HC7 Diagnostiek
Psychodiagnostiek bij mensen met een verstandelijke beperking
Jolanda Venema en Brandon
1988 Ouders van Jolanda zoeken publiciteit
Jolanda: Isoleercel, naakt vastgebonden, Zweedse band, veel medicatie
Kamervragen, Minister stelt ruim 300.000 gulden ter beschikking
Oprichting Centra voor Consultatie en Expertise
2011: ‘Brandon’
Waarom deed men daar niets aan?
Handelingsverlegenheid
‘Onbegrepen gedrag’ of uitdagend gedrag (challenging behavior)
Kennis ontbrak over de oorzaak van gedragsproblemen bij deze doelgroep
Geen idee over hoe deze problemen verholpen kunnen worden
Gebrek aan handelingen die evidence-based zijn
Psychofarmaca als controlemiddel. Werd en wordt nog steeds veel voorgeschreven. Vaak zonder duidelijke diagnose.
Waar was de diagnostiek?
Verleden: Diagnostiek bij mensen met een verstandelijke beperking is NIET zinvol
De gedrags- en psychiatrische problemen en zijn het gevolg van de cognitieve problemen (diagnostic overshadowing)
Geen of onvoldoende genormeerde en gevalideerde instrumenten
Een deel van de doelgroep is niet test- of onderzoekbaar: gebrekkige communicatie, geen zelfinzicht, etc.
Kennis van de oorzaken (bv genen of hersenbeschadiging) levert niet altijd informatie op over wat de beste behandeling is.
‘Diagnosticeren is stigmatiseren’. Het gaat om een respectvolle bejegening
Wel: Beeldvorming. Wie is deze persoon?
Diagnostisch rapport ging niet echt over diagnoses. Eerder over wat de persoon doet in dagelijks leven/familiegeschiedenis etc.
Controverses in de diagnostiek
Psychiatrie/traditionele gehandicaptenzorg | Psychologie/empirisch gefundeerde gehandicaptenzorg |
‘De persoon leren kennen in een dialoog’ | Testen en verklaren |
Ideografische beschrijving | Nomothetische beschrijving |
Klinisch oordeel | Statistisch oordeel |
Subjectief | Objectief |
Eclectisch | Wetenschappelijk |
(Meta-) theoretisch (visie op de mens) | Empirisch, evidence-based |
Classificerend, labelen | Verklarend |
Nu: Diagnostiek is wel zinvol!
Mensen met een VB vertonen dezelfde psychiatrische stoornissen als mensen in de normale populatie
Wetenschappelijk onderzoek naar prevalentie van gedragsproblemen en psychiatrische problemen
Kinderen met een VB hebben 2.8-4.5 keer grotere kans op het ontwikkelen van psychopathologie
Co-morbiditeit: 30-50%
Gebruik classificatiesystemen
DSM-IV-TR/ DSM-5 is bruikbaar:
Bij zwakbegaafdheid en licht verstandelijke beperking is goed
Maar:
De toepasbaarheid neemt sterk af bij een dalend niveau van functioneren
Vrijwel onbruikbaar bij mensen met een diepe verstandelijke beperking
Aparte classificatiesystemen
DC-LD = Diagnostisch criteria for psychiatric disorders for use with adults with learning disabilities/mental retardation. Royal College of Psychiatrists (2001)
DM-ID (Diagnostic Manual-Intellectual Disability, 2007), kinderen en volwassenen)
Algemene kritiek op classificatiesystemen
Zijn gebaseerd op consensus en niet op wetenschappelijk onderzoek, en zijn a-theoretisch en onbetrouwbaar.
Worden gedomineerd door de psychiatrie
Geen aandacht voor verklaringen
Geen aandacht voor omgevingsinvloeden
Doen geen uitspraak over de ernst vd stoornis
Het probleem van de co-morbiditeit niet opgelost
Boodschappenlijstjes
B.v. iemand moet voldoen aan 6 van 9 criteria
Waarom 6 en geen 5 of 7? Niemand kan hierop een zinnig antwoord geven.
Maar: Stoornissen zijn eerder dimensionaal i.p.v. categoriaal
Diagnostiek is wel zinvol!
Nieuwe instrumenten
Screeningsinstrumenten: VOG
Ontwikkelingsdomein: ESSEON-R, SEO-R
SEO: meten van sociaal-emotionele ontwikkelingsniveau
Validiteit, betrouwbaarheid?
Belangstelling vanuit de neurowetenschappen
Bv. neurowetenschappelijk en neuropsychologisch onderzoek bij mensen met Williams syndroom of Fragiele X-syndroom
Neuropsychologische profielen
Large scale brain networks
Bv The Oxford Handbook of Intellectual Disabilities and Development (2014): 5 hoofdstukken gaan over neuropsychologisch onderzoek.
Genetisch onderzoek
Human Genome Project
Genetische oorzaken VB, bv epigenetische processen
Bv. SNX24 bij Downsyndroom
Stukje DNA op Chromosoom 21: remt productie eiwit SNX24
SNX24: beter functioneren van neuronen
Extra chromosoom > gebrek aan het eiwit SNX27. ….
Type diagnostische instrumenten
Testen/vragenlijsten NIET speciaal ontwikkeld voor mensen met een VB
Bv. WISC-III of CBCL/TRF
Testen/vragenlijsten speciaal ontwikkeld voor mensen met een VB
Bv. VOG
Vragenlijsten in te vullen door informanten (begeleiders)
Bv. SRAZ, ESSEON-R, SEO-R
Observatie-instrumenten
Bv. methode Heijkoop, ABC-schema's voor functionele gedragsanalyse
Klinische observatie/diagnostisch interview
Omvang doelgroep
Verstandelijke beperking
In Nederland: ongeveer 142.000 mensen met een verstandelijke beperking (IQ onder de 70). (IQ onder 70 EN hulp nodig)
Bijna al deze mensen krijgen enige vorm van langdurige hulp; thuis, op school, dagbesteding of intramurale zorg
Ongeveer 2.2 miljoen Nederlanders met zwakbegaafdheid (IQ tussen de 70 en 85)
Wanneer er ernstige problemen zijn met sociale redzaamheid worden zij soms licht verstandelijk beperkt genoemd.
De bijkomende problematiek kan leiden tot een langdurige behoefte aan ondersteuning.
Hoe complexer de samenleving is, hoe meer mensen met een beperking in het sociaal aanpassingsvermogen behoefte hebben aan zorgondersteuning.
Vaststellen van een verstandelijke beperking
Een vertande.ijke beperking is geen eigenschap
Het is geen ziekte of psychiatrische stoornis
Het is een (soms tijdelijke) beperking in de intellectuele en adaptieve vermogens of sociale redzaamheid
Gedragsniveau: veel ondersteuning nodig, beperking in de dagelijkse vaardigheden, ‘normale’ dingen niet begrijpen, conflicten met de omgeving, gemakkelijk beïnvloedbaar, masking (mensen met VB kunnen dit vaak maskeren/verbergen. BV wel taalvaardig → zorgt voor overschatting), etc.
Intelligentie: BSID-III (0.5-42 mnd); WPPSI-R (4-7.6); WISC-III (6-16); WAIS-III (vanaf 16); KAIT (vanaf 14); SON-R (2.5-7, 7-17)
Sociale redzaamheid: SRZ (Sociale Redzaamheids-schaal-Z); SRZ-I (interviewversie); SRZ-P (plus=hoger niveau); Vineland-Z
Intelligentiemeting in de praktijk
Totaal IQ: slechts globale indicatie van het cognitieve niveau
Beter: neuropsychologische benadering = testen van afzonderlijke cognitieve functies
LVB: vaak disharmonisch (Performaal IQ > Verbaal IQ)
Indien verbaal > performaal = overschatting
IQ < 45 (Kraijer en Plas, 2006)
Niet precies te bepalen
Kies een intelligentietest op basis van de geschatte ontwikkelingsleeftijd
Problemen in de diagnostiek
Meeste diagnostische criteria vereisen zelfrapportage van gedachten, gevoelens, fysieke toestand, vroegere gebeurtenissen.
Mensen met VB hebben beperkte verbale vaardigheden en geheugenproblemen
Andere problemen:
Responsstijlen, zoals response acquiescence (Vragen worden allemaal hetzelfde beantwoord, eerste antwoord is bv nooit, dan worden andere vragen niet eens meer gelezen maar gwn overal nooit ingevuld)
Afhankelijke van Informanten
Onvoldoende kennis van de cliënt
Eigen opvattingen over oorzaken en diagnose (cultureel bepaald)
Informatie in dossiers
Onduidelijk (vage diagnoses)
Lange geschiedenis (veel overplaatsingen)
Incompleet, maar wel heeeel veel info
Diagnostiek bij mensen met een verstandelijke beperking
Problemen zijn altijd complex
Combinatie van een beperking en gedragsproblemen/psychiatrische stoornissen
Welke problemen zijn toe te schrijven aan de verstandelijke beperking en welke aan andere stoornissen?
Problemen zijn altijd contextafhankelijk
Problemen zijn het resultaat van een wisselwerking tussen persoonskenmerken en sociale omgeving
Multiprobleem gezinnen
Seksueel misbruik, mishandeling, ernstige verwaarlozing
Problemen zijn multicausaal! (biologisch, cognitief en omgeving
Problemen zijn niet eenduidig
Symptomatologie is complex
Classificatiesystemen beperkt toepasbaar
Veel co-morbiditeit
De diagnostiek is ingewikkeld
Gebrek aan goede instrumenten
Afhankelijk van informanten
Factoren op alle verklaringsniveaus: genetisch, biologisch, cognitief, omgeving
Stelt de hoogste eisen aan de deskundigheid van orthopedagogen.
Deskundigheid orthopedagogen binnen GZ
Normale (levensloop-) ontwikkeling (biologisch, motoriek, sociaal-emotioneel, cognitief) en psychologische processen
Specifieke problematiek doelgroep (leren, communicatie, gezondheid, zelfredzaamheid, veroudering)
Gedragsproblemen en psychiatrische stoornissen (alle stoornissen komen voor, zoals hechtingsproblemen, autisme, schizofrenie, depressie, angsten, ODD/CD, ADHD)
Psychosociale problematiek, zoals gezins- en opvoedingsproblemen, seksueel misbruik mishandeling, criminaliteit, armoede, cultuurgebonden problemen
Neurologische, sensorische, en medische problematiek (veel problemen hebben een biologische basis)
Diagnostiek, behandeling (therapie, methodieken, medicatie) en begeleiding (mediatie)
De praktijk
De zorg voor mensen met een verstandelijke beperking is overvraging een veel genoemde verklaring voor probleemgedrag (bv. agressie) bij deze groep
In de zorg voor mensen met een VB wordt een discrepantie tussen het sociaal-emotionele en het cognitieve niveau gezien als een belangrijk risicofactor voor overvraging.
Wijnroks (2013):
Is overvraging wel een goed concept?
Bestaan discrepanties tussen iemand cognitieve niveau en sociaal-emotionele niveau?
Zo ja, bestaat er wetenschappelijke bewijs dat dit soort discrepanties een risicofactor zijn voor overvraging en de ontwikkeling van gedragsproblemen?
Grielen (2017):
Overvraging is een valide concept
Discrepanties bestaan, want we kunnen ze aantonen
Ja, de praktijk heeft dat laten zien
Voorbeeldcasus uit de praktijk (Gielen, 2017)
36-jarige zwakbegaafde man
IQ 76, geen psychiatrische stoornis of persoonlijkheidspathologie
Aanmeldingsreden:
Onbegrepen verbale en fysieke agressie naar ondersteuners
Zelfverwaarlozing
Perioden van inactiviteit en lusteloosheid
Fors verzet tegen regelgeving en afspraken
Huidige situatie:
Woonvoorziening met 24-uurs ondersteuning
Voorgeschiedenis:
Heeft zelfstandig gewoond met paar uur ondersteuning per week
Overlast voor de buurt
Zelfverwaarlozing
Werk
Krijgt intensieve ondersteuning en veel individuele aandacht
Begint aan nieuw werk, maar stopt vrij snel, wil daarna niet meer
Dagelijks leven:
Blijft soms hele dagen in bed liggen en wil niet naar werk
Zegt dan: “Ik ben waardeloos, het lukt mij toch niet”
Visie cliënt:
Kan gemakkelijk fulltime baan aan en met wat hulp zelfstandig wonen en leven
Vindt dat hij geen 24-uurs ondersteuning nodig heeft
Vindt dat hij te veel in zijn vrijheden wordt beperkt, mag geen eigen geld beheren vanwege schulden (online dingen gekocht); strak tijdsregime (op tijd thuis en naar bed) en houden aan groepsregels.
Visie gedragsdeskundige:
Hij overschat zichzelf, want hij denkt dat hij een autorijbewijs kan halen dat hij zijn eigen geld kan beheren
Hij luistert niet naar het verhaal van een ander
Wordt boos als hij zijn zin niet krijgt of op zijn beurt moet wachten
Diagnostisch beeld:
‘Er is sprake van een forse achterstand van de sociaal-emotionele ontwikkeling (SEO)’
Enerzijds: er is sprake van een sterke egocentrische belevingswereld en een streven van de eigen autonomie te bevechten.
Anderzijds:
Conclusie:
Hij laat het beeld zien ‘van een peuter in de egocentrische fase die denkt de hele wereld aan te kunnen, doch zonder de directe aanwezigheid van de vertrouwde figuur/ondersteuner volstrekt hulpeloos is’
Passende benaderingswijze:
De cliënt moet continu een beroep kunnen een op de fysieke aanwezigheid van ondersteuners
Samenvattend
De cliënt wordt OVERVRAAGD, omdat de eigen ideeën niet aansluiten bij zijn basale emotionele behoeften
Eigen ideeën:
Eigen geld kunnen beheren, fulltime baan aankunnen, zelfstandig kunnen wonen
Basale emotionele behoeften:
Ruimte voor autonomie-strevingen
Wijnroks (2017)
Hier wordt een volwassen persoon beschreven alsof het een kind is, die ook als kind moet worden behandeld. Ik vind dat onethisch
Hij moet opnieuw ‘opgevoed’ worden door hem een streng regime op te leggen. Met welk recht?
De gedragskundige ‘weet’ wat de basale emotionele behoeften van cliënt zijn. Hij baseert dit op een theoretisch model/instrument (SEO) dat niet wetenschappelijk getoetst is, noch goed theoretisch onderbouwd.
Dit is een voorbeeld van een onwetenschappelijk, niet evidence-based handelen
Vragen van Lex aan de praktijk:
Waarom is er vanuit de gehandicaptenzorg zo weinig aansluiting bij het internationale wetenschappelijk onderzoek?
Overvraging
Waarom gebruiken we alleen in Nederland en België ontwikkelingsleeftijden (of fasen) om het gedrag en het functioneren van mensen met een VB te beschrijven?
Sociaal-emotionele ontwikkelingsleeftijden worden in de internationele literatuur niet gebruikt. Wel mentale leeftijd, maar alleen in wetenschappelijk onderzoek
Trouw (okt. 2017): vrouw van 28 jaar met een ass en een normale intelligentie. Zit in isoleercel
Definitie van overvraging
Overvraging is een afstemmingsprobleem; de eisen en verwachtingen in de omgeving zijn lange tijd niet in overeenstemming met iemands cognitieve maar vooral ook emotionele en sociale mogelijkheden.
Verschil tussen ‘kunnen’ en ‘aankunnen’
Twee typen risicofactoren
Omgeving: niet goed kunnen inschatten wat iemand (aan-)kan (capaciteit, belastbaarheid, etc.), onrealistische eisen stellen, …..
Persoon: slecht ontwikkelde coping strategieën (bv. geen grenzen aan kunnen geven), gebrek aan zelfinzicht (bv. overschatting), …… een discrepantie in de ontwikkeling!!
Vragen aan de praktijk
Wat is een discrepantie?
Antwoorden uit de praktijk
De theorie van Anton Dosen (2005, 2014)
Sommige mensen ontwikkelen en onevenwichtige of discrepante persoonlijkheidsstructuur = verschil tussen het sociaal-emotionele niveau en het cognitieve niveau
Meestal uitgedrukt in leeftijdsequivalenten
Cognitieve niveau = 5 jaar
Sociaal-emotionele niveau = 3 jaar
Bewijsvoering vanuit de praktijk
Klacht: de cliënt vertoont gedragsproblemen
Hypothese: er is sprake van overvraging
Onderzoeksvraag: is er een discripantie tussen cognitieve leeftijd en de sociaal-emotionele ontwikkelingsleeftijd?
Onderzoek: bepaal met een intelligentietest de mentale leeftijd en met bv de SEO-R de Sociaal Emotionele Ontwikkeling
Wat betekent mentale leeftijd?
Binet ontwierp de intelligentietest om een beter alternatief te bieden voor ‘onbetrouwbare waarnemingen’ van leerkrachten van de prestaties van hun kinderen
BInet: de moeilijkheid van een testitem = de chronologische leeftijd waarop de helft van de kinderen de test goed maakten.
Moeilijkere items = items waarop jonge kinderen falen en oudere kinderen slagen
Een voorlijk kind heeft een mentale leeftijd die hoger is dan zijn chronologische leeftijd en een verstandelijk beperkt kind heeft een mentale leeftijd die achterloopt bij zin chronologische leeftijd
Stern (1914): Intelligentiequotiënt = de ratio tussen mentale leeftijd en chronologische leeftijd (relatieve intelligentie) van een kind ten opzichte van een leeftijdsgenootjes
Mentale leeftijd en leeftijdsequivalent
Wat vindt de onderzoeker van de praktijk?
De onderzoeker: Wat bedoelt de praktijk met het sociaal-emotionele ontwikkelingsniveau?
Emotiewaarneming? emotieregulatie/ emotionele ….
De onderzoeker: kun je de sociaal-emotionele leeftijd wel meten?
Zijn er wel genormeerde en gevalideerde instrumenten om de sociaal-emotionele leeftijd te kunnen bepalen?
Praktijk: SEO-R en ESSEOn-R
Betrouwbaarheid en validiteit
De onderzoeker: zijn de sociaal-emotionele ontwikkelingsniveau en het cognitieve niveau niet afhankelijk van elkaar? Zijn wel onafhankelijk van elkaar te meten?
Er zijn veel sociaal-emotionele vaardigheden/processen die een beroep doen op cognitieve processen:
Emotieregulatie
Conclusies
Geen consensus tussen praktijk en wetenschap over wat een discrepantie is en hoe het moet worden gemeten
Vanuit de empirische benadering is kritisch op de praktijk.
Of een discrepantie ook consequenties heeft hangt af van...
Nieuwe gehandicaptenzorg
Stop met het onderzoeken van discrepanties tussen ontwikkelingsdomeinen: het is onwetenschappelijk, weinig informatief en niet zinvol!
BIj overvraging: gebruik het stressmodel
Gebruik de neuropsychologische benadering:
Gebruik neuropsychologische testen die afzonderlijke cognitieve functies meten
Vergelijk de scores met een normgroep (dezelfde mentale en chronologische leeftijd, zelfde syndroom)
Maak een sterkte-zwakte profiel
Geef extra ondersteuning voor functies die zwak ontwikkeld zijn
Probleem
Neuropsychologische testen en normen ontbreken nog
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Hoorcollegeaantekeningen Diagnostiek. Universiteit Utrecht
Hoorcollege Intelligentieonderzoek. Universiteit Utrecht
HC1 Diagnostiek
Intelligentieonderzoek
Wat is intelligentie?
Intelligentietest
Eerste IQ test: Binet, 1905
Nationale IQ-test
Slim versus minder slim
Theorieën
Resing en Drenth, 2007
Intelligentie is een conglomeraat (samenstelling) van verstandelijke vermogens, processen en vaardigheden, zoals:
Abstract, logisch en consistent kunnen redeneren
Relaties kunnen doorzien
Regels kunnen ontdekken in schijnbaar ongeordend materiaal
Met bestaande kennis nieuwe taken kunnen oplossen
Problemen kunnen oplossen
Zich flexibel kunnen aanpassen in nieuwe situaties
Leervermogen vertonen zonder directe en volledige instructies
Wechsler (1974)
‘Intelligence is the overall capacity of an individual to understand and cope with the world around him. This definition conceives of intelligence as an overall or global entity; that is, a multi-determined and multi-faced entity rather than an independent, uniquely-defined trait. It avoids singling out any ability, however esteemed (e.g. abstract reasoning), as crucial or overwhelmingly important’
Benaderingen m.b.t intelligentie
Psychometrische benadering
Differentiële psychologie (Binet)
Zwak: theoretische onderbouwing
Sterk: instrumentontwikkeling
Binet (1905): 1e intelligentietest
Eerst intelligentie meten dan pas bestuderen
WISC-RN, WISC-III, WISC-V ontwikkeld binnen deze traditie
G-factor & factoranalyse
Charles Spearman
Structuur van intelligentie:
G-factor
Factoranalyse
Vervolg structuur intelligentie
Primary mental abilities
Thurstone (1938): 7 primaire intelligentiefactoren
Uitgangspunt voor o.a. RAKIT
Guilford (1967): 3 dimensies, leidend tot 120 intelligentiefactoren
Er is een zwakke samenhang tussen de 7 factoren en die samenhang noemt Thurstone dan de G-factor
Three-stratum theory
Carroll (1993): hiërarchisch model met 3 niveaus:
G-factor (niveau 3), 7 groepsfactoren (niveau 2) en specifieke factoren (niveau 1)
Factoren op niveau 2 samen te vatten in: proces, inhoud en capaciteit
Proces: hoe wordt informatie verwerkt
Inhoud: welke informatie wordt verwerkt
Capaciteit: hoeveel informatie wordt verwerkt en hoe snel gaat dat (werkgeheugen)
CHC-model
Cattell en Horn (1978): fluid en crystallized intelligence (niveau 2 Carroll)
Fluid: taken die gaan om relatief nieuwe problemen, waarbij je niet goed kan terugvallen op eerdere ervaringen (nieuwe problemen snel op kunnen lossen)
Crystallized: cultuur beïnvloed dit omdat het je ervaringen in het leven beïnvloed. Crystallized is dus dat je kan terugvallen op ervaringen.
Herziene IQ-test
Waarom een herziening?
Actualisering van de normen
Flynn-effect
Intelligentie is niet constant over generaties. Als je niks zou doen aan de intelligentietest, zouden er 10 punten bijkomen per generatie. Dus zouden de volgende
Hoorcollege Neuropsychologie. Universiteit Utrecht
HC2 Diagnostiek
Neuropsychologie
Belangrijke begrippen
Neuropsychologie en ontwikkelingsneuropsychologie
Klinische neuropsychologie en klinische kinderneuropsychologie
Neurologie en kinderneurologie
Biologische psychiatrie en kinder- en jeugdpsychiatrie
Neuropsychologie en klinische neuropsychologie
De Neuropsychologie onderzoekt de relaties tussen hersenen en gedrag bij zowel interactie als beschadigde individuen, bij zowel dieren als mensen (Deelman & Eling, 1997).
Neuropsychologie = wetenschappelijke discipline
Klinische neuropsychologie = toegepaste discipline
Een neuropsycholoog is een psycholoog die zich gespecialiseerd heeft in de klinische neuropsychologie of een neurowetenschapper (soms beide).
Ontwikkelingsneuropsychologie
De ontwikkelingsneuropsychologie of kinderneuropsychologie houdt zich bezig met het bestuderen van de relatie tussen hersenen en gedrag bij kinderen en adolescenten binnen de dynamische context van het zich ontwikkelde brein (Anderson et al, 2001).
Engels: Developmental neuropsychology, child neuropsychology, developmental cognitive neuroscience.
Jonge wetenschap: 30 jaar geleden ontstaan
Vroeger: M (Minimal) B (Brain) D (Dysfunction)-kinderen
Dus alle kinderen die symptomen hadden van nu bv ADHD vielen onder de MBDkinderen
Nu: ADHD, ODD, CD, DCD, etc. (vanaf jaren 80 ongeveer)
Klinische kinderneuropsychologie
Swaab, Bouma, Hendriksen, & Köning (2015): ‘...richt zich op het leggen van verbanden tussen problematisch of afwijkend gedrag en disfuncties van de zich ontwikkelende hersenen bij kinderen en jeugdigen”.
Toepassen van kennis over (verstoorde) hersen-gedragrelaties in de hulpverlening aan kinderen en jeugdigen die problemen ervaren die mogelijk samenhangen met disfuncties van het zich ontwikkelende brein.
Attentional Bias
Neurologie en kinderneurologie
Neurologie is de wetenschap die zich bezighoudt met ziektes van het zenuwstelsel
Een neuroloog is een arts die zich gespecialiseerd heeft in de neurologie. Deze arts doet neurologische onderzoek.
Lichamelijk onderzoek
Aanvullende onderzoek (hersenmetabolisme, hersenstructuur, neuropsychologisch onderzoek)
Assumpties
Volwassenen neuropsychologie: onderzoek naar de symptomatologie geeft inzicht in het onderliggende neurologisch defect. Er is een één-op-één relatie tussen structuur en functie (modulaire benadering).
Bv. een lage score op het WIsconsin Card Sorting Task verwijst naar een dysfunctie van de prefrontale cortex
Modulaire benadering wordt steeds minder dominant
Ontwikkelingsneuropsychologie: de symptomatologie (=gestoord of afwijkend gedrag) geeft NOOIT een duidelijke verwijzing naar een onderliggend neurologisch defect.
Bv. impulsiviteit kan het gevolg zijn van een niet-aangeboren hersenbeschadiging, genetisch defect, vroege sociale deprivatie, etc.
Neuropsychologische diagnostiek bij kinderen
Een klinische kinderneuropsycholoog:
Zoek naar verklaringen voor de gedrags- en leerproblemen
Doet uitspraken over de onderliggende cognitieve processen, obv theorieën over de relaties tussen hersenontwikkeling en omgeving
Kan het bestaan van hersenbeschadigingen/dysfuncties niet aantonen
Kan geen uitspraken doen over de exacte locatie van de hersendysfunctie.
Relatie hersenen en gedrag
Disciplines en verklaringsniveaus
Orthopedagogiek: omgeving > gedrag
Hoorcollege diagnostiek van onderwijsleerproblemen. Universiteit Utrecht
HC3 Diagnostiek
Diagnostiek van onderwijsleerproblemen
Hans van LUit
27-2-2018
Doelstelling college
Het opdoen van kennis en inzichten m.b.t
Diagnostiek van onderwijsleerproblemen (in het bijzonder dyslexie en dyscalculie)
De hierbij relevante aspecten in de onderwijsleersituatie en de gehele ontwikkeling van het kind
Enkele testmiddelen die veel gebruikt worden
Implicaties voor het toepassen van de diagnostische cyclus
Klachtanalyse: brede screening: alert zijn op signaleren in intakegesprek (doorvragen!) en eventueel verkennende observatie
Probleemanalyse en verklaringsanalyse. Indien indicaties: nader onderzoek onderwijsleersituatie of kindfactoren (naast leren/cognitie)
Indicatieanalyse. Indien nodig: verandering bewerkstelligen in onderwijsleersituatie of in kindfactoren (naast leren/cognitie)
Onderwijsleersituatie
Uitgangspunt: leren vindt plaats in voortdurende interactie met de omgeving
Analyse van de totale onderwijsleersituatie
Bronfenbrenner gespecialiseerd voor onderwijssituatie
Uitleg schema
1a. Leergedrag
Leertaakgerichtheid
Taakgedrag
Oriëntatie, doel vasthouden, controleren
Actief vs Passief (leerstrategieën)
Observatie in de klas
Individuele observatie tijdens leren
Gesprek met leerling
2. Leerkrachtfactoren
Overtuigingen (bijvoorbeeld m.b.t intelligentie)
Gehanteerde attributies m.b.t succes en falen
Mate van zelfreflectie: mogelijkheid onderwijs bij te stellen
Gesprek met leerkracht
Vragenlijst ‘Pedagogische stijl’ (Verstegen & Lodewijks, 2006) laten invullen door leerkracht
2a. Leerkracht-leerlingrelatie
Affectieve kwaliteit van de relatie
Rolverdeling (autonomiebevorderend vs beperkend)
Leerkracht-leerling Relatie Vragenlijst (LLRV; Kroomen, Verschueren, & Pianta, 2007) laten invullen door leerkracht
Interactiepatronen (Roos van Leary):
Afhankelijk leerlinggedrag directief/sturend leerkrachtgedrag
Aangeleerde hulpeloosheid leerkracht als redder
Interactiewijzer (Verstegen & Lodewijks, 2006) laten invullen door leerkracht
Kijkwijzer voor interactie of ABC-schema bij observatie
2b. Instructiegedrag leerkracht
Goed klassenmanagement (structuur)
Direct instructiemodel (Veenman, 1993): Voorkennis activeren > leerstof presenteren > begeleide inoefening > zelfstandige verwerking > veelvuldige feedback.
Zone van Naaste ontwikkeling (Vygotsky, 1978): instructie differentiatie
Gesprek met leerkracht
Observatie tijdens instructie
Handelingsplannen evalueren
3. Leertaak
Aansluiting methode en instructiebehoefte
Geschiktheid van gehanteerde leerprincipes
Nagaan gebruikte lesmethode
Gesprek met leerkracht
Handelingsplannen evalueren
Hoorcollege vroegkinderlijke diagnostiek. Universiteit Utrecht
HC4 Diagnostiek
Vroegkinderlijke diagnostiek
Pijlers van de cursus Diagnostiek
De Diagnostische cyclus: een systematische aanpak
Onderkenning (klacht- probleemanalyse), verklaring, indicatie, advies
Het Hypothese Toetsend Model: een onderzoeksmatige aanpak.
Onderkennende, verklarende hypothese, onderzoekshypothese
Functioneren en gedrag op diverse ontwikkelingsdomeinen.
Cognitief, sociaal-emotioneel, neuromotorisch
Diagnostische meetinstrumenten: Operationalisatie
IQ test, vragenlijsten, observaties enz.
Ontwikkelingsfases: vroegkinderlijke diagnostiek
Het functioneren van jonge kinderen
Hoe gaat het met het kind?
Hoe gaat het met de ouders?
Wat is de kwaliteit van de interactie en relatie tussen ouders en kind?
Wat is de kwaliteit van de opvoeding van de ouders?
Baby’s: Bewustzijnstoestand → vormt de basis van reactiemogelijkheden (diepe slaap, lichte slaap, slaperig, alert (weinig motorische activiteit maar wakker), mopperig (veel motorische activiteit), huilen)
Ontwikkelingsdomeinen
Somatische ontwikkeling; groei en gezondheid
Neuromotorische ontwikkeling
Neurologisch functioneren; kwaliteit van bewegen; fijne en grove motorische vaardigheden
Cognitieve ontwikkeling
Logisch redeneren; executieve functies; ruimtelijk inzicht; geheugen; kennis; taalvaardigheden
Sociaal emotionele ontwikkeling
Temperament; hechting; gedragsproblemen; emotionele expressie; sociale vaardigheden; morele ontwikkeling
Normen: welk gedrag is goed, goed genoeg, gewenst of niet goed?
‘Communication referenced’: kwalitatieve beschrijvingen van opvallend gedrag
Criteriumgericht - ‘Criterion referenced’: instrumenten waarmee bekeken wordt of een vaardigheid aanwezig is, of niet (bijv. didactische toetsen)
‘Norm-referenced’: genormeerde toetsen die duidelijk maken of een kind functioneert op een niveau dat past bij de leeftijd.
Bayley Ontwikkelingsschalen
Mentale en motorische ontwikkeling en gedragsobservatie
BOS 2-30
BSID II
Bayley - III- NL
Cognitie
Fijne en grove motoriek
Taalbegrip en taal expressie
Ages and Stages Questionnaire ASQ: 24 mnd
Problemen oplossen:
Zet vier voorwerpen zoals blokken of auto’s in een rij, terwijl uw kind kijkt. Doet uw kind dit na of imiteert het u door vier voorwerpen in een rij te plaatsen?
Grove motoriek
Kan het kind met twee voeten tegelijk van de grond omhoog springen?
ASQ social emotional: 24 mnd
Luistert het kind graag naar verhaaltjes of zingt hij liedjes?
Wanneer u weggaat, blijft uw kind dan langer dan een uur van streek en huilerig?
Temperamentsvragenlijsten ITSEA
Infant-Toddler Social Emotional Assessment; meet sociaal emotionele competentie 12-36 maanden
Huilt of klampt zich aan uw vast wanneer u weg probeert te gaan
139 items
BITSEA = verkorte versie; 42 items
Vragenlijst naar gedragsproblemen CBCL 1.5 - 5
Totaal, Internaliserende en
Hoorcollege Diagnostiek van de psychosociale problemen. Universiteit Utrecht
HC5 Diagnostiek
Diagnostiek van de psychosociale problemen
Psychosociale problemen
Problematische psychische emotionele en sociale ontwikkelingen en ernstig belemmerende opvoed-processen bij kinderen en jeugdigen.
Sociaal-emotionele ontwikkeling
Sociale ontwikkeling
Emotionele ontwikkeling
Sociale ontwikkeling en onderzoek bij kinderen zonder psychopathologie
Relaties
Gehechtheid
Relaties met andere kinderen
Wenselijk gedrag
Spel (ontwikkeld zich met de tijd, bv spelregels)
Bewustzijn van anderen (interesse gaan tonen in anderen, sympathie/empathie ontwikkelen)
Bewustzijn van het zelf
Sociale cognitie
Emotionele ontwikkeling en onderzoek bij kinderen zonder psychopathologie
Expressie van emoties
Begrip van emoties
Regulatie van emoties
Emotie als regulator van sociale interacties
Emotieregulatie
Ontwikkeling en onderzoek bij kinderen met internaliserende psychopathologie
Angst (ongeveer 5% van de kinderen)
Zelfrapportage: VAK4-12; ZBV-K, SAS-k, PMT-K-2
Ouders als informant: CBCL of laten registreren
Depressie (1% vd kinderen, hoe ouder, hoe meer kans)
Zelfrapportage: CDI-2, DVK, BDI-II-NL, NPDK, CASQ, PSWQ-C, PNG-k, FEEL-KJ
Ouders als informant: CBCL of uitvragen concrete situaties
Hechtingsstoornis
Instrumenten voor normale gehechtheidsproblematiek
Ontwikkeling en onderzoek bij kinderen met externaliserende psychopathologie
ODD/CD (5-10%, vaker bij jongens, vaker in steden, gemiddeld lager IQ, vaak samengaan met bv ADHD)
Ouders/leerkracht: VVGK6-16, CBCL/TRF, VFO, ECBI, SNAP-IV, MOAS
Zelfrapportage liefst gestructureerd, bv. SIV-interview
ADHD (5 op 100 kinderen, vaker bij jongens, sterk situatie afhankelijk)
Ouders/leerkracht: VVGK6-16, CBCL/TRF, VISK, SEV, AVL
Observatie in natuurlijke situatie
Algemene en partiële ontwikkelingsbeperkingen
Kinderen met verstandelijke beperkingen
Vineland-Z/screener, BSA, SEO, ESSEON-R
Kinderen met autismespectrumstoornissen (1 op 100 kinderen)
CHAT, ESAT, ADI-R, ADOS-2, VABS, VISK, CCC2
ToM test-R, SCVT, SIT
Kinderen met een visuele beperking
Materiaal voor ziende kinderen, vergroot of braille
Kinderen met een auditieve beperking
Dezelfde instrumenten als bij kinderen zonder stoornissen.
Onderzoeksinstrumenten
Vragenlijsten (CBSA/CBSK, CDI-2, SSAT)
Subjectief: gaat heel erg om perceptie.
Voordelen: gestandaardiseerd, efficiënt, kwantificeren
Soms voor screening, soms tijdens onderzoek, soms als evaluatie (of allemaal)
Expressie Tests en projectiemateriaal
Vertelplaten (CAT, Columbus)
Kind krijgt tekening te zien waar hij/zij verhaal bij moet vertellen met begin en eind.
Zinaanvultesten (ZALC)
Aan de hand van het afmaken van de zin kijken in welke fase kind zit: impulsief, zelfbeschermend, conformistisch, zelfbewust,
Hoorcollege gezinsdiagnostiek. Universiteit Utrecht
HC6 Diagnostiek
Gezinsdiagnostiek
Doelen
Theoretische domeinen van het systeemdenken herkennen
Systemische begrippen gebruiken om naar gezinnen te kijken
Vanuit verschillende perspectieven naar gezinnen kijken
Relevante technieken inzetten om informatie te verzamelen
Waar zijn we: aanmelding, klachtanalyse, probleemanalyse
Systeemdenken
Het geheel begrijpen door te kijken naar de interactie tussen de delen
Het systeemdenken is onderliggend aan verschillende perspectieven
Theoretische domeinen
General Systems Theory
Vorige eeuw
Streven naar een overkoepelende theorie
Multidisciplinair onderzoek
Filosofische theorie
Geen empirisch onderzoek
Systeem
‘Een systeem is samengesteld uit elementen die georganiseerd zijn door de consistente aard van de relatie tussen deze elementen’
Natuurlijke systemen
Belangrijkste kenmerken
Regels & codes door onderlinge omgang
Processen die verandering promoten & processen die verandering tegengaan
Organisatie ontwikkelt zich door de tijd
Theoretische domeinen
b. Cybernetica: gebruik van feedback
Feedback & duurzaam bestaande gezinssystemen
Kritiek:
Individu/mensbeeld
Historie
Betekenisgeving
Communicatietheorie is er bij gekomen omdat er kritiek kwam, omdat er niet gekeken wordt naar het individu, de historie en de betekenisgeving
2. Systemische begrippen gebruiken om naar gezinnen te kijken
Eerst…
We kunnen niet NIET communiceren
Aanvaarden - verwerping (afsluiten van de bejegening)- verandering (veranderen van onderwerp die niet past bij de manier waarop je in eerste instantie bejegend wordt)- symptoomvorming (bv meteen zeggen dat je hoofdpijn hebt, zodat de ander denkt van als ze geen hoofdpijn had gehad was ze best gezellig geweest)
Gesloten vs. open systemen
Informatie-uitwisseling met de omgeving
Open systeem: altijd in interactie met de omgeving
Context
Context is bepalend voor de betekenis
Lineaire causaliteit & circulariteit
Lineair: oorzaak en gevolg onderscheiden
Vaste rollen
Rollen verstarren verder
Parallelproces
Eenzijdige (of enkelvoudige) partijdigheid
Circulair
Onderkennen complexiteit communicatie
Onderkennen circulariteit
GGG: meer van hetzelfde
Exploreren onderliggende patronen & motieven
Ruimte voor verandering & beïnvloeding
Meerzijdige (of meervoudige) partijdigheid
Kritiek
Verwaarlozing?
Mishandeling?
Misbruik?
Interpunctie, binnen een systeem
Interactie Ketens
Structuur aanbrengen in reeksen uitwisselingen
Begin/eind om groep te krijgen op geheel
Vanuit begin oorzaak gevolg relaties.
Wat zien we?
Wederzijdse verwijten over gedrag
Geen verantwoordelijkheid nemen voor eigen gedrag
Zich niet meer kunnen verplaatsen in standpunt vd ander
Interventie: circulair denkende derde om tot
Hoorcollege psychodiagnostiek bij mensen met een verstandelijke beperking. Universiteit Utrecht
HC7 Diagnostiek
Psychodiagnostiek bij mensen met een verstandelijke beperking
Jolanda Venema en Brandon
1988 Ouders van Jolanda zoeken publiciteit
Jolanda: Isoleercel, naakt vastgebonden, Zweedse band, veel medicatie
Kamervragen, Minister stelt ruim 300.000 gulden ter beschikking
Oprichting Centra voor Consultatie en Expertise
2011: ‘Brandon’
Waarom deed men daar niets aan?
Handelingsverlegenheid
‘Onbegrepen gedrag’ of uitdagend gedrag (challenging behavior)
Kennis ontbrak over de oorzaak van gedragsproblemen bij deze doelgroep
Geen idee over hoe deze problemen verholpen kunnen worden
Gebrek aan handelingen die evidence-based zijn
Psychofarmaca als controlemiddel. Werd en wordt nog steeds veel voorgeschreven. Vaak zonder duidelijke diagnose.
Waar was de diagnostiek?
Verleden: Diagnostiek bij mensen met een verstandelijke beperking is NIET zinvol
De gedrags- en psychiatrische problemen en zijn het gevolg van de cognitieve problemen (diagnostic overshadowing)
Geen of onvoldoende genormeerde en gevalideerde instrumenten
Een deel van de doelgroep is niet test- of onderzoekbaar: gebrekkige communicatie, geen zelfinzicht, etc.
Kennis van de oorzaken (bv genen of hersenbeschadiging) levert niet altijd informatie op over wat de beste behandeling is.
‘Diagnosticeren is stigmatiseren’. Het gaat om een respectvolle bejegening
Wel: Beeldvorming. Wie is deze persoon?
Diagnostisch rapport ging niet echt over diagnoses. Eerder over wat de persoon doet in dagelijks leven/familiegeschiedenis etc.
Controverses in de diagnostiek
Psychiatrie/traditionele gehandicaptenzorg | Psychologie/empirisch gefundeerde gehandicaptenzorg |
‘De persoon leren kennen in een dialoog’ | Testen en verklaren |
Ideografische beschrijving | Nomothetische beschrijving |
Klinisch oordeel | Statistisch oordeel |
Subjectief | Objectief |
Eclectisch | Wetenschappelijk |
(Meta-) theoretisch (visie op de mens) | Empirisch, evidence-based |
Classificerend, labelen | Verklarend |
Nu: Diagnostiek is wel zinvol!
Mensen met een VB vertonen dezelfde psychiatrische stoornissen als mensen in de normale populatie
Wetenschappelijk onderzoek naar prevalentie van gedragsproblemen en psychiatrische problemen
Kinderen met een VB hebben 2.8-4.5 keer grotere kans op het ontwikkelen van psychopathologie
Co-morbiditeit: 30-50%
Gebruik classificatiesystemen
DSM-IV-TR/ DSM-5 is bruikbaar:
Bij zwakbegaafdheid en licht verstandelijke beperking is goed
Maar:
De toepasbaarheid neemt sterk af bij een dalend niveau van functioneren
Vrijwel onbruikbaar bij mensen met een diepe verstandelijke beperking
Aparte classificatiesystemen
DC-LD = Diagnostisch criteria for psychiatric disorders for use with adults with learning disabilities/mental retardation. Royal College of Psychiatrists (2001)
DM-ID (Diagnostic Manual-Intellectual Disability, 2007), kinderen en volwassenen)
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
- Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
- Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
- Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
- Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)
Field of study
- Communication & Media sciences
- Corporate & Organizational Sciences
- Cultural Studies & Humanities
- Economy & Economical sciences
- Education & Pedagogic Sciences
- Health & Medical Sciences
- IT & Exact sciences
- Law & Justice
- Nature & Environmental Sciences
- Psychology & Behavioral Sciences
- Public Administration & Social Sciences
- Science & Research
- Technical Sciences
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
Add new contribution