Psychology and behavorial sciences - Theme
- 16007 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Er is steeds meer bewijs dat delinquent gedrag onder adolescenten geassocieerd is met delinquent gedrag van beste vrienden. Er is echter meer onderzoek nodig om uit te vinden in hoeverre het invloed heeft over tijd. Ook is de longitudinale bi-directionele associatie tussen adolescent delinquent gedrag en vriendschapskwaliteit nog niet onderzocht. Als laatste hebben maar een paar studies de interactieve effecten onderzocht van zowel vriendschapskwaliteit als delinquentie van vrienden op de delinquentie van adolescenten. Deze studie zal de ontwikkelingstrajecten onderzoeken van delinquentie van begin tot midden adolescentie voor jongens en meisjes apart. Ook zullen de twee grootste theorieën over misdaad en deviantie onderzocht worden; de differentiële vereniging theorie (differential association theory) en de sociale controle theorie (social control theory). De differentiële vereniging theorie wordt getest door de associatie te onderzoek tussen delinquentie bij adolescenten en delinquentie van hun beste vrienden. De sociale controle theorie wordt getest door de bi-directionele associatie te testen tussen de kwaliteit van de vriendschap en de delinquentie van de adolescent. Uiteindelijk wordt ook het interactie-effect onderzocht tussen de delinquentie van vrienden en de kwaliteit van de vriendschap op de delinquentie van de adolescent.
De differentiële associatie theorie is een leertheorie die aanneemt dat de motivatie om delinquent gedrag te vertonen gerelateerd is aan sociale condities die het individu aansporen om zich meer delinquent te gedragen. Meerdere studies hebben dit aangetoond. Wat opvalt bij de studies is dat wanneer de adolescent zelf rapporteert over zowel zijn eigen als zijn vriend ’s delinquent gedrag, de associatie tussen delinquentie van vrienden en de adolescent zijn eigen delinquente gedrag vaak overschat wordt uit zelfbescherming.
Als de vrienden van de adolescent over hun eigen gedrag rapporteren, worden daarnaast veel inconsistente resultaten gevonden over wat het effect zou zijn van hun delinquentie op het delinquente gedrag van de adolescent. Niet bij alle leeftijden voorspelt delinquent gedrag van vrienden ook het delinquent gedrag van de adolescent. Er is dus inconsistent bewijs voor de effecten.
De sociale controle theorie poneert dat variaties in de sterkte van sociale banden variaties teweegbrengen in de graad van deviantie. Individuen die zwakke sociale banden hebben, hebben meer kans om deel te nemen aan schending van de wet. Deze kans is kleiner als het individu wel sterke banden heeft met significante anderen, zoals familie, vrienden en leraren. Theoretisch gezien, als een individu een sterke emotionele band hee met een beste vriend, zou dit individu minder snel uitdagend gedragen, omdat dit de kans vergroot deze goede vriendschap te verliezen. Onderzoek naar deze theorie komt echter met inconsistent resultaten. Hierdoor blijft het onduidelijk in hoeverre vriendschapskwaliteit de ontwikkeling van delinquent gedrag bij de adolescent kan voorspellen.
Zowel de differentiële associatie theorie als de sociale controle theorie suggereren een interactie van ontvangen vriendschapskwaliteit en de delinquentie van vrienden. De interpretatie is enkel lichtelijk verschillend bij beide theorieën.
Meerdere studies hebben al onderzoek gedaan naar dit onderwerp. Door de resultaten die naar voren kwamen uit deze studies, kan verwacht worden dat de delinquentie van beste vrienden vooral een verhoging van de delinquentie van het individu beter kan voorspellen wanneer de vriendschapskwaliteit hoog is. Echter, in hoeverre delinquent gedrag van vrienden de longitudinale effecten van vriendschapskwaliteit op de delinquentie van adolescenten modereert, moet nog verder uitgezocht worden.
De meeste eerdere studies hebben alleen gekeken naar delinquentie bij jongens en niet bij meisjes. Hierom is er weinig bekend over de correlaten van de ontwikkelingstrajecten van delinquentie bij meisjes. Eén studie liet zien dat de ontwikkelingstrajecten bij meisjes niet verschileden van die bij jongens. Wel zouden jongens meer beïnvloed worden door delinquent gedrag van vrienden. Verder suggereerden eerdere studies ook dat gelijkheid in delinquentie tussen vrienden gemodereerd zou kunnen worden door specifieke vriendschapskarakteristieken, namelijk wederkerigheid van de vriendschap en de stabiliteit van de vriendschap. Als de vriendschap intiemer is, en de stabiliteit en wederkerigheid van de relatie dus hoger zijn, zouden vrienden elkaar meer nadoen in delinquent gedrag omdat ze intiemer zijn en meer mogelijkheden hebben om de andere te beïnvloeden.
Er is dus al wel wat onderzoek gedaan, maar meer metingen zijn nodig om de differentiële associatie theorie en de sociale controle theorie tegelijk te onderzoeken wanneer gekeken wordt naar de ontwikkeling van delinquent gedrag waarbij deze twee theorieën met elkaar worden vergeleken.
Deze studie zal Longitudinal Growth Modeling (LGM) gebruiken om de effecten van delinquent gedrag van vrienden op delinquent gedrag van het individu te onderzoeken over een periode van 5 jaar met jaarlijkse metingen.
Een voordeel van LGM in vergelijking met meer auto-regressieve modellen is dat gemiddelde trajecten van delinquentie en ook individuele verschillen in en associaties tussen vrienden in deze trajecten kunnen worden gemodelleerd in plaats van dat er alleen maar associaties kunnen worden gemaakt tussen veranderingen in de rang-volgorde distributies van de scores. LGM biedt de mogelijkheid om het gemiddelde level van de ontwikkeling van delinquent gedrag te onderzoeken van vroege tot midden adolescentie, en biedt ook de mogelijkheid om te onderzoeken in welke mate de toename of afname van de ontwikkeling van delinquent gedrag geassocieerd is met de ontwikkeling van delinquent gedrag van vrienden en de kwaliteit van de vriendschap. Door meerdere-groep analyses uit te voeren, kan ook nog onderzocht worden in welke mate delinquent gedrag van vrienden de effecten van ontvangen vriendschapskwaliteit modereert op de ontwikkeling van delinquentie van adolescenten, en in welke mate ontvangen vriendschapskwaliteit effecten van delinquent gedrag van vrienden modereert op de ontwikkeling van delinquent gedrag van de adolescent. Als laatste wordt ook de modererende rol onderzocht van vriendschaps stabiliteit en wederkerigheid van de vriendschap in de longitudinale associatie tussen delinquent gedrag van adolescenten en delinquent gedrag van hun beste vrienden door vergelijking van meerdere groepen.
Uiteindelijk worden vier onderzoeksvragen behandeld in deze studie:
Op welke manier ontwikkelt delinquentie zich van vroege tot midden adolescentie?
In welke mate voorspelt het delinquente gedrag van vrienden het delinquente gedrag van de adolescent over de tijd?
In welke mate voorspelt de ontvangen vriendschaps kwaliteit de ontwikkeling van delinquent gedrag van adolescenten?
In welke mate modereert ontvangen vriendschapskwaliteit de longitudinale associatie tussen delinquent gedrag van adolescenten en delinquent gedrag van vrienden?
Deelnemers in deze studie waren 435 adolescenten en hun beste vrienden. De deelnemers waren geselecteerd uit een eerder onderzoek, namelijk uit de CONfict And Management Of RElationship studie (CONAMORE). CONAMORE is een longitudinale studie die de relatie onderzoekt van Nederlandse studenten met hu ouders en vrienden en ook kijkt naar de emotionele staat van de adolescenten.
In de studie van het artikel was data gebruikt van de vijf jaarlijkse metingen. Er waren vier stappen gebruikt om erachter te komen of de adolescenten van de studie wel echt goede vriendschappen hadden. Als eerste werden adolescenten weggelaten uit het onderzoek als zij een beste vriend niet bij twee of meer metingen nomineerden. Daarnaast werd, als een vriendschap mutueel was bij een bepaalde meting, de helft ervan random geselecteerd, zodat je niet zou krijgen dat de persoon twee keer wordt geselecteerd in de analyse. Als derde werden acht adolescenten buitengesloten van de analyse omdat zij gemixde-sekse vriendschap vormden tijdens alle metingen. De laatste stap was dat wanneer een beste vriend meer dan een keer was genoemd door verschillende adolescenten, een van deze adolescenten random werd geselecteerd. Wat dus belangrijk was in het onderzoek is dat iemand maar één keer door een adolescent als beste vriend kon worden genomineerd.
De deelnemers kwamen van twaalf middelbare scholen in Utrecht en omgeving. De ouders en de studenten ontvingen een brief waarin het doel van de studie was beschreven en waarin informatie werd verschaft over de optie om niet deel te nemen aan de studie. De leraren van de participanten werkten mee aan het onderzoek, door de studie te introduceren aan de studenten en door de vragenlijsten in te plannen tijdens uren waarin iedere student beschikbaar was. De leraren kregen hiervoor een vergoeding van 100 euro per meetmoment. Per meetmoment kreeg de student ook een vergoeding van 10 euro na afronding van de vragenlijst.
De ‘Beste Vriendschap’ (Best Friendship) werd gemeten door aan elke respondent te vragen om hun beste vriend te noemen. De ‘Stabiliteit van de vriendschap en de Wederkerigheid van de Vriendschap’ (Friendship Stability and Reciprocity of Friendships) werd ook onderzocht. De stabiliteit werd gemeten door te kijken naar de adolescenten die bij alle vijf de metingen steeds dezelfde persoon als beste vriend nomineerden met adolescenten die bij een of meer metingen een andere beste vriend nomineerden. De wederkerigheid werd gemeten door te kijken of de vrienden ook alle vijf de metingen aangaven dat de adolescent hun beste vriend was.
‘Deliquentie’ (Delinquency) werd gemeten door zowel de adolescent als de beste vriend een vragenlijst in te laten vullen over delinquentie. Deze vragenlijst ging over wat voor dingen ze allemaal hadden gedaan die tegen de wet zijn in de laatste 12 maanden. Het invullen ging door middel van een vier-punten-schaal.
De ‘Kwaliteit van de Beste Vriendschap’ (Quality of Best Friendship) werd gemeten door middel van de Network of Relationship Inventory. Deze bevat 12 vragen aangaande ontvangen support.
Gemiddeld scoren jongens hoger dan meisjes op delinquentie gerapporteerd door de adolescent en delinquentie gerapporteerd door de beste vriend. De scores van delinquentie schijnen ook met de tijd toe te nemen. Scores betreffende de kwaliteit van de beste vriendschap zijn hoger voor meisjes dan voor jongens, en ook deze schijnen met de tijd toe te nemen.
Aangezien het gemiddelde niveau van delinquentie toenam met de jaren, toont dit onderzoek (en ook eerder onderzoek) aan dat de Nederlandse adolescent steeds meer delinquent gedrag gaat vertonen tussen vroege en midden adolescentie in. Wat ook al uit eerder onderzoek, en ook uit dit onderzoek naar voren kwam was dat jongens een hoger gemiddeld niveau van delinquent gedrag hadden, maar dat er geen sekse-verschillen zijn gevonden wat betreft de verschillende trajecten omtrent de ontwikkeling van delinquent gedrag die doorlopen worden tussen vroege en midden adolescentie.
De twee theorieën werden in deze studie getest door de associatie te onderzoeken tussen delinquent gedrag van beste vrienden, vriendschapskwaliteit, en delinquent gedrag van de adolescent tussen vroege en midden adolescentie door middel van vijf jaarlijkse metingen. Doordat de adolescent en de beste vriend beiden een eigen vragenlijst moesten invullen betreffende hun delinquente gedrag, kunnen de gevonden associaties hiertussen niet tot stand zijn gekomen door gedeelde observeerder variantie. Er werd gevonden dat de delinquentie van de adolescent sterk geassocieerd was met de delinquentie van de beste vriend, zowel bij de beginmeting als bij de veranderingen over tijd. Deze resultaten werden zelfs gevonden wanneer er gecontroleerd werd op modererende effecten van de stabiliteit van de vriendschap en wederkerigheid van de vriendschap. Deze gevonden associatie was sterker bij jongens dan bij meisjes. Meisjes zijn dus iets minder gelijk met hun beste vriend wat betreft het gemiddelde niveau van delinquentie.
Helemaal opvallend is dat de delinquentie van beste vrienden geassocieerd was met een verhoging van het delinquente gedrag van de adolescent over tijd, en dat de delinquentie van de adolescent geassocieerd was een verhoging van het delinquente gedrag van de beste vriend, maar dat dit alleen het geval was bij jongens. Dit resultaat verschaft bewijs voor de centrale propositie van de differentiële associatie theorie voor jongens: delinquente beste vrienden kunnen de delinquentie van de adolescent verhogen over tijd, omdat adolescenten de sociale normen van hun delinquente vrienden overnemen.
Er moet echter wel opgelet worden wanneer de effecten van de delinquentie van vrienden op de delinquentie van de adolescent en vice versa worden geïnterpreteerd in het licht van de differentiële associatie theorie. Allereerst kunnen we deze indirecte link niet expliciet meten, aangezien we niet de deviante normen van de adolescent hebben gemeten. Ten tweede zou de bi-directionele associatie tussen delinquentie van vrienden en delinquentie van de adolescent beide selectie effecten kunnen suggereren of invloedeffecten, aangezien het design van deze studie adolescenten toestond om verschillende beste vrienden te nomineren per meting. Niettemin indiceren de resultaten wel dat delinquentie van vrienden een verhoging voorspelt van het delinquente gedrag van de adolescent en vice versa.
De studie toonde verder ook aan dat ontvangen vriendschapskwaliteit geen belangrijke rol had in de ontwikkeling van delinquent gedrag van de adolescent. Er was dus geen bewijs gevonden voor de rol van ontvangen vriendschapskwaliteit volgende de sociale controle theorie.
Een andere bevinding was dat delinquent gedrag van de adolescent ook geen verschillen voorspelde in de ontvangen vriendschapskwaliteit over tijd. Delinquent gedrag heeft dus geen invloed op de ontvangen vriendschapskwaliteit; delinquente vrienden ervaren dezelfde kwaliteit in hun vriendschap dan non-delinquente vrienden.
Als laatste werd gevonden dat de relatie met vrienden steeds belangrijker werd van vroeger tot midden adolescentie, en zo nam ook het gemiddelde niveau van ontvangen sociale support van beste vrienden toe in die periode. Ondanks dat meisjes consistent hogere gemiddelde niveaus rapporteren dan jongens betreffende de ontvangen kwaliteit van de vriendschap, werden geen sekse-verschillen gevonden betreffende de ontwikkelings trajecten van ontvangen vriendschapskwaliteit. Dit indiceert dat jongens en meisjes hetzelfde niveau van groei van de vriendschapskwaliteit mogen ontvangen van vroege tot midden adolescentie.
De studie had enkele beperkingen. De studie kijkt alleen naar vriendschappen waarin de beste vriend op dezelfde school zat als de adolescent. Recent onderzoek wijst uit dat vrienden van buiten de school mogelijk een grotere invloed hebben op delinquent gedrag van de adolescent dan de beste vrienden binnen de school.
Verder is er een relatief normatieve sample gebruikt die weinig echt delinquente adolescenten bevat. Dit is een beperking, omdat de associatie van delinquentie van vrienden en vriendschapskwaliteit met delinquentie van de adolescent zou kunnen verschillen tussen echt delinquente adolescenten en adolescenten van een normatieve sample.
Ook werd de ontvangen vriendschapskwaliteit van een relatie maar gemeten bij één van de twee personen in die relatie.
Tot slot lag de focus van deze studie op de positieve aspecten van vriendschap. Als ook naar de negatieve aspecten van vriendschap zou worden gekeken, zou gevonden kunnen worden dat negatieve aspecten van vriendschap meer geassocieerd zijn met delinquentie bij adolescenten.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1116 | 1 |
Add new contribution