sociale acceptatie
Invloed pesten
Sociogram van de klas
CompetentieBelevingsSchaal voor kinderen (Veerman et al., 1997) afnemen bij de leerlingen
5. Gezin
Ouders:
Problemen ontlokken vaak specifieke houding naar kind en school
Bijstellen van verwachtingen
Herkenning problematiek, oude pijn
Gesprek met ouders en leerling: Hoe gaan ouders met leerproblemen kind om, wat roepen problemen bij ouders op?
6. School/beleid
Zorgbeleid
Mogelijkheden Remedial Teaching / Interne Begeleiding
Attitude t.o.v. afwijking van gemiddeld leerpatroon
Gesprek met ouders
Gesprek met leerkracht: Navragen (on)mogelijkheden en visie.
Het lerende kind
Psychosociaal functioneren/gedrag en leerprestaties zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden
Affectieve ontwikkeling en cognitieve ontwikkeling interacteren
Vooral met dyscalculie : faalangst staat hiermee in verband.
Zit het kind niet goed in zijn/haar vel, gaat het leren ook niet
Signalen leerproblemen
Periodieke screening:
Lage scores leerlingvolgsysteem
Is indicatief voor een leerprobleem
Disharmonisch leerprofiel
Algemeen:
Kind heeft geen plezier in leren/school
Onzekerheid/onmacht bij leerkracht
Richtlijnen voor de diagnostiek bij dyslexie
In Nederland:
Stichting Dyslexie Nederland (SDN; 2016)
en
Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling (PDDB; 2013)
Richtlijn SDN
Dyslexie is een specifieke leerstoornis die zich kenmerkt door een hardnekkig probleem in het aanleren van accuraat en vlot lezen en/of spellen op woordniveau, dat niet het gevolg is van omgevingsfactoren en/of een lichamelijke, neurologische of algemene verstandelijke beperking.
Onderkennende diagnose
Criterium van significante achterstand
Criterium van persistente achterstand & didactische resistentie
Exclusiefactoren uitsluiten
Verklarende diagnose
Indicerende diagnose
Onderkennende diagnose SDN
Cliënten die tot de zwakste 10% van hun leeftijdscohort behoren op een genormeerde lees- en/of spellingtest, hebben een significante achterstand.
De achterstand is persistent indien deze is aangetoond gedurende een periode van drie opeenvolgende meetmomenten.
Er is sprake van didactische resistentie indien tijdens deze aaneengesloten periode (minimaal 6 maanden) door de school gedurende minimaal twee perioden extra instructie c.q. (casu quo, betekent: in welk geval) interventies op zorgniveau 3 zijn aangeboden.
Richtlijn PDDB
Dyslexie is een specifieke lees- en spellingstoornis met een neurobiologische basis, die wordt veroorzaakt door cognitieve verwerkingsstoornissen op het raakvlak van fonologische en orthografische taalverwerking (...)
Stap 1: is er sprake van ernstige lees- en spellingsproblemen? (laagste 10% lezen OF laagste 16% lezen + laagste 10% spellen)
Stap 2: zijn er aanwijzingen voor dyslexie?
Stap 3: Is er sprake van een dyslexietyperend cognitief profiel? (laagste 10% op minstens 2 van de 6 indicatoren)
Stap 4: Is er sprake van alternatieve verklaringen? Dus geen algemene leerstoornis of taalstoornis.
Onderkennende diagnostiek
Deze is gericht op classificatie: is er wel of geen sprake van dyslexie?
Als je uitgaat van handelingsgerichte diagnostiek (HGD), dan is de onderkennende diagnostiek ook gericht op het beschrijven van de aard en de ernst van de lees- en/of spellingproblemen
Kwantitatief: instrumenten PO
Technisch lezen: woord-leestaken
DMT
EMT
Klepel
Spellingvaardigheid: PI-dictee
Kwalitatief: hoe doe je dat?
Analyseren…
Luisteren…
Kijken…
---- zonder het gedrag van het kind te beÏnvloeden!
Foutenanalyses
Zie richtlijnen voor foutenanalyses bij technisch lezen en spelling H. 10 (Tak et al., 2014).
Vier hoofdcategorieën fouten:
Basisfouten (Bij klankzuivere woorden)
Regelfouten (bij lees- en spellingregels)
Keuzetekenfouten (bij verschillende mogelijkheden)
Weetwoordfouten (leenwoorden)
Procesonderzoek lezen en spellen
Hoe verloopt het proces van lezen en spellen?
Leesgedrag (spellend versus radend lezen)
Spellingsgedrag en beheersing spellingsregels
Geautomatiseerd?
Nagaan beheersing deelvaardigheden
Kan het kind het verschil tussen klanken horen?
Leerbaarheid
Onderzoek naar leervorderingen (H. 10)
Genormeerde toetsen vs criteriumtoetsen
Didactische leeftijd (d.l)
Leerervaring in systematisch situatie
Didactische leeftijdsequivalent (d.l.e.)
Op welke manier d.l. de hypothetisch gemiddelde leerling een bepaald beheersingsniveau bereikt
Toepassing: inzicht in aantal onderwijsmaanden achterstand (per vaardigheid)
Kanttekeningen: gaat uit van lineair verloop scores
M4: RS = 25 → DLE = 15
E4: RS = 34 → DL = 20
per maand 2 pnt in RS erbij
Kleine ruwe scoreverschillen kunnen leiden tot aanzienlijke verschillen in dle
Leerrendement Quotiënt (LRQ)
LRQ: verhouding leerervaring en leerresultaat
Toepassing:
Inzicht hoeveel rendement het genoten onderwijs heeft gehad (per vaardigheid)
Relatieve ernst van de achterstand
Dyscalculie: LRQ < .67 (vergelijk: 2 jr achterstand)
Genormeerde toets: percentielscore van 10% (van de 11-jarigen haalt 10% een lagere score, 90% een hogere score)
Criteriumtoets: prestatie ligt op niveau 5 (gemiddelde leerling levert deze prestatie halverwege groep 5)
Taaldiagnostiek (H. 14)
Vaak doorverwijzen naar specialist in taal en taalontwikkeling (Bijvoorbeeld in audiologisch centrum of spraaktaal ambulatoria (Kentalis))
Genoeg basale kennis hebben om het te kunnen signaleren
Dyscalculie en de DSM-5
DSM-5 (APA, 2014, p. 118-121)→ Neurologische ontwikkelingsstoornissen → 315.1: Specifieke leerstoornis met beperkingen in het rekenen.
Dyscalculie is een patroon van moeilijkheden door een problematische verwerking van cijfermatige informatie, met het leren van rekenkundige feiten en het accuraat of vlot uitvoeren van berekeningen. Als dyscalculie wordt gebruikt om dit specifieke patroon van rekenmoeilijkheden te specificeren, is het belangrijk om ook bijkomende problemen te specificeren, zoals problemen met cijfermatig redeneren of accuratesse in het verbaal redeneren. Deze stoornis kent drie varianten: licht, matig of ernstig.” (p. 120)
Dyscalculie wordt door de prof van dit college niet gebruikt
Diagnostiek van dyscalculie en rekenproblemen
Protocol Dyscalculie: Diagnostiek voor Gedragsdeskundigen (Van Luit, BLoemert, Ganzinga, & Mönch, 2014)
Dyscalculie is een stoornis die gekenmerkt wordt door hardnekkige problemen met het leren en vlot en/of accuraat oproepen en/of toepassen van reken-/wiskundekennis (feiten/afspraken)
3 criteria voor dyscalculie
Er is sprake van een significante rekenachterstand ten opzichte van leeftijd- en/of opleidingsgenoten, waar de persoon in het dagelijks leven door gehinderd wordt (criterium van ernst).
Er is sprake van een significante rekenachterstand ten opzichte van datgene wat op basis van de individuele ontwikkeling van de persoon verwacht mag worden (criterium van achterstand).
Er is sprake van een hardnekkig rekenprobleem, dat resistent is tegen gespecialiseerde hulp (criterium van didactische resistentie)
Diagnostiek van dyscalculie
1.-Tempo Test Automatiseren (De Vos, 2010)
-Rekenprocesonderzoek (bijvoorbeeld CITO-taken)
2.Cognitieve capaciteiten meten (Verklaringsanalyse)
Analyse leerlingvolgsysteemgegevens
3.Evaluatie handelingsplannen: effect geboden hulp
Procesonderzoek
Observeren van open handelingen, verborgen handelingen en taakaanpak
Vragen naar oplossingswijze
Variëren van opgaven door rekentaken aan te bieden die qua oplossingswijze dichtbij net goed of net fout opgeloste opgaven liggen.
Helpen door middel van het doorlopen van de ‘vijf niveaus van hulp’:
Meer structuur aanbrengen (S+)
Complexiteit verminderen (S+/C-)
Verbale hulp geven (VH)
Materiële hulp geven (MH)
Modelleren (voordoen-samen doen - nadoen) van de oplossingsprocedure) MOD)
Primaire verklaringen (je hoeft er maar aan 1 te voldoen)
Planningsvaardigheid
Benoemsnelheid
Verbaal en/of visueel-ruimtelijk geheugen
Aandacht en concentratie
Number sense (onder voorbehoud)
Testmiddelen planning
De schaal Planning van de Cognitive Assessment System 2 (CAS2; Naglieri, Das, & Goldstein, 2014).
De subtest ‘Tower’ van de NEuroPSYchologische test (NEPSY-II-NL; Korkman, Kirk, & Kemp, 2010).
Aanvullend als screeningsinstrument: de NL-versie van de Behavior Rating Inventory of Executive Functions gedragsvragenlijst (BRIEF; Smidts & Huizinga, 2009): ‘Oudervragenlijst’ en ‘Leerkrachtvragenlijst’.
Testmiddelen benoemsnelheid
Continu Benoemen en Woorden Lezen (CB&WL; Van de nBos & Lutje Spelberg, 2007) (7-16)
Testmiddelen verbaal en/of visueel-ruimtelijk geheugen
Automated Working Memory Assessment (AWMA; Alloway, 2007): de visueel-ruimtelijke subtests. Geen Nederlandstalige tekst en NL-normen.
15 Woorden Test voor kinderen (Kingma & Van den Burg, 2005).
Het domein Geheugen en leren van de NEPSY-II-NL (Korkman et al., 2010).
Cijferreeksen WISC V (2017).
Testmiddelen aandacht
Test of Everyday Attention for Children (TEA-Ch; Manly, Robertson, Anderson, & Nimmo-Smith, 2004).
Bourdon-Vos (Vos, 1998).
Stroop kleur-woord test (Hammes, 1978).
Testmiddelen number sense
Er zijn nog geen expliciete number sense tests voorhanden. Wel kunnen enkele onderdelen van de Zareki-R-NL, Tedi-Math, NDS of 3DM daarvoor gebruikt worden.
Belangrijkste taken zijn opgaven op de getallenlijn (schatten van plaatswaarde van getallen) en presentatie van cijfersymbolen van verschillende grootte, bijvoorbeeld d.m.v. de vraag “welk getal is het grootst”: (je ziet een grote 4 en een kleine 8) → grote 4 wordt gezien als grootste getal
Secundaire verklaringen
Werkhouding en motivatie
Competentiebeleving
(faal)angst
Leesproblemen
Sociaal-emotionele ontwikkeling
Comorbide
Testmiddelen werkhouding en motivatie
Teachers Report Form (TRF; Verhulst et al., 1997)
Observaties gedurende de onderzoeksdagen en eventuele schoolobservaties; • LeerMotivatie Test (LMT; De Vos, 2009)
Leervoorwaardentest (LVT; Scholte & Van der Ploeg, 2011);
Prestatie Motivatie Test voor Kinderen (PMT-K-2; Hermans, 2011).
Testniveau competentiebeleving
Competentie Belevingsschaal voor Kinderen (CBSK; Veerman, Straathof, Treffers, Van den Bergh, & Ten Brink, 1997)
Competentie Belevingsschaal voor Adolescenten (CBSA; Treffers et al., 2002)
Testmiddelen (faal)angst
Rekenbelevingsschaal (RBS; Van der Beek, Toll, & Van Luit, 2017)
De Vragenlijst voor Angst bij Kinderen (VAK; Oosterlaan, Prins, Hartman, & Sergeant, 1995)
Situatie Specifieke Angst Test (SSAT; Bergen & Poulie, 2001)
Opvallend bij faalangst (observatie): verstijven of zich vastklampen, zweten, snel opgeven, aangeven onderdelen niet te kunnen, voortdurend vragen om bevestiging en klagen over de moeilijkheid van de taken (Putwain, 2009).
Vier schalen van RBS
Copingstrategieën bij moeilijkheden tijdens het rekenen (het gedragsmatige aspect):
Adaptieve copingstrategieën Relativeren (bijvoorbeeld tegen jezelf zeggen dat het niet zo erg is)
Maladaptieve copingstrategieën Actieve vermijding (bijvoorbeeld uit de stressvolle situatie stappen)
Rekenzelfbeeld (het cognitieve of rationele aspect)
Rekenangst (het affectieve of emotionele aspect).
Testmiddelen leesproblemen
Eén-Minuut-Test (Brus & Voeten, 1999).
Klepel (Van den Bos, Lutje Spelberg, Scheepstra, & De Vries, 1999).
Afnemen van een spellingtoets kan aanvullende informatie opleveren ten aanzien van het functioneren met betrekking tot schoolse vaardigheden.
Testmiddelen sociaal-emotionele ontwikkeling
De sociaal-emotionele vragenlijst (SEV; Scholte & Van der Ploeg, 2005)
Co-morbiditeit
Rekenproblemen van kinderen kunnen samengaan met andere stoornissen of problemen
Dyslexie of (ernstig) leesprobleem
ADHD
DCD
ASS
Waarom kinderen met dyslexie rekenproblemen hebben (Moll, Göbel, & Snowling, 2014)
Rekenproblemen bij kinderen met dyslexie zijn gelinkt aan de dyslexie: vooral problemen met talige aspecten van rekenen.
Verdieping
Cursus Leerproblemen, Dyslexie en Dyscalculie
Cursus Gedrag en gedragsproblemen in school
Master Clinical Child, Family and Education Studies (Orthopedagogiek): stage binnen leerlingenzorg
Research master Educational Sciences (EDSCI)
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Hoorcollegeaantekeningen Diagnostiek. Universiteit Utrecht
Hoorcollege Intelligentieonderzoek. Universiteit Utrecht
HC1 Diagnostiek
Intelligentieonderzoek
Wat is intelligentie?
Intelligentietest
Eerste IQ test: Binet, 1905
Nationale IQ-test
Slim versus minder slim
Theorieën
Resing en Drenth, 2007
Intelligentie is een conglomeraat (samenstelling) van verstandelijke vermogens, processen en vaardigheden, zoals:
Abstract, logisch en consistent kunnen redeneren
Relaties kunnen doorzien
Regels kunnen ontdekken in schijnbaar ongeordend materiaal
Met bestaande kennis nieuwe taken kunnen oplossen
Problemen kunnen oplossen
Zich flexibel kunnen aanpassen in nieuwe situaties
Leervermogen vertonen zonder directe en volledige instructies
Wechsler (1974)
‘Intelligence is the overall capacity of an individual to understand and cope with the world around him. This definition conceives of intelligence as an overall or global entity; that is, a multi-determined and multi-faced entity rather than an independent, uniquely-defined trait. It avoids singling out any ability, however esteemed (e.g. abstract reasoning), as crucial or overwhelmingly important’
Benaderingen m.b.t intelligentie
Psychometrische benadering
Differentiële psychologie (Binet)
Zwak: theoretische onderbouwing
Sterk: instrumentontwikkeling
Binet (1905): 1e intelligentietest
Eerst intelligentie meten dan pas bestuderen
WISC-RN, WISC-III, WISC-V ontwikkeld binnen deze traditie
G-factor & factoranalyse
Charles Spearman
Structuur van intelligentie:
G-factor
Factoranalyse
Vervolg structuur intelligentie
Primary mental abilities
Thurstone (1938): 7 primaire intelligentiefactoren
Uitgangspunt voor o.a. RAKIT
Guilford (1967): 3 dimensies, leidend tot 120 intelligentiefactoren
Er is een zwakke samenhang tussen de 7 factoren en die samenhang noemt Thurstone dan de G-factor
Three-stratum theory
Carroll (1993): hiërarchisch model met 3 niveaus:
G-factor (niveau 3), 7 groepsfactoren (niveau 2) en specifieke factoren (niveau 1)
Factoren op niveau 2 samen te vatten in: proces, inhoud en capaciteit
Proces: hoe wordt informatie verwerkt
Inhoud: welke informatie wordt verwerkt
Capaciteit: hoeveel informatie wordt verwerkt en hoe snel gaat dat (werkgeheugen)
CHC-model
Cattell en Horn (1978): fluid en crystallized intelligence (niveau 2 Carroll)
Fluid: taken die gaan om relatief nieuwe problemen, waarbij je niet goed kan terugvallen op eerdere ervaringen (nieuwe problemen snel op kunnen lossen)
Crystallized: cultuur beïnvloed dit omdat het je ervaringen in het leven beïnvloed. Crystallized is dus dat je kan terugvallen op ervaringen.
Herziene IQ-test
Waarom een herziening?
Actualisering van de normen
Flynn-effect
Intelligentie is niet constant over generaties. Als je niks zou doen aan de intelligentietest, zouden er 10 punten bijkomen per generatie. Dus zouden de volgende
Hoorcollege Neuropsychologie. Universiteit Utrecht
HC2 Diagnostiek
Neuropsychologie
Belangrijke begrippen
Neuropsychologie en ontwikkelingsneuropsychologie
Klinische neuropsychologie en klinische kinderneuropsychologie
Neurologie en kinderneurologie
Biologische psychiatrie en kinder- en jeugdpsychiatrie
Neuropsychologie en klinische neuropsychologie
De Neuropsychologie onderzoekt de relaties tussen hersenen en gedrag bij zowel interactie als beschadigde individuen, bij zowel dieren als mensen (Deelman & Eling, 1997).
Neuropsychologie = wetenschappelijke discipline
Klinische neuropsychologie = toegepaste discipline
Een neuropsycholoog is een psycholoog die zich gespecialiseerd heeft in de klinische neuropsychologie of een neurowetenschapper (soms beide).
Ontwikkelingsneuropsychologie
De ontwikkelingsneuropsychologie of kinderneuropsychologie houdt zich bezig met het bestuderen van de relatie tussen hersenen en gedrag bij kinderen en adolescenten binnen de dynamische context van het zich ontwikkelde brein (Anderson et al, 2001).
Engels: Developmental neuropsychology, child neuropsychology, developmental cognitive neuroscience.
Jonge wetenschap: 30 jaar geleden ontstaan
Vroeger: M (Minimal) B (Brain) D (Dysfunction)-kinderen
Dus alle kinderen die symptomen hadden van nu bv ADHD vielen onder de MBDkinderen
Nu: ADHD, ODD, CD, DCD, etc. (vanaf jaren 80 ongeveer)
Klinische kinderneuropsychologie
Swaab, Bouma, Hendriksen, & Köning (2015): ‘...richt zich op het leggen van verbanden tussen problematisch of afwijkend gedrag en disfuncties van de zich ontwikkelende hersenen bij kinderen en jeugdigen”.
Toepassen van kennis over (verstoorde) hersen-gedragrelaties in de hulpverlening aan kinderen en jeugdigen die problemen ervaren die mogelijk samenhangen met disfuncties van het zich ontwikkelende brein.
Attentional Bias
Neurologie en kinderneurologie
Neurologie is de wetenschap die zich bezighoudt met ziektes van het zenuwstelsel
Een neuroloog is een arts die zich gespecialiseerd heeft in de neurologie. Deze arts doet neurologische onderzoek.
Lichamelijk onderzoek
Aanvullende onderzoek (hersenmetabolisme, hersenstructuur, neuropsychologisch onderzoek)
Assumpties
Volwassenen neuropsychologie: onderzoek naar de symptomatologie geeft inzicht in het onderliggende neurologisch defect. Er is een één-op-één relatie tussen structuur en functie (modulaire benadering).
Bv. een lage score op het WIsconsin Card Sorting Task verwijst naar een dysfunctie van de prefrontale cortex
Modulaire benadering wordt steeds minder dominant
Ontwikkelingsneuropsychologie: de symptomatologie (=gestoord of afwijkend gedrag) geeft NOOIT een duidelijke verwijzing naar een onderliggend neurologisch defect.
Bv. impulsiviteit kan het gevolg zijn van een niet-aangeboren hersenbeschadiging, genetisch defect, vroege sociale deprivatie, etc.
Neuropsychologische diagnostiek bij kinderen
Een klinische kinderneuropsycholoog:
Zoek naar verklaringen voor de gedrags- en leerproblemen
Doet uitspraken over de onderliggende cognitieve processen, obv theorieën over de relaties tussen hersenontwikkeling en omgeving
Kan het bestaan van hersenbeschadigingen/dysfuncties niet aantonen
Kan geen uitspraken doen over de exacte locatie van de hersendysfunctie.
Relatie hersenen en gedrag
Disciplines en verklaringsniveaus
Orthopedagogiek: omgeving > gedrag
Hoorcollege diagnostiek van onderwijsleerproblemen. Universiteit Utrecht
HC3 Diagnostiek
Diagnostiek van onderwijsleerproblemen
Hans van LUit
27-2-2018
Doelstelling college
Het opdoen van kennis en inzichten m.b.t
Diagnostiek van onderwijsleerproblemen (in het bijzonder dyslexie en dyscalculie)
De hierbij relevante aspecten in de onderwijsleersituatie en de gehele ontwikkeling van het kind
Enkele testmiddelen die veel gebruikt worden
Implicaties voor het toepassen van de diagnostische cyclus
Klachtanalyse: brede screening: alert zijn op signaleren in intakegesprek (doorvragen!) en eventueel verkennende observatie
Probleemanalyse en verklaringsanalyse. Indien indicaties: nader onderzoek onderwijsleersituatie of kindfactoren (naast leren/cognitie)
Indicatieanalyse. Indien nodig: verandering bewerkstelligen in onderwijsleersituatie of in kindfactoren (naast leren/cognitie)
Onderwijsleersituatie
Uitgangspunt: leren vindt plaats in voortdurende interactie met de omgeving
Analyse van de totale onderwijsleersituatie
Bronfenbrenner gespecialiseerd voor onderwijssituatie
Uitleg schema
1a. Leergedrag
Leertaakgerichtheid
Taakgedrag
Oriëntatie, doel vasthouden, controleren
Actief vs Passief (leerstrategieën)
Observatie in de klas
Individuele observatie tijdens leren
Gesprek met leerling
2. Leerkrachtfactoren
Overtuigingen (bijvoorbeeld m.b.t intelligentie)
Gehanteerde attributies m.b.t succes en falen
Mate van zelfreflectie: mogelijkheid onderwijs bij te stellen
Gesprek met leerkracht
Vragenlijst ‘Pedagogische stijl’ (Verstegen & Lodewijks, 2006) laten invullen door leerkracht
2a. Leerkracht-leerlingrelatie
Affectieve kwaliteit van de relatie
Rolverdeling (autonomiebevorderend vs beperkend)
Leerkracht-leerling Relatie Vragenlijst (LLRV; Kroomen, Verschueren, & Pianta, 2007) laten invullen door leerkracht
Interactiepatronen (Roos van Leary):
Afhankelijk leerlinggedrag directief/sturend leerkrachtgedrag
Aangeleerde hulpeloosheid leerkracht als redder
Interactiewijzer (Verstegen & Lodewijks, 2006) laten invullen door leerkracht
Kijkwijzer voor interactie of ABC-schema bij observatie
2b. Instructiegedrag leerkracht
Goed klassenmanagement (structuur)
Direct instructiemodel (Veenman, 1993): Voorkennis activeren > leerstof presenteren > begeleide inoefening > zelfstandige verwerking > veelvuldige feedback.
Zone van Naaste ontwikkeling (Vygotsky, 1978): instructie differentiatie
Gesprek met leerkracht
Observatie tijdens instructie
Handelingsplannen evalueren
3. Leertaak
Aansluiting methode en instructiebehoefte
Geschiktheid van gehanteerde leerprincipes
Nagaan gebruikte lesmethode
Gesprek met leerkracht
Handelingsplannen evalueren
Hoorcollege vroegkinderlijke diagnostiek. Universiteit Utrecht
HC4 Diagnostiek
Vroegkinderlijke diagnostiek
Pijlers van de cursus Diagnostiek
De Diagnostische cyclus: een systematische aanpak
Onderkenning (klacht- probleemanalyse), verklaring, indicatie, advies
Het Hypothese Toetsend Model: een onderzoeksmatige aanpak.
Onderkennende, verklarende hypothese, onderzoekshypothese
Functioneren en gedrag op diverse ontwikkelingsdomeinen.
Cognitief, sociaal-emotioneel, neuromotorisch
Diagnostische meetinstrumenten: Operationalisatie
IQ test, vragenlijsten, observaties enz.
Ontwikkelingsfases: vroegkinderlijke diagnostiek
Het functioneren van jonge kinderen
Hoe gaat het met het kind?
Hoe gaat het met de ouders?
Wat is de kwaliteit van de interactie en relatie tussen ouders en kind?
Wat is de kwaliteit van de opvoeding van de ouders?
Baby’s: Bewustzijnstoestand → vormt de basis van reactiemogelijkheden (diepe slaap, lichte slaap, slaperig, alert (weinig motorische activiteit maar wakker), mopperig (veel motorische activiteit), huilen)
Ontwikkelingsdomeinen
Somatische ontwikkeling; groei en gezondheid
Neuromotorische ontwikkeling
Neurologisch functioneren; kwaliteit van bewegen; fijne en grove motorische vaardigheden
Cognitieve ontwikkeling
Logisch redeneren; executieve functies; ruimtelijk inzicht; geheugen; kennis; taalvaardigheden
Sociaal emotionele ontwikkeling
Temperament; hechting; gedragsproblemen; emotionele expressie; sociale vaardigheden; morele ontwikkeling
Normen: welk gedrag is goed, goed genoeg, gewenst of niet goed?
‘Communication referenced’: kwalitatieve beschrijvingen van opvallend gedrag
Criteriumgericht - ‘Criterion referenced’: instrumenten waarmee bekeken wordt of een vaardigheid aanwezig is, of niet (bijv. didactische toetsen)
‘Norm-referenced’: genormeerde toetsen die duidelijk maken of een kind functioneert op een niveau dat past bij de leeftijd.
Bayley Ontwikkelingsschalen
Mentale en motorische ontwikkeling en gedragsobservatie
BOS 2-30
BSID II
Bayley - III- NL
Cognitie
Fijne en grove motoriek
Taalbegrip en taal expressie
Ages and Stages Questionnaire ASQ: 24 mnd
Problemen oplossen:
Zet vier voorwerpen zoals blokken of auto’s in een rij, terwijl uw kind kijkt. Doet uw kind dit na of imiteert het u door vier voorwerpen in een rij te plaatsen?
Grove motoriek
Kan het kind met twee voeten tegelijk van de grond omhoog springen?
ASQ social emotional: 24 mnd
Luistert het kind graag naar verhaaltjes of zingt hij liedjes?
Wanneer u weggaat, blijft uw kind dan langer dan een uur van streek en huilerig?
Temperamentsvragenlijsten ITSEA
Infant-Toddler Social Emotional Assessment; meet sociaal emotionele competentie 12-36 maanden
Huilt of klampt zich aan uw vast wanneer u weg probeert te gaan
139 items
BITSEA = verkorte versie; 42 items
Vragenlijst naar gedragsproblemen CBCL 1.5 - 5
Totaal, Internaliserende en
Hoorcollege Diagnostiek van de psychosociale problemen. Universiteit Utrecht
HC5 Diagnostiek
Diagnostiek van de psychosociale problemen
Psychosociale problemen
Problematische psychische emotionele en sociale ontwikkelingen en ernstig belemmerende opvoed-processen bij kinderen en jeugdigen.
Sociaal-emotionele ontwikkeling
Sociale ontwikkeling
Emotionele ontwikkeling
Sociale ontwikkeling en onderzoek bij kinderen zonder psychopathologie
Relaties
Gehechtheid
Relaties met andere kinderen
Wenselijk gedrag
Spel (ontwikkeld zich met de tijd, bv spelregels)
Bewustzijn van anderen (interesse gaan tonen in anderen, sympathie/empathie ontwikkelen)
Bewustzijn van het zelf
Sociale cognitie
Emotionele ontwikkeling en onderzoek bij kinderen zonder psychopathologie
Expressie van emoties
Begrip van emoties
Regulatie van emoties
Emotie als regulator van sociale interacties
Emotieregulatie
Ontwikkeling en onderzoek bij kinderen met internaliserende psychopathologie
Angst (ongeveer 5% van de kinderen)
Zelfrapportage: VAK4-12; ZBV-K, SAS-k, PMT-K-2
Ouders als informant: CBCL of laten registreren
Depressie (1% vd kinderen, hoe ouder, hoe meer kans)
Zelfrapportage: CDI-2, DVK, BDI-II-NL, NPDK, CASQ, PSWQ-C, PNG-k, FEEL-KJ
Ouders als informant: CBCL of uitvragen concrete situaties
Hechtingsstoornis
Instrumenten voor normale gehechtheidsproblematiek
Ontwikkeling en onderzoek bij kinderen met externaliserende psychopathologie
ODD/CD (5-10%, vaker bij jongens, vaker in steden, gemiddeld lager IQ, vaak samengaan met bv ADHD)
Ouders/leerkracht: VVGK6-16, CBCL/TRF, VFO, ECBI, SNAP-IV, MOAS
Zelfrapportage liefst gestructureerd, bv. SIV-interview
ADHD (5 op 100 kinderen, vaker bij jongens, sterk situatie afhankelijk)
Ouders/leerkracht: VVGK6-16, CBCL/TRF, VISK, SEV, AVL
Observatie in natuurlijke situatie
Algemene en partiële ontwikkelingsbeperkingen
Kinderen met verstandelijke beperkingen
Vineland-Z/screener, BSA, SEO, ESSEON-R
Kinderen met autismespectrumstoornissen (1 op 100 kinderen)
CHAT, ESAT, ADI-R, ADOS-2, VABS, VISK, CCC2
ToM test-R, SCVT, SIT
Kinderen met een visuele beperking
Materiaal voor ziende kinderen, vergroot of braille
Kinderen met een auditieve beperking
Dezelfde instrumenten als bij kinderen zonder stoornissen.
Onderzoeksinstrumenten
Vragenlijsten (CBSA/CBSK, CDI-2, SSAT)
Subjectief: gaat heel erg om perceptie.
Voordelen: gestandaardiseerd, efficiënt, kwantificeren
Soms voor screening, soms tijdens onderzoek, soms als evaluatie (of allemaal)
Expressie Tests en projectiemateriaal
Vertelplaten (CAT, Columbus)
Kind krijgt tekening te zien waar hij/zij verhaal bij moet vertellen met begin en eind.
Zinaanvultesten (ZALC)
Aan de hand van het afmaken van de zin kijken in welke fase kind zit: impulsief, zelfbeschermend, conformistisch, zelfbewust,
Hoorcollege gezinsdiagnostiek. Universiteit Utrecht
HC6 Diagnostiek
Gezinsdiagnostiek
Doelen
Theoretische domeinen van het systeemdenken herkennen
Systemische begrippen gebruiken om naar gezinnen te kijken
Vanuit verschillende perspectieven naar gezinnen kijken
Relevante technieken inzetten om informatie te verzamelen
Waar zijn we: aanmelding, klachtanalyse, probleemanalyse
Systeemdenken
Het geheel begrijpen door te kijken naar de interactie tussen de delen
Het systeemdenken is onderliggend aan verschillende perspectieven
Theoretische domeinen
General Systems Theory
Vorige eeuw
Streven naar een overkoepelende theorie
Multidisciplinair onderzoek
Filosofische theorie
Geen empirisch onderzoek
Systeem
‘Een systeem is samengesteld uit elementen die georganiseerd zijn door de consistente aard van de relatie tussen deze elementen’
Natuurlijke systemen
Belangrijkste kenmerken
Regels & codes door onderlinge omgang
Processen die verandering promoten & processen die verandering tegengaan
Organisatie ontwikkelt zich door de tijd
Theoretische domeinen
b. Cybernetica: gebruik van feedback
Feedback & duurzaam bestaande gezinssystemen
Kritiek:
Individu/mensbeeld
Historie
Betekenisgeving
Communicatietheorie is er bij gekomen omdat er kritiek kwam, omdat er niet gekeken wordt naar het individu, de historie en de betekenisgeving
2. Systemische begrippen gebruiken om naar gezinnen te kijken
Eerst…
We kunnen niet NIET communiceren
Aanvaarden - verwerping (afsluiten van de bejegening)- verandering (veranderen van onderwerp die niet past bij de manier waarop je in eerste instantie bejegend wordt)- symptoomvorming (bv meteen zeggen dat je hoofdpijn hebt, zodat de ander denkt van als ze geen hoofdpijn had gehad was ze best gezellig geweest)
Gesloten vs. open systemen
Informatie-uitwisseling met de omgeving
Open systeem: altijd in interactie met de omgeving
Context
Context is bepalend voor de betekenis
Lineaire causaliteit & circulariteit
Lineair: oorzaak en gevolg onderscheiden
Vaste rollen
Rollen verstarren verder
Parallelproces
Eenzijdige (of enkelvoudige) partijdigheid
Circulair
Onderkennen complexiteit communicatie
Onderkennen circulariteit
GGG: meer van hetzelfde
Exploreren onderliggende patronen & motieven
Ruimte voor verandering & beïnvloeding
Meerzijdige (of meervoudige) partijdigheid
Kritiek
Verwaarlozing?
Mishandeling?
Misbruik?
Interpunctie, binnen een systeem
Interactie Ketens
Structuur aanbrengen in reeksen uitwisselingen
Begin/eind om groep te krijgen op geheel
Vanuit begin oorzaak gevolg relaties.
Wat zien we?
Wederzijdse verwijten over gedrag
Geen verantwoordelijkheid nemen voor eigen gedrag
Zich niet meer kunnen verplaatsen in standpunt vd ander
Interventie: circulair denkende derde om tot
Hoorcollege psychodiagnostiek bij mensen met een verstandelijke beperking. Universiteit Utrecht
HC7 Diagnostiek
Psychodiagnostiek bij mensen met een verstandelijke beperking
Jolanda Venema en Brandon
1988 Ouders van Jolanda zoeken publiciteit
Jolanda: Isoleercel, naakt vastgebonden, Zweedse band, veel medicatie
Kamervragen, Minister stelt ruim 300.000 gulden ter beschikking
Oprichting Centra voor Consultatie en Expertise
2011: ‘Brandon’
Waarom deed men daar niets aan?
Handelingsverlegenheid
‘Onbegrepen gedrag’ of uitdagend gedrag (challenging behavior)
Kennis ontbrak over de oorzaak van gedragsproblemen bij deze doelgroep
Geen idee over hoe deze problemen verholpen kunnen worden
Gebrek aan handelingen die evidence-based zijn
Psychofarmaca als controlemiddel. Werd en wordt nog steeds veel voorgeschreven. Vaak zonder duidelijke diagnose.
Waar was de diagnostiek?
Verleden: Diagnostiek bij mensen met een verstandelijke beperking is NIET zinvol
De gedrags- en psychiatrische problemen en zijn het gevolg van de cognitieve problemen (diagnostic overshadowing)
Geen of onvoldoende genormeerde en gevalideerde instrumenten
Een deel van de doelgroep is niet test- of onderzoekbaar: gebrekkige communicatie, geen zelfinzicht, etc.
Kennis van de oorzaken (bv genen of hersenbeschadiging) levert niet altijd informatie op over wat de beste behandeling is.
‘Diagnosticeren is stigmatiseren’. Het gaat om een respectvolle bejegening
Wel: Beeldvorming. Wie is deze persoon?
Diagnostisch rapport ging niet echt over diagnoses. Eerder over wat de persoon doet in dagelijks leven/familiegeschiedenis etc.
Controverses in de diagnostiek
Psychiatrie/traditionele gehandicaptenzorg | Psychologie/empirisch gefundeerde gehandicaptenzorg |
‘De persoon leren kennen in een dialoog’ | Testen en verklaren |
Ideografische beschrijving | Nomothetische beschrijving |
Klinisch oordeel | Statistisch oordeel |
Subjectief | Objectief |
Eclectisch | Wetenschappelijk |
(Meta-) theoretisch (visie op de mens) | Empirisch, evidence-based |
Classificerend, labelen | Verklarend |
Nu: Diagnostiek is wel zinvol!
Mensen met een VB vertonen dezelfde psychiatrische stoornissen als mensen in de normale populatie
Wetenschappelijk onderzoek naar prevalentie van gedragsproblemen en psychiatrische problemen
Kinderen met een VB hebben 2.8-4.5 keer grotere kans op het ontwikkelen van psychopathologie
Co-morbiditeit: 30-50%
Gebruik classificatiesystemen
DSM-IV-TR/ DSM-5 is bruikbaar:
Bij zwakbegaafdheid en licht verstandelijke beperking is goed
Maar:
De toepasbaarheid neemt sterk af bij een dalend niveau van functioneren
Vrijwel onbruikbaar bij mensen met een diepe verstandelijke beperking
Aparte classificatiesystemen
DC-LD = Diagnostisch criteria for psychiatric disorders for use with adults with learning disabilities/mental retardation. Royal College of Psychiatrists (2001)
DM-ID (Diagnostic Manual-Intellectual Disability, 2007), kinderen en volwassenen)
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
- Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
- Use the topics and taxonomy terms
- The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
- Check or follow your (study) organizations:
- by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
- this option is only available trough partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- by following individual users, authors you are likely to discover more relevant study materials.
- Use the Search tools
- 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
- The search tool is also available at the bottom of most pages
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Field of study
- All studies for summaries, study assistance and working fields
- Communication & Media sciences
- Corporate & Organizational Sciences
- Cultural Studies & Humanities
- Economy & Economical sciences
- Education & Pedagogic Sciences
- Health & Medical Sciences
- IT & Exact sciences
- Law & Justice
- Nature & Environmental Sciences
- Psychology & Behavioral Sciences
- Public Administration & Social Sciences
- Science & Research
- Technical Sciences
Add new contribution