Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Goederenrecht - UU - Oefententamen 2012/2013 (2)

Vragen

Vraag 1

Bakkerij Kadet heeft een eigen winkelpand aan de Dorpsstraat. Voor de noodzakelijke investeringen heeft Kadet een flinke som geld geleend van de Broodbank en (tot zekerheid van terugbetaling) ten gunste van de Broodbank zekerheidsrechten gevestigd op alle goederen die Kadet op dit moment heeft of in de toekomst nog zal verkrijgen. Deze zekerheidsrechten dienen tot zekerheid voor alles wat de Broodbank, uit welken hoofde dan ook, nu of in de toekomst van Kadet te vorderen heeft of zal hebben.

  1. Stel, de vordering van de Broodbank op Kadet wordt volledig afbetaald. De afspraak tussen de Broodbank en Kadet is dat de zekerheidsrechten van de Broodbank toch blijven voortbestaan (het is immers niet uitgesloten dat er nieuwe vorderingen van de Broodbank op Kadet zullen ontstaan). Welk wetsartikel maakt dit voorbestaan mogelijk en met welk kenmerk van zekerheidsrechten staat dit op gespannen voet?

  2. Geef aan of op de volgende goederen van Kadet een zekerheidsrecht is c.q. zal komen te rusten (en zo ja, welk zekerheidsrecht):

  • De broden op de houten schappen en de gebakjes in de vitrine, waarvan het meel door Molenaar aan Kadet onder eigendomsvoorbehoud is geleverd. Kadet heeft de vordering ter zake van het meel nog niet voldaan;
  • De grote ingemetselde oven, die Kadet onder eigendomsvoorbehoud geleverd heeft gekregen door de fabrikant en nog niet volledig heeft afbetaald;

  • De vorderingen op belangrijke nieuwe klanten die Kadet volgende maand verwacht te krijgen.

Vraag 2

In de onderstaande situaties is steeds sprake van een conflict tussen A en C. Wat is rechtens?

  1. B is eigenaar van een perceel grond. Dwars over dit perceel loopt een pad waarvan buurman A dagelijks gebruik maakt. Recht van overpad ontleent A aan een erfdienstbaarheid ten laste van de grond van B, welke is gevestigd ten behoeve van de grond van A. B draagt zijn grond over aan C. C laat A weten dat A niet langer van het pad gebruik mag maken. A legt zich daar niet bij neer.

  2. A levert een tractor onder geclausuleerd eigendomsvoorbehoud (ofwel: een clausule met vervreemdingsbevoegdheid) aan B. Vervolgens spreken B en C af dat B ten behoeve van C een stil pandrecht zal vestigen op deze tractor in het kader van een lening die C aan B heeft verstrekt. De benodigde vestigingsformaliteiten worden door B in acht genomen. Op een zekere dag wil C de tractor gaan executeren, omdat B ten opzichte van hem in gebreke is gebleven. A wil de tractor terug omdat hij geen betaling van B heeft ontvangen.

  3. B vestigt ten behoeve van A een stil pandrecht op zijn (B’s) viool. Vervolgens geeft B de viool in vruchtgebruik aan C. Op een zekere dag wil A de viool gaan executeren, omdat B ten opzichte van hem in gebreke is gebleven. C stelt dat de nieuwe eigenaar een viool zal verkrijgen, bezwaard met een recht van vruchtgebruik ten behoeve van hem (C). A stelt dat de nieuwe eigenaar een onbezwaard eigendomsrecht zal verkrijgen.

  4. A verkoopt en levert een 17-eeuws schilderij aan B. B verkoopt en levert dit schilderij vervolgens aan C, met dien verstande dat het werk vooralsnog bij B zal blijven staan, omdat B nog een aantal reparaties aan het schilderij zal verrichten. Terwijl B nog met de reparaties bezig is, vernietigt A de overeenkomst met B op grond van dwaling. Naderhand claimt zowel A als C een eigendomsrecht op het 17-eeuwse schilderij.

  5. X vestigt bij voorbaat ten behoeve van B een stil pandrecht op een in de toekomst door hem (X) van A te verkrijgen vordering. Twee dagen later vestigt X ten behoeve van C, eveneens bij voorbaat, een stil pandrecht op dezelfde vordering. Drie weken daarna cedeert A de desbetreffende vordering aan X. Omdat X ten opzichte van A in gebreke blijft met het nakomen van zijn betalingsverplichting, ontbindt A de overeenkomst die aan de cessie A-X ten grondslag ligt. Hierbij blijft het.

    A stelt zich op het standpunt dat hij als gevolg van de ontbinding rechthebbende op een onbelaste vordering is gebleven. C stelt zich op het standpunt dat niet A maar X rechthebbende op de vordering is en dat het bovendien om een vordering gaat die met meerdere pandrechten is belast, die ook nog gelijk zijn in rang.

Vraag 3

Zijn de volgende stellingen juist?

  1. Een bezitter niet te goeder trouw van een roerende zaak kan van deze zaak nooit de eigendom verwerven.

  2. Verpanding van een vordering kan slechts rechtsgeldig geschieden als de pandakte de desbetreffende vordering zelf onmiddellijk en nauwkeurig aanduidt.

Antwoordindicatie

Vraag 1

  1. Op grond van 3:231 kunnen rechten van pand en hypotheek voor zowel bestaande als toekomstige vorderingen worden gevestigd. Dit staat op gespannen voet met het beginsel van accessoriteit (afhankelijkheid): normaal gesproken zouden zekerheidsrechten immers tenietgaan, indien de vordering tot zekerheid waarvan zij strekken niet langer bestaat. Dit vanwege het feit dat de rechten van pand en hypotheek afhankelijk zijn van deze vordering (3:7 jo. 3:227).

  2. Broden en gebakjes:

  • Ondanks het eigendomsvoorbehoud en ondanks het feit dat Kadet de rekening van het meel nog niet heeft betaald, is Kadet eigenaar van de broden en de gebakjes geworden. In casu is namelijk sprake van zaaksvorming: de broden en gebakjes zijn als nieuwe zaken aan te merken. Kadet vormt voor zichzelf met materialen die aan een ander toebehoren en wordt derhalve ex 5:16 lid 2 als zaaksvormer aangemerkt.
  • Broden en gebakjes zijn roerende zaken (niet registergoederen), dus het gaat in casu om pandrechten (3:227 lid 1); meer in het bijzonder om stille pandrechten, omdat Kadet de feitelijke macht over deze zaken blijft behouden. Van een pandrecht op de broden en gebakjes is sprake als aan de vereisten van (3:98 jo. 3:84 is voldaan. Kadet is eigenaar en dus beschikkings-bevoegdheid. De kredietovereenkomst vormt de geldige titel. Aangenomen kan worden dat de vestiging conform 3:237 geldig is geschied.

Ingemetselde oven:

  • In beginsel zou deze oven niet onder een zekerheidsrecht van de Broodbank komen te vallen vanwege het door de fabrikant gemaakte eigendomsvoorbehoud. Als gevolg hiervan is Kadet immers nog geen eigenaar en dus ook nog niet beschikkingsbevoegd t.a.v. de oven (hiertegen is geen bescherming ex. 3:238 mogelijk, omdat het zou gaan om een stil pandrecht). De oven is echter o.g.v. 3:4 lid 2 (fysieke verbinding) een bestanddeel geworden van het winkelpand (dat op zijn beurt wordt nagetrokken door de grond (5:20)). Hierdoor is het eigendomsvoorbehoud van de fabrikant komen te vervallen en valt de oven onder het hypotheekrecht dat de Broodbank conform 3:98 jo. 3:84 heeft verkregen op (de grond onder) het winkelpand van Kadet, een registergoed; vgl. 3:227.De kredietovereenkomst vormt de geldige titel. Aangenomen kan worden dat de vestiging conform 3:260 (of 3:98 jo. 3:89) geldig is geschied.

Vordering op nieuwe klanten:

    • Hierop is geen pandrecht tot stand gekomen en zal ook geen pandrecht tot stand komen. Art. 3:239 vereist namelijk dat op het moment van de vestiging bij voorbaat de te verpanden vorderingen rechtstreeks uit dan reeds bestaande rechtsverhoudingen voortvloeien. Daar is in de casus geen sprake van; het gaat immers om nieuwe klanten.

    Vraag 2

    1. A heeft gelijk. Het recht van erfdienstbaarheid is een beperkt recht en heeft derhalve goederenrechtelijk gevolg. Door dit goederenrechtelijk gevolg blijft de erfdienstbaarheid het dienend erf bezwaren, als het eigendomsrecht op dit erf aan een rechtsopvolger wordt overdragen. C moet derhalve toelaten dat A van het pad gebruik maakt. Van een succesvol beroep op derdenbescherming kan geen sprake zijn, nu C uit de registers heeft kunnen opmaken dat hij een bezwaard erf heeft verkregen. Zijn beroep op goede trouw zal derhalve niet worden aanvaard; 3:23.

    2. Het pandrecht van C op de tractor ontstaat slechts als B op het moment van vestiging beschikkingsbevoegd is (3:84 jo. 3: 98). De tractor wordt aan B geleverd onder geclausuleerd eigendomsvoorbehoud. Brengt dit de vereistebeschikkingsbevoegdheid van B mee? Het antwoord luidt ontkennend: de clausule behelst geen verpandingsbevoegdheid, slechts een bevoegdheid tot verkoop en levering binnen het kader van de normale bedrijfsuitoefening. Er is geen derdenbescherming voor C, omdat het om een stil pandrecht gaat (3:238 lid 1). C heeft derhalve geen pandrecht verkregen. A kan revindiceren, want ten gevolge van het eigendomsvoorbehoud heeft A de eigendom van de tractor nooit verloren.

    3. Het stille pandrecht heeft – omdat het als eerste is gevestigd – ten opzichte van het recht van vruchtgebruik prioriteit. Dat betekent dat de pandhouder geen nadeel van het later gevestigde vruchtgebruik mag ondervinden. Bij executie zal het vruchtgebruik dan ook in beginsel komen te vervallen (een onbezwaard eigendomsrecht levert immers een hogere opbrengst op).

      Als de vruchtgebruiker te goeder trouw is en het vruchtgebruik anders dan om niet is verkregen, kan hij echter rangwisseling bewerkstelligen (3:98 jo. 3:86 lid 2) en verkrijgt de nieuwe eigenaar wel een bezwaard eigendomsrecht.

    4. De vernietiging van de koopovereenkomst tussen A en B heeft terugwerkende kracht (3:53). Achteraf gezien is A dus altijd eigenaar gebleven; zonder geldige titel vindt immers tussen A en B geen overdracht plaats; 3:84. B is derhalve geen eigenaar geworden, maar slechts beschikkingsonbevoegd bezitter en was bijgevolg niet bevoegd tot eigendomsoverdracht aan C.

      Wordt C tegen de beschikkingsonbevoegdheid van B beschermd? Aan C is c.p. geleverd. Deze levering is niet geldig ten opzichte van de oudergerechtigde A (3:90 lid 2). Zonder geldige levering is een succesvol beroep op derdenbescherming niet mogelijk. A kan het schilderij revindiceren.

    5. het betreft in deze casus een dubbele vestiging bij voorbaat (3:98 jo. 3:97). De beide pandrechten komen tot stand op het moment dat X ten aanzien van de vordering beschikkingsbevoegd wordt, dus na de cessie A-X. Krachtens 3:98 jo. 3:97 lid 2 kan C zich ten opzichte van B niet op een geldige vestigingshandeling beroepen. B verkrijgt derhalve een eerste pandrecht; C verkrijgt een tweede pandrecht. Bij een vestiging bij voorbaat is net als bij een levering bij voorbaat geen derdenbescherming mogelijk; rangwisseling is hier dus niet aan de orde.

      Vervolgens ontbindt A de overeenkomst die aan de cessie A-X ten grondslag ligt. Goederenrechtelijk heeft een enkele ontbinding geen effect; er ontstaan slechts verbintenisrechtelijke verplichtingen (6:271). X is derhalve nog rechthebbende. C heeft dus deels gelijk, deels ongelijk.

    Vraag 3

    1. Dit is onjuist. Een bezitter niet te goeder trouw kan op het moment dat het recht tot revindicatie van de oorspronkelijke eigenaar verjaart (na 20 jaar) de eigendom van een roerende zaak verkrijgen; 3:105 jo. 3:306.

    2. Dit is onjuist. Voldoende is dat de pandakte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan,kan worden vastgesteld om welke vorderingen het gaat. Voor nadere specificatie mag daarbij te rade worden gegaan bij andere bronnen, bijv. de boekhouding van de pandgever.

    Image

    Access: 
    Public

    Image

    Image

     

     

    Contributions: posts

    Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

    Add new contribution

    CAPTCHA
    This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
    Image CAPTCHA
    Enter the characters shown in the image.

    Image

    Spotlight: topics

    Check the related and most recent topics and summaries:
    Activity abroad, study field of working area:

    Image

    Check how to use summaries on WorldSupporter.org

    Online access to all summaries, study notes en practice exams

    How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

    • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
    • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
    • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
    • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
    • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

    Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

    There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

    1. Use the summaries home pages for your study or field of study
    2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
    3. Use and follow your (study) organization
      • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
      • this option is only available through partner organizations
    4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
      • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

    Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

    Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

    Main summaries home pages:

    Main study fields:

    Main study fields NL:

    Follow the author: Law Supporter
    Work for WorldSupporter

    Image

    JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

    Working for JoHo as a student in Leyden

    Parttime werken voor JoHo

    Statistics
    2633