In dit hoofdstuk wordt het verband tussen stress en het immuunsysteem plus ziekten gelegd.
Vroeger dacht men dat de hersenen en het immuunsysteem twee verschillende systemen waren die onafhankelijk van elkaar werkten. Deze onafhankelijkheid bleek echter niet waar te zijn. De hersenen kunnen het immuunsysteem beïnvloeden.
Het autonome zenuwstelsel stuurt zenuwen aan in het weefsel dat de cellen van het immuunsysteem aanmaakt en opslaat, zodat deze later in de circulatie terechtkomen. De weefsels van het immuunsysteem blijken gevoelig te zijn voor alle belangrijke hormonen die uitgescheiden worden door de hypofyse, die wordt aangestuurd door de hersenen.
Ongeveer honderd jaar geleden leverde men het bewijs dat de hersenen invloed hebben op het immuunsysteem. Een bekend voorbeeld is het houden van een neproos voor de neus van iemand die allergisch was voor rozen, terwijl deze persoon dacht dat het een echte roos was. Hierbij ontstond een allergische reactie, afkomstig uit de hersenen. Ook bleek dat professionele acteurs die de hele dag een depressieve scene moesten spelen een verlaagde immuunresponsiviteit hadden, terwijl de acteurs die een vrolijke scene moesten spelen een verhoogde responsiviteit hadden.
Uit een ander onderzoek bleek het geconditioneerde immuunsuppressie paradigma. Het immuunsysteem kan geconditioneerd worden. Wanneer een dier een medicijn krijgt dat het immuunsysteem onderdrukt tegelijk met bijvoorbeeld een drankje met een bepaalde smaak, zal er conditionering optreden. Wanneer het dier later alleen het drankje krijgt, wordt ook automatisch het immuunsysteem onderdrukt.
Het zal niet verbazen dat wanneer een neproos en een kunstmatig drankje het immuunsysteem kunnen beïnvloeden, stress dit ook kan.
- Wat is de basis van het immuunsysteem?
- Wat is de invloed van stress op het immuunsysteem?
- Wat is een reden voor onderdrukking van het immuunsysteem?
- Wat veroorzaakt chronische stress?
- Wat is het verband tussen stress en ziekte?
- Wat zijn verborgen virussen?
- Wat is het verband tussen stress en kanker?
- Wat is angiogenese?
- Wat is de invloed van stress op het verloop van kanker?
- Wat beweert Siegel over de genezing van kanker?
Wat is de basis van het immuunsysteem?
De taak van het immuunsysteem is het lichaam beschermen tegen virussen, bacteriën, schimmels en parasieten. Het immuunsysteem moet onderscheid kunnen maken tussen de cellen van het lichaam zelf en cellen die er niet thuis horen (de binnendringers). Het immuunsysteem is in staat om exact te onthouden hoe iedere cel in het lichaam eruit ziet. Wanneer het een cel niet herkent als eigen, valt het deze cel aan. Daarnaast is het immuunsysteem capabel genoeg om ook de exacte structuur van vijandige cellen te onthouden, zodat deze in de toekomst sneller aangevallen kunnen worden. Wetenschappers baseerde hier het idee van vaccinatie op. Bij een vaccinatie krijgt iemand een kleine hoeveelheid cellen ingespoten, zodat het vervolg kan herkennen als zijnde vijandig.
De verdediging van het immuunsysteem is gebaseerd op witte bloedlichaampjes. Deze bestaan uit:
- lymfocyten
- monocyten.
Er zijn twee soorten lymfocyten:
- T-cellen: het lichaam maakt deze cellen in het beenmerg aan en laat ze verder groeien in de thymusklier. Er zijn verschillende soorten.
- B-cellen: het lichaam maakt deze cellen ook in het beenmerk aan en laat ze daar opgroeien. Deze cellen produceren antilichamen.
Wanneer er een vijandige cel in het lichaam is, wordt deze eerst waargenomen door een monocyte, namelijk een macrofaag. Deze presenteert de vijandige cel aan een T-helpercel en scheidt interleukin-1 uit, wat de T-helpercel in werking stelt. De T-helpercel scheidt vervolgens interleukin-2 uit, waardoor het zich gaat vermenigvuldigen (Interleukin-2 stimuleert de groei van de T-cel). Dit zorgt ervoor dat een cytotoxische cel zich vermenigvuldigt en de vijandige cel vernietigt.
Bij mensen met AIDS werken de T-cellen niet meer. Als de T-helpercellen in werking gesteld zijn door de macrofaag stimuleren zij de B-cellen om zich te vermenigvuldigen. De B-cellen moeten tegengif aanmaken in de vorm van grote proteïnes, die een bepaald kenmerk van de vijandige cel kunnen herkennen en zich daar aan vast kunnen hechten. De proteïnes zullen op de vijandige cel passen, zoals een sleutel in het slot past. Hierdoor zal de vijandige cel geïmmobiliseerd worden, zodat hij vervolgens vernietigd kan worden.
Het immuunsysteem werkt echter niet vanuit één plaats. Om toch het hele lichaam te alarmeren worden er cytokinen in de bloedstroom vrijgelaten.
Over het algemeen werkt dit immuunsysteem erg goed, maar soms kan het voorkomen dat het immuunsysteem een vijandige cel over het hoofd ziet of een cel aanvalt die niet vijandig is. Het laatste geval heet een allergie. Ook is het mogelijk dat het immuunsysteem een eigen cel aanvalt. Dit is onder meer het geval bij auto-immuunziekten. Bij multiple sclerose wordt bijvoorbeeld een deel van het zenuwstelsel aangevallen.
Bovenstaande zaken gaan over aangeleerde immuniteit. Deze vorm van immuniteit bestaat alleen bij gewervelde dieren.
Aangeleerde immuniteit heeft drie kenmerken:
- Het lichaam leert om zich specifiek op ziektekiem X te richten met antilichamen en celimmuniteit die specifiek die ziektekiem herkent.
- Het duurt een tijdje voordat de immuniteit opgebouwd is wanneer je voor de eerste keer blootgesteld bent aan ziektekiem X. Het immuunsysteem moet namelijk eerst een antilichaam vinden dat het best past en vervolgens heel veel kopieën hiervan maken.
- Na herhaalde blootstelling aan ziektekiem X zullen de verdedigingen des te meer aangespoord worden.
De mens heeft echter ook een andere soort immuniteit die mensen delen met bijna alle diersoorten, namelijk aangeboren immuniteit. Dit systeem wordt meteen in werking gesteld zodra er een vijandige cel gesignaleerd wordt. Deze immuunreactie wordt in werking gesteld op de plaats waar de vijandige cel het lichaam binnenkomt.
Het speeksel bevat daarmee ook tegengif tegen iedere microbe. Op de plaats van de infectie laten de haarvaten los, zodat de cellen van de aangeboren immuniteit meteen naar de geïnfecteerde plek kunnen. Deze cellen bevatten:
- macrofagen;
- neutrofielen;
- natuurlijke killercellen.
Doordat de haarvaten loslaten, kan er ook een vloeistof die proteïnen bevat door. Deze vallen de microbe ook aan en zorgen er tevens voor dat het gebied opzwelt, waardoor oedeem ontstaat. Dit betekent dat het aangeboren immuunsysteem in actie komt, waardoor er een ontsteking ontstaat.
Wat is de invloed van stress op het immuunsysteem?
Het is ongeveer 60 jaar geleden dat Seyle het eerste bewijs ontdekte van stress-gerelateerde immuunsuppressie: ratten die Seyle blootstelde aan iets onaangenaams kregen atrofie in immuunweefsels.
Onderzoek toonde aan dat een periode van stress verschillende functies van het immuunsysteem kan verstoren:
- Het gaat de vorming van nieuwe lymfocyten tegen.
- Stress onderdrukt het vrijkomen van lymfocyten in de bloedstroom.
- Het verkort de tijd dat bestaande lymfocyten in de bloedstroom blijven.
- Daarnaast stopt het de productie van nieuw antigif als reactie op een vijandige cel.
- Stress verstoort de communicatie tussen de lymfocyten door relevante boodschappers vrij te laten.
- Stress stopt de aangeboren immuniteit. Dit wordt bewerkstelligd door alle soorten stress.
Glucocorticoïden regelen vooral deze onderdrukken van het immuunsysteem. Zij zorgen ervoor dat de thymusklier kleiner wordt. Dit doen ze door de vorming van nieuwe lymfocyten in de thymus tegen te gaan. Lymfocyten zijn het belangrijkste bestanddeel waaruit de thymus is opgemaakt.
Tevens stoppen glucocorticoïden de vrijlating van interleukins en intereronen, waardoor de lymfocyten minder reageren op een alarm. Glucocorticoïden zorgen er tegelijkertijd voor dat het lichaam lymfocyten uit de bloedstroom haalt en weer opslaat in de weefsels van het immuunsysteem. Bovendien kunnen glucocorticoïden de lymfocyten vernietigen. De meeste effecten van de glucocorticoïden zijn gericht op de T-cellen en niet zozeer op de B-cellen.
Ook bèta-endorfine en CRH, hormonen van het sympatische zenuwstelsel spelen een rol bij de onderdrukking van immuniteit tijdens stress.
Wat is een reden voor onderdrukking van het immuunsysteem?
Het is handig om te weten hoe het komt dat het immuunsysteem onderdrukt wordt tijdens stress. In het hoofdstuk over de 'basisprincipes van het menselijk functioneren' werd uitgelegd dat het immuunsysteem tijdens stress voor een bepaalde periode uitgeschakeld wordt, zodat er geen energie gaat naar langetermijnprojecten en alle energie direct gebruikt kan worden. Dit zou logisch zijn als het immuunsysteem op ieder moment meteen geheel uitgeschakeld kan worden. Dit is echter niet het geval. Tijdens stress breekt het immuunsysteem juist af. Het kost energie om dit te doen.
De reactie van het immuunsysteem bestaat uit 3 fasen:
- Fase A, waarin de stress begint,
- Fase B, waarin de stress aanhoudt,
- Fase C, waarin sprake is van chronische stress.
Tijdens een infectie scheidt het immuunsysteem interleukin-1 uit. Deze activeert onder andere de hypothalamus om CRH uit te scheiden. CRH stimuleert vervolgens de hypofyse om ACTH uit te scheiden, wat ervoor zorgt dat de bijnier glucocorticoïden vrijlaat. Deze onderdrukken het immuunsysteem. Met andere woorden: onder sommige omstandigheden vraagt het immuunsysteem het lichaam om hormonen vrij te laten die het immuunsysteem onderdrukken.
Tijdens het eerste half uur na het begin van de stressfactor wordt het immuunsysteem niet direct uitgeschakeld, maar juist versterkt. Dit geldt met name voor de aangeboren immuniteit, maar ook voor de andere soorten immuniteit. Tijdens zo een versterking gebeurt het volgende:
- Er komen meer immuuncellen in de bloedstroom.
- Er gaan meer ontstekingscellen naar de plaats van een wond.
- De lymfocyten zijn dan beter in het uitscheiden en antwoorden aan de boodschappers van het immuunsysteem.
- In het speeksel worden meer antilichamen vrijgelaten.
Deze korte, versterkte activiteit van het immuunsysteem vindt zowel plaats bij infecties als bij fysieke en psychologische stressfactoren.
Vanaf het moment dat de stressfactor al ongeveer een uur aanhoudt, gaan glucocorticoïden en het sympatische systeem het immuunsysteem onderdrukken. Wanneer de stressfactor dan snel genoeg eindigt, wordt het immuunsysteem tamelijk snel weer geactiveerd tot het gebruikelijke niveau. Wanneer de stress echter langer duurt of wanneer er zeer veel glucocorticoïden zijn vrijgekomen, kan het immuunsysteem veertig tot zeventig procent onder het standaardniveau blijven. Dit is pas vrij laat ontdekt, omdat de meeste technieken er vroeger niet toe in staat waren kleine, snelle verschillen in het immuunsysteem te detecteren. Tientallen jaren hebben onderzoekers gedacht dat ze de ‘immune respons’ op stress aan het meten waren, terwijl ze eigenlijk het herstel hiervan maten. Bovendien onderzochten de meeste onderzoekers vooral grote stressfactoren en grote hoeveelheden glucocorticoïden die een langere tijd bleven.
De ontdekkingen zijn later vooral gedaan door Munck. Ook voorspelde hij waarom het niveau van het immuunsysteem niet altijd op dat hogere niveau (het eerste half uur na een stressfactor) blijft staan, maar weer daalt naar een basisniveau. Dit komt doordat de kosten anders te hoog zijn en als het immuunsysteem altijd té alert is, is de kans groter dat het eigen, goede cellen aanvalt. Dit gebeurt met immuunsystemen die chronisch geactiveerd zijn. Auto-immuunziekten kunnen hierdoor ontstaan.
Munck voorspelde ook dat zonder fase B, de kans op een auto-immuunziekte groter is. Dit resultaat is geverifieerd op ten minste twee gebieden:
- Ten eerste: wanneer je glucocorticoïdeniveaus in ratten afsluit, en zorgt dat ze gestrest raken, hebben de dieren wel fase A, die vooral geregeld wordt door epinefrine, maar ze hebben geen stijging van glucocorticoïden, zodat ze niet in fase B kunnen komen. Nu heeft de rat een groter risico op een auto-immuunziekte.
- Ten tweede: soms zijn doktoren gedwongen één van de twee bijnieren te verwijderen. Gelijk hierna wordt het glucocorticoïdengehalte voor een tijdje gehalveerd, totdat de andere bijnier zo groot geworden is dat die de functie van twee bijnieren uit kan voeren. Tot dit moment zijn patiënten vatbaarder voor een auto-immuunziekte of voor een ontsteking.
Tijdens stress wordt het immuunsysteem dus eerst geactiveerd, maar vervolgens zorgt de stressreactie ervoor dat het immuunsysteem weer onderdrukt wordt, zodat er geen auto-immuunziekten ontstaan.
Wanneer stress lang genoeg aanhoudt om het immuunsysteem te onderdrukken, zijn er aspecten die subtiele kenmerken zijn van de activering van het immuunsysteem. Bij grote hoeveelheden glucocorticoïden zullen hormonen zonder onderscheid te maken lymfocyten doden. Wanneer iemand voor een korte tijd een subtiele stijging van het glucocorticoïdengehalte heeft, dan doden de hormonen alleen een deel van de lymfocyten: het deel dat oud is en dat niet meer goed werkt. Op deze manier helpen glucocorticoïden de ‘immune response’. Daarnaast heeft Dhabbar aangetoond dat de glucocorticoïden een gedeelte van de lymfocyten opslaan in onder andere de thymus en een ander deel van de lymfocyten wordt naar de plaats van infectie gebracht, zodat wonden sneller helen.
Wanneer auto-immuunziekten het gevolg zijn van te sterke activering van het immuunsysteem, kunnen stresshormonen gegeven worden zodat er veel glucocorticoïden in het lichaam komen. Deze verminderen de schade die de auto-immuunziekte aanbrengt. Door het immuunsysteem dramatisch te onderdrukken, kan het niet langer de alvleesklier of het zenuwstelsel aanvallen.
Bij ratten bleek ook dat langdurige, hevige stress dezelfde gevolgen heeft als het geven van stresshormonen. Stress kan echter ook de auto-immuunziekten verergeren. Dit blijkt uit retrospectieve studies bij patiënten. Veel onderzoekers die wisten dat stresshormonen helpen bij het reduceren van een auto-immuunziekte, negeerden dit.
Het risico op auto-immuunziekten wordt vergroot door blootgesteld te worden aan veel kortdurende stressfactoren en door het uitblijven van fase B. Wanneer iemand blootgesteld staat aan grote, aanhoudende stressfactoren, kan het beste fase C (dramatische immuun suppressie) geactiveerd worden. De symptomen van auto-immuniteit nemen hierdoor af. Ook bij ratten met de auto-immuunziekte multipele sclerose bleek dat chronische stress de symptomen van de ziekte verminderde.
Wat veroorzaakt chronische stress?
Verschillende bewijzen suggereren dat stress het immuunsysteem aan kan tasten en het risico op ziekten kan vergroten. Het is echter onduidelijk hoeveel chronische stress er nodig is om iemand kwetsbaarder te maken tegen ziekten die het immuunsysteem normaal gesproken af zou weren.
Onderzoeken hiernaar betreffen altijd vier stappen, die de psychoneuro-immuun route vormen:
- Individuen zijn gestrest geweest. Wie de effecten van stressoren op het immuunsysteem bestudeert, zal altijd moeten worstelen met het probleem of de vermeende stressfactor ook werkelijk een stressfactor is voor de persoon. Bovendien is het niet altijd duidelijk of mensen ook werkelijk blootgesteld zijn aan de stressfactor, waaraan ze beweren blootgesteld te zijn.
- Er was een stressreactie.
- De stressreactie was lang en sterk genoeg om het immuunsysteem te onderdrukken.
- Dit zou de kans vergroten dat deze mensen een ziekte zouden krijgen en dat ze zich ook minder goed zouden kunnen verdedigen tegen zo’n ziekte.
Immunologen zijn er echter nog niet over uit hoe vaak een verandering in het immuunprofiel de ziektepatronen verandert. Tegenovergesteld hieraan staat de levensstijlroute. In deze route hangt stress samen met de levensstijl, maar dat geldt ook voor onder meer de beschermende en de risicofactoren.
Wanneer een bepaalde ziekte meer voorkomt bij mensen met veel stress, moet men eerst nagaan of de bovenstaande stappen van toepassing waren. Vervolgens moet men nagaan of er nog andere verklaringen zijn waardoor deze personen gestrest kunnen zijn geweest en deze ziekte hebben gekregen.
Bij dieren blijkt dat stap twee tot en met vier altijd volgen na voldoende stress. De stressfactoren waaraan dieren echter blootgesteld worden in experimenten, zijn erger dan verschillende stressfactoren die mensen ervaren. Bovendien verschillen mensen in wat ze als stressvol ervaren. Het kan zijn dat iemand eigenlijk in stap één zit, terwijl hij dat niet zo ervaart. Ook is het mogelijk dat iemand denkt dat hij in stap één zit, maar dat dit niet het geval is. Wanneer een arts vraagt of de patiënt veel last van stress heeft gehad de laatste tijd, zal de patiënt vaak besluiten dat er inderdaad stress was waar de ziekte aan te wijten kan zijn. Dit gebeurt ook als er normaal gesproken geen sprake was geweest van stress. Retrospectieve onderzoeken leiden daarmee vaak tot een verkeerd verband tussen stress en ziekte.
Ook zijn bij subtielere stressfactoren de stressreacties subtieler (stap twee) waardoor deze minder snel opgemerkt worden. Matige stressfactoren stimuleren het immuunsysteem juist meer (stap drie).
Wat betreft stap vier: een sterke onderdrukking van het immuunsysteem leidt inderdaad tot een grotere kans op ziekte. Bij subtiele verschillen in de immuniteit zijn de implicaties echter niet zo duidelijk. Bovendien zijn bij onderzoeken met ratten de verschillende stappen gemanipuleerd. Het is namelijk te duur en te tijdrovend om een rat voor de rest van zijn leven in het laboratorium te houden ter observatie. Om die reden doen onderzoekers geen onderzoek naar het spontaan ontstaan van ziekten.
Wat is het verband tussen stress en ziekte?
Uit onderzoek blijkt dat hoe minder sociale relaties iemand heeft, hoe korter de levensverwachting en hoe erger de effecten van verschillende infectieziekten zijn. Dit geldt voor zowel mannen als vrouwen. De impact hiervan is erg groot, ongeveer even groot als het effect van roken, hoge bloeddruk, obesitas, lichamelijke activiteit op de gezondheid en levensverwachting.
Dit zou kunnen komen, doordat mensen met minder sociale relaties eenzaamheid ervaren, wat hen meer stress oplevert. Stap één is dan in werking gesteld, waardoor de kans op de volgende stappen groter zouden kunnen zijn. Er is echter weinig bekend over stap twee. Stap drie is wel bewezen. In een onderzoek maakten sociaal geïsoleerde individuen minder anti-gif aan bij vaccinatie dan normaal gebruikelijk is. De bewijzen voor stap vier zijn erg zwak.
Het is echter ook mogelijk dat een kortere levensverwachting en sterkere effecten van infectieziekten niet komen door de stappen één tot en met vier, maar door heel andere dingen. Het zou bijvoorbeeld zo kunnen zijn dat eenzame mensen hun medicatie niet goed innemen, omdat er niemand is die hen eraan helpt herinneren.
Er zijn veel onderzoeken gedaan waarbij ervoor factoren van een risicovolle levensstijl gecontroleerd was. Er was dan nog steeds een sterk verband tussen sociale isolatie en een slechte gezondheid. Een ander punt is het verlies van een dierbare. In een onderzoek zijn de ouders van alle Israëlische soldaten die overleden in de oorlog tegen Libanon, tien jaar gevolgd. Het verlies van een kind bleek over het algemeen geen effect te hebben op de sterftecijfers, maar er waren wel significant hogere cijfers bij hen die al weduwe/weduwnaar waren of gescheiden.
Een grotere kans op sterfte leek dus vooral geassocieerd te zijn met het risico op minder sociale steun. Mensen die een kind verloren liepen een groter risico te overlijden wanneer ze alleenstaand waren, dan wanneer ze getrouwd waren. Dit lijkt samen te gaan met de psychoneuro-immuun route, hoewel de levensstijlroute niet uitgeschakeld kan worden.
Tijdens stress is ook de kans op een verkoudheid groter. Uit onderzoeken waarbij stress het risico op een verkoudheid vergrootte, bleek dat deze mensen minder antistoffen tegen een verkoudheid in hun speeksel en neuswegen hadden. Ook hier is het niet duidelijk of het te maken heeft met de psychoneuro-immuun route of met de levensstijlroute. Stress verandert namelijk de levensstijl en een andere levensstijl zorgt voor een andere blootstelling aan virussen die verkoudheid kunnen veroorzaken.
Er is echter ook een grootschalig onderzoek gedaan waarin de controle van de levensstijl centraal stond. Hieruit bleek dat meer stress de kans drie keer zo groot maakte dat iemand verkouden werd, nadat hij was blootgesteld aan het virus dat verkoudheid veroorzaakt.
Stress kan ook een invloed hebben op AIDS. Dit heeft men onderzocht door menselijke lymfocyten in een schaaltje te doen en ze bloot te stellen aan HIV. Als de lymfocyten ook blootgesteld werden aan glucocorticoïden was de kans groter dat ze het virus kregen. Ook norepinefrine maakte het gemakkelijker voor het virus om de lymfocyt binnen te dringen en zich te kopiëren. Tevens hebben mensen met HIV een grotere kans op achteruitgang en sterfte als ze:
- een ontkennende copingstijl hebben;
- weinig sociale steun hebben;
- hun temperament door de sociale omgeving geremd;
- meerdere stressfactoren ervaren, met in het bijzonder het verlies van een dierbare.
Ook bleken zij een verhoogde activatie van het sympathische zenuwstelsel te hebben (stap twee). Stap drie en vier lijken ook voldaan te worden. De psychoneuro-immuun route zou dus kunnen bijdragen aan het verband tussen stress en het verslechteren van de aspecten van AIDS. Er is echter nog meer onderzoek nodig:
- naar hoeveel stress mensen beïnvloedt;
- in hoeverre zij zich houden aan hun behandeling;
- in hoeverre deze behandeling werkt.
Wat zijn verborgen virussen?
Er zijn virussen, die niet meteen actief zijn zodra ze het lichaam binnendringen. Ze kruipen in een paar cellen en wachten daar, totdat ze later door iets anders in beweging worden gezet. Dit zijn verborgen of latente virussen. Als het virus geactiveerd wordt, kopieert het zich en houdt zich daarna opnieuw verborgen. Een voorbeeld van zo’n virus is het herpes virus.
Sommige virussen houden zich verborgen, totdat het immuunsysteem als het ware ‘lui’ is geworden. Dan kopiëren ze zich snel. Het immuunsysteem is ‘lui’ tijdens fysieke en psychologische stressfactoren.
Er zijn verschillende verklaringen gegeven over hoe deze virussen weten dat het immuunsysteem tijdelijk minder actief is. Het zou kunnen zijn dat het virus altijd probeert uit te breken, maar dat het immuunsysteem ingrijpt voordat het virus een kans heeft gekregen. Het is ook mogelijk dat het virus kan meten hoe het immuunsysteem eraan toe is.
De laatste jaren is duidelijk geworden hoe deze virussen weten wanneer ze uit kunnen breken, namelijk door het glucocorticoïdengehalte te meten. Wanneer het glucocorticoïdengehalte hoog is, activeert een DNA-sensor de genen die betrokken zijn bij het ‘wakker worden’ uit de latentie.
Wat is het verband tussen stress en kanker?
Uit onderzoeken met dieren bleek dat stress het verloop van sommige soorten kanker kan beïnvloeden. Zo groeien tumoren bij muizen sneller als ze in een stressvolle omgeving zitten. Wanneer onderzoekers enkele tumoren in een rat transplanteren en ze stellen de rat bloot aan elektrische schokken waaraan hij kan ontsnappen, dan zal de rat de tumoren afstoten. Als zo’n zelfde rat echter niet kan ontsnappen, is hij niet in staat om de tumoren af te stoten.
Stress lijkt in deze onderzoeken op zijn minst gedeeltelijk via de psychoneuro-immuun route te werken. De hoeveelheid glucocorticoïden wordt namelijk hoger. De glucocorticoïden beïnvloeden direct de biologie van de tumor. Dit gebeurt zowel via het immuunsysteem als via andere systemen.
Het immuunsysteem bevat natuurlijke vernietigingscellen die de verspreiding van tumoren voorkomen. Stress onderdrukt deze vernietigingscellen, waardoor tumoren meer kans krijgen om te groeien.
Wat is angiogenese?
Als een tumor vervolgens begint te groeien, heeft hij veel energie nodig. Daarom zendt hij een signaal naar het meest dichtstbijzijnde bloedvat om haarvaten in de tumor te laten groeien. Dit heet angiogenese en zorgt ervoor dat er bloed en voedingsstoffen bij de tumor komen. Glucocorticoïden ondersteunen dit proces.
Tevens heeft een tumor zeer veel glucose nodig. Hij is daarom heel goed in staat om heel veel glucose uit het bloed en verschillende opslagplaatsen in het lichaam te halen, nog voordat deze glucose de spieren bereikt, waarvoor het bedoeld was. In een stress-situatie wordt daarnaast de opslag van energie gestopt en het glucosegehalte dat in het bloed circuleert wordt verhoogd, zodat dit naar de spieren vervoerd kan worden. De tumor krijgt de glucose echter voordat deze de spieren bereikt.
Deze resultaten van de onderzoeken die zijn uitgevoerd met dieren kan men niet zomaar generaliseren naar mensen. Bij deze onderzoeken was er namelijk sprake van een geforceerde tumor, die ontstaan was door het inspuiten van tumorcellen. Stress heeft deze tumoren niet veroorzaakt en het gaat daarmee niet om het effect van stress op natuurlijke wijze ontstane tumoren.
Bovendien zijn de meeste van deze onderzoeken gebaseerd op tumoren die veroorzaakt zijn door virussen. Bij mensen ontstaan de meeste tumoren door genetische factoren en blootstelling aan kankerverwekkende stoffen uit de omgeving. Deze soorten tumoren zijn niet onderzocht in dierstudies.
Retrospectieve onderzoeken bij mensen lijken aan te tonen dat stress de kans op kanker vergroot. Een aantal onderzoeken heeft bovendien een verband aangetoond tussen grote stressfactoren, zoals en het begin van darmkanker vijf tot tien jaar later.
Ook zijn er onderzoeken gedaan bij vrouwen die zich lieten controleren op borstkanker. Bij deze vrouwen werd de stressgeschiedenis nagegaan. Vervolgens werd gekeken welke van deze vrouwen borstkanker bleek te hebben en welke niet. Sommige van deze onderzoeken toonden een verband tussen de stressgeschiedenis en het krijgen van borstkanker. Dit onderzoek is echter niet helemaal betrouwbaar, omdat deze vrouwen over het algemeen tamelijk goed in kunnen schatten of ze borstkanker zullen hebben, gebaseerd op bijvoorbeeld een familiegeschiedenis van deze ziekte of eigen blootstelling aan risicofactoren.
Al met al lijkt er op basis van prospectieve onderzoeken goed bewijs te zijn voor een verband tussen stress en kanker. Zo is het hebben van een depressie gelinkt aan stress en een verhoogde uitscheiding van glucocorticoïden. Een beroemde studie naar tweeduizend mannen liet zien dat depressie geassocieerd was met een verdubbeld risico op kanker. Prospectieve onderzoeken bij andere populaties tonen echter een verwaarloosbaar verband tussen stress en kanker. Het verband tussen stress en kanker kan echter ook iets te maken hebben met de levensstijlroute.
Vrouwen die bijvoorbeeld jarenlang in nachtploegen hebben gewerkt, blijken een grotere kans op borstkanker te hebben. Dit is echter niet te wijten aan stress, maar aan het feit dat zij een lager niveau van melatonine hebben, een hormoon dat reageert op licht. Een tekort aan dit hormoon vergroot de kans op onder andere borstkanker.
Bij mensen met AIDS komen verschillende soorten kanker vaker voor. Ook bij mensen die een orgaantransplantatie krijgen, hebben meer kans op huidkanker, doordat zij glucocorticoïden toegediend krijgen, om te voorkomen dat hun immuunsysteem het nieuwe orgaan afstoot. Dit is echter geen bewijs voor het verband tussen kanker en stress, omdat stress het immuunsysteem nooit zó erg onderdrukt. Bovendien krijgt maar een klein aantal van de mensen die AIDS hebben of een orgaantransplantatie krijgen kanker.
Er is met dit alles maar weinig steun voor de theorie dat stress het risico op kanker zou vergroten. Sommige onderzoekers denken dat er een soort persoonlijkheid is die vatbaarder is voor kanker. Slecht omgaan met stress, onderdrukking van emoties, inschikkelijkheid en meegaand zouden dan belangrijke kenmerken van deze persoonlijkheid zijn.
De meeste onderzoeken naar een dergelijke persoonlijkheid waren retrospectief. Er zijn echter ook enkele prospectieve onderzoeken gedaan die een klein verband aantonen.
Er zijn een paar onderzoeken uitgevoerd om te onderzoeken, of stress een verhoogd risico geeft op de terugkeer van kanker als deze genezen is. De resultaten zijn wisselend, maar over het algemeen lijkt er geen verband te zijn.
Wat is de invloed van stress op het verloop van kanker?
Verschillende coping-strategieën voorspellen verschillende resultaten bij kanker. Mensen die ervoor vechten en optimistisch blijven, leven langer dan de mensen die depressief worden, ontkennen en het onderdrukken. Door deze bevindingen ontstonden er verschillende onderzoeken waarin clinici probeerden te interveniëren, zodat stress verminderd kon worden en zodat deze mensen optimistischer bleven en bleven vechten.
Psychiater Spiegel heeft een onderzoek gedaan waarbij hij het effect van groepstherapie onderzocht. Hij dacht dat het alleen de psychologische stress bij patiënten zou verminderen. Daarnaast bleek het echter ook de levensduur met gemiddeld achttien maanden te verlengen. Groepstherapie heeft ook een gunstig biologisch effect.
In 2001 verscheen echter een artikel over een onderzoek waarin geen effect op de overlevingstijd gevonden werd.
Dit komt volgens Spiegel door het feit dat doktoren kanker vroeger vaak verzwegen. Ze wilden de beschamende, hopeloze situatie liever niet bekend maken aan de patiënten. Later (ongeveer vanaf 1990) was het wel gebruikelijk om de patiënten de situatie bekend te maken, omdat de doktoren het psychologische belang ervan inzagen. Bovendien was voor iedereen het belang van stressvermindering duidelijk. Daarom zocht bijna iedereen sociale steun en was het erg moeilijk om personen voor de controlegroep, die geen groepstherapie kregen, te krijgen. Deze proefpersonen zochten toch vaak hulp, desnoods bij mensen die niet officieel geregistreerd waren als psycholoog.
Met betrekking tot de psychoneuro-immuunroute hebben enkele onderzoeken aangetoond dat psychosociale interventies het glucocorticoïdengehalte kunnen verlagen. Een té actieve stressreactie voorspelt echter niet de mate van een kortere overleving van kanker.
Het immuunsysteem lijkt beter te zijn bij kankerpatiënten met meer psychosociale steun. Patiënten met borstkanker die veel psychosociale steun hadden, bleken meer natuurlijke vernietigingscellen te hebben dan patiënten met minder psychosociale steun. De hoeveelheid activiteit van deze natuurlijke vernietigingscellen leek echter niet te leiden tot een langere levensduur.
Het is heel goed mogelijk dat de levensstijlroute een belangrijke rol speelt bij het verband tussen stress en het verloop van kanker, maar dit is erg moeilijk aan te tonen. Dit komt doordat ongeveer een vierde van de patiënten zijn/haar medicijnen niet goed inneemt. Wanneer iemand aangesloten is bij een therapiegroepje, stimuleren de verhalen van lotgenoten om de medicijnen goed in te nemen.
Al met al lijkt er dus geen verband te zijn tussen een geschiedenis van stress en een vergroot risico op kanker of op een terugval. Wel lijkt er een verband te zijn tussen verschillende persoonlijkheden en een groter risico op kanker, maar het is niet wetenschappelijk aangetoond of dit te maken heeft met de fysiologie van stress of dat het ligt aan een bepaalde levensstijl.
Wat beweert Siegel over de genezing van kanker?
Te positief ingesteld zijn met betrekking tot kanker kan ook een negatieve werking hebben. Als iemand denkt dat hij de macht heeft om kanker te voorkomen of te genezen door positief te denken, kan diegene het als zijn eigen schuld gaan zien als hij toch sterft aan kanker.
Invloedrijke gezondheidsdeskundigen, zoals Siegel, kunnen deze té positieve houding bewerkstelligen. Zo heeft Siegel in zijn bestseller ‘Love, medicine and miracles’ gezegd dat je kunt genezen door lief te durven hebben. Het lijkt hierdoor dat kanker genezen kan worden als de patiënt maar voldoende liefheeft. Wanneer een patiënt dan niet geneest, zou dit te wijten zijn aan een persoonlijk tekort aan deze positieve eigenschappen. Dit is niet hoe kanker werkt.
De auteur geeft aan dat men zeer voorzichtig moet zijn en zeker van zijn zaak, voordat men iets dat gevonden is in een onderzoek weergeeft als de norm. Wanneer iets eenmaal als de norm wordt gezien, is het erg moeilijk om er opnieuw objectief naar te kijken en uitzonderingen te vinden op de norm.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1488 |
Add new contribution