Europees recht werkgroep 2 (antwoorden)

ANTWOORDEN WEEK 2 EUROPEES RECHT – RECHTSBESCHERMING

VRAAG 1:

Stappenplan artikel 263 VWEU (beroep tot nietigverklaring):

(Voordat de procedure aanhangig gemaakt kan worden, moet je uitzoeken welke rechter bevoegd is. Het Hof van Justitie bestaat uit het Gerecht en het Hof. Art. 256(1) VWEU; eerste aanleg Gerecht bevoegd--art. 263(2e alinea) VWEU; lidstaten direct door naar Hof.

De procedure valt uiteen in vier stappen:

1. Jurisdictie. HvJ of aan het Gerecht bevoegd? 256+Statuut HvJ. Natuurlijke of rechtspersonen naar het Gerecht. Overige, zoals de lidstaten, naar het HvJ.

2. Toets van ontvankelijkheid (drie cumulatieve principiële voorwaarden):

  1. Handeling van een instantie van de EU (niet vatbaar voor art. 263 VWEU

    zijn aanbevelingen of adviezen!)

    • Wetgevingshandelingen ex artikel 288 VWEU.

    • Handelingen van de Raad, Commissie, Europese Centrale Bank, voor

      zover het géén aanbevelingen of adviezen zijn. (Les Vert r.o. 24: Deze handelingen moeten rechtsgevolgen voor derden hebben, willen ze openstaan voor beroep en zie ook IBM r.o 8-12).

    • Handelingen van instanties voor zover deze rechtsgevolgen voor derden beogen teweeg te brengen.

  2. Beroepsrecht, 3 groepen:

    • Bevoorrecht beroepsrecht( Lidstaten, EP, de Raad & Commissie).

      Indien er sprake is van een bevoorrecht beroepsrecht hoeft deze

      niks aan te tonen. Direct ontvankelijk.

    • Semi-bevoorrecht beroepsrecht (vrijwaring prerogatieven

      (voorrechten), bijv. schending van rechten in wetgevingsprocedure). Aan te tonen dat voorrechten geschonden zijn. Indien ja, dan ontvankelijk.

    • Beroepsrecht van natuurlijke of rechtspersonen. Zij moeten aan de volgende voorwaarden voldoen wil er sprake zijn van een ontvankelijkheid. Altijd (1) een beroepsrecht als ze adressant zijn (tot hen gericht). Is de handeling niet tegen hen gericht (maar tegen een ander denk bijv. aan concurrent) dan kunnen ze een beroepsrecht hebben als ze (2) rechtstreeks (Töpfer) & individueel geraakt (Plaumann & Cordoniu---uitzondering van economisch unieke positie) zijn. Tot slot hebben zij ook een beroepsrecht tegen regelgevingshandelingen (geen wetgevingshandelingen) die hen (3) rechtstreeks raken en die geen uitvoeringshandelingen met zich meebrengen (geen richtlijn want immers uitvoeringshandelingen aan gebonden). Dit houdt in dat NP/RP ook tegen handelingen van algemene strekking (maar geen wetgevingshandeling!) in beroep kunnen gaan, mits rechtstreeks geraakt. Wat voor regelgevingshandelingen zonder wetgevingshandelingen zijn dit? Bijv. art. 290/291 VWEU.

Termijn: in acht nemen van de termijn van art. 263(6) VWEU. Beroep moet ingesteld zijn binnen 2 maanden; termijn begint te lopen vanaf:

o Dag van bekendmaking (publicatie) van de handeling;
o Dag van kennisgeving van de handeling aan het

lichaam/de persoon die beroep instelt;
o De dag waarop het lichaam/de persoon van de

handeling zelf of de gevolgen van een handeling kennis

heeft genomen.
Op basis van het reglement voor de procesvoering kan afgeleid worden dat de termijn meer in de richting van 2 maanden en 3 weken gaat. Er is namelijk 2 weken wachttijd en daarbij komt nog eens 10 dagen extra i.v.m. afstand. Tot slot is geen einde van de termijn op een weekend of EU feestdag.

3. Toets ten gronde: art. 263 VWEU, waarbij naar de wettigheid wordt gekeken op grond van:

a. Onbevoegdheid: De instelling van de Unie heeft geen bevoegdheid ten aanzien van de uitgevoerde handeling, bijv. onjuiste rechtsgrondslag.

b. Schending wezenlijke vormvoorschriften: Het niet in acht nemen van een hoorprocedure of van een advies. Ook het niet voorzien van een advies (met redenen omkleed) bij een administratieve handeling levert een schending van een wezenlijk vormvoorschrift op.

c. Schending VEU/VWEU: Het niet in acht nemen van de algemene rechtsbeginselen van de EU die de Verdragen (VEU/VWEU) zijn opgenomen geldt als een schending van het VEU/VWEU (Töpfer). Een schending omvat ook rectificaties en aanvullingen.

d. Misbruik van bevoegdheid: Dit kan alleen als er sprake is van een objectieve en onderling overeenstemmende aanwijzing die bestaat dat de handeling uitsluitend of hoofdzakelijk is vastgesteld ter bereiking van andere doeleinde dan gesteld. Ook het omzeilen van een speciale procedure waarin het VEU of VWEU in hebben voorzien valt hieronder. In de praktijk komt dit niet vaak voor.

4. Gevolgen nietigverklaring:

  • Zie art. 264 VWEU inzake de nietigverklaring. Het arrest heeft effect vanaf het tijdstip waarop de handeling was uitgevoerd (ex tunc). Het arrest is ook algemeen geldig (erga omnes). De instellingen van de EU zijn gehouden de maatregelen te nemen welke nodig zijn. Het ex tunc-effect kan door de rechter worden beperkt. Bijv. nietigheid verblijfsrechten studenten .

  • Art. 266 VWEU; de EU is gehouden om maatregelen te nemen. Zie paragraaf V-43 t/m 76.

Stappenplan 267 VWEU (prejudiciële procedure)

  1. Jurisdictie: HvJ

  2. Bevoegdheid Hof:

    1. Het Hof is bevoegd ten aanzien van het Unierecht, voor zover de Verdragen niet anders bepalen. Zie artikel 19 lid 3 sub b VEU.

    2. Er bestaat geen bevoegdheid tot het stellen van een prejudiciële vraag inzake hypothetische vragen en vragen die geen verband houden met een reël geschil (Bosman r.o. 60 en 61).

  3. Verzoekrecht: Alleen de rechterlijke instanties van een der lidstaten zijn bevoegd.

a. Arbiters zijn geen rechterlijke instanties in de zin van artikel 267 VWEU. Arrest

Dorsch (5 maatstaven):

  • Verplichte rechtsmacht
  • Permanente
  • Rechtmatig ingesteld
  • Doet uitspraak op tegenspraak
  • Lichaam is verplicht tot toepassing van de regels van het recht
  1. Ontvankelijkheid:

    1. De uitleg van het Europees recht moet noodzakelijk zijn voor beslechting van

      het geval.

    2. De noodzaak van een prejudiciële vraag is in eerste instantie door de nationale

      rechter te beoordelen (r.o 59).

    3. De partij uit de nationale procedure moet geen ontvankelijkheid hebben op

      grond van 263 VWEU. Indien hij deze kans ongebruikt aan zich voorbij heeft laten gaan, dan is er geen bevoegdheid tot het stellen van een prejudiciële vraag.

  2. Eisen voor het verwijzingsarrest: In het verwijzingsarrest dient de juridische en feitelijke achtergrond van de vragen duidelijk te worden. Soms herformuleert het HvJ de vragen: “wat de verwijzende rechter in wezen wenst te vernemen.. “.

  3. Gevolgen:

    1. Arresten binden de verwijzende rechter. Strijdig nationaal recht moet buiten

      toepassing worden gelaten.

    2. Gezien de impliciete praktijk van de stare-decisis (zie ook CILFIT ) is de

      interpretatie en uitlegging van het HvJ ook bindend voor andere rechters (in

      bijv. nieuwe vergelijkbare zaken).

    3. Vragen over de geldigheid van het Unierecht moeten worden verwezen door

      de rechterlijke instantie die tot de conclusie komt dat een bepaling nietig is uitspreken van de nietigheid is voorbehouden aan het HvJ (Foto-Frost r.o. 13-20).
      Voorlopige rechtmatigheidstoetsing is onder voorwaarden wel mogelijk Zuckerfabriek r.o. 18-21/21-32.

    4. In kort geding is het stellen van een prejudiciële vraag door de laagste noch de

      hoogste rechter verplicht. Het vraagstuk moet alsnog kunnen worden onderzocht, bijvoorbeeld in een bodemprocedure.

      Hoffman-La Roche r.o. 6.

e. Nationale rechters die uitspraak doen waarvan de beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep, mogen een vraag stellen. Niet vatbaar voor hoger beroep? Verplicht om prejudiciële vraag te stellen (let op: niet per se beperkt tot de HR). Tenzij:

Acte clair (lastig want letten op taalverschillen, interpretatie etc.) Acte éclair (ook niet makkelijk, want het feitencomplex moetovereenkomen; zaaksgebonden).
Geen plicht?: Deze plicht bestaat niet wanneer de vraag inhoudelijk gelijk is aan een vraag in een reeds gelijksoortig geval en voorwerp van een prejudiciële vraag is geweest of waarover vaste rechtspraak van het HvJ bestaat (acte éclaire). Ook geen plicht wanneer de juiste toepassing van Unierecht zo duidelijk is dat er geen ruimte voor twijfel kan bestaan (acte clair). Acte clair moet niet te overhaast worden aangenomen. De oplossing moet echt evident zijn, ook voor de rechterlijke instanties van andere lidstaten en het HvJ. Hierbij moet rekening worden gehouden met taalverschillen, eigen terminologie en een context van de bepaling (CILFIT).

Zie paragraaf V-103 t/m 125.

VRAAG 2: Dit wordt ook wel eens het beroep van niet-nakoming genoemd. Eis? Volgens art. 258 VWEU is voldoende dat er een eenvoudige schending van het Europees recht is gepleegd, mits de geschonden bepaling beleidsruimte overlaat aan de Lidstaten. . Als een lidstaat zich niet houdt aan de verplichtingen in het VEU/VWEU. Niet nakoming ziet op:

  • Het niet-nakomen (of onvoldoende) van een verplichting uit art. 288, derde alinea VWEU om richtlijnen binnen de termijn om te zetten in nationaal recht.

  • Het belemmeren van de interne-marktregels door het invoeren of in stand houden van strijdig nationaal recht. Inbreuken van lidstaten op de (correcte) nakoming van EU- wetgeving kunnen door de centrale overheid maar ook door bevoegde regionale of lokale overheden zijn gepleegd.

    In de praktijk is vaak het onvoldoende of niet tijdig omzetten van richtlijnen onderwerp van de verdragsschendingsprocedure.

    Als het HvJ tot de conclusie komt dat de lidstaat zijn verplichtingen niet (voldoende) is nagekomen, is deze lidstaat volgens art. 260(1) VWEU gehouden die maatregelen te nemen/treffen welke nodig zijn volgens het arrest. Met de nakoming moet direct een begin worden gemaakt. De nakoming moet tevens snel zijn voltooid. Dit betekent dus dat strijdige nationale bepalingen moeten worden gewijzigd en de nationale rechters rekening ienen te houden met de uitspraak van het HvJ. Mocht dit niet snel genoeg gebeuren dan kan een dwangsom opgelegd worden. Niet nakomen van het arrest geldt als een nieuwe inbreuk. Escape voor lidstaten?: Nee! Een beroep van een lidstaat dat hun nationale bepalingen, praktijk of situaties vertraagd zijn omgezet vanwege....vul maar in, heeft volgens het HvJ geen invloed op de reikwijdte van de verplichtingen van de lidstaten! Een beroep op geen schuld door een lidstaat zal ook niet slagen, want enkel een objectieve inbreuk is geëist. Een lidstaat die aanvoert dat het Unierecht onwettig is en er daarom geen sprake kan zijn van een verdragsschending rent achter de feiten aan. Deze lidstaat had dan namelijk een beroep tot nietigverklaring art. 263(6) VWEU moeten doen. Als laatste heeft het ook geen nut om met de beschuldigende vinger naar een andere lidstaat te wijzen (zij doen het ook...dus...), omdat de verplichting tot inachtneming van het Unierecht los bestaat van de verplichting van het gedrag van een andere lidstaat. Het beginsel van reciprociteit is dus niet van toepassing.

    Zie paragraaf V-23 t/m 42.

VRAAG 3: Artikel 258 VWEU draagt bij tot de Europees rechtelijke vorming d.m.v. zelfbinding (de EU als rechtstaat door zelfbinding! De lidstaten hebben hun soevereiniteit deels overgedragen bij de oprichting van de EU. Middels artikel 258 VWEU is het mogelijk om een lidstaat ‘af te straffen’ via verdragsschendingsprocedure voor schenden en of niet houden aan ‘eigen’ wetten. De invulling verloopt via het beginsel van Unietrouw (loyale samenwerking en artikel 4 lid 3 VEU). Dit betekent enerzijds dat lidstaten er alles aan moeten doen wat nodig is om het Unierecht te laten werken. Anderzijds betekent het dat zij niets mogen doen wat de werking van het Unierecht kan frustreren. Doordat het HvJ bevoegd is om objectief vast te stellen wanneer er sprake is van een inbreuk op het Unierecht is er ook sprake van een duidelijk/afschrikwekkend signaal voor andere lidstaten.

VRAAG 4: De relatie tussen art. 258 VWEU en art. 267 VWEU is als volgt. Art. 258 VWEU ziet op de mogelijkheid voor de Commissie om lidstaten erop te wijzen dat zij het verdrag schenden. Art. 267 VWEU ziet op de prejudiciële procedure.

Art. 267 VWEU kan gebruikt worden om na te gaan of een EU bepaling zo geïnterpreteerd moet worden dat deze bepaling in de weg staat aan het nationaal recht. Middels deze manier kan dus de nationale rechter bepalen of het nationaal recht in strijd is met het EU recht. Dit opent de deur voor de zogenoemde private enforcement van het EU-recht. De functionering hiervan kan de effectiviteit van de procedure onder 258 VWEU versterken, aldus het HvJ in Van Gend en Loos. Dit is het geval in die zin dat het toezicht niet langer bij de Europese Commissie berust, maar bij elke justitiabele in de EU.

VRAAG 5: We onderscheiden de lidstaten, instellingen / organen van de EU en de NP/RP.

  • Bevoorrecht beroepsrecht( lidstaten, EP, de Raad & Commissie).
  • Semi bevoorrecht beroepsrecht (vrijwaring prerogatieven, bijv. schending van rechten in een wetgevingsprocedure).
  • Beroepsrecht van de NP/RP:
  1. Altijd een beroepsrecht als ze adressant zijn;

  2. Is de handeling niet tegen hen gericht (maar tegen een ander denk bijv. aan een

    concurrent) dan kunnen zij een beroepsrecht hebben als ze rechtstreeks

    (Töpfer) & individueel geraakt (Plaumann & Cordoniu)zijn;

  3. Zij hebben ook een beroepsrecht tegen regelgevingshandelingen(geen wetgevingshandelingen) die hen rechtstreeks raken en die geen uitvoeringshandelingen met zich meebrengen (niet tegen een richtlijn dus, want uitvoeringshandelingen aan gebonden). Dit houdt in dat een NP/RP ook tegen handelingen van algemene strekking (geen wetgevingshandeling) in

    beroep kan gaan mits hij/zij rechtstreeks geraakt is

De vijfde alinea maakt het mogelijk om door middel van secundair Unierecht het beroepsrecht van natuurlijke en rechtspersonen te beperken. Zesde alinea eist dat het beroep binnen twee maanden moet worden ingesteld.

Zie V-48 t/m 53.

VRAAG 6: : Foto Frost: een nationale rechter mag niet zelf de ongeldigheid vaststellen van het EU recht. Dus ondanks het feit dat de Groningse rechter niet de hoogste instantie is en er nog een gewoon rechtsmiddel open staat is de rechtbank verplicht een prejudiciële vraag te stellen.

Zie V-103 t/m 123.

VRAAG 7: Art. 263 VWEU. De Chef moet aantonen dat hij rechtstreeks (Töpfer) en individueel geraakt (Plaumann & Cordoniu) is. Dit is nogal een lastige horde. Procedureel gezien lijkt het dat hij zal stranden en wel om de volgende reden. De handeling (Verordening) moet rechtsgevolgen beogen voor derden. Dat is hier het geval (alleen Toscaanse olijfproducenten mogen Toscaanse olijfolie verkopen, maar niet de Algerijnse producenten). Om een beroepsrecht te hebben moet hij dan zelf rechtstreeks geraakt zijn. Töpfer: hij is rechtstreeks geraakt in het geval deze handeling rechtstreekse gevolgen heeft voor zijn rechtspositie. Dit heeft het in deze casus niet. De Verordening is weliswaar rechtstreeks toepasbaar, maar deze verordening is gericht op de producenten gezien deze verordening de labeling van de flessen regelt. De chef is geen producent en dus de negatieve gevolgen zijn voor hem louter indirect.

Hoe zit het met de individuele geraaktheid (Plaumann & Cordoniu)? Een particulier is individueel geraakt als hij zich in een bijzondere feitelijke situatie bevindt en een bijzondere hoedanigheid bezit ten opzichte van anderen. Het is dus de bedoeling dat je je kunt onderscheiden van anderen door subjectieve elementen (denk aan Codorniu dat een merknaam had gecreëerd voor zijn handel) of er moet een bijzondere omstandigheid zijn (objectieve elementen – denk aan Töpfer die samen met andere importeurs van graan de enige waren die gebruik hadden gemaakt van de verlaagde importtarief en dus de enige waren die konden worden geraakt door het besluit van de Commissie (om goedkeuring te verlenen aan Duitsland om de invoeringsbelasting met terugwerkende kracht te verhogen). Dit is in deze casus ook niet het geval. Hij heeft een restaurant evenals heel veel anderen, die zullen werken met een menukaart van Toscaanse Minestrone. De Michelin sterren die hij gekregen heeft? Tellen die dan mee? Die kunnen we misschien scharen onder een bijzondere economische positie die hem individualiseert (Cordoniu) zodat hij wellicht toch een beroepsrecht heeft. Al is de verwachting dat dit ook niet zal doorgaan, omdat hij de sterren voor het gehele restaurant gekregen heeft en niet enkel voor dit ene gerecht. Belangrijker is dat er ook anderen restaurants kunnen zijn die een of meerdere sterren kunnen krijgen. Hij kan daarnaast de duurdere Toscaanse olijfolie kopen of vermelden dat er Algerijnse olijfolie in de soep zit. Hij kan zijn bedrijfsvoering aanpassen.

Geen sprake van rechtstreekse en individuele geraaktheid.

Extra opmerkingen: Töpfer is een lastig te lezen arrest inzake de rechtstreekse geraaktheid. Het gaat erom dat als er EU wetgeving is zonder enige tussenkomst van wie dan ook (besluit etc.) en deze EU wet wijzigt de rechtsbelangen, dan is diegene rechtstreeks geraakt. Er moet dus niks ‘tussen zitten’.

Plaumann: individueel geraakt; uniek, als ware adressant.
Cordoniu: uitzondering op Plaumann, als de verzoeker een bijzondere unieke economische positie heeft die dus niet ten alle tijden door een ander kan worden uitgeoefend dan is deze toch individueel geraakt.

Paragraaf V-54 t/m 62.

VRAAG 8: Onder een rechterlijke instantie wordt verstaan een instantie die ingesteld is als erkende rechtelijke instantie door de lidstaat. Alle rechterlijke instanties van een lidstaat zijn dan bevoegd. Het moet gaan om een vraag waarbij de beantwoording van het Hof noodzakelijk is voor het te wijzen vonnis. Soms bestaat er een plicht tot een prejudiciële vraag. De term ‘rechterlijke instantie’ moet ruim opgevat worden. Het VWEU geeft nergens een definitie van een rechterlijke instantie. Het omvat elke rechterlijke instantie die een lidstaat kent. Hof kijkt wel naar de volgende indicatoren:

  1. Is het lichaam rechtmatig ingesteld in nationaal recht;

  2. Permanent karakter en onafhankelijk;

  3. Verplichte rechtsmacht;

  4. Uitspraken op tegenspraak;

  5. Verplicht tot toepassing van de regels van het recht.

Arbitrage’gerechten’ vallen er niet onder de term rechtelijke instantie evenals mededingingsautoriteiten.

Paragraaf V-110.

Access: 
Public
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.