PD6: Mono-genetische diabetes
Algemene informatie
- Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?
- Deze patiëntdemonstratie gaat over diabetes, met name over het MODY
- Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?
- Alle onderwerpen in dit college worden ook behandeld in de literatuur
- Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?
- Er zijn geen recente ontwikkelingen besproken
- Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?
- Er zijn geen opmerkingen met betrekking tot het tentamen gedaan
- Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?
- Er zijn geen mogelijke vragen behandeld
Glucosegehaltes
Diabetes wordt ook wel suikerziekte genoemd. Bij diabetes zijn er verhoogde glucosegehaltes:
- Nuchter: 7,0 mmol/L of hoger
- Niet nuchter: 11,1 mmol/L of hoger
Bij deze waarden is het risico op complicaties groter. Bij een gestoord nuchter glucosegehalte (> 6,1 en < 7,0 mmol/l) is er risico op het ontwikkelen van diabetes.
Glucose komt postprandiaal (na de maaltijd) in het bloed. Dit triggert de alvleesklier → produceert insuline. Insuline zorgt ervoor dat de glucose in spier- en vetcellen wordt opgenomen en dat de glucoseproductie door de lever wordt verminderd.
Glucose kan ook postabsorptief (via de lever) gemaakt worden. Met glucagon zorgt de lever ervoor dat er altijd voldoende glucose is → gluconeogenese door de lever.
Orgaansystemen betrokken bij glucosestofwisseling
Er zijn verschillende orgaansystemen betrokken bij de glucosestofwisseling:
- Insulineafgifte: pancreas
- Eilandjes van Langerhans:
- Bestaan uit 2000 insulineproducerende β-cellen:
- Productie van spijsverteringsenzymen (98-99% van het volume van de pancreas)
- Insuline productie (1-2%)
- Elke individuele β-cel kan precies de glucose meten → geeft een signaal af dat zorgt voor insulinetoename in het bloed → glucosegehalte neemt af
- Hebben een sensor- (reageert op een trigger) en secretiefunctie
- Insuline-effect: spieren, vetcellen, lever
Diabetes mellitus type 1
Diabetes mellitus type 1 is een auto-immuunaandoening: het eigen afweersysteem vernietigt insuline-producerende cellen. Deze cellen zijn vrijwel allemaal kapot: er is geen sensor en geen secretiefunctie. Omdat insuline nodig is om te overleven, neemt een glucoseapparaatje de sensorfunctie over en wordt de secretiefunctie overgenomen door de insuline die ingespoten wordt.
De piekleeftijd van diabetes type 1 is 13 jaar. 50% van de patiënten krijgt de diagnose onder de 18 jaar.
Diabetes mellitus type 2
Type 2 diabetes ontstaat door overgewicht en te weinig beweging. Hierdoor is er onvoldoende effect van insuline → te weinig glucose opname in spier- en vetcellen en te hoge glucoseproductie door de lever. Er ontstaat dus insulineresistentie: de lever blijft insuline aanmaken, maar er wordt niet op gereageerd. Diabetes type 2 heeft een veel langzamer verloop dan type 1, de reactie op insuline wordt steeds iets minder.
De piekleeftijd voor type 2 diabetes ligt rond de 50 jaar, maar wordt steeds jonger.
Behandeldoelen
Het doel van de behandeling van diabetes is vooral het voorkomen van problemen door te hoge glucosewaarden:
- Korte termijn complicaties:
.....read more
Add new contribution