Society and culture - Theme
- 2594 reads
Gedrag is datgene wat je doet en de manier waarop je het doet. Waarneembaar gedrag is jouw handelen. Niet-waarneembaar gedrag is jouw beleving, wat jij denkt of voelt
Gedrag kan door verschillende mensen verschillend worden geïnterpreteerd.
Door jezelf reflectievragen te stellen over het waarneembare gedrag krijg je informatie over het gedrag dat niet waarneembaar is, het gedrag dat zich onder de oppervlakte bevindt.
Een betekenisvolle situatie is een situatie waarop je kunt reflecteren. Deze situatie wordt gekenmerkt door een gevoelssignaal.
De somatische bestempelingshypothese (Damiaso) gaat ervan uit dat mensen in staat zijn om heel snel de juiste keuzes te maken op basis van gevoelens die zij hadden bij eerdere (vergelijkbare) situaties.
Gesloten vragen kun je beantwoorden met ja of nee, en kunnen duidelijkheid bieden. Nadeel is dat ze leiden tot een kort antwoord
Open vragen beginnen meet een vraagwoord en geven ruimte voor het formuleren van een antwoord, en het geven van meer informatie uit verschillende invalshoeken
Bij expliciteren leg je je eigen gedrag aan jezelf uit, om je bewust te worden van je gedrag. Dit doe je door vragen te stellen aan jezelf.
Reflecteren helpt je bij het handelen, denken, en voelen in nieuwe situaties. Je verbetert jezelf en wordt vaardiger.
Twee voorwaarden voor reflectie zijn bewust zijn (of worden) en ertoe bereid zijn naar je eigen gedrag te kijken. Dit wordt de lerende houding genoemd.
Het leerproces kent vier fasen: (1) onbewust onbekwaam, (2) bewust onbekwaam, (3) bewust bekwaam, (4) onbewust bekwaam
Bij supervisie leer je onder begeleiding reflecteren op je eigen werkervaringen, met als doel inzicht krijgen in eigen handelen en cliënten zo goed mogelijk kunnen helpen
Reflecteren op eigen handelen is belangrijk omdat hulpverleners kwetsbaar zijn, hulpverlening complex is, hulpverleners onder druk staan, zelfreflectie helpt alert te blijven op ontwikkelingen in het werkveld en het ontwikkelen van een open attitude, en het tenslotte bijdraagt aan het beter in stand zijn om het beroep uit te oefenen.
Door reflectie op je beroep ontwikkel je je van privépersoon naar professionele beroepspersoon.
Reflectievaardigheden zijn vereist in alle beroepen en functies waarin sprake is van direct contact met anderen en waarbij dit contact de kwaliteit van de dienstverlening bepaalt (relatieafhankelijkheid)
Evalueren houdt in dat iets beoordeeld wordt, de taak staat hierbij centraal. Bij reflecteren staan juist handelen, denken en voelen van de persoon centraal, en gaat het om het onderzoeken zonder dat er een waardeoordeel aan wordt gehangen.
Reflecteren kun je leren, en je kunt de vaardigheid trainen door oefening
Een voorwaarde is dat je bereid bent om kritisch naar je eigen gedrag te kijken
Het metacognitieve niveau is een niveau boven dat van het handelen in de situatie zelf
Tijdens de adolescentie wordt het vermogen tot redeneren en analyseren gevormd. Zelfreflectie is hier noodzakelijk voor de ontwikkeling van je zelfbeeld.
Sociale cognitie wordt gedefinieerd als het denken over de sociale werkelijkheid. Dit is belangrijk omdat je ook moet kunnen nadenken over (jouw gevoel over) gedachten, gevoelens, en standpunten van de ander.
Empathie betreft het zich kunnen inleven in de ander (in zijn gevoelens en gedachten) en dat ook aan de ander tonen.
Reflecteren is een vorm van ervaringsleren
Bij bad practice blokkeer je je leren door je te verzetten en door uit te gaan van gedachten die vaststaan. Hierdoor is reflectie niet leerzaam
De tweedimensionale integratie (Van Kessel) integreert de beroepsdimensie en de persoonsdimensie tot BeroepsPersoon – een nieuwe identiteit met bijbehorende deskundigheid.
Volgens het driehoekmodel van Siegers is reflectie die integratie van persoon, praktijk en theorie.
Als je iets meemaakt ben je toeschouwer; iets ervaren is juist persoonlijk. Je wordt dan door iets geraakt, en dat kan alleen als je je ervoor openstelt.
De theorie van kernreflectie (Korthagen) stelt dat het bij reflecteren gaat om het (her)interpreteren van ervaringen met als doel op een hoger niveau in de uitoefening van je beroep te komen. Je reflecteert als je probeert je kennis en/of je ervaringen te herstructureren.
Het spiraalmodel voor reflectie heeft vijf fasen: (1) handelen/ervaring opdoen (in een bepaalde situatie); (2) terugblikken (op die betekenisvolle situatie); (3) formuleren van essentiële aspecten (wat was voor jou belangrijk?); (4) alternatieven ontwikkelen en kiezen (hoe handel je een volgende keer?); (5) uitproberen (van die keuze)
Hierbij concretiseer, analyseer, en expliciteer je je gedachten, gevoelens en gedrag. Hiertoe kun je komen middels negen richtvragen: Wat was de context? Wat wilde ik, wat voelde ik, wat dacht ik, wat deed ik? Wat wilde de ander (de cliënt), wat voelde hij, wat dacht hij, wat deed hij?
Het ABC-model is een mini-stappenplan voor reflectie: wat was er Aan de orde voor jou, wat is daar Belangrijk aan en welke Conclusies kun je daaruit trekken?
In het liftmodel zijn denken (hoofd), voelen (hart) en willen (buik) gevat. Bij een evenwicht tussen deze componenten voel je je prettig.
Het ui-model bestaat uit zes lagen die in diepte kunnen verschillen, en kunnen helpen om het reflecteren te intensiveren. De zes lagen zijn omgeving, gedrag, competenties, overtuigingen, identiteit, en betrokkenheid.
Voor beginnende reflectanten, kunnen drie tussenfasen worden benoemd: fase 1+: bewustwording; fase 2+: geconstateerde consequenties; fase 3+: mogelijke consequenties/beslismoment
Elshout-Mohr stelt dat een beroepsbeoefenaar zijn eigen handelen van afstand moet kunnen bekijken, benoemen wat in dat handelen van belang is, zijn eigen handelen vergelijken met dat van anderen, en generaliseren en herstructureren.
De leercyclus van Kolb kent vier fasen: concrete ervaringen, observatie en reflectie, vorming van abstracte begrippen en generalisaties, en het experimenteren van deze begrippen in nieuwe situaties.
De vier leerstijlen in het leerstijlprofiel zijn de doener, bezinner, denker, en beslisser.
Reflecteren zorgt voor bewustwording en daarmee tot inzicht in jouw manier van handelen – je beweegredenen en de uitvoering – in betekenisvolle situaties. Dit inzicht heb je nodig om te bepalen of en zo ja, hoe je je gedrag wilt veranderen. Doel hiervan is om in toekomstige situaties je (professioneel) handelen te verbeteren.
Er zijn drie beheersingsniveaus van reflectievaardigheid (de beginfase, tussenfase, en gevorderde fase). Elk niveau is een uitbreiding van het voorgaande niveau, ze lopen op in complexiteit en diepgang, maar hebben allen het beroepskader als uitgangspunt.
Omdat reflectie een cyclisch proces is, zijn de scheidslijnen tussen de verschillende niveaus zijn niet statisch.
In de beginfase gaat het om bewustwording van betekenisvolle ervaringen; je moet nieuwsgierig worden en een zoekende en ontdekkende houding aannemen. Je ervaringen om op te reflecteren komen vooral voort uit privésituaties, en gaan om het bewust worden en kunnen verwoorden van een gevoelssignaal. Je reflecteert in deze fase vooral aan de hand van opdrachten vanuit je opleiding.
Voor de tussenfase is een (semi-)beroepscontext nodig zodat je ervaring kunt opdoen; je leert hier theorie en praktijk koppelen en een begin te maken met het verbinden van de persoonsdimensie en de beroepsdimensie.
In de gevorderde fase is een beroepscontext nodig. Je bent hierbij zelfsturend in je reflectie, en doet dit continu. Het is deel van je professionaliteit, je hebt hierbij het reflecteren eigen gemaakt.
Bewustwording helpt je een betekenisvolle situatie te selecteren. Stel jezelf met je eigen gevoel centraal.
Reflectievragen zijn allereerst gericht op jouw eigen gedrag en vervolgens op het effect van jouw gedrag op de ander, met als doel meer te weten te komen over je eigen beweegredenen
Door te reflecteren leg je verantwoording af over jouw ontwikkeling tot beroepsbeoefenaar. Het is daarbij belangrijk dat je jezelf goed kunt verwoorden. Om de kwaliteit van je reflectie hoog te houden is het ook belangrijk dit niet al te lang na de betekenisvolle situatie te doen.
In een logboek verwoord je je beleving en je persoonlijke betekenis van gebeurtenissen. Het is een persoonlijk leermiddel bij het proces van bewustwording en verwoording, en kan dienen als een opstap voor het schrijven van een sterkte-zwakteanalyse of reflectieverslag.
In een sterkte-zwakteanalyse bekijk je de geleerde/getrainde vaardigheden en je analyseert daarvan jouw sterke en zwakke kanten. Het bestaat meestal uit de belangrijkste onderdelen van de theorie/vaardigheden, een analyse van je eigen gedrag met betrekking tot de theorie/vaardigheden, argumenten voor het belang van de beheersing van de theorie/vaardigheid, en tot slot de leerdoelen.
Bij een reflectieverslag als beginnend reflectant doorloop je alle fasen van de reflectiespiraal. Je verwoordt je gevoelens, gedachten en handelingen binnen iedere fase van de reflectiespiraal, en komt zo tot alternatieven voor jouw gedrag waarbij je aan kan geven hoe, waarom en wanneer je die gaat uitproberen.
Reflecteren als vaardigheid doe je zelf; reflecteren als manier van leren kun je ook met anderen doen. Dit is vooral handig als je het lastig vindt om je gevoelens en gedachten onder woorden te brengen. Je gedachten delen werpt vaak een ander licht op kwesties.
Voor het delen van ervaringen zijn onderling vertrouwen en veiligheid belangrijke voorwaarden. In de hulpverlening gaat het om acceptatie, de positieve waardering van de cliënt en dan ook onvoorwaardelijk. Het gaat hierbij om de persoon, niet per se om het gedrag.
Om je professioneel handelen te verbeteren (in je eigen voordeel, en het voordeel van anderen) kun je hulpmiddelen inzetten bij het reflecteren, en je leerproces te delen.
Vraagwoorden bieden je houvast als je op een gestructureerde wijze nadenkt over een betekenisvolle situatie.
Met een helikopterview neem je figuurlijk even afstand van een situatie, als je het gevoel hebt dat er teveel op je afkomt/kwam
Bij brainstormen verzamelen leden van een groep zo veel mogelijk ideeën over een bepaalde kwestie. Alles mag genoemd worden, zonder dat commentaar geleverd wordt. In principe verloopt een brainstorm via de volgende fasen: inbreng, probleemverheldering, brainstorm, reactie, afronding.
Middels metaforen of beeldende vormwerken denk je op een intuïtieve manier na over een situatie, je geeft de situatie niet letterlijk, maar figuurlijk weer. Hierdoor kun je tot nieuwe inzichten komen.
Een kernkwaliteit is een persoonlijke eigenschap die een uitdrukking vormt van jouw persoonlijkheid. Als je in die eigenschap doorschiet, is dat je valkuil. Hiervan kun je leren door de valkuil om te zetten in een uitdaging (het positief tegenovergestelde). Als je hier weer in doorschiet, wordt de eigenschap een allergie.
Er zijn minstens tien voorwaarden nodig om te kunnen reflecteren: rust, tijd, concentratie, aandacht, vermogen tot abstractie, analyseren, een lerende houding, moed en durf, confronteren, wilskracht en ook nieuwsgierigheid.
Je hebt ook bepaalde vaardigheden nodig om te kunnen reflecteren: vragen stellen, concretiseren, expliciteren, en nuanceren.
Taal heb je nodig om te kunnen uitdrukken wat je voelt, hoe je handelt, wat je denkt en wilt. Formuleer helder, expliciet en volgens de regels van de Nederlandse taal.
Voor reflectie zijn veiligheid en vertrouwen nodig, het vraagt om een professionele attitude waarbij acceptatie, inlevingsvermogen, respect en een empathische houding centraal staan.
De gedragscode houdt in dat de informatie vertrouwelijk behandeld wordt (niet doorgespeeld worden aan anderen).
Laat in je verslag duidelijk zien dat het om jouw persoonlijke (leer)ervaring gaat. Hiervoor moet je aandacht besteden aan het gevoelssignaal, spreken en schrijven in de ik-vorm, je ervan bewust zijn dat jouw interpretaties persoonlijk zijn, bij jezelf blijven, zoeken naar beweegredenen voor je gedrag, verantwoordelijkheid nemen, niet oordelen, en verschillende invalshoeken kiezen.
Je verslag moet helder en volledig zijn. Het moet voor anderen duidelijk zijn wat je precies bedoelt. Hiervoor is het belangrijk om te concretiseren (informatie zo precies mogelijk weergeven), expliciteren (uitdrukkelijk formuleren), en structureren (heb een rode draad in het verhaal).
Ook is het van belang dat je je verslag overzichtelijk indeelt. Door informatie te ordenen voorkom je dat je afhaakt, en dat je verhaal onbegrijpelijk wordt.
Om je verslag compleet te maken moet je een koppeling maken tussen jouw ervaring in de betekenisvolle situatie en de theorie. Deze moet je expliciet benoemen.
Een professional is iemand die uitgebreide kennis bezit over een specifiek vakgebied, en daarbinnen autonoom functioneert, bijbehorende ethische regels en beroepscodes in acht neemt en constant reflecteert op zijn eigen handelen.
Professionals, of kenniswerkers, kunnen worden onderscheiden in I-profs en R-profs, waarbij I-profs nieuwkomers zijn in het beroep, welke over de nieuwste kennis beschikken en improviserend te werk gaan, terwijl de veelal oudere R-profs routinematig en op basis van kennis door jarenlange ervaring te werk gaan. De I-profs werpen vaak nieuw licht op zaken en brengen de nieuwste kennis over op de R-profs, terwijl zij andersom juist weer veel kunnen leren van de jarenlange ervaring van de R-profs.
Volgens de brede professionaliseringsbenadering reflecteren professionals op hun eigen handelen door zichzelf te toetsen op de efficiëntie en effectiviteit, op de ethische correctheid en op de oprechtheid van het eigen handelen.
Wanneer men te maken krijgt met een dilemma maakt men op grond van voor- en tegenargumenten en de heersende moraal, een moreel oordeel over dit dilemma, waarbij men objectief en subjectief stilstaat bij de situatie en hier uiteindelijk een normatief oordeel over velt.
Binnen een bedrijf is het belangrijk om constant stil te staan bij de beïnvloeding binnen het bedrijf en tussen het bedrijf en de omgeving. Dit kan door het transfermodel toe te passen, waarbij het verband tussen de theorie en het beroepsmatig handelen expliciet worden gemaakt.
Bron:
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat samenvattingen en ander relevant studiemateriaal dat te gebruiken is bij het boek Reflecteren: de basis op weg naar bewust en bekwaam handelen van Groen
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
12579 | 2 |
Add new contribution