HC4 Diagnostiek
Vroegkinderlijke diagnostiek
Pijlers van de cursus Diagnostiek
De Diagnostische cyclus: een systematische aanpak
Onderkenning (klacht- probleemanalyse), verklaring, indicatie, advies
Het Hypothese Toetsend Model: een onderzoeksmatige aanpak.
Onderkennende, verklarende hypothese, onderzoekshypothese
Functioneren en gedrag op diverse ontwikkelingsdomeinen.
Cognitief, sociaal-emotioneel, neuromotorisch
Diagnostische meetinstrumenten: Operationalisatie
IQ test, vragenlijsten, observaties enz.
Ontwikkelingsfases: vroegkinderlijke diagnostiek
Het functioneren van jonge kinderen
Hoe gaat het met het kind?
Hoe gaat het met de ouders?
Wat is de kwaliteit van de interactie en relatie tussen ouders en kind?
Wat is de kwaliteit van de opvoeding van de ouders?
Baby’s: Bewustzijnstoestand → vormt de basis van reactiemogelijkheden (diepe slaap, lichte slaap, slaperig, alert (weinig motorische activiteit maar wakker), mopperig (veel motorische activiteit), huilen)
Ontwikkelingsdomeinen
Somatische ontwikkeling; groei en gezondheid
Neuromotorische ontwikkeling
Neurologisch functioneren; kwaliteit van bewegen; fijne en grove motorische vaardigheden
Cognitieve ontwikkeling
Logisch redeneren; executieve functies; ruimtelijk inzicht; geheugen; kennis; taalvaardigheden
Sociaal emotionele ontwikkeling
Temperament; hechting; gedragsproblemen; emotionele expressie; sociale vaardigheden; morele ontwikkeling
Normen: welk gedrag is goed, goed genoeg, gewenst of niet goed?
‘Communication referenced’: kwalitatieve beschrijvingen van opvallend gedrag
Criteriumgericht - ‘Criterion referenced’: instrumenten waarmee bekeken wordt of een vaardigheid aanwezig is, of niet (bijv. didactische toetsen)
‘Norm-referenced’: genormeerde toetsen die duidelijk maken of een kind functioneert op een niveau dat past bij de leeftijd.
Bayley Ontwikkelingsschalen
Mentale en motorische ontwikkeling en gedragsobservatie
BOS 2-30
BSID II
Bayley - III- NL
Cognitie
Fijne en grove motoriek
Taalbegrip en taal expressie
Ages and Stages Questionnaire ASQ: 24 mnd
Problemen oplossen:
Zet vier voorwerpen zoals blokken of auto’s in een rij, terwijl uw kind kijkt. Doet uw kind dit na of imiteert het u door vier voorwerpen in een rij te plaatsen?
Grove motoriek
Kan het kind met twee voeten tegelijk van de grond omhoog springen?
ASQ social emotional: 24 mnd
Luistert het kind graag naar verhaaltjes of zingt hij liedjes?
Wanneer u weggaat, blijft uw kind dan langer dan een uur van streek en huilerig?
Temperamentsvragenlijsten ITSEA
Infant-Toddler Social Emotional Assessment; meet sociaal emotionele competentie 12-36 maanden
Huilt of klampt zich aan uw vast wanneer u weg probeert te gaan
139 items
BITSEA = verkorte versie; 42 items
Vragenlijst naar gedragsproblemen CBCL 1.5 - 5
Totaal, Internaliserende en Externaliserende problemen
Emotionele, angstige/depressieve-, somatische klachten, teruggetrokken gedrag, slaap-, aandachts- en agressieve problemen
DSM: affectieve-angst, pervasieve-ADHD en oppositionele problemen.
Gehechtheid
Basis gevoel van vertrouwen en veiligheid
Strange situation procedure - Ainsworth
Vermijdend, veilig en ambivalent
Veilig: balans exploratie en nabijheid zoeken. Opvoeder is veilige basis bij stress en gevaar. Bij scheiding huilen (of niet). Geruststelling door ouder en spel wordt hervat
Vermijdend: Balans doorgeslagen naar exploratie. Geen teken van stress bij verlaten moeder.
Ambivalent: Opvoeder is onvoorspelbare basis. Te onveilig voelen om te exploreren. Nabijheid leidt tot boosheid, geen vertrouwen.
Gedesorganiseerd: tegenstrijdige gedragspatronen. Verstarren, stereotype gedrag
Carter et al. 2004: Psychopathologie bij baby’s en peuters
Uitdagingen
Snelheid van ontwikkeling
Gebrek aan richtlijnen mbt beoordeling
Beperkte informatie mbt daadwerkelijke problemen bij kind of binnen gezin
Moeilijkheden mbt beoordeling kind
Ontwikkeling en vaardigheden in verschillende domeinen nog sterk verweven
Context: verzorging (sterke invloed van ouders en wederkerige relatie; gezin); cultuur (etniciteit); risicofactoren
Prevalente van problemen: diagnoses bij 10-15%
Tak et al., 2014
Accenten in de diagnostiek
Omgeving, momentopname, verwevenheid ontwikkelingsdomeinen, DC 0-3R, individuele verschillen
Theoretische kaders
Ontwikkelingsperspectief, systeemperspectief, temperament, gehechtheid, gedrag, neuropsychologie, interactive, opvoeding, Greenspan - synthese
De praktijk van diagnostisch onderzoek
Ouders, screening, gericht onderzoek, observaties
Bijzondere vraagstellingen
Neuropsychologisch onderzoek, pervasieve ontwikkelingsstoornissen, hyperactiviteit en regulatiestoornissen, verstandelijke handicap
Ordening en rapportage
Greenspan: integratie piagetiaanse en psychoanalytische ontwikkelingspsychologie
Aandacht voor verbinding tussen cognitieve en emotionele ontwikkeling
Organiserend vermogen om emotionele en cognitieve ervaringen op te nemen in stabiele patronen neemt toe met de leeftijd
Daarmee worden ook fasegebonden wensen, plezierbeleving, angst, nieuwsgierigheid en humor duidelijk
6 fases tussen 0 en 4 jaar worden onderscheiden
Model van Greenspan
Zelfregulatie en belangstelling voor de omgeving: 0-3 mnd
Aanpassing aan de omgeving
Intimiteit: 2-7 mnd - vroege gehechtheidsontwikkeling
Wederkerige intentionele communicatie: 3-10 mnd
Probleem oplossen, zelfbewustzijn, complexe communicatie: 9-18 mnd - complex gedrag en grenzen leren kennen
Voorstellend vermogen en emotionele ideeën: 18-30 maanden - om taal, gedrag, denken en emoties te sturen.
Emotioneel denken en verbindingen leggen tussen ideeën: 30-48 mnd - logisch redeneren, passend bij de realiteit, verbinding leggen tussen eigen ideeën en die van anderen.
Klinische diagnose
Een gedetailleerd en omvattend beeld met een verklaring voor de problemen van de cliënt en zijn/haar situatie, uitmondend in een advies.
Diagnose wordt dus ruim gedefinieerd!
Een diagnose wordt benoemd in termen van een classificatiesysteem zoals DSM-5; ICD 10 of DC 0-3R
Neurobiologische ontwikeklingsstoornissen DSM-5
Verstandelijke beperking
Specifieke Leerstoornis: Dyslexie, Dyscalculie, schrijfproblemen Aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis: ADHD
Communicatiestoornissen: Taalstoornis (spraakklank, stotteren, sociale communicatiestoornis)
Autismespectrumstoornis
Coördinatie ontwikkelingsstoornis
Stereotype-bewegingsstoornis
Ticstoornissen
DSM-5 diagnoses
Disruptieve impulsbeheersingsstoornissen (gedragsproblemen)
Angststoornissen (separatie angst, gegeneraliseerde angst, specifieke fobieen, sociale fobie, paniekstoornis, dwanggedrag)
Stemmingsstoornissen (Depressie, bipolaire stoornis)
Posttraumatische stress stoornis
Kindermishandeling (Fysiek, sexueel, verwaarlozing)
Somatische gezondheid en gedrag
Slaapproblemen
Zindelijkheidsproblemen (Enuresis, encopresis)
Eetstoornissen (Failure to thrive, Obesitas, Anorexia Nervosa, Boulimia nervosa) Verslavingsproblemen
Diagnostiek 0-3 jarigen DC: 0-3
Zero to three; diagnostische classificatie van ontwikkelingsstoornissen bij ‘infants’
Vijf-assig classificatie systeem voor kinderen < 4 jaar
As I: Primaire diagnose kind
As II: Ouder-kind relatiestoornissen
As III: Aandoeningen op lichamelijk, neurologisch, psychiatrisch en ontwikkelingsgebied
AS IV: Psychosociale stress factoren
As V: Functioneel Emotioneel Ontwikkelingsniveau
AS I: Klinische stoornissen: primaire diagnose
Slaapstoornissen
Slaapstoornis is het enige probleem: geen bijkomende problemen in de sensorische reactiviteit of verwerking,
Problemen met het in- of doorslapen soms ook problemen met het zelf tot rust komen en met overgangen van waken naar slapen en andersom.
Eetstoornissen
Problemen met het bereiken van een regelmatig eetschema met adequate voedselinname. Afwezigheid van algemene regulatieproblemen of interpersoonlijke luxerende factoren (zoals separatie, trauma, contactafweer).
Post Traumatische Stress Stoornis
Herbeleving, in spel, herinneringen, nachtmerries, angstige associaties of dissociatie (zonder verbetering)
Terugtrekkend gedrag, sociaal of emotioneel, of verlies van vaardigheden (zindelijkheid, taal, relaties) of beperking in spel
Toegenomen waakzaamheid, nachtelijke paniek, moeilijk inslapen, herhaaldelijk wakker worden, concentratieproblemen, overdreven schrikreacties
Nieuw angstig of agressief gedrag, negatief zelfdestructief of manipulerend gedrag
Nonverbale reacties
Aanpassingsproblemen (Adjustment)
Milde voorbijgaande en situatiegebonden verstoringen die gerelateerd zijn aan duidelijke externe gebeurtenissen, die niet langer dan 4 maanden duren
Emotionele problemen (Affect) - angst
Anxiety Disorders of Infancy and Early Childhood
Separatie Angst
Specifieke Fobie
Sociale Angst Stoornis
Gegeneraliseerde AngstStoornis
Angst Stoornis – niet gespecificeerd (NOS)
Emotionele problemen: Depressie
Depression of Infancy and Early Childhood
Type I: Major Depression
Type II: Depressive Disorder NOS
Mixed Disorder of Emotional Expressiveness
Ontbreken van affectuitingen
Beperkt scala van emotionele uitingen
Niet passende intensiteit van emoties
Omkering van affect (lachen bij angst of verdriet)
(Reactieve hechtingsstoornis met depresivatie/mishandeling)
Aanhoudende verwaarlozing of mishandeling, fysiek of psychologisch, door de verzorgers, die het basisgevoel van veiligheid en gehechtheid ondermijnt.
Veelvuldige verandering of inconsistente aanwezigheid van primaire verzorgers.
Andere belemmerende factoren in de omgeving die een stabiele hechting onmogelijk maken
Regulatie stoornissen
Type 1: hypersensitief
Bang en voorzichtig
Gedragspatronen: excessieve voorzichtigheid, geremdheid en/of angst.
Motorische en sensorische patronen: overreactie bij aanraking, harde geluiden of fel licht.
Negatief en dwars
Gedragspatronen: negatief, koppig, controlerend en dwars.
Motorische en sensorische patronen: overmatige reactie op aanraken en op geluid; vaak intacte visueel-ruimtelijke vaardigheden; minder goede auditieve verwerking; goede spiertonus en houdingscontrole; maar moeite met fijn motorisch coördinatie en/of motorische planning; enige achterstand in fijnmotorische coördinatie
Type 2: hyporeactief
Teruggetrokken en moeilijk te benaderen
Gedragspatronen: Lijkt niet geïnteresseerd in relaties, beperkte exploratie van spel en materiaal. Lijkt apathisch, snel vermoeid en teruggetrokken.
Motorische en sensorische patronen: hyporeactief ten aanzien van geluiden en beweging in de ruimte; hyper- of hyporeactiviteit ten aanzien van aanraking: intacte visueel-ruimtelijke verwerkingscapaciteiten. maar auditief verbale verwerkingsproblemen: zwakke motorische kwaliteit en motorische planning.
In zichzelf gekeerd
Gedragspatronen: creatief en fantasierijk, met neiging tot opgaan in eigen gevoelens, gedachten en stemmingen,
Motorische en sensorische patronen: verminderde auditief-verbaal verwerkingscapaciteiten
Type 3: motorisch gedesorganiseerd, impulsief
Gemengde sensorische reactiviteit en motorische verwerkingsproblemen.
Sommigen zijn meer agressief, zonder vrees en destructief, terwijl anderen meer impulsief en bang overkomen.
Gedragpatronen: hoog activiteitsniveau, waarbij het kind contact en stimulering zoekt door middel van sterke aanraking/druk. Het kind komt roekeloos over.
Motorische en Sensorische patronen: sensorische hyporeactiviteit en motorische ontlading.
Type IV: Overige
Relatie en Communicatie stoornissen
DSM-IV concept van de Pervasieve Ontwikkelingsstoornis of Multisysteem Ontwikkelingsstoornis
Multisysteem Ontwikkelingsstoornis:
1 Significante beperking in, niet afwezigheid, van vermogen emotionele en sociale relaties aan te gaan met de primaire verzorger.
2 Significante beperking in het initiëren, onderhouden of uitbouwen van communicatie.
3 Significante disfuncties in de auditieve prikkelverwerking.
4 Significante disfuncties in de verwerking van andere prikkels en motorische planning (bewegingsreeksen).
Patronen in multisysteem ontwikkelingsstoornis
Patroon A (> 5 maanden)
Deze kinderen gedragen zich doelloos en zijn meestal niet bij interacties betrokken, met ernstige problemen in de motorische planning, zodat zelfs de uitvoering van eenvoudige intentionele gebaren problemen geeft.
Patroon B (>9 maanden)
Deze kinderen zijn van tijd tot tijd relationeel betrokken en soms in staat tot eenvoudige intentionele handelingen.
Patroon C (> 15 maanden)
Deze kinderen vertonen een meer consistent/geïntegreerd gevoel voor relaties, zelfs als zij ontwijkend en rigide gedrag vertonen.
AS II: ouder - kind relatie classificatie
Overbetrokken
Onderbetrokken
Angstig / gespannen
Boos / vijandig
Mixed
Mishandelend (verbaal, fysiek, sexueel)
AS III: Medische en ontwikkelingsproblemen
Een gezondheids- en daar aan gerelateerd ontwikkelingsprobleem
Anamnese en dossieronderzoek is van belang bij alle betrokken disciplines; mogelijk ook testonderzoek
AS IV: Psychosociale stressoren
The child's loss of basic safety, security, and comfort - that is, the protective, supportive "envelope" that should constitute an infant's immediate caregiving environment, because of psychosocial stressors
AXIS V: Functional Emotional Developmental Level
Essentiële domeinen in emotioneel functioneren:
Wederkerige aandacht (alle lft)
Wederkerige betrokkenheid (vanaf 3-6 mnd.)
Intentionaliteit en wederkerigheid (vanaf 6 -8 mnd.)
Representatie/affectieve communicatie (±18 mnd.)
Emotionele thema’s
Representatie uitgewerkt (± 30 mnd.)
Symbolisch spel
Representatie differentiatie I (± 36 mnd.)
Logisch denken
Representatie differentiatie II (± 42 mnd.)
Logisch denken; verbinding van meerdere concepten
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Hoorcollegeaantekeningen Diagnostiek. Universiteit Utrecht
Hoorcollege Intelligentieonderzoek. Universiteit Utrecht
HC1 Diagnostiek
Intelligentieonderzoek
Wat is intelligentie?
Intelligentietest
Eerste IQ test: Binet, 1905
Nationale IQ-test
Slim versus minder slim
Theorieën
Resing en Drenth, 2007
Intelligentie is een conglomeraat (samenstelling) van verstandelijke vermogens, processen en vaardigheden, zoals:
Abstract, logisch en consistent kunnen redeneren
Relaties kunnen doorzien
Regels kunnen ontdekken in schijnbaar ongeordend materiaal
Met bestaande kennis nieuwe taken kunnen oplossen
Problemen kunnen oplossen
Zich flexibel kunnen aanpassen in nieuwe situaties
Leervermogen vertonen zonder directe en volledige instructies
Wechsler (1974)
‘Intelligence is the overall capacity of an individual to understand and cope with the world around him. This definition conceives of intelligence as an overall or global entity; that is, a multi-determined and multi-faced entity rather than an independent, uniquely-defined trait. It avoids singling out any ability, however esteemed (e.g. abstract reasoning), as crucial or overwhelmingly important’
Benaderingen m.b.t intelligentie
Psychometrische benadering
Differentiële psychologie (Binet)
Zwak: theoretische onderbouwing
Sterk: instrumentontwikkeling
Binet (1905): 1e intelligentietest
Eerst intelligentie meten dan pas bestuderen
WISC-RN, WISC-III, WISC-V ontwikkeld binnen deze traditie
G-factor & factoranalyse
Charles Spearman
Structuur van intelligentie:
G-factor
Factoranalyse
Vervolg structuur intelligentie
Primary mental abilities
Thurstone (1938): 7 primaire intelligentiefactoren
Uitgangspunt voor o.a. RAKIT
Guilford (1967): 3 dimensies, leidend tot 120 intelligentiefactoren
Er is een zwakke samenhang tussen de 7 factoren en die samenhang noemt Thurstone dan de G-factor
Three-stratum theory
Carroll (1993): hiërarchisch model met 3 niveaus:
G-factor (niveau 3), 7 groepsfactoren (niveau 2) en specifieke factoren (niveau 1)
Factoren op niveau 2 samen te vatten in: proces, inhoud en capaciteit
Proces: hoe wordt informatie verwerkt
Inhoud: welke informatie wordt verwerkt
Capaciteit: hoeveel informatie wordt verwerkt en hoe snel gaat dat (werkgeheugen)
CHC-model
Cattell en Horn (1978): fluid en crystallized intelligence (niveau 2 Carroll)
Fluid: taken die gaan om relatief nieuwe problemen, waarbij je niet goed kan terugvallen op eerdere ervaringen (nieuwe problemen snel op kunnen lossen)
Crystallized: cultuur beïnvloed dit omdat het je ervaringen in het leven beïnvloed. Crystallized is dus dat je kan terugvallen op ervaringen.
Herziene IQ-test
Waarom een herziening?
Actualisering van de normen
Flynn-effect
Intelligentie is niet constant over generaties. Als je niks zou doen aan de intelligentietest, zouden er 10 punten bijkomen per generatie. Dus zouden de volgende
Hoorcollege Neuropsychologie. Universiteit Utrecht
HC2 Diagnostiek
Neuropsychologie
Belangrijke begrippen
Neuropsychologie en ontwikkelingsneuropsychologie
Klinische neuropsychologie en klinische kinderneuropsychologie
Neurologie en kinderneurologie
Biologische psychiatrie en kinder- en jeugdpsychiatrie
Neuropsychologie en klinische neuropsychologie
De Neuropsychologie onderzoekt de relaties tussen hersenen en gedrag bij zowel interactie als beschadigde individuen, bij zowel dieren als mensen (Deelman & Eling, 1997).
Neuropsychologie = wetenschappelijke discipline
Klinische neuropsychologie = toegepaste discipline
Een neuropsycholoog is een psycholoog die zich gespecialiseerd heeft in de klinische neuropsychologie of een neurowetenschapper (soms beide).
Ontwikkelingsneuropsychologie
De ontwikkelingsneuropsychologie of kinderneuropsychologie houdt zich bezig met het bestuderen van de relatie tussen hersenen en gedrag bij kinderen en adolescenten binnen de dynamische context van het zich ontwikkelde brein (Anderson et al, 2001).
Engels: Developmental neuropsychology, child neuropsychology, developmental cognitive neuroscience.
Jonge wetenschap: 30 jaar geleden ontstaan
Vroeger: M (Minimal) B (Brain) D (Dysfunction)-kinderen
Dus alle kinderen die symptomen hadden van nu bv ADHD vielen onder de MBDkinderen
Nu: ADHD, ODD, CD, DCD, etc. (vanaf jaren 80 ongeveer)
Klinische kinderneuropsychologie
Swaab, Bouma, Hendriksen, & Köning (2015): ‘...richt zich op het leggen van verbanden tussen problematisch of afwijkend gedrag en disfuncties van de zich ontwikkelende hersenen bij kinderen en jeugdigen”.
Toepassen van kennis over (verstoorde) hersen-gedragrelaties in de hulpverlening aan kinderen en jeugdigen die problemen ervaren die mogelijk samenhangen met disfuncties van het zich ontwikkelende brein.
Attentional Bias
Neurologie en kinderneurologie
Neurologie is de wetenschap die zich bezighoudt met ziektes van het zenuwstelsel
Een neuroloog is een arts die zich gespecialiseerd heeft in de neurologie. Deze arts doet neurologische onderzoek.
Lichamelijk onderzoek
Aanvullende onderzoek (hersenmetabolisme, hersenstructuur, neuropsychologisch onderzoek)
Assumpties
Volwassenen neuropsychologie: onderzoek naar de symptomatologie geeft inzicht in het onderliggende neurologisch defect. Er is een één-op-één relatie tussen structuur en functie (modulaire benadering).
Bv. een lage score op het WIsconsin Card Sorting Task verwijst naar een dysfunctie van de prefrontale cortex
Modulaire benadering wordt steeds minder dominant
Ontwikkelingsneuropsychologie: de symptomatologie (=gestoord of afwijkend gedrag) geeft NOOIT een duidelijke verwijzing naar een onderliggend neurologisch defect.
Bv. impulsiviteit kan het gevolg zijn van een niet-aangeboren hersenbeschadiging, genetisch defect, vroege sociale deprivatie, etc.
Neuropsychologische diagnostiek bij kinderen
Een klinische kinderneuropsycholoog:
Zoek naar verklaringen voor de gedrags- en leerproblemen
Doet uitspraken over de onderliggende cognitieve processen, obv theorieën over de relaties tussen hersenontwikkeling en omgeving
Kan het bestaan van hersenbeschadigingen/dysfuncties niet aantonen
Kan geen uitspraken doen over de exacte locatie van de hersendysfunctie.
Relatie hersenen en gedrag
Disciplines en verklaringsniveaus
Orthopedagogiek: omgeving > gedrag
Hoorcollege diagnostiek van onderwijsleerproblemen. Universiteit Utrecht
HC3 Diagnostiek
Diagnostiek van onderwijsleerproblemen
Hans van LUit
27-2-2018
Doelstelling college
Het opdoen van kennis en inzichten m.b.t
Diagnostiek van onderwijsleerproblemen (in het bijzonder dyslexie en dyscalculie)
De hierbij relevante aspecten in de onderwijsleersituatie en de gehele ontwikkeling van het kind
Enkele testmiddelen die veel gebruikt worden
Implicaties voor het toepassen van de diagnostische cyclus
Klachtanalyse: brede screening: alert zijn op signaleren in intakegesprek (doorvragen!) en eventueel verkennende observatie
Probleemanalyse en verklaringsanalyse. Indien indicaties: nader onderzoek onderwijsleersituatie of kindfactoren (naast leren/cognitie)
Indicatieanalyse. Indien nodig: verandering bewerkstelligen in onderwijsleersituatie of in kindfactoren (naast leren/cognitie)
Onderwijsleersituatie
Uitgangspunt: leren vindt plaats in voortdurende interactie met de omgeving
Analyse van de totale onderwijsleersituatie
Bronfenbrenner gespecialiseerd voor onderwijssituatie
Uitleg schema
1a. Leergedrag
Leertaakgerichtheid
Taakgedrag
Oriëntatie, doel vasthouden, controleren
Actief vs Passief (leerstrategieën)
Observatie in de klas
Individuele observatie tijdens leren
Gesprek met leerling
2. Leerkrachtfactoren
Overtuigingen (bijvoorbeeld m.b.t intelligentie)
Gehanteerde attributies m.b.t succes en falen
Mate van zelfreflectie: mogelijkheid onderwijs bij te stellen
Gesprek met leerkracht
Vragenlijst ‘Pedagogische stijl’ (Verstegen & Lodewijks, 2006) laten invullen door leerkracht
2a. Leerkracht-leerlingrelatie
Affectieve kwaliteit van de relatie
Rolverdeling (autonomiebevorderend vs beperkend)
Leerkracht-leerling Relatie Vragenlijst (LLRV; Kroomen, Verschueren, & Pianta, 2007) laten invullen door leerkracht
Interactiepatronen (Roos van Leary):
Afhankelijk leerlinggedrag directief/sturend leerkrachtgedrag
Aangeleerde hulpeloosheid leerkracht als redder
Interactiewijzer (Verstegen & Lodewijks, 2006) laten invullen door leerkracht
Kijkwijzer voor interactie of ABC-schema bij observatie
2b. Instructiegedrag leerkracht
Goed klassenmanagement (structuur)
Direct instructiemodel (Veenman, 1993): Voorkennis activeren > leerstof presenteren > begeleide inoefening > zelfstandige verwerking > veelvuldige feedback.
Zone van Naaste ontwikkeling (Vygotsky, 1978): instructie differentiatie
Gesprek met leerkracht
Observatie tijdens instructie
Handelingsplannen evalueren
3. Leertaak
Aansluiting methode en instructiebehoefte
Geschiktheid van gehanteerde leerprincipes
Nagaan gebruikte lesmethode
Gesprek met leerkracht
Handelingsplannen evalueren
Hoorcollege vroegkinderlijke diagnostiek. Universiteit Utrecht
HC4 Diagnostiek
Vroegkinderlijke diagnostiek
Pijlers van de cursus Diagnostiek
De Diagnostische cyclus: een systematische aanpak
Onderkenning (klacht- probleemanalyse), verklaring, indicatie, advies
Het Hypothese Toetsend Model: een onderzoeksmatige aanpak.
Onderkennende, verklarende hypothese, onderzoekshypothese
Functioneren en gedrag op diverse ontwikkelingsdomeinen.
Cognitief, sociaal-emotioneel, neuromotorisch
Diagnostische meetinstrumenten: Operationalisatie
IQ test, vragenlijsten, observaties enz.
Ontwikkelingsfases: vroegkinderlijke diagnostiek
Het functioneren van jonge kinderen
Hoe gaat het met het kind?
Hoe gaat het met de ouders?
Wat is de kwaliteit van de interactie en relatie tussen ouders en kind?
Wat is de kwaliteit van de opvoeding van de ouders?
Baby’s: Bewustzijnstoestand → vormt de basis van reactiemogelijkheden (diepe slaap, lichte slaap, slaperig, alert (weinig motorische activiteit maar wakker), mopperig (veel motorische activiteit), huilen)
Ontwikkelingsdomeinen
Somatische ontwikkeling; groei en gezondheid
Neuromotorische ontwikkeling
Neurologisch functioneren; kwaliteit van bewegen; fijne en grove motorische vaardigheden
Cognitieve ontwikkeling
Logisch redeneren; executieve functies; ruimtelijk inzicht; geheugen; kennis; taalvaardigheden
Sociaal emotionele ontwikkeling
Temperament; hechting; gedragsproblemen; emotionele expressie; sociale vaardigheden; morele ontwikkeling
Normen: welk gedrag is goed, goed genoeg, gewenst of niet goed?
‘Communication referenced’: kwalitatieve beschrijvingen van opvallend gedrag
Criteriumgericht - ‘Criterion referenced’: instrumenten waarmee bekeken wordt of een vaardigheid aanwezig is, of niet (bijv. didactische toetsen)
‘Norm-referenced’: genormeerde toetsen die duidelijk maken of een kind functioneert op een niveau dat past bij de leeftijd.
Bayley Ontwikkelingsschalen
Mentale en motorische ontwikkeling en gedragsobservatie
BOS 2-30
BSID II
Bayley - III- NL
Cognitie
Fijne en grove motoriek
Taalbegrip en taal expressie
Ages and Stages Questionnaire ASQ: 24 mnd
Problemen oplossen:
Zet vier voorwerpen zoals blokken of auto’s in een rij, terwijl uw kind kijkt. Doet uw kind dit na of imiteert het u door vier voorwerpen in een rij te plaatsen?
Grove motoriek
Kan het kind met twee voeten tegelijk van de grond omhoog springen?
ASQ social emotional: 24 mnd
Luistert het kind graag naar verhaaltjes of zingt hij liedjes?
Wanneer u weggaat, blijft uw kind dan langer dan een uur van streek en huilerig?
Temperamentsvragenlijsten ITSEA
Infant-Toddler Social Emotional Assessment; meet sociaal emotionele competentie 12-36 maanden
Huilt of klampt zich aan uw vast wanneer u weg probeert te gaan
139 items
BITSEA = verkorte versie; 42 items
Vragenlijst naar gedragsproblemen CBCL 1.5 - 5
Totaal, Internaliserende en
Hoorcollege Diagnostiek van de psychosociale problemen. Universiteit Utrecht
HC5 Diagnostiek
Diagnostiek van de psychosociale problemen
Psychosociale problemen
Problematische psychische emotionele en sociale ontwikkelingen en ernstig belemmerende opvoed-processen bij kinderen en jeugdigen.
Sociaal-emotionele ontwikkeling
Sociale ontwikkeling
Emotionele ontwikkeling
Sociale ontwikkeling en onderzoek bij kinderen zonder psychopathologie
Relaties
Gehechtheid
Relaties met andere kinderen
Wenselijk gedrag
Spel (ontwikkeld zich met de tijd, bv spelregels)
Bewustzijn van anderen (interesse gaan tonen in anderen, sympathie/empathie ontwikkelen)
Bewustzijn van het zelf
Sociale cognitie
Emotionele ontwikkeling en onderzoek bij kinderen zonder psychopathologie
Expressie van emoties
Begrip van emoties
Regulatie van emoties
Emotie als regulator van sociale interacties
Emotieregulatie
Ontwikkeling en onderzoek bij kinderen met internaliserende psychopathologie
Angst (ongeveer 5% van de kinderen)
Zelfrapportage: VAK4-12; ZBV-K, SAS-k, PMT-K-2
Ouders als informant: CBCL of laten registreren
Depressie (1% vd kinderen, hoe ouder, hoe meer kans)
Zelfrapportage: CDI-2, DVK, BDI-II-NL, NPDK, CASQ, PSWQ-C, PNG-k, FEEL-KJ
Ouders als informant: CBCL of uitvragen concrete situaties
Hechtingsstoornis
Instrumenten voor normale gehechtheidsproblematiek
Ontwikkeling en onderzoek bij kinderen met externaliserende psychopathologie
ODD/CD (5-10%, vaker bij jongens, vaker in steden, gemiddeld lager IQ, vaak samengaan met bv ADHD)
Ouders/leerkracht: VVGK6-16, CBCL/TRF, VFO, ECBI, SNAP-IV, MOAS
Zelfrapportage liefst gestructureerd, bv. SIV-interview
ADHD (5 op 100 kinderen, vaker bij jongens, sterk situatie afhankelijk)
Ouders/leerkracht: VVGK6-16, CBCL/TRF, VISK, SEV, AVL
Observatie in natuurlijke situatie
Algemene en partiële ontwikkelingsbeperkingen
Kinderen met verstandelijke beperkingen
Vineland-Z/screener, BSA, SEO, ESSEON-R
Kinderen met autismespectrumstoornissen (1 op 100 kinderen)
CHAT, ESAT, ADI-R, ADOS-2, VABS, VISK, CCC2
ToM test-R, SCVT, SIT
Kinderen met een visuele beperking
Materiaal voor ziende kinderen, vergroot of braille
Kinderen met een auditieve beperking
Dezelfde instrumenten als bij kinderen zonder stoornissen.
Onderzoeksinstrumenten
Vragenlijsten (CBSA/CBSK, CDI-2, SSAT)
Subjectief: gaat heel erg om perceptie.
Voordelen: gestandaardiseerd, efficiënt, kwantificeren
Soms voor screening, soms tijdens onderzoek, soms als evaluatie (of allemaal)
Expressie Tests en projectiemateriaal
Vertelplaten (CAT, Columbus)
Kind krijgt tekening te zien waar hij/zij verhaal bij moet vertellen met begin en eind.
Zinaanvultesten (ZALC)
Aan de hand van het afmaken van de zin kijken in welke fase kind zit: impulsief, zelfbeschermend, conformistisch, zelfbewust,
Hoorcollege gezinsdiagnostiek. Universiteit Utrecht
HC6 Diagnostiek
Gezinsdiagnostiek
Doelen
Theoretische domeinen van het systeemdenken herkennen
Systemische begrippen gebruiken om naar gezinnen te kijken
Vanuit verschillende perspectieven naar gezinnen kijken
Relevante technieken inzetten om informatie te verzamelen
Waar zijn we: aanmelding, klachtanalyse, probleemanalyse
Systeemdenken
Het geheel begrijpen door te kijken naar de interactie tussen de delen
Het systeemdenken is onderliggend aan verschillende perspectieven
Theoretische domeinen
General Systems Theory
Vorige eeuw
Streven naar een overkoepelende theorie
Multidisciplinair onderzoek
Filosofische theorie
Geen empirisch onderzoek
Systeem
‘Een systeem is samengesteld uit elementen die georganiseerd zijn door de consistente aard van de relatie tussen deze elementen’
Natuurlijke systemen
Belangrijkste kenmerken
Regels & codes door onderlinge omgang
Processen die verandering promoten & processen die verandering tegengaan
Organisatie ontwikkelt zich door de tijd
Theoretische domeinen
b. Cybernetica: gebruik van feedback
Feedback & duurzaam bestaande gezinssystemen
Kritiek:
Individu/mensbeeld
Historie
Betekenisgeving
Communicatietheorie is er bij gekomen omdat er kritiek kwam, omdat er niet gekeken wordt naar het individu, de historie en de betekenisgeving
2. Systemische begrippen gebruiken om naar gezinnen te kijken
Eerst…
We kunnen niet NIET communiceren
Aanvaarden - verwerping (afsluiten van de bejegening)- verandering (veranderen van onderwerp die niet past bij de manier waarop je in eerste instantie bejegend wordt)- symptoomvorming (bv meteen zeggen dat je hoofdpijn hebt, zodat de ander denkt van als ze geen hoofdpijn had gehad was ze best gezellig geweest)
Gesloten vs. open systemen
Informatie-uitwisseling met de omgeving
Open systeem: altijd in interactie met de omgeving
Context
Context is bepalend voor de betekenis
Lineaire causaliteit & circulariteit
Lineair: oorzaak en gevolg onderscheiden
Vaste rollen
Rollen verstarren verder
Parallelproces
Eenzijdige (of enkelvoudige) partijdigheid
Circulair
Onderkennen complexiteit communicatie
Onderkennen circulariteit
GGG: meer van hetzelfde
Exploreren onderliggende patronen & motieven
Ruimte voor verandering & beïnvloeding
Meerzijdige (of meervoudige) partijdigheid
Kritiek
Verwaarlozing?
Mishandeling?
Misbruik?
Interpunctie, binnen een systeem
Interactie Ketens
Structuur aanbrengen in reeksen uitwisselingen
Begin/eind om groep te krijgen op geheel
Vanuit begin oorzaak gevolg relaties.
Wat zien we?
Wederzijdse verwijten over gedrag
Geen verantwoordelijkheid nemen voor eigen gedrag
Zich niet meer kunnen verplaatsen in standpunt vd ander
Interventie: circulair denkende derde om tot
Hoorcollege psychodiagnostiek bij mensen met een verstandelijke beperking. Universiteit Utrecht
HC7 Diagnostiek
Psychodiagnostiek bij mensen met een verstandelijke beperking
Jolanda Venema en Brandon
1988 Ouders van Jolanda zoeken publiciteit
Jolanda: Isoleercel, naakt vastgebonden, Zweedse band, veel medicatie
Kamervragen, Minister stelt ruim 300.000 gulden ter beschikking
Oprichting Centra voor Consultatie en Expertise
2011: ‘Brandon’
Waarom deed men daar niets aan?
Handelingsverlegenheid
‘Onbegrepen gedrag’ of uitdagend gedrag (challenging behavior)
Kennis ontbrak over de oorzaak van gedragsproblemen bij deze doelgroep
Geen idee over hoe deze problemen verholpen kunnen worden
Gebrek aan handelingen die evidence-based zijn
Psychofarmaca als controlemiddel. Werd en wordt nog steeds veel voorgeschreven. Vaak zonder duidelijke diagnose.
Waar was de diagnostiek?
Verleden: Diagnostiek bij mensen met een verstandelijke beperking is NIET zinvol
De gedrags- en psychiatrische problemen en zijn het gevolg van de cognitieve problemen (diagnostic overshadowing)
Geen of onvoldoende genormeerde en gevalideerde instrumenten
Een deel van de doelgroep is niet test- of onderzoekbaar: gebrekkige communicatie, geen zelfinzicht, etc.
Kennis van de oorzaken (bv genen of hersenbeschadiging) levert niet altijd informatie op over wat de beste behandeling is.
‘Diagnosticeren is stigmatiseren’. Het gaat om een respectvolle bejegening
Wel: Beeldvorming. Wie is deze persoon?
Diagnostisch rapport ging niet echt over diagnoses. Eerder over wat de persoon doet in dagelijks leven/familiegeschiedenis etc.
Controverses in de diagnostiek
Psychiatrie/traditionele gehandicaptenzorg | Psychologie/empirisch gefundeerde gehandicaptenzorg |
‘De persoon leren kennen in een dialoog’ | Testen en verklaren |
Ideografische beschrijving | Nomothetische beschrijving |
Klinisch oordeel | Statistisch oordeel |
Subjectief | Objectief |
Eclectisch | Wetenschappelijk |
(Meta-) theoretisch (visie op de mens) | Empirisch, evidence-based |
Classificerend, labelen | Verklarend |
Nu: Diagnostiek is wel zinvol!
Mensen met een VB vertonen dezelfde psychiatrische stoornissen als mensen in de normale populatie
Wetenschappelijk onderzoek naar prevalentie van gedragsproblemen en psychiatrische problemen
Kinderen met een VB hebben 2.8-4.5 keer grotere kans op het ontwikkelen van psychopathologie
Co-morbiditeit: 30-50%
Gebruik classificatiesystemen
DSM-IV-TR/ DSM-5 is bruikbaar:
Bij zwakbegaafdheid en licht verstandelijke beperking is goed
Maar:
De toepasbaarheid neemt sterk af bij een dalend niveau van functioneren
Vrijwel onbruikbaar bij mensen met een diepe verstandelijke beperking
Aparte classificatiesystemen
DC-LD = Diagnostisch criteria for psychiatric disorders for use with adults with learning disabilities/mental retardation. Royal College of Psychiatrists (2001)
DM-ID (Diagnostic Manual-Intellectual Disability, 2007), kinderen en volwassenen)
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
- Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
- Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
- Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
- Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)
Field of study
- Communication & Media sciences
- Corporate & Organizational Sciences
- Cultural Studies & Humanities
- Economy & Economical sciences
- Education & Pedagogic Sciences
- Health & Medical Sciences
- IT & Exact sciences
- Law & Justice
- Nature & Environmental Sciences
- Psychology & Behavioral Sciences
- Public Administration & Social Sciences
- Science & Research
- Technical Sciences
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
Add new contribution