HC 2 Sociale invloed
- 2689 reads
Doet er niet per se toe, of de consequenties echt zijn, dat wel.
Consequenties zijn echt … interdependente keuzes
Gedrag is f(Persoon x Situatie)
Persoonlijkheidstest
Persoon: Sociale waarde oriëntatietest (SWO): punten verdelen tussen jezelf en een ander die je niet kent en ook nooit leert kennen. Drie oriëntaties: pro-sociaal (alles gelijk, iedereen evenveel), individualistische (jezelf het meest, maar ander niet per se het minste, hoogste voor jezelf), competitief (ook individualist, maar dan moet de ander het minste hebben).
SWO is voorspellend voor:
Persoon: SWO als:
Waarom zou je je consistent gedragen als je niet weet wie de "ander" is --> het hangt dus af van de situatie.
Sociale categorisatie
Wat uitmaakt is hoe de ander met je verbonden is:
Entitativity: gelijkheid, nabijheid, lotsverbondenheid
Mensen kunnen zich op verschillende niveaus categoriseren (multi-level (nested))
Individu binnen een groep, binnen een grotere groep. (psycholoog - sociaal-psycholoog - psychologen)
Niveau van categoriseren kan op een dag meerdere keren verschillen.
Ook: gedeeld groepslidmaatschap (crosscategorisatie) --> lid van meerdere kleinere groepen
Gedeeld lidmaatschap: warme/koude kant --> bij testament of families
SWO: pro-socialen maken meer onderscheid tussen ingroep en outgroep dan individualisten. Maken meer verschillen.
Verschillende kijken door verschillende typen psychologen (sociaal of persoonlijkheids-psycholoog)
Niveau van sociale categorisatie - identificatie
Niet alleen: wie voelen zich gelijk, nabij? Maar ook: hoe worden de schaarse middelen verdeeld? (lotsverbondenheid).
Coöperatief naar de mensen waar jij je mee verbonden voelt.
Multi-level:
Binnen secties:
Wetenschappelijke specialisaties, INDIV --> weinig uitwisseling tussen INDIV --> meer aandacht voor INDIV dan voor groepsbelang --> gebrekkige samenwerking BINNEN groep.
Tussen secties:
Wetenschappelijk specialisatie als GROEP --> weinig uitwisseling met andere GROEPEN
--> ingroep identificatie
--> outgroep 'verwerping'
--> meer gericht op ingroep dan op collectief --> gebrekkige samenwerking TUSSEN groepen
Interventies op meerdere sporen
Als je iets opdeelt en je zegt de een maakt het ene deel en de andere maakt het andere deel, dan krijg je interventies die haaks op elkaar staan.
Sociale vergelijkingstheorie(!!!)
Twee basale motieven van de mens: weten hoe het zit & weten of ik oke ben
Botsen vaak en mensen vinden sociale validatie belangrijker.
--> veel termen (groupthink, ingroep/outgroep bias)
Slagen is door jezelf, falen door de omgeving
Uitvergroot op groepsniveau (wij vs zij)
Sociale validatie motief vaak belangrijker:
Erbij willen horen
Individualisten | Collectivisten |
Independence | Interdependence |
Member-centerd | Group-centerd |
Personal identity | Social identity |
Uniqueness (ik ben ik) | Conformity (ik hoor bij) |
Exchange relation | Communal relation |
Norm of reciprocity (oog om oog) | No norm of reciprocity |
Egocentric | Socialcentric |
Equity norm | Equality norm |
No ingroep favoritism | Ingroep-outgroep distinction |
Groepslidmaatschap bevorderd niet altijd het welzijn
Bijv: studentenlidmaatschappen
Sociale buitensluiting
Fundamentele behoeften in het geding:
Pijnregio's in de hersenen, bij sociale uitsluiting worden dezelfde gebieden in de hersenen geactiveerd als bij fysieke pijn, ook bij het zien van sociale buitensluiting (ook online).
Je voelt sociale pijn wanneer sociale buitensluiting gebeurt:
Sociale pijn kan worden verzacht door (1) aspirine en (2) wanneer je geld krijgt. Haalt niet weg dat de sociale buitensluiting wel is gebeurd.
Sociale Uitwisselingstheorie
R | Huidige situatie, relatie/lidmaatschap in (her)overweging |
CL | Comparison Level, wat kan je redelijkerwijze van R verwachten |
CL alt | Comparison Level of alternatives, wat kan je van beschikbare alternatieven* verwachten |
*= alternatieven = andere relatie/ander lidmaatschap of geen relatie/lidmaatschap
Situaties
Afhankelijkheid = geen betere alternatieven (!!!)
1. je bent afhankelijk, maar het kan niet beter. Maar je bent wel tevreden (R is hoger dan CL) Geen probleem.
4: geen probleem. Je bent niet tevreden, maar er is iets beters/
2. Interessant voor groepsdynamica: het is goed (R boven CL), maar er is iets beter (SecondLove reclames). Dit hou je niet lang uit. Zoeken naar een excuus om afstand te nemen van R en door te gaan met CL alt.
3. Interessant voor groepsdynamica. Je wenst dit niemand toe. Je bent ontevreden, maar je kan niet weg. Er zijn geen alternatieven (afhankelijk). Hou je ook niet lang voor. Waarom ben ik zo ontevreden (hoge CL). Cognitief herstructureren om dissonantie op te lossen.
Wie sluit zich aan bij een groep? Hangt af van:
Wanneer sluit je je aan bij een groep:
Wat zorgt voor groepsverband:
De hoorcolleges spelen een hele grote rol bij het tentamen. Focus je bij het leren dus vooral op de hoorcolleges en waar de docent aandacht aan besteed.
Doet er niet per se toe, of de consequenties echt zijn, dat wel.
Consequenties zijn echt … interdependente keuzes
Gedrag is f(Persoon x Situatie)
Persoonlijkheidstest
Persoon: Sociale waarde oriëntatietest (SWO): punten verdelen tussen jezelf en een ander die je niet kent en ook nooit leert kennen. Drie oriëntaties: pro-sociaal (alles gelijk, iedereen evenveel), individualistische (jezelf het meest, maar ander niet per se het minste, hoogste voor jezelf), competitief (ook individualist, maar dan moet de ander het minste hebben).
SWO is voorspellend voor:
Persoon: SWO als:
Waarom zou je je consistent gedragen als je niet weet wie de "ander" is --> het hangt dus af van de situatie.
Sociale categorisatie
Wat uitmaakt is hoe de ander met je verbonden is:
Entitativity: gelijkheid, nabijheid, lotsverbondenheid
Mensen kunnen zich op verschillende niveaus categoriseren (multi-level (nested))
Individu binnen een groep, binnen een grotere groep. (psycholoog - sociaal-psycholoog - psychologen)
Niveau van categoriseren kan op een dag meerdere keren verschillen.
Ook: gedeeld groepslidmaatschap (crosscategorisatie) --> lid van meerdere kleinere groepen
Gedeeld lidmaatschap: warme/koude kant --> bij testament of families
SWO: pro-socialen maken meer onderscheid tussen ingroep en outgroep dan individualisten. Maken meer verschillen.
Verschillende kijken door verschillende typen psychologen (sociaal of persoonlijkheids-psycholoog)
Niveau van sociale categorisatie - identificatie
Niet alleen: wie voelen zich gelijk, nabij? Maar ook: hoe worden de schaarse middelen verdeeld? (lotsverbondenheid).
Coöperatief naar de mensen waar jij je mee verbonden voelt.
Multi-level:
Binnen secties:
Wetenschappelijke specialisaties, INDIV --> weinig uitwisseling tussen INDIV --> meer aandacht voor INDIV dan voor groepsbelang --> gebrekkige samenwerking BINNEN groep.
Tussen secties:
Wetenschappelijk specialisatie als GROEP --> weinig uitwisseling met andere GROEPEN
--> ingroep identificatie
--> outgroep 'verwerping'
--> meer gericht op ingroep dan op collectief --> gebrekkige samenwerking TUSSEN groepen
Interventies op meerdere sporen
Als je iets opdeelt en je zegt de een maakt het ene deel en de andere maakt het andere deel, dan krijg je interventies die haaks op elkaar staan.
Sociale vergelijkingstheorie(!!!)
Twee
.....read moreSociale invloed is dynamisch
Dynamisch processen gaan heel snel
Lid zijn van een groep heeft een aantal psychologische functies (2 motieven)
Beide motieven botsen vaak nog wel --> vaak wint sociale validatie: mensen willen er liever bij horen, dan het juist hebben. Angst en onzekerheid maken sociale validatie belangrijker dan accurate info!
Normatieve invloed: beroep doen op gevoel van buitensluiten. Je wilt er graag bij horen. Als je niet doet wat wij vinden, dan hoor je er niet bij)
Aantal tegenstanders
Meerderheid: beroep doen op normatieve (en informationele) invloed. Als je maar doet wat wij vinden, dan hoor je er bij en heb je het bij het juiste eind.
Meerderheden kunnen gehoorzaamheden afdwingen.
Minderheid: kunnen alleen beroep doen op informatie geven, kunnen alleen maar argumenteren. Zij kunnen niet zeggen: als je niet doen wat wij zeggen, hoor je er niet bij --> Als Geert Wilders dat zou zeggen, dan zeggen mensen van oke, dan horen we er toch niet bij. Daarom sterke sprekers.
Reacties van beïnvloedde partijen wat voor proces heeft afgespeeld:
Publieke instemming, privé afkeuren | = Compliance/asquiescence: gehoorzaamheid, buiten de groep zeg je wat je vindt |
Lijnstukken experiment van Asch
Publieke instemming, privé instemming | = overtuigd |
Meerderheid kan overtuigen, informationeel en normatief
Autokinetische effect: ogen doen lampje automatisch bewegen (iets wat stil hangt), je ogen denken dat het lampje beweegt.
Convergentie naar het gemiddelde: de uiterste mensen passen hun antwoord aan. Maar, als een iemand volhoudt dan, past de groep zich daaraan aan. Mensen gaan dit echt geloven. Mensen socialiseren.
Minderheid kan alleen informationeel overtuigen: "minorities produce pfofound and lasting changes in attitudes and perceptions that generalize to new settings and over time".
Soms kan een minderheid in een abigue situatie (kleur/argumenten) als zij consistent volhouden, de meerderheid overhouden. Mensen zullen langzaam overlopen.
Dual process theory --> sociale beïnvloeding via
Cnetrale route: vertel me hoe het zit --> persoonlijke validatie --> overtuigen
Perifere route: doe niet zo flauw, wees het met me eens/wees niet lastig (oppervlakkig) --> laten gehoorzamen
Invloed vanuit de minderheid is vaak latent --> niet meteen gelijk
Bij heel consistent en laten zien dat het niet je eigen belang is, welzijn voor ons allen. Als de mensen dan niet meer onder druk staan van anderen, dan gaan mensen wel met je mee.
Informationele invloed vanuit een minderheid is vaak latent = Minderheid kan moeilijk normatieve invloed uitoefenen, daarom moeten ze komen met argumenten. Kost meer tijd om door te dringen (via centrale route van informatie-verwerking). Komt indirect binnen en later tot uiting (op de gang, bij de koffieautomaat) --> Als de beïnvloede persoon minder bang is voor sociale afwijzing door de meerderheid. Maar de informationele invloed van de minderheid beklijft vaak beter en langer.
Onbedoeld effect van campagne met descriptieve norm-informatie
Campagne die bijvoorbeeld pleit dat de meeste mensen het zo doen --> idee van mensen: ik blijf doen wat de meeste mensen ook doen, (in lijn met descriptieve norm: OK zijn). Ook al is het niet wat ik zou moeten doen (tegen de injunctieve norm in). (Waarom zou ik het anders moeten doen dan de meeste mensen)
Pluralistic ignorance: ik zou wel een van de weinige zijn, dus ik doe het niet --> veronderstellen dat je een van de weinigen bent die anders denkt.
Normen gelden voor alle groepsleden, maar soms meer voor anderen.
Mogelijkheden voor onafhankelijke (eigenwijze) opstelling in de taakgroep?
Social Network Analysis (SNA): positie van elk groepslid tov andere groepsleden.
Positie in communicatienetwerk (patroon van informatieoverdracht en informatieuitwisseling dat beschrijft wie het meeste communiceert met wie en in welke mate)
Mate van centralisatie is bepalend voor de efficiëntie
Rolverdeling:
Soms hoort een rol bij een positie/functie (is ongeacht de persoon)
Sociale facilitatie en inhibitie theorie: in alles wat je doet en kunt responsen klaar heb staan, sommige dominant en niet dominant --> hangt van de persoon af.
Sociale facilitatie: de verbetering in taakuitvoering wanneer mensen in nabijheid van anderen werken.
Wat zegt de theorie: als er mensen aanwezig zijn in je omgeving dan gaan de dingen die dominant zijn ga je vaker/meer doen (= facilitatie); dingen die je niet gemakkelijk af gaan (niet dominant), worden geinhibeert. --> is niet altijd wenselijk, want bijvoorbeeld praters in een collegezaal kunnen doorslaan
Verklaring Zajonc (1965): Drive Theory: in aanwezigheid van anderen krijg je bepaalde arousal (fight/flight), dat zorgt voor dat de facilitatie dominante respons en inhibitie niet-dominante respons.
Waar zie je de arousal aan?
Cottrell (1972): Evaluation apprehension theory: individuen die in de aanwezigheid van anderen werken, ervaren een algemene bezorgdheid mbt hoe anderen hen evalueren. Deze bezorgdheid zorgt ervoor dat hun prestaties op simpele, geoefende taken vergemakkelijkt wordt. --> er is nog iets extra's: de anticipatie van evaluatie. De anticipatie van evaluatie (ook positieve evaluatie) veroorzaakt de arousal. Komt boven op de fight/flight reactie.
Sanders et al (1978): Distraction-conflict theory: de aanwezigheid van anderen geeft een aandachtsconflict, iemand moet zijn aandacht verdelen tussen de taak en de persoon. Bij dominante taken kan je de aandachtsconflict overwinnen. De hele tijd bezig met het conflict over winnen. Ook bovenop.
Uziel (2007): Sociale orientation theory: individuele verschillen in sociale oriëntatie voorspellen of sociale vergemakkelijking wel of niet voor zal komen. Mensen met een positieve oriëntatie zijn erg zelfverzekerd en vinden taken binnen de groep erg uitdagend. Mensen met een negatieve oriëntatie zijn juist erg voorzichtig. --> mensen die de aanwezigheid van anderen een uitdaging vinden: positief = uitdaging; negatief = bedreiging
Extra theorieën uit het boek:
Psychologische functies groepslidmaatschap voor de leden. Lid zijn van de groepen heeft twee invloeden:
Veel voordelen, maar gaat niet vanzelf.
Normatieve invloed
--> vooral sterk bij hoge groepscohesie.
Dysfunctionele normatieve druk bij….
Minder ideeën in een interactieve groep dan individueel/afzonderlijk of in een nominale groep (je werkt wel samen, maar ook alleen).
Coördinatie probleem: oa blokkade van nieuwe ideeën, op elkaar moeten wachten, liever luisteren dan bedenken, rolverdeling in een groep (bij brainstormen, veel gedoe die je niet hebt als je alleen bent)
Motivatie probleem: 'social matching', free rider, sucker, voor slechts 1/n verantwoordelijk, je beoordeeld voelen: ben ik wel OK?
Zaken die ertoe leiden dat het aantal ideeën vaak teleurstellend is in een interactieve groep.
Hoe kan je het oplossen:
Groepsleden bespreken voornamelijk gemeenschappelijke kennis ipv unieke expertise van individuele leden = shared information bias/ common knowledge effect
En zijn heel blijk met snelle overeenstemming!
Was dat de bedoeling van de gemixte groep?
Mensen willen dus niet de moeite doen omdat ze anders hun expertise moeten uitleggen. Er is dan een verborgen profiel.
Hoe kan je het oplossen:
Groepspolarisatie: groepsleden gaan tijdens interactieve groepsdiscussie extremer over de kwestie praten en denken in de richting waarin zij bij aanvang van de discussie al tendeerden. --> we schuiven op in de richting waar de groep van te voren al tendeerden.
Oorspronkelijke verklaringen voor dit verschijnsel ('risky shift'):
Maar, dit blijkt afhankelijk van het domein! Bijv. bij medisch domein: Als mensen in het midden zaten, ging de verschuiving naar de voorzichtigheid
Huidigeverklaringen voor 'risky shift' en 'cautious shift'
1. sociale vergelijkingstheorie
2. sociale identiteit
3. persuasive-arguments
.....read moreIntragroepsconflict: onenigheid of confrontatie tussen leden van dezelfde groep.
Onafhankelijkheid (independence): wanneer in een prestatie-situatie het succes van een groepslid niet gerelateerd is aan de kans dat andere groepsleden succes hebben.
Afhankelijkheid: de uitkomsten van groepsleden zijn aan elkaar verbonden.
Meestal mix van positieve en negatieve afhankelijkheid = mixed motives situation: een prestatie-situatie waarin de wederzijdse afhankelijkheid tussen verschillende personen leidt tot zowel competitie als coöperatie.
Mix: 2-p Prisoner's Dilemma: een simulatie van sociale interactie waarin spelers of een cooperatieve of een competitieve keuze moeten maken om te winnen. Fout als Forsyth het prisoners dilemma uitlegt --> zie BB
| COOP | NCOOP |
COOP | +3 +3 | 0 +5 |
NCOOP | +5 0 | +1 +1 |
Deficiënt evenwicht: zonder medewerking van de ander geen beter CLalt voor de persoon. Valkuil want:
Het gaat altijd om een verdelingsprobleem wat het grotere probleem ondersneeuwt (klimaat, overbevissing, samenwerking)
Wederzijdse coöperatie kwetsbaar voor economische overwegingen:
Wederzijdse coöperatie vaak veiliggesteld door relationele overwegingen:
Vaak ben je niet met zijn tweeën, soms ben je met zijn vieren
Common resoursce dilemma: hoeveel is er beschikbaar?/ Wie neemthoeveel?
Public good dilemma: een sociaal dilemma waarin iemand niet bijdraagt aan publieke goederen, maar hierdoor niet wordt uitgesloten van de voordelen. Dilemma want: hoeveel is er nodig?/ Wie geefthoeveel?
Waarom een dilemma: je weet vaak niet hoeveel er zijn?
Voorbeeld: Overbevissing: vissers zeggen dat er veel vissen zijn, politiek: er zijn weinig vissen.
Verdeelregels
Individuen en groepen hechten aan territoria: wie hoort waar?
Primair: vb eigen slaapkamer, stoel
Secundair: vb eigen kantoor op je werk
Publiek: vs eigen zitplaats in collegezaal
Hoe meer behoefte aan controle = hoe sterker de claim op die plek = hoe sterk de verdediging
Mensen bakenen hun territoria af. Territoria hebben een functie, bijvoorbeeld hun eigen kamer. Als er mensen over de vloer komen, doen ze de slaapkamer dicht. We hebben allemaal behoefte aan een eigen plek. Op sommige plekken heb je recht, bijv kantoor, dan is het raar als mensen daar gaan zitten. Het voelt raar als je op iemands plek gaat zitten die iemand heeft afgebakend.
Mensen hebben de behoeften om een stukje van de ruimte toe te eigenen, bijv door iets persoonlijks op te hangen.
Individuen en groepen hebben een eigen ruimte: een space. In tegenstelling tot een territorium, draag je je space met je mee:
Mensen worden ongemakkelijk als je in hun personal space komt. Zeker met vreemden.
Hoe hoger de status persoon, hoe verder je daarvan af blijft.
Wat doen mensen als ze zich te dicht benaderd voelen: gevoel van psychologische evenwicht te houden (bijv. opschuiven, stap opzij, de andere kant op te kijken) --> in je hoofd je eigen hoofd ruimte te creëren.
De afstemming tussen fysieke en sociale context om een groepstaak goed uit te voeren.
Bijv.
Sociopetaal: je kijkt naar elkaar toe --> bevordert interactie
Sociofugaal: zo gaan zitten dat je niet naar elkaar kijkt --> ontmoedigt interactie
Verschillende groepsopstellingen
De opstelling bepaalt hoe je kan samenwerken. In ruimtes die er niet gemaakt zijn om samen te werken, is samenwerken ook niet fijn.
Steinzor effect:In groepen zonder leider: de neiging van een groepslid om (direct) te reageren op iets wat gezegd wordt door iemand recht tegenover hem/haar zit. Je reageert niet op wat naast je gezegd wordt.
Head of the table effect: waar neemt de leider/voorzitter plaats? Logischerwijs aan het hoofd van de tafel.
Bij coöperatie: naast elkaar en allebei bij de hoek.
Bij competitie: (schuin)tegenover elkaar
Gedrag
.....read moreNested groepen: subgroep categorisatie: een individu binnen een groep binnen een grotere groep/ personal categorisatie/ collectieve categorisatie (zie HC 1).
De theorie over subgroepen: als je teams hebt en locaties in verschillende landen --> wij vs zij. Je vertrouwt je eigen ingroup en vertrouwt je outgroup niet. Mensen voelen zich aangetrokken tot hun eigen subgroep.
Voorbeeld van het onderzoek: de medewerkers moesten classificeren wie van de groepen bij 'wij' en wie er bij 'zij' horen. Daarna moesten ze een rating maken van de intenties
Uitkomst: in alle gevallen de 'wij' groepen waren positiever beoordeeld. --> schadelijk voor het bedrijf want competitie binnen medewerkers die moeten samenwerken, is niet wenselijk. Wij vs. zij: faultlines tussen de teams.
Condities voor fruitful inter-groepscontact: verminder a-priori status verschillen tussen de teams/ interpersoonlijke coöperatie om gewone doelen te behalen (zorg dat ze samenwerken)/ deel de gedeelde normen die coöperatie promoten/ de team directors zouden de anderen moeten leiden d.m.v. het juiste voorbeeld. De 'extended' contact hypothese: hoe meer groepsleden goede relaties hebben met leden van de andere groepen, hoe minder diep de faultlines tussen de groepen is.
Shared membership (warm/cold side): wat als je een iemand in het midden hebt die met zijn eigen team moet omgaan en ook connecties heeft met de andere groep --> kan een belangrijke link zijn tussen de groepen.
Aanbevelingen voor het bedrijf:
Groepsprocessen in teams: de variabiliteit in de responses van de vragenlijsten is vaak lager in teams dan de variabiliteit in de responsen van alle participanten. De response van alle participanten across alle drie teams is niet zo informatief. Beter om een multi-level analysis uit te voeren (!!)
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !
Werkzaamheden: o.a.
Interesse? Reageer of informeer
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution