Vragen
Vraag 1
De sociale impacttheorie stelt als je de impact van een meerderheid op een minderheid wilt maximaliseren, dat:
- je de boodschap steeds moet herhalen.
- er gebruik gemaakt moet worden van een duidelijk verwoord bericht.
- de sterkte, dringendheid en de grootte van de meerderheid moeten worden verhoogd.
- je de leden van de minderheid moet toestaan om zich met elkaar te verbinden.
Vraag 2
In het onderzoek van Asch werden mensen geconfronteerd met een unanieme, maar onjuiste meerderheid. De participanten conformeerden zich:
- ongeveer 1 van de 10 keer
- ongeveer 9 van de 10 keer
- ongeveer 1 van de 3 keer
- niet.
Vraag 3
Suzanne houdt helemaal niet van roken, maar toch doet ze het, omdat haar vader het niet goedkeurt. Haar gedrag kan het beste worden omschreven als:
- onafhankelijk
- non-conversie
- anti-conform
- non-conform
Vraag 4
Moscovici bestudeerde invloed:
- in veldsettings en niet in een laboratorium.
- in de Verenigde Staten en niet in Europa.
- door te vragen of participanten de beweging van een lichtje in een donkere kamer konden beoordelen.
- door binnen een groep één of twee personen te plaatsen die zich tegen de meerderheid verzetten.
Vraag 5
Welke van de volgende beweringen is juist?
- Conformiteit en groepsgrootte zijn direct aan elkaar verbonden. Naarmate een groep groter wordt, verhoogt de conformiteit.
- Individuen die zijn opgegroeid in een collectivistische cultuur conformeren zich meer dan individuen die zijn opgegroeid in een individualistische cultuur.
- Leden van online groepen conformeren zich minder dan leden van offline groepen als gevolg van disinhibitie en anonimiteit.
- Persoonlijkheid is een sterke determinant van gedrag in sterke situaties dan in zwakke situaties.
Vraag 6
Latané et al. hebben dynamische sociale impact bestudeerd. Zij hebben daarbij vier neigingen geïdentificeerd. Welke van de volgende opties hoort daar niet bij?
- cognitieve digressie
- continuerende diversiteit
- clusteren
- consolidatie
Vraag 7
Wetenschappers verklaren conformiteit soms door te benadrukken dat de acties van anderen belangrijke informatie bevatten over de sociale wereld. Zij spreken dan over ………. invloed.
- normatieve
- informationele
- interpersoonlijke
- compliance
Vraag 8
Hollander introduceerde de term ‘idiosyncrasy credits’. Dit concept verklaart:
- waarom leden met een hogere status zijn toegestaan om meer te deviëren dan leden met een lagere status.
- waarom deviante in nieuwe groepen is toegestaan.
- waarom leden met een hogere status zich meer conformeren dan leden met een lagere status.
- waarom volgers zich minder conformeren dan leiders.
Vraag 9
Rechtbanken die niet tot een unaniem besluit hoeven te komen ……….dan rechtbanken die wel tot een unaniem besluit moeten komen.
- maken hardere beoordelingen
- bevatten minder leden
- lopen minder risico om tijdens de beslissing vast te lopen
- doen er langer over om tot een besluit te komen
Vraag 10
Schachter deed onderzoek naar de reacties op deviantie. Zijn resultaten bevestigen welk statement?
- Mensen die in eerste instantie met hun mening afwijken en zich vervolgens alsnog bij de meerderheid aansluiten, worden meer gewaardeerd dan mensen die het al vanaf het begin met de meerderheid eens zijn.
- Groepen met een hoge cohesie reageren het meest negatiefop deviantie wanneer de taak belangrijk is voor het behalen van de groepsdoelen.
- Mensen zijn geneigd minder hun best te doen in groepen dan wanneer zij individueel werken.
- Het geheim voor effectieve groepsprestaties is het accepteren van de ideeën van de leden met een deviante mening.
Vraag 11
In de studie van Milgram werd het minst gehoorzaamd:
- wanneer de participant lid was van een groep van drie personen en de andere leden niet gehoorzaamden.
- wanneer de participant het slachtoffer moest aanraken tijdens het toedienen van de elektrische schokken.
- toen het onderzoek werd verplaatst naar een normaal uitziend kantoorgebouw in Connecticut.
- wanneer het slachtoffer klaagde over een hartprobleem.
Vraag 12
Hoe groot was het percentage van de mannen in Milgram’s experiment dat toegaf aan het geven van schokken van 450 Volt?
- 85
- 65
- 45
- 25
Vraag 13
Milgram concludeerde dat de meeste mensen:
- die gehoorzaamden psychologische problemen hadden.
- in de war waren en niet goed nadachten over hun acties.
- die in zijn studie worden geplaatst zullen gehoorzamen.
- met een sterke wil niet zullen gehoorzamen.
Vraag 14
Individuen die georiënteerd zijn op sociale dominantie:
- proberen anderen te beïnvloeden door middel van egalitaire, samenwerkende tactieken.
- vinden verschillen tussen macht en invloed tussen sociale groepen normaal.
- zijn vaak het slachtoffer van pesten.
- zoeken vaker lidmaatschap bij groepen met hoge cohesie.
Vraag 15
Ik beloof dat ik je dingen zal geven die jij wilt hebben, als je doet wat ik zeg. Ik heb ………. macht.
- beloning
- legitieme
- dwingende
- referente
Vraag 16
Welke van de volgende beïnvloedingstactieken hoort er niet bij?
- vleierij
- socialisering
- pesten
- samenwerking
Vraag 17
Welke van de volgende beweringen is juist?
- Mensen met veel macht hebben meer nauwkeurige percepties van andere mensen.
- Wanneer individuen in een situatie worden geplaatst met meer macht, worden zij meer terughoudend in hun gedrag.
- Mensen met veel macht maken vaker gebruik van milde dan harde beïnvloedingstactieken.
- Het gebruik van dwingende tactieken leidt tot meer dwingende reacties van de anderen.
Vraag 18
Zimbardo onderzocht de kracht van de situatie. Hij deed dit door een onechte ………. te creëren in de kelder van de universiteit in Stanford.
- bedrijf
- ziekenhuis
- fabriek
- gevangenis
Vraag 19
Als Raymond zich op een dominante en onvriendelijke manier gedraagt, zal jij je volgens de interpersoonlijke complementariteitshypothese op een ………. manier gedragen.
- onderdanig en vriendelijk
- onderdanig en onvriendelijk
- dominant en vriendelijk
- dominant en onvriendelijk
Vraag 20
Gerard is een politie-agent en hij is de beste schutter van het korps. Volgens de expectation-states theorie is deze vaardigheid een ………. status kenmerk.
- intern
- specifiek
- potentieel
- actueel
Vraag 21
Welke van de volgende beweringen is juist?
- Wanneer een groep groter wordt, komt er vaak een leider naar voren.
- Leiderschap is een aangeboren eigenschap en kan niet worden aangeleerd.
- De meeste groepsleden hebben de voorkeur om onafhankelijk van de invloed van de leider te werken.
- Leiderschap is een vorm van een gedwongen relatie en is gebaseerd op het hebben van macht over anderen.
Vraag 22
Het reguleren van gedrag, het monitoren van communicatie en het verminderen van doelambiguïteit zijn allemaal kenmerken van een ………. leider.
- relatie-georiënteerde
- wederkerige
- transformationele
- taakgeoriënteerde
Vraag 23
Welk adjectief is niet consistent met het concept van leiderschap?
- transactioneel
- dwingend
- wederkerig
- transformationeel
Vraag 24
Emotionele intelligentie kan het beste worden gedefinieerd als:
- iemands dagelijkse gedragspatronen.
- de vaardigheid om emoties waar te nemen en te managen.
- iemands gedachtegestuurde algemene effectiviteit in activiteiten.
- emotionele reacties die iemands vaardigheid om resultaten van anderen waar te nemen belemmeren.
Vraag 25
“De geschiedenis zou volledig anders zijn als Hitler of Napoleon gestorven zouden zijn toen zij nog kinderen waren”. Deze zin reflecteert ………. theorie.
- Zeitgeist
- interactionistische
- great-leader
- contingency
Vraag 26
Welke van de volgende beweringen is juist?
- Mannen zijn effectievere leiders dan vrouwen.
- Taakgeoriënteerde leiders zijn effectiever dan relatie-georiënteerde leiders.
- Aspecten van de groepssetting kunnen dienen als substituten voor leiderschap.
- De neiging van machtige leiders om deel te nemen aan seksuele dwang wordt de ‘romance of leadership’ genoemd.
Vraag 27
Frankie werkt voor een zeer groot bedrijf. Hij voert zijn opdrachten goed uit. Sommigen zeggen dat hij niet voor zichzelf denkt. Hij is echter een goede werknemer. Volgens de followership theorie van Kelley is hij een ………. volger.
- conformistische
- pragmatische
- buitengesloten
- passieve
Vraag 28
Volgens de impliciete leiderschapstheorie is leiderschap:
- bepaald door de persoonlijkheidskenmerken van individuen.
- een reflectie van de overtuigingen van de leden over de prototypicaliteit van hun leiders.
- beïnvloed door de intuïtieve overtuigingen van de volgers over de kenmerken van leiders.
- gevormd door evolutionaire neigingen.
Vraag 29
Mensen met hoge LPC scores:
- zijn taakgericht.
- vinden de minst gewaardeerde collega niet leuk.
- zijn relatiegericht.
- zijn goede leiders in allerlei situaties.
Vraag 30
Onderzoeke naar e-leiderschap kijken naar de leiderschap van online groepen. Deze onderzoeken benadrukken het belang van de ontwikkeling van sterke een-op-een relaties tussen de leider en de volgers. Dit is consistent met:
- de contingency theorie van Fiedler
- de leader-member exchange theorie
- de impliciete leiderschapstheorie
- de terror management theorie
Vraag 31
Angela voert haar werk beter uit wanneer er andere mensen aanwezig zijn. Zij ervaart sociale ……….
- coactie
- exhibitie
- facilitatie
- vergelijking
Vraag 32
Het circumplex model van McGrath maakt onderscheid tussen doelen die samenwerking versus competitie vereisen, en doelen die ……….
- conceptuele analyse versus actie vereisen.
- promotie-gericht versus inhibitie-gericht zijn.
- relaties versus taken vereisen.
- individuele actie versus groepsactie vereisen.
Vraag 33
Welke van de volgende opties beschrijft duidelijk de Actual Productivity van Steiner in groepen?
- potentiële productiviteit minus procesverlies
- groepspotentieel plus proceswinst
- individuele hulpbronnen plus groepshulpbronnen
- individuele motivatie x groepsmotivatie
Vraag 34
Het effect van Ringlemann verwijst naar:
- de inferieure aard van groepsproducten
- verandering van mening in groepen
- verminderde productiviteit van individuen in groepen
- de neiging dat wanneer er meer mensen aan hetzelfde werken, het werk moeilijker wordt
Vraag 35
Een kakkerlak zal er het langste over doen om te ontsnappen van een fel licht wanneer het doolhof ………. is en de kakkerlak ………. is.
- complex – alleen
- simpel – coactor
- complex – coactor
- complex – observeerder
Vraag 36
Welke van de volgende beweringen is het meest in overeenstemming met de drive theorie van Zajonc?
- Mensen rapporteren dat ze worden afgeleid wanneer ze worden geobserveerd.
- Mensen voeren taken alleen beter uit wanneer ze denken dat ze worden geëvalueerd.
- Mensen voeren simpele taken beter uit wanneer de observeerder een blinddoek voor heeft en oordopjes in heeft.
- Alleen mensen vertonen sociale facilitatie.
Vraag 37
Welke van de volgende opties hoort er niet bij?
- productieblocking
- free riding
- sociale matching
- sociale facilitatie
Vraag 38
Welke van de volgende beweringen is juist?
- Een groep van vier individuen zal vier keer zo productief zijn als één individu.
- De beste manier om studiemateriaal aan te leren is om lid te worden van een studiegroep.
- Groepen die via het internet brainstormen presteren beter dan groepen die face-to-face brainstormen.
- Groepen waarin wordt gebrainstormd zijn creatiever dan wanneer individuen alleen werken.
Vraag 39
Wanneer de bijdragen van de individuen samen leiden tot het groepsproduct is de taak ……….
- additief
- gescheiden (disjunctive)
- conjunctief
- compenserend
Vraag 40
Vijf mannen die samen een hele lange sloot moeten graven, besteden uiteindelijk veel tijd aan kletsen en niks doen. Deze slechte prestatie kan het beste worden gewijd aan:
- het verlies van coördinatie
- groepsdenken
- sociale inhibitie
- social loafing
Vraag 41
Een groep moet bepalen welke student een beloning krijgt. De leden van de groep verschillen van mening, maar beginnen toch direct met stemmen. Deze groep maakt wellicht niet de beste beslissing, doordat ze te snel door de ……….fase gaat.
- oriëntatie
- discussie
- bijeenkomst
- beoordeling
Vraag 42
Delegeren, besluitvorming, samenvoegen van individuele input en stemmen zijn allemaal voorbeelden van:
- door Robert’s Rules of Order goedgekeurde technieken
- vigilant informatieverwerking
- ineffectieve methoden van groepsbesluitvorming
- sociale besluitvormingsschema’s
Vraag 43
Peter is al vijfentwintig jaar lid van de vereniging en hij weet vrijwel alles over de standaarden van de vereniging. Josefina is de president van de vereniging en zij heeft toegang tot alle rapporten van het comité. Tom regelt de financiële zaken van de vereniging. Wanneer er een probleem ontstaat over de standaarden van de vereniging, vragen Josefina en Tom de mening van Peter. Dit illustreert:
- transactief geheugen
- collectief geheugen
- memory retrieval
- cross-cuing
Vraag 44
Ik ga meer risico’s nemen, omdat ik me in een groep bevind waarin de andere leden meer risico’s nemen. Deze verandering is consistent met de ………. theorie over groep polarisatie.
- verantwoordelijkheiddiffusie
- familiarisatie
- overtuigende argumenten
- sociale vergelijking
Vraag 45
Een groep is bezig met het plannen van een evenement. Ze kiezen er daarbij voor om hedendaagse rapmuziek te draaien op het evenement. De meeste mensen die echter naar dit evenement zullen komen, zijn vijftig jaar of ouder. De groep is slachtoffer van:
- sin of commission
- hindsight bias
- baserate bias
- planning fallacy
Vraag 46
Welke van de volgende beweringen is juist?
- Wanneer groepen bij het maken van de planning hun kansen op succes overschatten, spreekt men van planning fallacy.
- Volgens de Wet van Parkinson zal een taak zich uitbreiden om de tijd vol te maken die nodig is voor de uitvoering er van.
- Groepen besteden te veel tijd aan de planning en te weinig aan de uitvoering.
- Groepsdiscussies kunnen frustrerend zijn, doordat leden te veel tijd besteden aan het discussiëren over dingen waar anderen niets van af weten.
Vraag 47
Tijdens de Cubacrisis verminderde president Kennedy het groepsdenken door:
- het behouden van zijn autoriteit
- het voorkomen van de verspreiding van afwijkende ideeën
- het volgen van een goed geplande agenda
- het veranderen van de besluitvormingsmethoden van de groep
Vraag 48
Welke van de volgende opties is geen symptoom van groepsdenken?
- slechte besluitvormingsstrategieën
- gesloten geest
- uniformiteitdruk
- social loafing
Vraag 49
De theorie van Janis over groepsdenken is ontwikkeld op basis van:
- laboratorium onderzoeken
- veldonderzoek
- case studies
- uitbundige experimenten
Vraag 50
Het bestuur van een vereniging moet een besluit nemen over hoe een grote som geld moet worden geïnvesteerd. Een aantal leden hebben de voorkeur voor obligaties, terwijl anderen een voorkeur hebben voor aandelen. Tijdens de discussie komen er meer argumenten naar voren om te investeren in obligaties. Het besluit van de groep om te investeren in obligaties is consistent met welke theorie?
- overtuigende argumenten
- sociale besluitvormingsschema
- waardentheorie
- sociale vergelijking
Vraag 51
De leden van een groep hebben specifieke taken toegewezen gekregen. Zij voltooien deze taken aan de hand van gespecialiseerde procedures, hulpmiddelen en controlemaatregelen. Deze groep kan het beste worden omschreven als:
- een task force
- een actiegroep
- een crew
- een team
Vraag 52
Welke van de volgende beweringen is juist?
- Veel groepen zijn teams, maar niet alle teams zijn groepen.
- De meeste organisaties gebruiken teams voor productie, maar niet voor management en besluitvorming.
- Teams hebben een hoge sociale cohesie.
- Teams hebben dezelfde basiskenmerken als groepen, maar in een extremere mate.
Vraag 53
Welke van de volgende opties is het meest kenmerkend voor teams in het algemeen?
- Teams werken met deadlines.
- Leden binnen teams concurreren voor bepaalde posities met status en autoriteit.
- Teams zijn gelimiteerd in hun bestaansduur.
- Teams zijn goed gestructureerd in de zin dat rollen, normen en relaties stabiel zijn.
Vraag 54
Welke twee persoonlijkheidskenmerken zijn het meest gerelateerd aan groepseffectiviteit?
- extraversie en emotionele stabiliteit
- agreeableness en nauwgezetheid (conscientiousness)
- openheid en agreeableness
- extraversie en nauwgezetheid (conscientiousness)
Vraag 55
In het I-P-O model van teams staat de P voor:
- persoon
- project
- prestatie
- proces
Vraag 56
Het woord ‘team’ werd voor het eerst gebruikt om ………. te beschrijven?
- groepen die concurreerden binnen bepaalde sporten of spellen
- groepen die zwaar werk moesten verrichten
- militaire eenheden
- dieren die aan elkaar vastgebonden zaten
Vraag 57
Na vele uren samen te hebben geoefend, hebben de groepsleden allemaal een goed begrip van elkaars vaardigheden en kennis en op welke manier deze het beste kunnen worden ingezet om de groepsdoelen te behalen. Wat heeft de groep hiermee ontwikkeld?
- een collectief effervescence
- een team back-up oriëntatie
- cohesie
- een mentaal model
Vraag 58
Na een lange discussie besluit een team tot een bepaalde taakverdeling. Jenna moet gaan werken aan de fundraising evenementen, Ella moet zich richten op ledenverwerving en Fay moet de teambestanden gaan organiseren. Het team focust op welk component van teamwork?
- actie
- inter-persoonlijkheid
- transitie
- affect management
Vraag 59
Een van de grote nadelen van heterogene teams in vergelijking met homogene teams is:
- lagere motivatie
- lagere cohesie
- inconsistent vaardigheidsniveau
- gebrek aan creativiteit
Vraag 60
Wat identificeerden Bennis en Biedermand als een belangrijke factor voor hoge teamprestaties?
- de duidelijkheid van de groepsdoelen zoals gesteld door de teamleiders
- een hoge mate van structuur
- het hoge vaardigheidsniveau van de werknemers
- de vaardigheden van de medewerkers voor samenwerking
Antwoordindicatie MC-vragen
C
C
C
D
B
A
B
A
C
B
A
B
C
B
A
C
D
D
B
B
A
D
B
B
C
C
A
C
C
B
C
A
A
C
C
C
D
C
A
D
A
D
A
D
C
B
D
D
C
A
C
D
D
B
D
D
D
C
B
C
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2589 |
Add new contribution