Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

 

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor de opleiding Bedrijfskunde, jaar 2, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
  • Voor een compleet overzicht van de meest recente, op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je gebruik van de zoekfunctie, bv op boektitel.
Bundle items:
Kwalitatieve Onderzoeksmethoden: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
Management en Organisatie Theorie: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
Internal Control - Summaries, Study notes & Practice Exams - RUG
Technologiemanagement: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
Boekhouden A&C: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
Kwantitatieve onderzoeksmethoden: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
Ontwerpmethodologie: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
Advanced Financial Accounting: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
Marktcontext en Marktonderzoek: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
Strategic Management: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG
Introduction to Auditing: Summaries, lecture notes and practice exams - RUG
Follow the author: Business and Economics Supporter
Content categories
This content is used in bundle:

Financial Management: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Hoorcollege aantekeningen - Financial Management BDK - RUG - B2

Hoorcollege aantekeningen - Financial Management BDK - RUG - B2



Hoorcollege 1

Het vak financial management heeft een economische grondslag, waarbij het gaat om het bieden van een probleemoplossend raamwerk voor ondernemingen. Dus welke activiteiten moet er wel of niet ondernomen worden en hoe moeten ze deze gaan financieren?

Onderdelen van financial management zijn investeren, financieren (corporate finance) en financiële intermediatie door instuten en financiële markten.

Investeren is het kopen en verkopen van reële en financiële activa.

Financieren/ corporate finance is het steken van financiële middelen in activa.

De schakel tussen het publiek en financiële activa zijn financiële intermediairs. Dit zijn onder andere spaarinstituten, commerciële banken, pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen en beleggingsmaatschappijen.

Een markt is een plaats om te ruilen en op een financiële markt worden effecten, oftewel “securities” geruild. Hierbij zijn er primaire en secundaire markten. Op een primaire markt worden effecten voor het eerst aangeboden. Daarnaast zijn er verschillende marktvormen, zoals de dealer markt (bijvoorbeeld als een bank effecten plaatst), auction (veiling) markt (bijvoorbeeld een veiling van een bedrijfsonderdeel), directe markt (bijvoorbeeld een pensioenfonds koopt aandelen) en de broker (makelaars) markt (bijvoorbeeld wanneer een kleine belegger aandelen koopt).

Werking financiële systeem

Het financiële systeem wordt omgeven door aan de ene kant reële activa en aan de andere kant het publiek. Daartussen bevindt zich het financiële systeem. Onderdeel hiervan zijn overheden die belastingen innen van het publiek en daarvoor diensten ‘geven’ aan het publiek. Ook zorgen overheden voor regulering m.b.t. financiële activa en financiële intermediairs. Voor een duidelijk overzicht van het financiële systeem zie slide 5 van de powerpointpresentatie FM1.

Taken financiële manager:

  • Financiële investeringsselectie en –organisatie: dus het plannen, evalueren, selecteren en vergelijken van lange termijn projecten.

  • Werkkaptiaalbeheer: het omgaan met financiële behoeften op korte termijn en het beheren van vlottende activa en passiva.

  • Ondernemingsfinanciering: het bepalen van de ‘capital structure’ (= de mix tussen eigen en vreemd vermogen) en hoe het vermogen kan worden verkregen en beschermd worden.

Aan de debetzijde zien we een controller functie. De controller kijkt naar de interne financiële zaken van een onderneming en verzamelt onder andere informatie. Met deze informatie maakt de controller een kostenanalyse, zorgt voor de externe verslaggeving, budgettering, salarisadministratie, belastingmanagement en verzorgt de interne controle.

Aan de creditzijde zien we een treasurer functie. De treasurer kijkt naar de externe financiële zaken van een onderneming......read more

Access: 
Public
Samenvatting Financial Management Core Concepts (2e druk)

Samenvatting Financial Management Core Concepts (2e druk)


Hoofdstuk 1: Financial Management

Finance helpt mensen en het bedrijfsleven met het maken van beslissingen over wat en wanneer te kopen en te verkopen. Finance gaat niet alleen over geld en investeren. Het wordt ook wel gezien als de kunst en wetenschap van het beheer van rijkdom. Financial management gaat over het creëren en het behouden van de economische waarde van de activa. Dit geldt voor bedrijven, kleine bedrijven en individuen.

De geldcyclus is de overdracht van geld van een geldschieter voor een kredietnemer en uiteindelijk terug naar de uitlener van het geld. Normaal gesproken krijgt een financiële tussenpersoon, zoals een bank, het geld van investeerders en geeft het door aan iemand anders die het geld van de investeerder wil lenen. De belegger krijgt geld van bank voor het uitlenen van zijn/haar geld. De kredietnemer betaalt een bepaald percentage aan rente over het geleende bedrag. De bank is hier dus de financiële tussenpersoon van een investeerder en iemand die geld leent.

We kunnen finance onderscheiden in vier gebieden, namelijk

  1. Corporate finance

  2. Investeringen

  3. Financiële instituten en markten

  4. International finance

Het eerste gebied is corporate finance (bedrijfsfinanciën). Corporate finance is de set van financiële activiteiten die de activiteiten van een onderneming of bedrijf, het gebruik van het geld, en de beslissingen die de rijkdom van de eigenaren van invloed ondersteunen. Corporate finance heeft dus betrekking op ondersteunen van een bedrijf. Typische activiteiten zijn het financieren van projecten door het lenen van geld en de terugbetaling van door rentebetalingen, dividenden en aflossingen.

We definiëren investeringen als alle activiteiten rondom het kopen en verkopen van activa. We onderscheiden twee soorten activa namelijk reële activa en financiële activa. Onder reële activa verstaan we activa die fysiek aanwezig zijn, zoals gebouwen of grond. Onder financiële activa verstaan we activa die immaterieel is zoals aandelen en obligaties.

De financiële instellingen en markten zijn de georganiseerde financiële tussenpersonen en de forums dat de cyclus van geld te bevorderen. Zij maken de geldcyclus makkelijker.

International finance is financiering voor multinationale ondernemingen (MNO's) die grensoverschrijdend opereren.

De financiële markten zijn de fora waar kopers en verkopers.....read more

Access: 
Public
Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor de opleiding Bedrijfskunde, jaar 2, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
  • Voor een compleet overzicht van de meest recente, op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je gebruik van de zoekfunctie, bv op boektitel.

Operations Management B&M/TM: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Operations Management Collegeaantekeningen 2016-2017 RUG Bedrijfskunde
Matching supply with demand van Cachon & Terwiesch - Samenvatting in pdf

Matching supply with demand van Cachon & Terwiesch - Samenvatting in pdf

Een samenvatting bij Matching supply with demand van Cachon & Terwiesch - 3e druk.

Deze bevat de volgende hoofdstukken:

Wat zijn supply en demand? – Chapter 1   
Hoe zien verschillende processen binnen een organisatie er uit? – Chapter 2   
Hoe kun je proces capaciteiten evalueren? – Chapter 3   
Hoe kunnen arbeidskosten worden geïnventariseerd en verlaagd? – Chapter 4   
Hoe kunnen projecten worden ingericht en geleid? – Chapter 5   
Welke onderbrekingen van de process flow kunnen er ontstaan en hoe hier mee om te gaan? – Chapter 7   
Welke problemen kunnen er ontstaan

...Read more
Summary with the 3rd edition of Operations and supply chain management by Jacobs and Chase

Summary with the 3rd edition of Operations and supply chain management by Jacobs and Chase


Chapter 1

Operations and Supply Chain Management (OSCM) is the design, operation, and improvement of the systems that create and deliver the firm’s primary products and services. OCSM is concerned with the management of the entire system that produces a product or delivers a service. For every product/service a supply network as shown in exhibit 1.1 can be made.

Success in today’s global markets requires a business strategy that matches the preferences of customers with customers, networks, shareholders, employees and the environment (see also exhibit 1.2). Operations refers to manufacturing and service processes that are used to transform the resources employed by a firm into products desired by customers. A Supply Chain encompasses all activities associated with the flow and transformation of goods and services from the raw materials stage through to the end-user, as well as the associated information flows.

A process is made up of one or more activities that transform inputs into outputs. Operations and supply chain processes can be categorized as follows:

  • Planning: processes needed to operate an existing supply chain strategically;

  • Sourcing: selection of suppliers that will deliver the goods and services needed to create the firm’s product;

  • Making: where the product is produced or the service is provided;

  • Delivering: also logistics processes. Delivering products to warehouses and customers, contact with customers and information systems need to be managed;

  • Returning: involves the processes for receiving worn-out, defective, and excess products back from customers and support for customers who have problems with the delivered product.

The are five essential differences between goods and services:

  • Intangible process: a service cannot be weighed or measured. This means that services innovations cannot be patented and customers cannot try the service beforehand.

  • Requires the degree of interaction with the customer to be a service;

  • Heterogeneous: services vary day to day between the customer and the servers, whereas variation in producing goods can be almost zero;

  • Perishable and time dependent: services can’t be stored;

  • Specification of a services can be defined as a package of features that affect the five senses, existing of supporting facility like location and layout, facilitating goods like variety, consistency and quantity, explicit services like training of the personnel and availability to the service, and implicit service like attitude of the personnel, waiting time and privacy.

The Goods-Services Continuum is provided in exhibit 1.4. Learn this! Product-service bundling refers to when a firm builds service activities into its.....read more

Access: 
Public
Oefenvragen bij de 4e druk van Operations and Supply Chain Management: the Core van Jacobs en Chase

Oefenvragen bij de 4e druk van Operations and Supply Chain Management: the Core van Jacobs en Chase

Oefenvragen en antwoordindicaties bij het boek: Operations and Supply Chain Management: the Core van Jacobs and Chase

De vragen en antwoorden zijn gesorteerd per hoofdstuk, bij de 4e druk van het boek.

Aan de orde komen dan ook de volgende onderwerpen:

  • Wat houdt operations and supply chain management in?
  • Hoe worden strategie en duurzaamheid gerelateerd aan operations en supply chain management?
  • Waarom is voorspellen essentieel voor het plannen van een supply chain?
  • Waarom is capaciteitsmanagement strategisch belangrijk?
  • Hoe zijn projecten georganiseerd?
  • Wat is een productieproces?
  • Wat zijn de kenmerken van een serviceproces?
  • Wat houdt sales en operations planning in?
  • Hoe
  • ...Read more
Operations Management - Oefententamen met bespreking - B&M/TM Groningen

Operations Management - Oefententamen met bespreking - B&M/TM Groningen


Tentamenvragen

Beperk u in alle opgaven tot inzichten die uit de case-informatie zijn af te leiden!

Deel A: Case Agraria B.V.

Agraria B.V. is een industrieel bedrijf dat spijlzeefbanden voor de agrarische sector produceert. Deze spijlzeefbanden worden gebruikt voor rooi- en oogstmachines en ingezet voor het rooien en/of oogsten van aardappels en andere gewassen. De spijlzeefbanden worden geleverd aan twee categorieën klanten. De eerste categorie wordt gevormd door machinefabrikanten die de banden gebruiken als onderdeel van nieuwe rooi- en oogstmachines. In deze markt is de winstgevendheid sterk afhankelijk van de prijs van het product. De lengte van de levertijd is van minder belang. Ook leverbetrouwbaarheid is geen belangrijk wapen in de strijd tegen de concurrentie. Maar het verleden heeft wel geleerd dat bedrijven met een te lage leverbetrouwbaarheid marktaandeel verliezen. De tweede categorie klanten betreft de agrariërs zelf, die nieuwe spijlzeefbanden kopen om versleten banden te vervangen. De klant bestelt pas op het moment dat de eigen spijlzeefband versleten is. In dit marktsegment geldt: hoe sneller je een spijlzeefband kunt leveren, hoe meer klanten je hiermee aantrekt en/of kunt behouden.
Spijlzeefbanden bestaan uit twee componenten die worden geassembleerd: spijlen en riemen.
In de spijlafdeling worden de spijlen op de juiste lengte gezaagd. Hiervoor zijn twee automatische afkortmachines beschikbaar. Na het afkorten worden de spijlen naar de montage-afdeling gebracht.
De riemen worden eerst geponst; hierbij worden er gaten in de riemen gedrukt. De ponsmachine die hiervoor gebruikt wordt heeft de hoogste bezettingsgraad van alle resources, waardoor er vaak een ophoping van riemen voor dit proces ontstaat. De ponsmachine wil ook nog weleens ‘in storing gaan’. Het duurt dan meestal een aantal uren voordat deze machine gerepareerd is. Het afstellen van de machine gebeurt handmatig door een medewerker. De strenge vereiste specificaties van de ponsgaten zorgen er dikwijls voor dat riemen opnieuw moeten worden geponst omdat deze niet voldoen. Na het ponsen worden de riemen op maat gesneden. Voordat de riemen naar de montage-afdeling gaan, worden ze van klinken voorzien in de klinkplaatsingsmachines.
De laatste afdeling is de montage-afdeling waar de riemen met de spijlen worden verbonden via de klinken. Het komt regelmatig voor dat er producten liggen te wachten voordat ze gemonteerd kunnen worden, omdat òf de riemen òf de spijlen van de desbetreffende productieorder ontbreken.
Na productie wordt de spijlzeefband naar het magazijn gebracht om vervolgens naar de de klant te worden getransporteerd. Het transportschema is zo opgesteld dat elke dag naar een andere regio in Nederland gereden wordt. Alleen bij extreme spoed wordt hiervan afgeweken.
De variëteit in spijlzeefbanden is erg groot. Agraria B.V. produceert daarom bijna volledig op klantorder. Alleen riemen worden al op voorraad geponst. Zowel de voorraad (ongezaagde) spijlen als de voorraad geponste riemen wordt op peil gehouden door middel van een bestelpuntmethode. Er.....read more

Access: 
Public
Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor de opleiding Bedrijfskunde, jaar 2, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
  • Voor een compleet overzicht van de meest recente, op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je gebruik van de zoekfunctie, bv op boektitel.

Internal Control - Summaries, Study notes & Practice Exams - RUG

Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor de opleiding Bedrijfskunde, jaar 2, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
  • Voor een compleet overzicht van de meest recente, op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je gebruik van de zoekfunctie, bv op boektitel.

Management en Organisatie Theorie: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Organizational Theory, Design, and Change - Jones - Korte samenvatting bij hoofdstuk 4 en 9

Organizational Theory, Design, and Change - Jones - Korte samenvatting bij hoofdstuk 4 en 9


Hoofdstuk 4: Wat maakt het zo lastig om een goede organisatie te ontwerpen?

  • Differentiatie is het proces waarbij een organisatie bepaalt wie wat gaat doen, welke verantwoordelijkheden hij/zij draagt en over welke hulpbronnen hij/zij daarbij kan beschikken (division of labour). Differentiatie van een organisatie naar organisatierollen zorgt er voor dat het duidelijk is wie wat moet doen en wie waar verantwoordelijk voor is, er ontstaat dus controle.

  • Een verzameling van mensen met ongeveer dezelfde organisatierol, noemen we een functie. Een divisie is een verzameling van functies die samen verantwoordelijk zijn voor het produceren van een product of dienst. Er zijn vijf verschillende soorten functies: supportfuncties, productiefuncties, onderhoudsfuncties, aanpassingsfuncties en management functies.

  • De hiërarchie van een organisatie wordt bepaald door de differentiatie. Verticale differentiatie is de verdeling van macht en autoriteit. Horizontale differentiatie is de wijze waarop organisatierollen verdeeld zijn over de verschillende afdelingen aan de hand van hun taken.

  • Een nadelig gevolg van horizontale differentiatie is dat medewerkers zich meer op hun afdeling dan op de gehele organisatie gaan richten. Dit wordt ‘subunit orientation’ genoemd. Integratiemechanismen: gezagshiërarchie, direct contact, toekennen coördinerende taak (liaison role), taskforce en integratierollen of –afdelingen.

  • Als veel van de macht en verantwoordelijkheid bij de managers hoog in de organisatie ligt, is er sprake van een hoge mate van centralisatie. Het voordeel van centralisatie is dat het er voor zorgt dat de hele organisatie hierdoor meer gericht is op het behalen van de organisatiedoelen. Het nadeel is echter dat de organisatie traag wordt en slecht reageert op verandering in de omgeving. Decentralisatie zorgt ervoor dat een organisatie wel snel kan reageren op de veranderende omgeving maar heeft als nadeel dat het lastiger wordt om de acties van de hele organisatie te coördineren.

  • Organisaties waar men veel werkt aan de modellen, regels en procedures, kennen een hoge mate van standaardisatie. Het tegenovergestelde van standaardisatie is onderlinge afstemming.

  • Formalisatie is te omschrijven als het gebruik maken van geschreven regels en procedures om taken of handelingen te standaardiseren.

  • Socialisatie is het proces waarbij mensen de normen van een groep leren en ze internaliseren. Internaliseren is het proces waarbij mensen normen van bijvoorbeeld een groep als hun eigen normen gaan beschouwen.

  • Kenmerken mechanistische structuur: gecentraliseerd, verticale informatiestroom, duidelijke taakverdeling, standaardisatie, formalisatie, hiërarchie, langzaam en weinig flexibel, werkt optimaal in stabiele zekere omgeving.

  • Kenmerken organische structuur: gedecentraliseerd, , horizontale informatiestroom, minder duidelijke taakverdeling, integratie, onderlinge afstemming, reageert snel, flexibel, werkt optimaal in een onzekere omgeving die snel veranderd.

  • De contingentietheorie stelt dat er voor

  • .....read more
Access: 
Public
Boeksamenvatting bij de 6e druk van Organizational Theory, Design, and Change van Jones

Boeksamenvatting bij de 6e druk van Organizational Theory, Design, and Change van Jones



Hoofdstuk 1: Organisaties en organisatie effectiviteit

1.1 Wat is een organisatie en wat doet deze?

Een organisatie is een hulpmiddel waarmee mensen hun acties kunnen coördineren om hun doelen te bereiken, ook wel het creëren van toevoegde waarde. Een organisatie ontstaat als reactie op nieuwe behoeften van mensen en als middel om deze te bevredigen. Ondernemerschap is de term waarmee we het proces omschrijven waarin mensen behoeften herkennen en de kansen zien om deze te bevredigen. Ook het verzamelen van hulpbronnen en grondstoffen om aan deze behoeften te voldoen valt onder de term ondernemerschap.

Hoe creëert een onderneming toegevoegde waarde?

Om toegevoegde waarde te creëren moet een organisatie altijd drie stappen doorlopen.

  1. Input: De organisatie haalt zijn input uit de omgeving. Denk hierbij aan grondstoffen, kapitaal, kennis maar ook aan de werknemers en klanten van de organisatie.

  2. Conversie: Dit is het proces waarbij alle input samenkomt en verwerkt en bewerkt wordt. Op dit punt in het proces wordt de toegevoegde waarde gecreëerd en de producten of diensten gefabriceerd.

  3. .....read more
Access: 
Public
Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor de opleiding Bedrijfskunde, jaar 2, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
  • Voor een compleet overzicht van de meest recente, op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je gebruik van de zoekfunctie, bv op boektitel.

Technologiemanagement: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor de opleiding Bedrijfskunde, jaar 2, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
  • Voor een compleet overzicht van de meest recente, op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je gebruik van de zoekfunctie, bv op boektitel.
Strategic Management of Technological Innovation - Schilling - 4th edition - Summary

Strategic Management of Technological Innovation - Schilling - 4th edition - Summary


Chapter 1: Introduction

Technological innovation is the act of introducing a new device, method, or material for application to commercial or practical objectives.

The increasing performance of innovation is due in part to the globalization of markets. Advances in information technology also have played a role in speeding the pace of innovation. Innovation enables a wider range of goods and services to be delivered to people worldwide.

The aggregate impact of technological innovation can be observed by looking at gross domestic product (GDP). The gross domestic product of an economy is its total annual output, measured by final purchase price.

While GDP has its shortcomings as a measure of standard of living, it does relate very directly to the amount of goods consumers can purchase.

Technological innovation increased the amount of output achievable from a given quantity of labor and capital.

Sometimes technological innovation results in negative externalities.

  • Production technologies may create pollution that is harmful to the surrounding communities;

  • Agricultural and fishing technologies can result in erosion, elimination of natural habitats, and depletion of ocean stocks;

  • Medical technologies can result in unanticipated consequences such as antibiotic-resistant strains of bacteria or moral dilemmas regarding the use of genetic modification.

However, technology is, in its purest essence, knowledge – knowledge to solve our problems and pursue our goals. Technological innovation is thus the creation of new knowledge that is applied to practical problems.

Study after study has revealed that successful innovators have clearly defined innovation strategies and management processes.

It takes about 3,000 raw ideas to produce one significantly new and successful commercial product. The innovation process is thus often conceived of as a funnel, with many potential new product ideas going in the wide end, nut very few making it through the development process.

A firm’s organizational structure and control systems should encourage the generation of innovative ideas while also ensuring efficient implementation.

A firm’s new product development process should maximize the likelihood of projects being both technically and commercially successful. To achieve these things, a firm needs:

  • An in-depth understanding of the dynamics of innovation;

  • A well-crafted innovation strategy;

  • Well-designed processes for implementing the innovation strategy.

.....read more
Access: 
Public
Strategic Management of Technological Innovation - Schilling - 4th edition - BulletPoints

Strategic Management of Technological Innovation - Schilling - 4th edition - BulletPoints


BulletPoints 1: Introduction

  • Technological innovation is the act of introducing a new device, method, or material for application to commercial or practical objectives.

  • The aggregate impact of technological innovation can be observed by looking at gross domestic product (GDP). The gross domestic product of an economy is its total annual output, measured by final purchase price.

  • Sometimes technological innovation results in negative externalities.

  • Technological innovation is the creation of new knowledge that is applied to practical problems.

  • Study after study has revealed that successful innovators have clearly defined innovation strategies and management processes.

  • It takes about 3,000 raw ideas to produce one significantly new and successful commercial product. The innovation process is thus often conceived of as a funnel.

BulletPoints 2: Sources of Innovation

Innovation can arise from many different sources:

  • Individuals;

  • Research efforts of universities, government laboratories and incubators, or private non-profit organizations;

  • Firms: Firms are well suited to innovation activities because they typically have greater resources than individuals and a management system to marshal those resources toward a collective purpose.

  • Networks of innovators: One of the most powerful agents of technological advance.

  • An idea is something imagined or pictured in the mind.

  • Creativity is defined as the ability to produce work that is useful and novel.

  • Novel work must be different from work that has been previously produced and surprising in that it is not simply the next logical step in a series of known solutions.

  • A product could be novel to the person who made it, but known to most everyone else. In this case, we would call it reinvention.

The personality traits deemed most important for creativity include:

  • Self-efficacy;

  • Tolerance for ambiguity;

  • Willingness to overcome obstacles and take reasonable risks;

  • Intrinsic motivation.

  • The creativity of the organization is a function of creativity of the individuals within the organization and a variety of social processes and contextual factors that shape the way those individuals interact and behave. The organization’s structure, routines, and incentives could thwart individual creativity or amplify it.

  • Idea collection systems are

.....read more
Access: 
Public

Kwalitatieve Onderzoeksmethoden: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Kwalitatieve Onderzoeksmethoden - B2 - Bedrijfskunde - RUG - Tentamen - winter 2015

Kwalitatieve Onderzoeksmethoden - B2 - Bedrijfskunde - RUG - Tentamen - winter 2015


Vragen

Multiple choice vragen

Vraag 1

Als je probeert uit te leggen waarom de onderzoeksvraag “Hoe tevreden is men over de werktijden” is NIET kwalitatief is, kan dat alleen op basis van welk van onderstaande argumenten? Deze vraagstelling kan niet als kwalitatief worden gezien, omdat …

  1. de mening van respondenten wordt gevraagd

  2. de vraag refereert naar “men”

  3. de vraag begint met het woordje “hoe”

  4. de vraag niet begint met “waarom”

Vraag 2

Bij het uitvoeren van zowel kwalitatief als kwantitatief onderzoek is conceptualisatie en operationalisatie erg belangrijk. Welk van onderstaande beweringen gaat over operationalisatie?

  1. Synoniem beschrijven

  2. Woordenboekdefinitie geven

  3. Bepalen welke empirische observaties moeten worden gemeten

  4. Een manier van denken over een onderwerp vaststellen

Vraag 3

Welke van de onderstaande stellingen past NIET bij ‘positivisme?

  1. De werkelijkheid is objectief waar te nemen

  2. Uit wetenschappelijke theorieën kunnen hypothesen worden gedestilleerd die empirisch getoetst moeten worden

  3. Een kernwoord is ‘understanding’ of ‘verstehen’ van een werkelijkheid

  4. Kennis komt voort uit observeerbare fenomenen

Vraag 4

In het boek en tijdens de cursus, zoals ook uitgelegd tijdens de hoorcolleges, wordt uitgegaan van ‘subtle realism’. Welk van ondertsaande beweringen past het beste bij dit standpunt?

  1. Er bestaat geen externe realiteit onafhankelijk van onze overtuigingen en begrip

  2. De sociale wereld is alleen toegankelijk middels de interpretaties van de respondent

  3. Alleen de fysieke materie van de wereld is ‘real’

  4. Er is geen ‘single shared social reality’

Vraag 5

Kwalitatief onderzoek heeft volgens het boek meerdere functies die zijn gecategoriseerd in vier soorten. Bij welke functie hoort de volgende onderzoeksvraag: “Wat wordt door universiteitsdocenten verstaan onder professionele ruimte?”

  1. Contextual

  2. Explanatory

  3. Evaluative

  4. Generative

Vraag 6

Stel dat uit voorgaand onderzoek blijkt dat universiteitsdocenten verschillend denken over wat hun professionele ruimte is, en het bestuur een focusgroep houdt om mogelijke interventies te vinden die kunnen helpen in de toekomst tot eenzelfde interpretatie te komen. Over welk type onderzoek hebben we het dan?

  1. Contextual

  2. Explanatory

  3. Evaluative

  4. Generative

Vraag 7

Welk van onderstaande begrippen wordt in het boek gezien als een epistemologisch standpunt, in tegenstelling tot de andere drie die geschaard worden onder de ontologische standpunten?

  1. Realism

  2. Materialism

  3. Interpretivism

  4. Relativism

Vraag 8

Het maken van de interviewleidraad (‘topic guide’) behoort tot de fase van

  1. Het opstellen van de onderzoeksvraag

  2. Het kiezen van de onderzoeksmethode

  3. Het

.....read more
Access: 
Public
Kwalitatieve Onderzoeksmethoden - B2 - Bedrijfskunde - RUG - Aantekeningen hoorcolleges

Kwalitatieve Onderzoeksmethoden - B2 - Bedrijfskunde - RUG - Aantekeningen hoorcolleges



Hoorcollege 1: Introductie kwalitatieve onderzoeksmethoden

Bij kwantitatief onderzoek gaat het om dingen meten die geteld kunnen worden en opgedeeld in categorieën. Het gaat over wat men vindt, het eest voorkomend gedrag en hoe tevreden mijn klant of werknemer is.

Bij kwalitatief onderzoek ligt de focus op de ervaringen en meningen van mensen. Hier gaat het om eigen woorden en perspectieven, dit kan men ook zien als bijvoorbeeld redenen en motieven en inzichten in complexiteit fenomeen.

Bij een kwalitatief onderzoek gaat het om 'hoe' en 'waarom'.

Verschillende filosofische perspectieven staan tegen over elkaar en zijn:

Positivisme: Hier is de werkelijkheid is objectief waar te nemen, de wetenschap is puur en alleen gericht op het testen van theorie. Dit past bij kwantitatief onderzoek.

Interpretivisme: Hier is de aanname dat werkelijkheid alleen toegankelijk kan worden gemaakt m.b.v. een sociale constructie, dit zou bijvoorbeeld taal kunnen zijn. Hier is onderzoek gericht op begrijpen van betekenis en zin. Dit past bij kwalitatief onderzoek.

Ontologisch

'Subtle Realism': Hier is de aanname dat de sociale wereld onafhankelijk bestaat van individuele meningen, maar alleen toegankelijk is via de meningen en interpretaties van de respondent. Er is dus altijd vertekening van de werkelijkheid, maar we doen ons best.

Epistemologisch

'Pragmatisme': Bij dit beeld, gelooft men dat we de meest geschikte onderzoeksmethode kiezen. We moeten de perspectieven van mensen zo objectief en neutraal mogelijk begrijpen. Het maakt dus niet uit of je kwantitatief of kwalitatief meet, als het maar het beste bij de vraag past.

Bij een waardevol en valide onderzoek, is er sprake van objectiviteit. Dit betekent dat de informatie niet beïnvloed is door gevoelens van een individu. Dit zijn dingen die gewoon kloppen.

Objectiviteit is te vinden bij kwantitatief onderzoek. Dit komt vanuit de natuurwetenschappen en meet dus waarden waarover niet te discussiëren valt. Hierbij kan je alleen maar tot een bepaald niveau missen.

Bij kwantitatief onderzoek is dit minder het geval en gaat het vooral om de diepgang van een onderzoek. Het is dus wel meer subjectief, wat minder exacte antwoorden.....read more

Access: 
Public
Qualitative Research Methods for IB - Lecture notes - RUG

Qualitative Research Methods for IB - Lecture notes - RUG


Lecture 1

The goal of qualitative research methods (QRM): to perform all stages of a qualitative research project, i.e. perform interviews in a systematic and methodologically responsible way.

 

Essentials of interviewing:

A good interview is a focus on the subject’s (Interviewee/IE) world

 

What to do?:

  • Create a collaborative atmosphere The more comfortable interviewees feel, the more they are prepared to open up and talk, the better your data are likely to be

  • Interviewer’s (IR) contribution: prepare both the task-oriented and the interaction-oriented role before the interview

  • Develop a genuine interest in the interviewee during the interview, listen, prompt, encourage and direct.

 

Interviewers first attention generally goes to content (focus on data). What you SHOULD focus on: interviewee as a way to collect those data  IE mirrors the IR’s attitude: if lack of interest, so does IE.

 

Basic classification of interviews:

a. structured

b. unstructured

c. semi-structured

 

a.) Structured interview:

  • participant responds to list of preconceived topics
  • pre-formulated questions
  • minimal role of interviewer

Advantage: consistency during multiple interviews

Disadvantage: no space for new insights on the basis of voluntary information from the interviewee

The most highly structured interview format is undoubtedly the survey questionnaire: an interview guide that pre-specifies both the content and the possible responses to each question. It involves the use of pre-formulated questions.

 

The whole idea of structured interviews is to ensure consistency across multiple interviews. They tend to be in market research, polling, telephone interviews and with intercept research such as in shopping centres.

 

b.) Unstructured interviews:

The opposite of structured interviews. There may not be a time limit. Questions are only used to jog someone’s memory.

 

Characteristics:

  • very few pre-formulated questions.

  • no attempt to maintain consistency across interviews

advantage: allows the interviewee to talk freely and tell you everything he or she considers important

disadvantage: if interviewee is not talkative, you may end up with too little; if the interviewee is very talkative, you may end up with too much. Also hard to compare answers by different Ies

 

c.) Semi-structured interview: in-depth interview (What we have to do in this course):

  • some pre-formulated questions
  • some control over the direction and content to be discussed,
  • some consistency across interviews

Advantages: takes the best of structured/unstructured approaches while minimizing the risks; it is cost-efficient and relatively easy to conduct.

 

Limitations:

  1. possibly limited ability of the participant to recall his experiences
  2. possibly limited ability of the participant to articulate
  3. possibly limited ability of the researchers to ask the “right” questions and to prompt a
.....read more
Access: 
Public
Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor de opleiding Bedrijfskunde, jaar 2, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
  • Voor een compleet overzicht van de meest recente, op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je gebruik van de zoekfunctie, bv op boektitel.

Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen

Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 1 aan de Rijksuniversiteit Groningen
Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor de opleiding Bedrijfskunde, jaar 2, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
  • Voor een compleet overzicht van de meest recente, op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je gebruik van de zoekfunctie, bv op boektitel.

Kwantitatieve onderzoeksmethoden: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

College-aantekeningen Kwantitatieve Onderzoeksmethoden - BDK2 RUG
Kwantitatieve Onderzoeksmethoden - B2 - Bedrijfskunde - RUG - Aantekeningen

Kwantitatieve Onderzoeksmethoden - B2 - Bedrijfskunde - RUG - Aantekeningen


Hoorcollege 1: Onderzoeksproces

Er zijn twee rollen te onderscheiden van onderzoeksmethoden voor bedrijfskundigen, namelijk wetenschappelijke literatuur gebruiken om situaties te analyseren en problemen op te lossen en zelf onderzoek uitvoeren om situaties te analyseren en om problemen te achterhalen.

Onderzoeksproces

Het onderzoeksproces: een vraag of probleem leidt tot een onderzoek.

Surveys zijn nuttig om patronen in gedrag, attitudes, etc. bloot te leggen om zo de oorzaak van een probleem te vinden. Surveys kunnen persoonlijk, telefoon, self-administered (online) worden uitgevoerd.

Surveys – kanttekeningen

  • Zijn niet het antwoord op alles, omdat niet iedereen de mogelijkheid heeft om een survey in te vullen (fysieke barrieres) en soms hebben mensen er bijvoorbeeld geen zin in (motivationele barriers).

  • Total design method, is een methode waarin heel stapsgewijs wordt voorgesteld hoe je zoveel mogelijk mensen kan werven voor je onderzoek. Wat je kunt doen is beloningen voor het invullen van de vragenlijst te geven. Je kan ook herinneringen sturen. Anonimiteit garanderen, deadlines stellen en de lengte van de vragenlijst aanpassen zijn geen garantie voor het invullen van vragenlijsten, omdat ze niet als aantrekkelijk worden gezien.

  • We kunnen niet alles meten. Wat wel gemeten kan worden zijn: feiten, kennis, intenties en attitudes/meningen.

Waar begint een onderzoek?

  • Probleem

  • Vraag

  • Literatuurstudie

  • Conceptueel model (waarschijnlijke oorzaak, die wordt uitgebreid met proposities/hypothesen)

  • Proposities/hypothesen

Schematisch overzicht: conceptueel model zie slides.

Er is sprake van mediatie wanneer de ene variabele invloed heeft op de mediator en die vervolgens invloed heeft op de eindvariabele. Vaak met tijd.

Er is sprake van moderatie wanneer de relatie tussen x en y wordt beïnvloed door de waarde van de moderatie (een samenwerking), wordt daarom ook interactie genoemd.

Antwoorden op de slides met test-vragen:

Vraag 1 = mediatie

Vraag 2 = moderatie

Om concepten te onderzoeken moet je wel weten wat het precies betekent en wat de literatuur hierover zegt. De conceptuele definitie is op basis van literatuur. De operationele definitie is de definitie die je in de praktijk gebruikt, toegepast op de te onderzoeken situatie. Je begint met een conceptuele definitie en daarna volgt de operationele definitie.

Van definities naar indicatoren. Indicatoren zijn een tussenstap, ofwel kleine sub-aspecten van de operationele definitie. De som van de indicatoren vormt het gehele concept, zodat je uiteindelijk elk aspect van de definitie hebt getoetst. Indicatoren leiden weer tot surveyvragen.

Praktijk en theorie hebben een wisselwerking, ze vullen elkaar aan.

De surveyvragen leiden tot een somvariabele. Vervolgens voer je een regressie uit tussen de somvariabele van.....read more

Access: 
Public
Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor de opleiding Bedrijfskunde, jaar 2, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
  • Voor een compleet overzicht van de meest recente, op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je gebruik van de zoekfunctie, bv op boektitel.

Boekhouden A&C: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Oefententamens Boekhouden A&C - RUG BDK2
Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor de opleiding Bedrijfskunde, jaar 2, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
  • Voor een compleet overzicht van de meest recente, op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je gebruik van de zoekfunctie, bv op boektitel.

Accounting for Management Control: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Accounting for Management Control - Collegeaantekeningen, Groningen, 2016-2017

Accounting for Management Control - Collegeaantekeningen, Groningen, 2016-2017


Updates bij 2016-2017

  • Bevat aantekeningen bij alle hoorcolleges.
  • De behandelde onderwerpen zijn in 2016-2017 hetzelfde gebleven, alleen zijn de onderwerpen die in hoorcollege 3 en 4 worden behandeld, omgedraaid.

Hoorcollege 1: Accounting bij managementbeslissingen & accountingbegrippen

Zie bijlage.

Hoorcollege 2: CVP & Belangrijke kosten

Bij een Cost-Volume-Profit analyse (CVP-analyse) is de belangrijkste vraag: hoe kan de winstgevendheid vergroot worden? Om deze te vergroten moet er gezocht worden naar de beste samenstelling van de volgende kosten:

  • Variabele kosten;

  • Vaste kosten;

  • Verkoopprijs;

  • Verkoopvolume;

  • Mix van de producten die verkocht worden.

De operating leverage is een maatstaf voor hoe gevoelig de nettowinst is voor een percentage verandering in de verkopen. Met een hoge leverage (hefboomwerking) leidt een kleine percentageverhoging in verkopen tot een veel groter percentage nettowinstvergroting.

Degree of operating leverage = Contribution margin / Net profit

De contribution margin benadering kan gebruikt worden om het verkoopvolume te bepalen dat nodig is om een target nettowinst te behalen.

De contribution margin methode gaat ervan uit dat elk stuk dat verkocht wordt een zekere contribution margin verschaft die naar de vaste kosten gaat:

Break-even point in units sold = Fixed expenses / Unit contribution margin

Break-even point in total sales = Fixed expenses / CM ratio

Belangrijke kosten voor het maken van beslissingen

Een relevant cost is een kostenpost die verschilt tussen alternatieven.

Kosten die geëlimineerd kunnen worden (in z’n geheel of gedeeltelijk) door het ene alternatief te verkiezen boven het andere, zijn avoidable costs. Avoidable costs zijn relevant costs.

Unavoidable costs zijn nooit relevant en omvatten:

  • Sunk costs;

  • Toekomstige kosten (future costs) die niet verschillen tussen alternatieven.

Sunk costs zijn kosten die al zijn gemaakt en die niet meer vermeden kunnen worden, welke beslissing een manager ook maakt. Relevant costs zijn hetzelfde als avoidable costs en differential costs.

Assumpties die ten gronde liggen aan de CVP analyse:

  1. De verkoopprijs is constant voor de hele relevante range.

  2. Kosten zijn lineair door de hele relevante range.

  3. In multi-product bedrijven is de verkoop mix constant.

  4. In productiebedrijven verandert de hoeveelheid voorraad niet (stuks geproduceerd = stuks verkocht).

.....read more
Access: 
Public
Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor de opleiding Bedrijfskunde, jaar 2, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
  • Voor een compleet overzicht van de meest recente, op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je gebruik van de zoekfunctie, bv op boektitel.

Advanced Financial Accounting: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor de opleiding Bedrijfskunde, jaar 2, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
  • Voor een compleet overzicht van de meest recente, op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je gebruik van de zoekfunctie, bv op boektitel.

Marktcontext en Marktonderzoek: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Book summary Strategic Market Management - Aaker & McLoughlin - 1st edition

Book summary Strategic Market Management - Aaker & McLoughlin - 1st edition


What are the basic concepts of marketing? - Chapter 1

What does strategy consist of?

All markets are dynamic. Change occurs everywhere, and change affects strategy. A winning strategy today may not prevail tomorrow, it might not even be relevant tomorrow. Markets also become risky, complex and cluttered. These convoluted markets make strategy creation and implementation far more challenging.

Strategists need new and refined perspectives, tools and concepts. In particular, they need to develop competencies around five management tasks:

  • Strategic analysis. The need for information about customers, competitors and trends affecting the market is now higher than ever. The information needs to be on-line, because a timely detection of threats, opportunities, strategic problems or emerging weaknesses can be crucial in getting the right response.

  • Innovation. Numerous empirical studies have shown that the ability to innovate is a key to successfully win in dynamic market. The organizational challenge consists of creating a context that supports innovation. Next to organizational challenge, there is also a brand challenge, a strategic challenge and an execution challenge.

  • Multiple business units. The rare firm does not operate multiple business units defined by channels and countries in addition to product categories and subcategories. Decentralization is a century-old organizational form that provides for accountability, a deep understanding of the product or service, being close to the customer, and fast response: all of which are good things.

  • Creating sustainable competitive advantages (SCAs). Creating strategic advantages that are truly sustainable in the context of dynamic markets and dispersed business units is challenging.

  • Developing growth platforms. Growth is imperative for the vitality and health of any organization. Growth can come from revitalizing the core business, making growth platforms, as well as creating new business platforms.

A business generally is an organizational unit that has (or should have) a defined strategy and a manager with sales and profit responsibility. They can be defined by a variety of dimensions, including: product line, country, channels, or segments. An organization will thus have many business units that relate to each other horizontally and vertically. There are four dimensions that define a business strategy: the product market investment strategy, the consumer value proposition, the assets and competencies and the functional strategies and programmes.

The product market

.....read more
Access: 
Public
Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor de opleiding Bedrijfskunde, jaar 2, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
  • Voor een compleet overzicht van de meest recente, op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je gebruik van de zoekfunctie, bv op boektitel.

Strategic Management: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor de opleiding Bedrijfskunde, jaar 2, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
  • Voor een compleet overzicht van de meest recente, op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je gebruik van de zoekfunctie, bv op boektitel.

Ontwerpmethodologie: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Boeksamenvatting Analyse van bedrijfsprocessen (10e druk)

Boeksamenvatting Analyse van bedrijfsprocessen (10e druk)



Hoofdstuk 1

  • Het systeemdenken is een hulpmiddel voor analyse van (bedrijfs)processen en vervolgens voor het oplossen van knelpunten

  • Een systeem heeft deze essentiële kenmerken:

1. Het wil een doel bereiken;

2. Het bevat een verzameling elementen;

3. Er bestaat een samenhang tussen die elementen.

  • Een systeem is een, afhankelijk van het door de onderzoeker gestelde doel, binnen de totale werkelijkheid te onderscheiden verzameling elementen. Deze elementen hebben onderlinge relaties en (eventueel) relaties met andere elementen uit de buitenwereld.

  • Elementen zijn de kleinste delen die de onderzoeker wil bekijken, gezien zijn doel. Elementen kunnen zowel materieel als niet-materieel zijn. De opsomming van alle verschillende elementen in het systeem is de inhoud. De elementen kunnen ook nog eigenschappen hebben. Dit kunnen fysieke, sociale of esthetische eigenschappen zijn.

  • Er is ook gesteld dat elementen relaties hebben. Dat betekent dat er een bepaalde samenhang tussen hen is. De elementen beïnvloeden elkaar op die manier. De opsomming van alle relaties in een systeem is de structuur. Als de relaties binnen het systeem bekeken worden, spreken we van de interne structuur. Als de relaties met de buitenwereld erbij betrokken worden, betreft het de externe structuur. Als we van de buitenwereld ofwel de totale werkelijkheid spreken, dan heet dat het universum.

  • Soms is een systeem te groot om in zijn geheel te bestuderen. Dan wordt het opgesplitst in subsystemen. Een subsysteem is een deelverzameling van de elementen van het systeem, waarbij alle oorspronkelijke relaties tussen de elementen onveranderd behouden blijven. Een subsysteem is weer te beschouwen als een systeem en voldoet daarmee ook aan de definitie van een systeem.

  • Een aspectsysteem is een deelverzameling van de relaties in het (sub)systeem, waarbij alle elementen onveranderd behouden blijven.

  • De toestand van een systeem op een bepaald moment heeft de waarden van de eigenschappen op dat tijdstip in het systeem.

  • Heeft de ene gebeurtenis een andere gebeurtenis tot gevolg, dan is dat een activiteit, en activiteiten kosten tijd.

  • Dynamische systemen zijn systemen waarin zich processen afspelen.

  • Binnen statische systemen daarentegen treden geen gebeurtenissen op.

.....read more
Access: 
Public
Bulletpointsamenvatting bij Analyse van Bedrijfsprocessen (10e druk)

Bulletpointsamenvatting bij Analyse van Bedrijfsprocessen (10e druk)



H1: De systeemkunde en systeembegrippen

  • De systeemkunde is een meathode om processen te beschrijven en vervolgens te analyseren en te structureren, waardoor eventuele knelpunten en problemen opgelost kunnen worden. Het doel hiervan is om bedrijfsprocessen in kaart te brengen met behulp van het steady-state model.

  • Een systeem is een, afhankelijk van het door de onderzoeker gestelde doel, binnen de totale werkelijkheid te onderscheiden verzameling elementen. Deze elementen hebben onderlinge relaties en (eventueel) relaties met andere elementen uit de buitenwereld.

  • Deze elementen in een systeem zijn de kleinste delen die de onderzoeker wil bekijken, gezien zijn doel. Elementen kunnen zowel materieel als niet-materieel zijn. De opsomming van alle verschillende elementen in het systeem is de inhoud. De elementen kunnen ook nog eigenschappen hebben. Dit kunnen fysieke, sociale of esthetische eigenschappen zijn.

  • Daarnaast is er ook gesteld dat elementen relaties hebben. Dat betekent dat er een bepaalde samenhang tussen hen is. De elementen beïnvloeden elkaar op die manier. De opsomming van alle relaties in een systeem is de structuur. Als de relaties binnen het systeem bekeken worden, spreken we van de interne structuur. Als de relaties met de buitenwereld erbij betrokken worden, betreft het de externe structuur. Als we van de buitenwereld ofwel de totale werkelijkheid spreken, dan heet dat het universum.

  • Een subsysteem is een deelverzameling van de elementen van het systeem, waarbij alle oorspronkelijke relaties tussen de elementen onveranderd behouden blijven.

  • Een aspectsysteem is een deelverzameling van de relaties in het (sub)systeem, waarbij alle elementen onveranderd behouden blijven.

  • De toestand van een systeem op een bepaald moment heeft de waarden van de eigenschappen op dat tijdstip in het systeem. Een toestand is dus een momentopname.

  • Heeft de ene gebeurtenis een andere gebeurtenis tot gevolg, dan is dat een activiteit, en activiteiten kosten tijd. Niet alleen de waarden van de eigenschappen kunnen veranderen, ook de relaties tussen de elementen: er is dan sprake van een veranderende structuur.

  • Verder kan er onderscheid worden gemaakt in systemen: Dynamische systemen zijn systemen waarin zich processen afspelen. Binnen statistische systemen treden geen gebeurtenissen op.

  • Een proces

.....read more
Access: 
Public
stampvragen bij Analyse van Bedrijfsprocessen (10e druk)

stampvragen bij Analyse van Bedrijfsprocessen (10e druk)



H1: Systeemkunde en systeembegrippen 

Wat is het verschil tussen een subsysteem en aspectsysteem?

Antwoord: Een subsysteem is een deelverzameling van de elementen uit het systeem, waarbij alle oorspronkelijke relaties tussen de elementen onveranderd blijven. Daarentegen is een aspectsysteem een deelverzameling van de relaties in het subsysteem, waarbij alle elementen onveranderd behouden blijven. De twee kunnen wel overlap met elkaar hebben. Als het samenvalt is er sprake van een aspect- en subsysteem.

 

Welke aspecten kunnen bij dynamische systemen onderscheiden worden?

Antwoord: Een invoer, een doorvoer en een uitvoer.

 

Op welke wijze wordt een materiestroom weergeven?

Antwoord: Met behulp van een open dubbele pijl.

 

Hoe kunnen taak een functie van elkaar onderscheiden worden?

Antwoord: De taak betreft het werk zelf en bij de functie gaat het om de werking ervan. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld de functie van een docent: het overdragen van kennis. Door middel van lessen wordt dit gerealiseerd (taak). 

H2: Systeembenadering

Op welke twee manieren kan er naar een systeem worden gekeken?

Antwoord: De black-boxbenadering en van uit de systeem- of maanreis benadering.

 

Als er een aggregatieniveau naar beneden wordt gegaan, hoe noemt men dit?

Antwoord: Inzoomen.

 

Als er verschillende manieren zijn om een bepaalde functie te vervullen. Hoe noemt men dit?

Antwoord: Principe van de onbepaaldheid van een structuur. 

H3: Procesbeheersing

Welke soorten processen kunnen we onderscheiden voor de realisatie van het primaire doel van een organisatie?

Antwoord: Bewerkende, ondersteunende en regelende processen.

 

Welke soorten regelkringen kunnen onderscheiden worden?

Antwoord: Voorwaartse koppeling, terugkoppeling en toevoegen van het ontbrekende

 

Leg uit wat meekoppeling is.

Antwoord: Het kan enige tijd duren voordat het gevolg van de ingreep gemeten wordt. Hierdoor kan er overcompensatie en een opslingereffect ontstaan. In plaats van dat de afwijking wordt bijgesteld wordt de afwijking juist vergroot. Dat de afwijking wordt vergroot wordt meekoppeling genoemd. 

H4: Het vliegensvlugge vliegbedrijf (casus)

Van welk moment tot welk moment loopt de doorlooptijd?

Antwoord: Doorlooptijd is de

.....read more
Access: 
Public
Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor de opleiding Bedrijfskunde, jaar 2, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
  • Voor een compleet overzicht van de meest recente, op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je gebruik van de zoekfunctie, bv op boektitel.

Introduction to Auditing: Summaries, lecture notes and practice exams - RUG

Collegeaantekeningen Introduction to Auditing - '14-'15 - RUG

Collegeaantekeningen Introduction to Auditing - '14-'15 - RUG


Hoorcollege 1: Introductie van het Accountantsberoep

De historie van de account

Het accountantsberoep is nog erg jong in vergelijking met een hoop andere vrije beroepen. Het beroep is aan het eind van de negentiende eeuw ontstaan en heeft zich pas halverwege de twintigste eeuw in haar huidige vorm ontwikkeld. Het beroep van de accountant is ontstaan tijdens de industriële revolutie. Mensen hadden behoefte aan zekerheid.

Rond 1900 werd het serieuzer.

In 1926 vond er een evaluatie van de functie plaats. Bovendien werd toen de Nederlandsche Unie van Accountant opgericht.

In de loop van de twintigste eeuw werden er steeds meer naamloze vennootschappen opgericht en kwam de scheiding van eigendom en beheer steeds vaker voor.

In de moderne tijd: de evaluatie in het speelveld van corporate governance.

Watts & Zimmerman (1983): ondernemingen moeten tegen een wettelijke controle laten doen in tegenstelling tot vroeger. Zij zeggen dat een controle een toegevoegde waarde is.

Ondernemingen zijn een set afspraken en contracten tussen relevante partijen met incentives voor opportunistisch gedrag.

Verschillen in ontwikkeling tussen UK en US

  • UK – ontstaan vanuit de markt

  • US – ontstaan vanuit regelgeving

Doel van de paper: documenteren van het belang van onafhankelijke audit op basis van

de historie van bedrijfsleven in UK en US.

Er zijn allerlei afspraken gemaakt tussen bedrijven en derden, zoals werknemers, leveranciers en andere belanghebbende.

Van gildesysteem (het onderling uitwisselen van diensten/producten: de koopmansgilde wisselde uit met de Goudsmit etc)
Naar gereguleerde ondernemingen (een vof of maatschap karakter)

Naar Joint Stock Companies zoals Philips (scheiding van eigendom en leiding)

Uit het onderzoek bleek dat er zelden een melding van fraude is. Het kan zijn dat dit onderzoek niet volledig is. Als je fraudeert is de kans groot dat je het jaar erna niet meer bestaat.

Agency theory: organisaties en belanghebbende hebben allebei andere informatie. De organisatie heeft meer informatie dan de belanghebbende.

Jensen and Meckling zijn de grondleggers van deze theorie. Het onderzoek is kwalitatief. Dit betekent dat er bij onderzoek geen steekproeven genomen zullen worden.

Auditing bleek een efficiënte methode om contracten te monitoren.

De onafhankelijk (dit kun je betwisten want het is nog niet extern) audit wettelijk in 1844.

 

Watts & Zimmerman

› Vraag naar audit: complexiteit van de ondernemingen, toenemende complexiteit administraties door evoluerende (fiscale) regelgeving en een groeiend aantal (genoteerde) ondernemingen.

› Vraag naar kwaliteit, gedragsstandaarden en branding – ‘chartered accountants’

Branding - ‘chartered accountants’: denk hierbij aan de big 4. De overheid probeert wetten in te stellen om meer

.....read more
Access: 
Public
Samenvatting Introduction to Auditing

Samenvatting Introduction to Auditing

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Hoofdstuk A: Het vakgebied

 

Een bedrijf legt verantwoording af aan externe belanghebbenden. Deze informatie moet betrouwbaar zijn, dat is waar een accountant zich mee bezig houdt. Assurance-opdrachten zijn een groot deel van het werk van de accountant. Met 'Auditing & Assurance' wordt het vakgebied van de accountantscontrole vaak aangeduid. Regelgeving en controle spelen een steeds grotere rol, een aantal ontwikkelingen:

  • Internationalisatie; meer behoefte aan verantwoording, beheersing en risicoreductie door meer internationaal opereren.
  • Toenemende mogelijkheden met informatie- en communicatietechnologie(ICT).
  • Accentverschuivingen in regelgeving; steeds meer internationale standaarden van wet- en regelgeving.
  • Ontwikkelingen in verslaggeving; behoefde aan steeds meer en snellere informatie.
  • Toenemende maatschappelijke behoefte aan toezicht; door de overheid.

 

Bij een assurance-opdracht wordt er door de accountant een conclusie geformuleerd met het doel het vertrouwen van de gebruikers (niet de verantwoordelijke partij), in de uitkomst van de evaluatie van of de toetsing van het object van onderzoek, ten opzichte van de criteria, te versterken. Het wekken van vertrouwen is daarbij erg belangrijk. De vraag van accountantscontrole bestaat al sinds het verre verleden, bij de scheiding tussen het eigendom en beheer van vermogensbestanddelen. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat ondernemingen verplicht zijn hun financiële gegevens openbaar te maken. Met de jaarrekening legt de onderneming een financiële verantwoording af. De accountant controleert deze en geeft een controleverklaring af; er wordt dan bevestigd dat deze voldoet aan de gestelde eisen. Om de behoefte aan accountantscontrole te verklaren, bestaan er een aantal theorieën:

  • Informatietheorie: geeft een economische onderbouwing. Het informatierisico: het risico dat onjuiste informatie is verschaft. De oorzaak van het bestaan van dit risico heeft vier oorzaken:
  1. Afstand van de gebruiker tot het te beoordelen object: meestal kan de gebruiker het niet zelf waarnemen, maar krijgt hij/zij informatie van anderen.
  2. Het bestaan van tegengestelde belangen: informatie is gekleurd of bevat tendenties.
  3. De toenemende omvang van de te verwerken gegevens
  4. Complexiteit van transacties

Het risico kan beperkt worden door de informatie zelf te controleren of laten controleren door een onafhankelijke deskundige of door het eisen van evt. schadevergoedingen bij onjuiste informatie. De relatie tussen het management en het maatschappelijk verkeer staat hier centraal. De onafhankelijke controle wordt gezien als een 'public good'.

  • Agency theorie: tegengestelde belangen van het management (agent) en aandeelhouders (principaal). Aandeelhouders hebben er belang bij dat de winsten volledig worden verantwoord, zodat de waarde van het aandeel
  • .....read more
Access: 
Public
Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

Samenvattingen en studiehulp voor Bedrijfskunde Bachelor 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor de opleiding Bedrijfskunde, jaar 2, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
  • Voor een compleet overzicht van de meest recente, op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp maak je gebruik van de zoekfunctie, bv op boektitel.
Contributions, Comments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1902 1
Last updated
01-09-2023