Bevta oefententamens bij het blok gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
MC-vragen
1. De separatieangststoornis kenmerkt zich door:
a. een gezien de leeftijd overdreven en buitensporige angst gescheiden te worden van diegenen aan wie het kind gehecht is
b. het geïsoleerd voorkomen van buitensporige angst voor het naar school gaan
c. het aanwezig zijn van scheidingsangst
d. het geïsoleerd voorkomen van terugkerende nachtmerries over gescheiden worden van diegenen aan wie het kind gehecht is
2. Na ‘evidence-based’- behandeling zijn kinderen met een dwangstoornis over het algemeen:
a. klachtenvrij
b. zijn de klachten onverminderd aanwezig
c. zijn de klachten duidelijk minder aanwezig, maar niet volledig weg
d. zijn de klachten toegenomen
3. Bij de behandeling van stemmingsstoornissen op de kinderleeftijd:
a. start men bij voorkeur met serotonerge antidepressiva (SSRI) voor andere vormen van therapie
b. start men bij voorkeur eerst met een tricyclisch antidepressivum voor andere vormen van therapie
c. start men bij voorkeur met psychotherapie, voordat men serotonerge antidepressiva (SSRI) voorschrijft
d. start men direct met opname om het suïciderisico te verminderen, waarna gekeken wordt welke vorm van therapie het beste is
4. Welk kenmerk hoort NIET bij de vermijdende (ontwijkende) persoonlijkheidsstoornis?
a. achterdocht
b. angst in sociale situaties
c. hunkeren naar bevestiging
d. vermijden van contact
5. Welk kenmerk hoort NIET bij de theatrale persoonlijkheidsstoornis?
a. aandacht vragen
b. erotiserend contact leggen
c. overdrijven
d. zelfschadend gedrag
6. Het natuurlijk beloop van ADHD is niet:
a. Kinderen met ADHD zijn vaak onoplettend en overactief geweest vanaf hun peutertijd.
b. Overactiviteit en concentratieproblemen verminderen vaak in de puberteit.
c. Bij kinderen die nog niet naar school gaan, kan het zijn dat de symptomen niet als problematisch (door ouders) worden ervaren.
d. Slechts een kleine minderheid van de kinderen met ADHD houdt tot in de volwassenheid last van concentratieproblemen en rusteloosheid.
e. Kinderen met ADHD met tevens ODD of CD hebben een verhoogd risico op crimineel gedrag en verslaving op volwassen leeftijd.
7. Welk antwoord is juist:
a. Depressies komen op de kinderleeftijd (6-12 jaar) niet voor
b. Bij adolescenten met stoer, agressief en seksueel promiscue gedrag, spijbelen en antisociaal gedrag moet aan een depressie gedacht worden
c. Jongeren die een depressie hebben doorgemaakt hebben geen verhoogde kans op het ontwikkelen van een bipolaire stoornis.
d. Medicatie is in de behandeling van eerste keus bij de behandeling van adolescenten met een depressieve stoornis.
8. Autisme (omcirkel het juiste antwoord)
a. komt even vaak voor bij jongens als bij meisjes.
b. komt vooral voor bij kinderen van hoog opgeleide ouders.
c. is eigenlijk schizofrenie van de kinderleeftijd.
d. treft 3-8% van de broertjes/zusjes van het autistische kind
e. gaat gepaard met hallucinaties
9. ADHD wordt gekenmerkt door (omcirkel het foute antwoord)
a. verhoogde afleidbaarheid
b. impulsiviteit
c. druk.....read more
Add new contribution