HC56: Cardiorenaal syndroom
Algemene informatie
- Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?
- In dit college worden het verband tussen hart- en nierfalen besproken
- Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?
- Alle onderwerpen in dit college worden ook behandeld in de literatuur
- Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?
- Er zijn geen recente ontwikkelingen besproken
- Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?
- Er zijn geen opmerkingen over het tentamen gemaakt
- Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?
- Er zijn geen mogelijke vragen behandeld
Definitie
Er is een duidelijke interactie tussen diverse orgaansystemen, zoals tussen het hart en de nieren. Een cardiorenaal syndroom is een pathofysiologische afwijking van het hart en de nieren, waarbij een acute of chronische dysfunctie van het ene orgaan een acute of chronische dysfunctie van het andere orgaan kan induceren. Een slechte hartfunctie gaat dus vaak gepaard met een slechte nierfunctie en vice versa.
Typen:
Er zijn 5 typen cardiorenaal syndroom:
- Type I: acuut cardiorenaal syndroom
- Een acute stoornis in het hart leidt tot nierschade
- Type II: chronisch cardiorenaal syndroom
- Een chronische stoornis in het hart leidt tot nierschade
- Type III: acuut renocardiaal syndroom
- Een acute stoornis in de nieren leidt tot hartschade
- Type IV: chronisch renocardiaal syndroom
- Een chronische stoornis in de nieren leidt tot hartschade
- Type V: secundair cardiorenaal syndroom
- Er is een onderliggende stoornis waarbij zowel het hart als de nieren tegelijk aangedaan zijn
Naarmate de nierfunctie slechter wordt, neemt de kans op hartfalen exponentieel toe.
Risico's voor dialysepatiënten
Patiënten met eindstadium nierfalen en dus dialyseren hebben een verhoogd risico op vele aandoeningen:
- 50% sterft door cardiovasculaire aandoeningen
- 50% van de hartinfarcten treedt binnen 2 jaar na de start van de dialyse op
- 40% krijgt last van coronairlijden
- De prevalentie van linkerventrikelhypertrofie is 75%
- De bloeddruk is verhoogd, waardoor de druk in de kamer verhoogd en de wand verdikt
- 50% overlijden door cardiovasculaire pathologie voor de start van dialyse
- Er is een 2x zo hoge kans op ischemisch hartlijden
- Een daling van 10 mL GFR leidt tot een stijging van 12% in de cardiovasculaire mortaliteit
Factoren
Een combinatie van hart- en nierfalen leidt tot een slechtere prognose. Verschillende factoren kunnen het risico op zowel hart- als nierfalen verhogen:
- Bestaande nierziektes
- Hart- en vaatziektes
- Diabetes mellitus
- Micro- en macroalbuminurie
- Hypertensie
- Hogere leeftijd
Daarnaast zijn er verschillende verbanden tussen het hart en de nieren, waardoor chronisch nierlijden leidt tot chronisch hartlijden:
- Framingham risicofactoren
- Uremische factoren
- Hypertensie en volume overload
- RAAS activatie
- Verhoogde sympathicus activiteit
Zo kunnen coronairarteriën calcificeren: bij een slechte nierfunctie kan fosfaat niet goed uitgeplast worden → de fosfaatconcentratie in het bloed stijgt en reageert met calcium. Hierdoor ontstaat atherosclorose.
Vicieuze cirkel:
Naast de gecombineerde risicofactoren, zorgt bij hartfalen een verminderde CO ervoor dat de bloedflow vermindert. Hierdoor vermindert de renale perfusie, waardoor de GFR niet bereikt kan worden. De nierfunctie gaat achteruit, wat leidt tot meer water- en zoutretentie waardoor het hart minder goed kan functioneren.
Behandeling
ACE-remmers:
Om hartfalen te behandelen worden initieel ACE-remmers toegeschreven. Deze medicijnen eindigen allemaal op "pril". De meest voorkomende bijwerking van ACE-remmers is prikkelhoest. Bij het optreden van dit verschijnsel kan i.p.v. een ACE-remmer een A2-antagonist voorgeschreven worden.
Diuretica:
Hiernaast wordt bij overvulling diuretica voorgeschreven. Meestal is dit lisdiuretica. Diuretica kunnen verminderd gaan werken, bijv. door jicht (overhydratie) of therapie-ontrouw. Bovendien zijn er farmacologische oorzaken:
- Farmacokinetisch
- De absorptie is verminderd door een oedeem in de darmwand
- De perfusie is verminderd waardoor het middel niet goed aankomt
- Farmacodynamisch
- Postdiuretische natriumretentie: als een lisdiureticum langdurig wordt voorgeschreven, probeert de distale tubulus het natrium weer terug te resorberen
Diureticaresistentie kan op meerdere manieren beperkt worden:
- Dosis verhogen
- Gefractioneerd toedienen
- Zoutbeperking
- 5-6 gram per dag (100 mmol in de urine)
- Combineren met thiazidediureticum
Add new contribution