Oefententamens Strafrecht 1 - RUG
Deze bundel bevat oefenmaterialen te gebruiken bij het vak Strafrecht 1 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
- Lees verder over Oefententamens Strafrecht 1 - RUG
- 5119 keer gelezen
Deze bundel bevat oefenmaterialen te gebruiken bij het vak Strafrecht 1 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Deze bundel bevat de werkgroepopdrachten uit 2017/2018 bij het vak Strafrecht 1 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Als er in een vraag op het tentamen geen informatie wordt gegeven over een bepaalde kwestie, dan mag je er vanuit gaan dat het geen probleem oplevert. Staat er bijvoorbeeld niets over betekenen, dan mag je aannemen dat dat goed gegaan is.
Bij strafrecht I
In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de
...Deze bundel bevat de werkgroepopdrachten uit 2017/2018 bij het vak Strafrecht 1 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Motiveer uw antwoorden, zo nodig onder verwijzing naar relevante bepalingen en rechtspraak
Lees onderstaand fragment van een arrest
"Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
(...)
3 Beoordeling van het tweede namens de verdachte voorgestelde middel
3.1.
Het middel komt op tegen het bewezenverklaarde opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is. In de eerste plaats klaagt het middel dat het bewezenverklaarde opzet ontoereikend is gemotiveerd.
3.2.
Ten laste van de verdachte is onder 4 bewezenverklaard dat:
"hij op 23 oktober 2011 te Voorschoten opzettelijk een ontploffing te weeg heeft gebracht, doordacht hij:
Voorgaande levert op het delict brandstichting als genoemd in artikel 157 aanhef sub 1 Sr...
(...)
3.3.
Het middel steunt in de eerste plaats op de opvatting dat het opzet van de verdachte niet alleen moet zijn gericht op het teweegbrengen van een ontploffing, maar tevens op het bewezenverklaarde te duchten gemeen gevaar voor goederen. (...)"
Is de opvatting waarop het middel steunt juist? Licht uw antwoord toe.
Het volgende gaat aan het arrest vooraf.
De verdachte in bovenstaand arrest is een 33-jarige man genaamd Mark Visser. Nadat de bom ontploft is, staat Mark te kijken naar de schade die hij heeft aangericht. Op dat moment stopt naast hem een auto, waar Chris uitstapt. Chris heeft het allemaal zien gebeuren en loopt op Mark af. Terwijl Chris met zijn rug naar de vangrail staat, zegt hij: 'Wat bezielt je wel niet om dit soort strapasten uit te halen?' Mark is hier niet van gediend en wil snel naar zijn auto lopen. Hij geeft Chris met de vlakke hand een harde klap in het gezicht, waardoor Chris zijn evenwicht verliest en over de vangrail valt. Hierbij komt Chris ongelukkig neer. Hij valt met zijn hoofd op een kei die verscholen in het gras ligt. Chris loopt hierbij zwaar lichamelijk letsel op.
Mark wordt naast het teweegbrengen van een ontploffing (art. 157 aanhef en sub 1 Sr) tevens vervolgd voor eenvoudige mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg (art. 300 lid 1 jo. lid 2 Sr). De tenlastelegging is op de juiste manier toegesneden op beide delicten.
Ter zitting verklaart Mark: "Het was helemaal niet mijn bedoeling om Chris zo zwaar toe te
.....read moreSebastiaan Beer verkoopt samen met zijn broer Joost tweedehands LP-spelers via internet. Deze LP-spelers worden opgeslagen in het schuurtje bij het huis van Joost. De zaken lopen niet heel goed. Althans niet volgens Sebastiaan. Want Joost lijkt goed van de ‘LP-spelersbusiness’ te kunnen leven. Hij heeft onlangs een nieuwe auto gekocht en is met deze auto op vakantie naar Frankrijk gegaan.
Sebastiaan vermoedt dat Joost de inkomsten van de LP-spelersverkoop niet eerlijk deelt en geld achterhoudt. Hij vindt dit zo achterbaks dat hij in een vlaag van woede naar het huis van Joost rijdt. Hij heeft de sleutels gekregen om tijdens de afwezigheid van Joost toch bij het schuurtje te kunnen. In het schuurtje giet hij een jerrycan benzine uit en steekt die in de brand. Omdat de buurman van Joost goed oplet, is de brandweer snel ter plaatse. Sebastiaan, die nog bij het vuur staat, wordt opgepakt.
Sebastiaan Beer wordt gedagvaard om terecht te staan voor de rechtbank Groningen. Hem wordt ten laste gelegd dat:
‘Hij in de gemeente Groningen opzettelijk brand heeft gesticht in het perceel Klaproosstraat 26 aldaar, door toen en daar opzettelijk een hoeveelheid benzine over de vloer uit te gieten en vervolgens vuur in aanraking te brengen met die benzine, waardoor die vloer en/of dat perceel in brand is geraakt, van welke opzettelijke brandstichting gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die vloer en/of dat perceel, te duchten is geweest’ (art. 157 sub 1 Sr)
Ter terechtzitting betoogt zijn raadsman dat Sebastiaan ten tijde van de brandstichting leed aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, waarvoor hij inmiddels ook behandeld wordt. Zijn cliënt kan daarom het feit niet worden toegerekend.
Geef uw oordeel over de volgende stelling: “Art. 39 Sr ziet op de ontoerekeningsvatbaarheid van de dader.”
Welke vragen moet de rechter beantwoorden bij een beoordeling van het beroep op ontoerekeningsvatbaarheid?
Tot welke einduitspraak zal de rechter komen?
Als Joost terug komt uit Frankrijk, wordt hij geconfronteerd met een ravage bij zijn huis. Hij wil dat de schade die hij heeft geleden door de brand en de bluswerkzaamheden van de brandweer wordt vergoed door Sebastiaan. Bovendien wil hij graag aan de rechter vertellen wat de hele affaire met hem persoonlijk heeft gedaan.
Welke mogelijkheden zijn er voor Joost om er in het kader van het strafproces, ter zitting, te zorgen dat hij zijn schade vergoed krijgt?
Heeft Joost het recht om de rechter te vertellen over de gevolgen van de brandstichting?
In Amsterdam is het advocatenkantoor Slagers & Herders gevestigd. Dewi werkt daar als secretaresse van Daan Slagers, een van de advocaten. Dewi is alleenstaande moeder van vier kinderen. Het afgelopen jaar is zij ernstig depressief geworden. Zij kan de eindjes met moeite aan elkaar knopen, omdat Daan weigert haar overuren uit te
.....read moreFitz en Mollie hebben al jaren een relatie. Het stel woont samen in een appartement nabij het centrum van Holt. Op 3 januari 2016 zet Mollie echter een punt achter de relatie. Mollie vindt het hoog tijd om eens van het vrijgezelle leven te genieten. Dat Mollie de relatie beëindigt, komt voor Fitz als een donderslag bij heldere hemel. Hij was dolgelukkig met Mollie. Uiteindelijk verhuist Fitz naar een studentenkamer ergens in Holt. Fitz wil graag contact houden met zijn ex-vriendin, maar dat wil zij liever niet. Met veel moeite lukt het Fitz de eerste twee weken geen contact op te nemen met Mollie. Maar hij kan aan niets anders meer denken en wil Mollie voor zich terugwinnen. Creatief als Fitz is, verzamelt hij de mooiste foto's die hij van zichzelf en Mollie kan vinden en maakt daarvan een boek. "Ik kan niet zonder je! Ik wil je terug!" schrijft hij op de laatste pagina. Fitz pakt het fotoboek met zorg in en doet het op de post. Vol verwachting kijkt hij uit naar de reactie van Mollie, maar die blijft uit. Ook op zijn talloze WhatsApp-berichten en e-mails, waarin Fitz op indringende toon schrijft de relatie te willen herstellen, reageert Mollie niet. De zevende keer dat Fitz voor Mollies deur van haar appartement staat, doet ze eindelijk open. "Ik wil je niet terug. Scheer je weg!" schreeuwt Mollie en gooit de deur met een harde klap dicht. Fitz blijft wachten en intussen belt Mollie de politie. Even later arriveren twee politieagenten die Fitz sommeren naar huis te gaan, wat hij ook doet. Fitz neemt daarna geen contact meer op met Mollie.
Mollie dient een klacht in ter zake van belaging (art. 285b lid 1 jo. lid 2 Sr). Twee maanden later ontvangt Fitz een dagvaarding en daaruit blijkt dat hij wordt vervolgd voor belaging van zijn ex-vriendin (art. 285b lid 1 Sr). Fitz zal op 9 mei 2016 moeten verschijnen voor de rechtbank Noord, locatie Holt.
Aan hem is tenlastegelegd dat:
Hij in of omstreeks de periode van 17 januari tot en met 14 februari 2015 te Holt, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van Mollie met het oogmerk die Molie, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door het verzenden van een groot aantal (indringende) e-mail- en/of WhatsApp-berichten en een fotoboek aan die Mollie en/of zich meermalen ophouden nabij de woning van die Mollie (art. 285b lid 1 van het Wetboek van Strafrecht).
Als bijna afgestudeerd jurist voert Fitz zijn eigen verdediging. Tijdens de terechtzitting voert hij het volgende aan:
I. "De dagvaarding is dan wel op juiste wijze betekend, maar de dagvaarding vermeldt een verkeerde tijdsperiode waarbinnen de strafbare gedragingen zouden hebben plaatsgevonden. Een en ander zou zich namelijk dit jaar, in 2016, hebben voorgedaan.
.....read moreCasus
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
Op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 september 2011, nummer 23/002476-10, in de strafzaak tegen: Henk Jansma, geboren te Amstelveen op 5 maart 1987.
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. D.E. Wiersum, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2 Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring wat betreft het (voorwaardelijk) opzet ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat: "hij op 14 maart 2010 te Amsterdam aan Jelle Pieter Hoekstra opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijwond in het gezicht met blijvend litteken in het gezicht, heeft toegebracht door deze Jelle Pieter Hoekstra opzettelijk met een glas in het gezicht te slaan."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1302 201006 van 15 maart 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren Douwe Draaijer en Tineke van Hulten. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 maart 2010 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van Jelle Pieter Hoekstra: Ik wil aangifte doen van zware mishandeling. Op 14 maart 2010 bevond ik mij in Cooldown café te Amsterdam. Toen ik terugkwam van het toilet zei mijn vrouw tegen mij dat een jongen haar steeds knietjes gaf aan de zijkant van haar been. Ik ben toen naar de jongen toegelopen en zei tegen hem: "Hou even op met dat irritante gedoe en laat ons oudjes gewoon met rust". Ik hoorde dat hij zei: "Weet je wel wie ik ben". Ik zei toen tegen de jongen: "Dat boeit mij niet en nu even lekker opzouten". Toen ik dat zei heb ik de jongen met mijn vlakke hand boven op zijn borst weggeduwd. Ik zag dat de jongen op dat moment in zijn rechter hand een glas vasthield. Het volgende moment dat ik me kan herinneren is dat ik bij de bar stond. Ik voelde dat mijn linkerwang heel erg warm werd. Ik voelde toen aan mijn wang, zag dat mijn linker arm helemaal onder het bloed zat en besefte dat ik hevig bloedde. Ik ben vervolgens door de ambulance meegenomen naar het OLVG en daar is mijn wang gehecht met meer dan 46 hechtingen. De dokter heeft mij verteld dat de wond zeker zichtbaar
blijft. Ik ben getekend voor mijn leven.
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 20100649 van 14 maart 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar Douwe Draaijer. Dit proces-
verbaal houdt in, voor zover van belang
Marleen Deftig irriteert zich in de cabriolet tijdens een autotocht naar het prachtige dorpje Staphorst ernstig aan het gedrag van een viertal jongeren van het platteland. De jongeren gooien met stenen naar medereizigers. Marleen vind dit belachelijk en spreekt de jongeren op hun gedrag aan. Eén van de jongens antwoord in het plat Gronings: 'wacht moar, we pakk’n je wel’. Hierna wordt Marleen nog een aantal keren bedreigd door de jongeren. Eén van de jongens komt wel erg dicht in de buurt van Marleen tijdens een bedreiging, waarna Marleen met haar vuist op het oog van de jongen slaat. Marleen wordt veroordeeld voor mishandeling, terwijl zij meent dat er sprake is geweest van noodweer. Zij krijgt twee weken gevangenisstraf opgelegd.
Motiveer in uw antwoord of hier sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijk handeling van Marleen?
Na bijgekomen te zijn van de kwajongens wil Marleen weer richting huis rijden. Tot haar grote verbazing verneemt zij dat één van haar banden leeg begint te lopen. Marleen haar huis is nog een paar enkele meters verderop en het lijkt haar het beste om rechtstreeks door te rijden, omdat zij dan niet langs de weg staat en dan thuis de ANWB wel belt. Echter met haar hoofd er niet helemaal bij, nadert Marleen een druk kruispunt, het stoplicht staat op rood en een aantal voetgangers steken over. Marleen besluit om door te rijden, waarna een vrouw die redelijk op leeftijd is, mevrouw Zwientjes, onder de wielen van de cabriolet terecht komt. Zij is op slag dood. Marleen wordt veroordeeld wegens dood door schuld conform artikel 307 Sr. Marleen voert ter zitting het volgende aan: ‘Het is verschrikkelijk dat dit dodelijke ongeluk heeft plaatsgevonden, echter leek mij het verstandigst om zo snel mogelijk naar huis te rijden."
Geef gemotiveerd aan tot welke uitspraak de rechter zal komen.
Culpa moet worden bewezen bij het beantwoorden van deze vraag. Het bewijs van culpa komt aan de orde bij de eerste vraag van artikel 350 Sv, namelijk de aanmerkelijke mate van onvoorzichtigheid. Alle voorwaarden moeten worden besproken.
Cornelis en Niels, allebei tweeëntwintig jaar, hebben nog een eitje te pellen met Piet. Cornelis en Niels besluiten Piet maar eens bij zijn huis op te zoeken. Als Piet vervolgens opendoet, bedenkt Niels zich geen moment en slaat hij Piet met een harde knal op zijn gezicht tegen de muur. Daarna schopt Niels hem overal, tegen zijn hoofd, buik en benen. Zodra Niels is uitgeraasd ligt Piet bewusteloos op de grond. Vervolgens voelt Cornelis of Piet nog leeft en roept Cornelis: ‘Gek, je hebt hem doodgeschopt!’.
Na het incident wordt Niels wegens doodslag vervolgd. Het volgende wordt door Niels verklaard ter zitting: ‘Eigenlijk kan ik niet zoveel vertellen over wat er gebeurd is, aangezien ik mij het niet echt meer herinner. Ik weet dus ook niet wat
.....read moreLees onderstaand fragment van een vonnis.
Uitspraak
Rechtbank Utrecht
Vonnis van de meevoudige kamer
In de zaak van
De officier van justitie bij het arrondissementsparket Midden-Nederland
tegen
[verdachte] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats]
raadsman: E. van Soest, advocaat te Utrecht
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 februari 2015.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan de verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlasteleggen, tenlastegelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 10 maart 2014 te Utrecht, gemeente Utrecht, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Mini Cooper), zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend vanaf de door hem, verdachte bereden rijstrook van die weg naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 een doorgetrokken streep, die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevond, heeft overschreven waardoor of waarbij de bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets) ten val is gekomen en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaam [slachtoffer]) werd gedood (art. 6 WVW);
Althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld:
Op 10 maart 2014 reed verdachte als bestuurder van een personenauto, een Mini Cooper, op de Maliebaan te Utrecht, komende uit de richting van de A27. Verdachte reed in de richting van de Nachtegaalstraat. Vanaf de richting van de Nachtegaalstraat reed de bestuurder een blauwe Volvo op de Maliebaan te Utrecht. Achter de blauwe Volvo reed een motor, deze motor werd bestuurd door [slachtoffer]. Verdachte reed op de linkerrijstrook van de Maliebaan (zijnde de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeerd) en kwam daarbij in botsing met de hem tegemoetkomende Volvo. Na deze botsing reed verdachte naar links, richting de vangrail. Daarbij kwam de verdachte in botsing met de motorrijder en gleed de motor onderuit. De bestuurder van de motor is dusdanig ernstig gewond geraakt door deze aanrijding, dat hij aan de gevolgen hiervan is overleden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van het primair ten laste gelegde. Er is sprake van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid, nu verdachte op de verkeerde weghelft terecht is gekomen en daarmee al niet voldaan heeft aan zijn zorgplicht om zoveel mogelijk rechts te (blijven) rijden.
Het standpunt van
.....read moreWoningcooroporatie C beheert een aantal appartementsgebouwen in Den Haag, waaronder het appartementsgebouw aan de Poelenstraat 1 t/m 79. In een brief van 25 augustus 2014 laat de woningcoorporatie Simon weten dat hem voor de periode van een jaar, te weten van 26 augustus 2014 tot 27 augustus 2015, de toegang tot het appartementsgebouw Poelenstraat 1 t/m 79 wordt ontzegd (appartementsverbod). Simon is sinds de ontvangst van deze brief op de hoogte van het verbod. Naar aanleiding van Simons aanwezigheid in het appartementencomplex op 1 september 2014, wordt hij vervolgd ter zake van lokaalvredebreuk (art. 138 Sr). Uit de dagvaarding blijkt dat hij op 24 november 2014 voor de kantonrechter van de rechtbank Den Haag moet verschijnen. De tenlastelegging luidt:
‘dat hij op of omstreeks 1 september 2014 in de Poelenstraat te Den Haag is binnengedrongen in het appartementencomplex Poelenstraat 81 t/m 159 dat in gebruik is bij woningcoorporatie C althans bij een ander of anderen dan bij verdachte (art. 138 Sr).’
Tot welke einduitspraak zal de de rechter komen? Motiveer hierbij uw antwoord.
Op 4 april 2015 loopt Simon langs het appartementencomplex de Poelenstraat 1 t/m 79. Op de open galerij van de derde verdieping ziet hij een oude man uitglijden en op de grond vallen. Na de val blijft de man bewegingloos liggen. Simon bedenkt zich geen moment en vliegt het appartementencomplex in. Bij de man aangekomen, blijkt dat de man moeite heeft met ademen. Simon legt de meneer in een stabiele zijligging. Met deze handeling redt Simon zijn leven. Door de val was de man in shock geraakt en dreigde hij te stikken in zijn tong. Met de reddingsactie overtrad Simon echter ook weer het appartementsverbod. Een ijverige Haagse officier van justitie besluit Simon daarvoor te vervolgen. De tenlastelegging is op de juiste wijze toegesneden op art. 138 Sr.
Voor het versturen van de dagvaarding ontdekt de officier van justitie dat er nog meer dossiers in de kast liggen over Simon. Uit die dossiers blijkt dat Simon ervan verdacht wordt ook op 15 oktober 2014, 24 december 2014, 3 januari 2015 en 15 februari 2015 aanwezig te zijn geweest in het appartementencomplex de Poelenstraat 1 t/m 79 te Den Haag. Hij besluit deze feiten ad informandum toe te voegen. Bij het uitbrengen van de dagvaarding wordt op de dagvaarding vermeld dat deze feiten ter terechtzitting ter sprake zullen worden gebracht.
Tijdens de terechtzitting stelt de officier van justitie dat wat hem betreft de ad informandum gevoegde feiten na afloop van deze zaak niet meer afzonderlijk vervolgd zullen worden.
Simon verklaart op de zitting dat hij op 4 april 2015 niet zonder reden in het flatgebouw was. ‘Ik was op 4 april in de buurt van het appartementencomplex. Toen ik omhoog keek, zag ik op de galerij van het appartementencomplex een oude man uitglijden
.....read moreBeeldt u zich in dat u een in Amsterdam woonachtige technicus bent, een goedwillende hacker om precies te zijn. Op 7 april 2015 heeft u uit betrouwbare bron vernomen dat een groep kwaadwillende hackers op het punt staat een grote DDOS-aanval uit te voeren op het beveiligde computernetwerk van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (bij een DDOS-aanval worden in korte tijd zodanig veel gegevens verstuurd aan een computer of een netwerk dat het betreffende systeem wordt platgelegd). U weet dat de hackers onderling communiceren met behulp van een zelfgemaakt e-mailprogramma en dat de aanval zal beginnen zodra de hackers een e-mail met het startsein ontvangen van hun leider John de Bever.
Omdat uw bron meldt dat het startsein elk moment kan worden gegeven, besluit u snel een tegenaanval in te zetten. U maakt gebruik van een door u opgezet computernetwerk om een zogenoemde e-mailbom te versturen aan John de Bever. Een e-mailbom zorgt voor zo veel opstopping in het e-mailprogramma van de ontvanger, dat het programma tijdelijk onbruikbaar wordt. Voor de zekerheid voegt u een virus toe aan de e-mailbom, waardoor het gehele besturingssysteem van Johns computer tijdelijk onbruikbaar zal worden. Even later hoort u van uw bron dat uw actie succes heeft gehad. Zoals u al verwachtte, is door de met virus geladen e-mailbom het complete besturingssysteem van John de Bever besmet geraakt en gecrasht. John heeft de aanval noodgedwongen moeten uitstellen.
Tot uw verbazing ontvangt u enkele weken later een dagvaarding. Het blijkt dat John de Bever het Openbaar Ministerie heeft voorzien van bewijs dat u hem de schadelijke e-mailbom heeft gestuurd en dat hij aansluitend aangifte heeft gedaan. Omdat u het Openbaar Ministerie niet kunt overtuigen van het eerzame motief voor uw daad, komt het tot een strafzaak voor de (bevoegde) politierechter. U wordt verweten dat u:
‘op of omstreeks 7 april 2015, te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk het gebruik van een geautomatiseerd werk, te weten de computer van John de Bever, heeft belemmerd door daaraan gegevens, bestaande uit een (virus bevattende) e-mailbom, toe te zenden (art. 138b Sr).’
Ter zitting vertelt u aan de politierechter dat u inderdaad de e-mailbom heeft gestuurd. U geeft aan dat u wist dat de e-mailbom onder de gegeven omstandigheden vernietigend zou zijn voor de werking van het ontvangende computersysteem en dat u de e-mailbom juist daarom verstuurde. U wilde op deze manier zelf de aanval op het Ministerie van Veiligheid en Justitie voorkomen, omdat er geen tijd meer was om de politie in te schakelen. Ten slotte benadrukt u dat de aanval, die ieder moment kon plaatsvinden en tot grote materiële schade aan talloze computers zou hebben geleid, ook daadwerkelijk door de e-mailbom is voorkomen.
Uw raadsman voert daarna de volgende verweren:
Mollie krijgt tot haar grote verbazing een dagvaarding uitgereikt om te verschijnen op de zitting van de politierechter in Utrecht op 3 januari 2011. Ten laste is gelegd dat
zij: ‘Op of omstreeks 14 april 2010 op de Grote Markt te Utrecht, heeft mishandeld een persoon, te weten Reyn, door hem met een glas in het gezicht te slaan, waardoor voornoemd slachtoffer letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden (art. 300 lid 1 Sr).’
Ter zitting wordt duidelijk wat er zich die avond allemaal heeft afgespeeld. Op 14 april 2009 was Mollie met haar twee vriendinnen aan het stappen in de binnenstad van Utrecht. Het was erg druk in het café waar ze met enkele andere vriendinnen hadden afgesproken, want het was donderdagavond, studentenavond. Tegen een uur of één komt er een jongen, Reyn, naar haar toe. Hij vraagt haar of ze iets wil drinken. Mollie bedankt beleefd, maar hij laat zich niet afschepen. Hoewel ze hem meerdere keren duidelijk te kennen geeft dat ze niet van zijn opdringerigheid is gediend, houdt hij vol. Hij geeft het pas op als ze zich hoogst geïrriteerd tot de barkeeper wendt met het verzoek Reyn uit de zaak te laten zetten. Reyn kiest weliswaar eieren voor zijn geld, maar reageert nog snel even zijn frustraties af op een meisje dat het tafereel geamuseerd heeft gadegeslagen, en hem met een nauwelijks verholen grijns uitlacht. Hij geeft het meisje een flinke duw, zodat ze van haar kruk valt, en gaat er vervolgens als een haas vandoor. Maar Mollie, die nog steeds behoorlijk geïrriteerd is over zijn toenaderingspogingen, bedenkt zich geen moment en slaat Reyn in het voorbijgaan met het glas dat ze in haar handen heeft, in zijn gezicht.
Mollie stelt op de zitting het volgende: ‘Het is toch ondenkbaar dat ik veroordeeld zou worden wordt voor mishandeling? Ik verdedigde immers dat andere meisje, want hij had haar geslagen. Ik beroep mij op noodweer. En mocht dat verweer niet slagen, dan doe ik een beroep op noodweerexces.’
Heeft het beroep op noodweer dan wel noodweerexces kans van slagen? Bespreek alle voorwaarden voor een geslaagd beroep op noodweer(exces).
Selden is lid van de actiegroep ‘Boogschutters Hoodie 2001’. Deze actiegroep stelt zich ten doel het geld van de allerrijksten op een onorthodoxe wijze ‘in te zamelen’ en te verdelen onder de armen. Op een zaterdagochtend rijdt Selden door Utrecht op weg naar een groot landhuis dat hij al enige tijd op het oog heeft. Hij weet dat de eigenaren al aardig op leeftijd zijn en zo te zien zijn ze ook behoorlijk rijk. Selden heeft van te voren al een plan gemaakt om hen een aanzienlijke som geld afhandig te maken. Selden belt aan en een oude mevrouw doet open. Hij stelt zich voor als reisagent Wouter van het gerenommeerde reisbureau ‘Het
.....read moreJudith is uitbater van het bruine café ‘De Fles’ aan het Zuiderdiep 12 te Den Haag. Op vrijdag 7 oktober 2009 krijgt zij onverwachts bezoek van Carl en Wouter, beiden buitengewoon opsporingsambtenaar van de Voedsel en Waren Autoriteit Regio Noord. Ze komen controleren of Judith aan de verplichting voldoet om in haar café maatregelen te treffen als bedoeld in artikel 10 lid 1 van de Tabakswet, te weten: in de voor het publiek toegankelijke delen van het café een rookverbod in te stellen, aan te duiden en te handhaven. Dit blijkt niet het geval te zijn. Enkele stamgasten lurken gretig aan hun sigaar. Bovendien staat verspreid over de kroeg een aantal met peuken gevulde asbakken. Overtreding van art. 10 Tabakswet levert een economisch delict op dat (indien niet wordt gekozen voor een bestuurlijke afdoening) wordt bedreigd met maximaal een half jaar hechtenis en maximaal 18.500 Euro boete. Daarnaast kan een bijkomende straf worden opgelegd, te weten: stillegging van de onderneming voor ten hoogste een jaar. Buitengewoon opsporingsambtenaar Wouter neemt het woord en spreekt Judith vermanend toe. Hij tracht zijn betoog kracht bij te zetten met enkele ferme handgebaren. Op dat moment gaat de telefoon. Als Judith zich omdraait om de telefoon op te nemen, raakt Wouter hem met zijn hand vol in het gezicht, waarbij hij de bril van Judith kapot slaat. Judith, hevig geschrokken door het feit dat Wouter haar dure design-bril van haar neus heeft geslagen, grijpt Wouter direct, als in een reflex, bij zijn armen en geeft hem een zodanig ferme duw dat Wouter een gekneusde schouder en enkele fikse blauwe plekken oploopt en daardoor hevige pijn ondervindt.
Wouter meent dat de overtreding van de tabakswet niet mag worden afgedaan met een bestuurlijke boete, maar strafrechtelijk dient te worden aangepakt, omdat Judith al diverse keren is gewaarschuwd. Hij legt de zaak dan ook voor aan de Officier van Justitie. Tevens doet hij aangifte van mishandeling. De Officier van Justitie besluit Judith te vervolgen wegens mishandeling en overtreding van de Tabakswet. U kunt ervan uitgaan dat beide zaken door de gewone – niet-economische – strafrechter worden berecht.
In de cumulatieve tenlastelegging wordt Judith het volgende ten laste gelegd:
Feit 1
Dat zij op of omstreeks 7 oktober 2009 aan het Zuiderdiep, in de gemeente Den Haag, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten Wouter, zijnde een buitengewoon
opsporingsambtenaar van de Voedsel en Waren Autoriteit, Regio Noord, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, pijn en/of letsel heeft toegebracht, te weten een gekneusde schouder en enkele blauwe plekken waardoor deze Wouter hevige pijn ondervond, doordat zij deze Wouter bij de (boven)armen heeft beetgepakt en/of hem (daarbij) achterover heeft geduwd (art. 300 lid 1 jo art. 304 lid 2 Sr);
Feit 2
Dat zij op of omstreeks 7 oktober 2009, in de gemeente Den Haag, als
.....read moreGiesbert A. wordt vervolgd voor mishandeling art. 300 lid 1 Sr. De rechter acht Giesbert A. niet toerekeningsvatbaar. De rechter heeft een aantal beslissingsmogelijkheden, welke zijn dit?
Stel dat de rechter uit vraag 1 besluit om tot ontslag van alle rechtsvervolging over te gaan en hij daarnaast een extra maatregel wil opleggen, is dit volgens de wet toegestaan?
Aan verdachte Jan K. wordt tenlastegelegd dat hij in de nacht van 1 januari 2015 in de Schilderwijk aan een passant, Simon T., een aantal klappen heeft uitgedeeld, als gevolg waarvan Simon T. met zwaar lichamelijk letsel naar het ziekenhuis werd afgevoerd. Primair legt de Officier van Justitie aan Jan K. art. 300 lid 2 Sr ten laste en subsidiair art. 300 lid 1 Sr. De advocaat van Jan K. verweert zich door tijdens de zitting te zeggen dat er geen sprake kan zijn van het primaire tenlastegelegde feit, aangezien Jan K. geen opzet op het zwaar lichamelijke letsel van Simon T. had. De rechter vraagt zich af of de advocaat van Jan A. gelijk heeft, wat denkt u?
Yourie C. is met wat vrienden op stap in de binnenstad van Groningen. De drank wordt er goed ingegoten en al snel is Yourie C. zo dronken dat hij geen idee heeft van wat er om hem heen gebeurd. Nietsvermoedend wil Bernard S. Yourie C. passeren in een drukke kroeg en tikt hem op zijn heup met zijn hand om zo achter hem langs te wippen, waarbij Bernard S. hem zachtjes naar voren duwt. Door de duw verliest Yourie C. zijn evenwicht en komt ten val. Vol woede staat Yourie C. op en kijkt met kwade ogen in de richting van Bernard S. en geeft hem vervolgens een enorme knal tegen zijn hoofd. Door deze mep verliest Bernard S. zijn bewustzijn en wordt met zwaar lichamelijk letsel per ambulance afgevoerd naar het ziekenhuis. De volgende ochtend, zodra Yourie C. nuchter wordt, en hoort wat er is gebeurd, toont hij berouw in is hij erg teleurgesteld in zichzelf. Nochtans besluit de Officier van Justitie om over te gaan tot een vervolging en legt Yourie C. mishandeling met zwaar lichamelijk letsel ten laste. Yourie C. overlegt samen met zijn raadsman dat een beroep zal worden gedaan op ontoerekeningsvatbaarheid, art. 39 Sr. Yourie C. zal volgens zijn raadsman dan ontslagen worden van alle rechtsvervolging, omdat ten tijde van de mishandeling sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens die hem niet kan worden toegerekend.
Zal het beroep op ontoerekeningsvatbaarheid conform art. 39 Sr kans van slagen hebben?
Al een geruime tijd zit Maaike in financiële problemen en zij besluit daar radicaal verandering in te brengen. Haar huis is voor een veel hogere waarde dan de werkelijke waarde verzekerd en daarom besluit zij om haar huis in de
.....read moreWat wordt bedoeld met het zogenaamde vervolgingsmonopolie van het Openbaar Ministerie?
Geef een definitie van het opportuniteitsbeginsel van het Openbaar Ministerie.
Welk onderscheid in sepots kan gemaakt worden? En wat houden deze sepots in?
Wanneer vangt het rechtsgeding officieel aan?
Wanneer eindigt het rechtsding normaal gesproken?
Welke materiële einduitspraken kan een rechter doen?
Noem de functies van de tenlastelegging.
Het vonnis van de rechter heeft ook een tweetal functies. Welke?
Wanneer is er sprake van een art. 358 lid 3 Sv verweer?
In welke gevallen kan niet volstaan worden met een standaard motivering en is extra strafmotivering vereist?
Er wordt onderscheid gemaakt tussen krenkingsdelicten en gevaarzettingsdelicten. In deze laatste delicten kan ook weer onderscheid gemaakt worden tussen abstracte en concrete delicten. Wat wordt met deze termen bedoeld?
Verwoord de functionele/relatieve theorie.
Wat was Rossi’s visie op de functie van straffen?
Wat was de opvatting van de Nieuwe Richting over het doel van strafrecht?
Geef een definitie van het nulla poena-beginsel.
Welke vier normen liggen besloten in het nulla poena-beginsel?
Wat wordt bedoeld met het lex certa-beginsel/Bestimmtheitsgebot?
Van welke interpretatiemethoden kan de rechter gebruik maken en wat houden de verschillende methoden in?
Waar in het Europees recht is het rechtszekerheidsbeginsel vastgelegd?
Noem de functies van de dagvaarding.
Wat moet in ieder geval genoemd worden in de dagvaarding?
Wat dient de rechter te beslissen als de dagvaarding niet voldoet aan de hiervoor genoemde eisen?
Wat zijn bestanddelen en elementen?
Wat is de betekenis van wederrechtelijkheid als bestanddeel?
Welke drie strafrechttheorieën kunnen worden onderscheiden?
Welke rechtvaardigingsgronden kent ons systeem? En wat neemt een rechtvaardigingsgrond weg?
Welke schulduitsluitingsgronden kent ons systeem? En wat neemt een schulduitsluitingsgrond weg?
Bij welke materiële vraag komen de strafuitsluitingsgronden aan de orde?
Wanneer is sprake van putatieve overmacht?
Wat wordt bedoeld met de dubbele causaliteit ingeval van noodweer-exces?
Leg uit wat wordt bedoeld met extensief noodweer-exces.
Leg uit wat wordt bedoeld met intensief noodweer-exces.
Welke vormen van opzet zijn te onderscheiden?
Wat houdt bewuste schuld in?
Wat houdt onbewuste schuld in?
De Hoge Raad hanteert in gevallen van een ontkennende verklaring van de verdachte wel eens de Ronde Klip-formule. Wat houdt deze formule in?
Kunnen bestanddelen als ‘oogmerk’ en ‘wetende dat’ via de voorwaardelijke opzet-constructie bewezen worden?
Wat is de rechtsregel uit het Vrees-arrest?
Wat houdt het grondslagbeginsel in?
Waartoe leidt een geslaagd beroep op het lex certa-beginsel?
.....read moreWelke betekenis kent het hof toe aan het bestanddeel “stiefkind” in artikel 249 lid 1 Sr?
Welke betekenis kent de Hoge Raad toe aan dit bestanddeel?
Welke interpretatiemethoden komen voor in de overwegingen van de Hoge Raad?
Welke interpretatiemethode laat de Hoge Raad de doorslag geven?
Om welk delict gaat het in dit arrest en om welke bestanddelen in het bijzonder?
Welke betekenis kent het hof toe aan die bestanddelen?
Wie stelt beroep in cassatie in?
Welke betekenis dient volgens het cassatiemiddel aan die bestanddelen toegekend te worden?
Welke betekenis dient volgens de A-G Machielse aan die bestanddelen toegekend te worden?
Op 10 september 2017 wordt Sjon B eenmaal met de vlakke hand in zijn gezicht geslagen door zijn huurbaas Hans. Aanleiding is een huurconflict. Hans vertelt de politie dat hij Sjon hierop aansprak en Sjon hem vervolgens heeft bedreigd. Hans verklaart dat hij schrok en een klap in zijn gezicht gaf.
Welke delicten herkent u in deze casus? Wat zijn de bestanddelen van die delicten?
Stel, ter terechtzitting constateert de rechter dat niet aannemelijk is geworden dat Hans Sjon heeft geslagen. Tot welke einduitspraak komt de rechtbank ten aanzien van het hier kennelijk ten laste gelegde delict?
Stel dat Hans Sjon niet met de vlakke hand maar met een vaas (die toevallig binnen zijn bereik op een tafel staat) in zijn gezicht slaat. Sjon houdt hier blijvend hersenletsel aan over. Voor welk delict kan het OM hem nu succesvol vervolgen? Wat zijn de bestanddelen van dit delict?
Stel dat Sjon aan de klap overlijdt. Hans verklaart dat hij dat absoluut niet wilde en dat hij “slechts” een harde klap wilde uitdelen. De rechter neemt dat aan. Voor welk delict kan het OM Sjon nu succesvol vervolgen? Wat voor type delict is dat?
Wat is het verschil tussen de delicten die u heeft genoemd bij vraag c en d
Stel dat Hans wordt vervolgd voor het delict dat u heeft genoemd bij vraag c. Hans stelt dat zich wel moest verdedigen tegen Sjon, omdat hij bang was dat Sjon hem met diens vlindermes in zijn buik zou steken. De rechtbank aanvaardt dit verweer. Tot welke einduitspraak komt de rechtbank?
Uit welke bestanddelen bestaat het delict huisvredebreuk (art. 138 lid 1 Sr)?
Op welke rechtsbelang(en) maakt dit delict een inbreuk?
Is dit delict een misdrijf of een overtreding?
Joris redt het niet met zijn loon tot het eind van de maand. Hij gaat het erf op van de rijke familie Molema. Het erf is deels omgeven door een gracht die toebehoort aan boer Pelle. De gracht sluit het erf
.....read moreArrest Noodtoestand en Opiumwet
Voor welk delict stond de verdachte terecht?
Welke uitspraak heeft het hof gegeven?
Waarom is het hof van mening dat verdachtes beroep op noodtoestand aanvaard moet worden?
Hoe omschrijft de Hoge Raad (overmacht-)noodtoestand?
In casu heeft de wetgever een bijzonder regeling in de Opiumwet opgenomen in verband met de geneeskundige toepassing van cannabis. Hoe verhoudt een dergelijke regeling zich volgende de HR in het algemeen tot het aanvaarden van een beroep op noodtoestand?
En in dit geval?
Aangeslagen door de nieuwsberichten over grote aantallen bootvluchtelingen, besluit Jacco Aalders zich in te zetten voor een betere samenleving. In de zomer van 2017 huurt hij een busje en rijdt daarmee naar Zuid-Italië. Daar pikt hij Noord-Afrikaanse vluchtelingen op en rijdt vervolgens van Italië, via Frankrijk naar Nederland. Hij zet de vluchtelingen af in de buurt van het asielzoekerscentrum (AZC) in Ter Apel. De vluchtelingen betaalden Jacco bedragen tot 5.000 euro voor hun tocht naar Nederland. Tijdens een van zijn tochten wordt hij in Nederland aangehouden en vervolgd. Hem wordt mensensmokkel ten laste gelegd (art. 197a lid 1 Sr). De tenlastelegging is correct opgesteld.Tijdens de zitting zegt Jacco: “Het was vreselijk om te zien in welke afgrijselijke omstandigheden die vluchtelingen zich bevonden. De situatie in de Nederlandse AZC’s is vele malen beter dan in Italië. Ik wist dat die mensen niet over de juiste papieren beschikten,maar dit heeft niets met smokkel te maken. Ik vervoerde die mensen louter uit humanitaire overwegingen!”
Kwalificeer het verweer van Jacco. Heeft dit verweer van Jacco kans van slagen? Motiveer uw antwoord.
Stel dat het verweer kans van slagen heeft. Wat is de einduitspraak van de rechter?
Stel dat tijdens een van de reizen, een van de vluchtelingen (Mohab) onderweg het busje wil verlaten. Jacco houdt dit tegen, omdat dit te gevaarlijk is. Hij vergrendelt de deuren. Na aanhouding in Nederland wordt hij (tevens) vervolgd wegens gijzeling (art. 282a lid 1 Sr). Jacco voert ter zitting hetzelfde verweer als hierboven genoemd.
Tot welke einduitspraak komt de rechter indien het verweer slaagt?
Anders dan het voorgaande lukt het Mohab om tijdens een rustpauze uit de bus te stappen en voor in de bus te gaan zitten. Hij dreigt Jacco met zijn broekriem te wurgen als hij niet harder doorrijdt. Jacco voelt zich geïntimideerd en drukt daarop hard het gaspedaal in. Bij een kruising botst hij tegen een tegemoetkomende personenauto. De bestuurder daarvan raakt zwaargewond. Jacco wordt aangehouden en naast mensensmokkel ook vervolgd wegens het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg (art. 6 lid 1 WVW). Op welke strafuitsluitingsgrond zal Jacco ter zake van laatstgenoemd delict een beroep doen? Licht uw antwoord toe.
Stel dat dit verweer slaagt. Welke
.....read moreBeschrijf de casuspositie.
Wie stelt cassatieberoep in en op welk onderdeel van noodweer is het cassatiemiddel gericht?
Waarom heeft het hof, volgens de steller van het cassatiemiddel, dit aspect van noodweer onjuist beoordeeld?
Hoe beoordeelt de Hoge Raad het voorgestelde cassatiemiddel op dit punt?
Waarom heeft het hof het beroep op noodweer c.q. noodweerexces verworpen?
Heeft, blijkens het arrest van de Hoge Raad, het hof het beroep op noodweer terecht verworpen?
Geef in uw eigen woorden weer waarom de HR het arrest van het hof casseert.
Annotator Mulder maakt een onderscheid tussen intensief noodweerexces en extensief noodweer exces. Wat is het verschil tussen deze vormen?
Extensief noodweerexces kan zich ook weer in twee vormen voordoen. Welke zijn dat? Om welke vorm ging het in het onderhavige arrest?
De uit Bangkok afkomstige Kiradech J. heeft in zijn arcadehal aan de Piet Heinstraat te Den Haag met een briefopener de eveneens uit Bangkok afkomstige Sonchai A. lichamelijk letsel toegebracht. Kiradech wordt vervolgd ter zake van eenvoudige mishandeling (art. 300 lid 1 Sr). Tijdens de terechtzitting doet Kiradech een beroep op noodweer(exces). Hij vertelt het volgende: “Ik ben uitbater van arcadehal ‘Krung Thep Cineplex’ aan de Piet Heinstraat. Op maandagochtend rond elf uur, nog voor openingstijd, stond Sonchai A. ineens voor mijn neus. U moet weten dat Sonchai en ik niet de beste verstandhouding hebben. Die maandagochtend eiste hij enige aandelen in mijn arcadehal. Ik zei dat hij voor die aandelen zou moeten betalen (€ 1.500,- per aandeel), maar dat weigerde hij. Toen ik vervolgens richting mijn kantoor liep, zag ik dat Sonchai mij achtervolgde en een woeste blik in de ogen had. Ik was erg bang dat hij mij iets wilde aandoen, aangezien hij nogal opvliegend is van karakter en ik weet dat hij de vernietigende vechtsport muay thai beoefent. Inmiddels stonden we in mijn kantoor en ik kon geen kant op. Ik griste toen een briefopener van het bureau en heb daarmee meermalen uitgehaald naar Sonchai uit zelfverdediging.”
Heeft het beroep op noodweer(exces) kans van slagen? Motiveer uw antwoord.
Stel dat de rechter het beroep op noodweer accepteert. Tot welke einduitspraak zal hij dan komen?
Stel dat de rechter het beroep op noodweerexces accepteert. Tot welke einduitspraak zal hij dan komen?
Ivana krijgt tot haar grote verbazing een dagvaarding uitgereikt om op 10 januari 2018 te verschijnen op de zitting van de politierechter in Groningen. Ten laste is gelegd dat zij: ‘Op of omstreeks 22 juni 2017 op de Grote Markt te Groningen, heeft mishandeld een persoon, te weten Milan de Jong, door hem met een glas in het gezicht te slaan, waardoor voornoemd slachtoffer
.....read moreHet eerste onderdeel van het tweede cassatiemiddel stelt dat de verdachte heeft gedwaald omtrent de wederrechtelijkheid van het feit. Geef aan waaruit deze dwaling bestaat.
Welke factoren acht de HR van belang bij de beoordeling van het beroep op rechtsdwaling als gevolg van een onjuist advies?
Waarom heeft de rechtbank het beroep op het ontbreken van schuld verworpen?
Waarover klaagt het tweede cassatiemiddel? Welke argumenten voert het middel daarvoor aan?
Wat bedoeld A-G Fokkens wanneer hij in punt 11 concludeert dat de overwegingen van de politierechter neerkomen op een risicoaansprakelijkheid?
Hoe oordeelt de HR over het tweede cassatiemiddel?
Hoe verhoudt de in dit arrest erkende vorm van afwezigheid van alle schuld zich tot verschoonbare feitelijke dwaling?
Tijdens een nachtelijke autorit van Arnhem naar Delfzijl moet Bert Veenstra tijdens een verkeerscontrole nabij Dieren een blaastest doen. Het is dan ongeveer 23.30u. Naar eigen zeggen had hij die avond, vlak voordat hij ging rijden, drie of vier glazen bier gedronken. Hij weet dat hij niet mag rijden met meer dan 0,5 promille (ongeveer twee glazen) alcohol in zijn bloed, maar hij voelt niets van de alcohol. Na afname van de blaastest zegt de controlerende politieagente: ‘Gaat u maar, maar wees voorzichtig’. Vlak voor Delfzijl, zo omstreeks 00.15u moet Bert opnieuw zijn auto aan de kant zetten en blazen. De politieagenten constateren een overschrijding van het toegestane promillage. Bert wordt onmiddellijk aangehouden wegens rijden onder invloed (art. 8 lid 1 en lid 2 onder a WVW).
Ter terechtzitting stelt de raadsman van Bert: “Nu mijn cliënt eerder gecontroleerd was middels de blaastest toestemming had gekregen om verder te rijden, heeft hij ervan uit mogen gaan dat het promillage alcohol in zijn bloed niet te hoog was om te mogen rijden.”
De rechtbank verwerpt dit verweer.
De verdachte doet een beroep op avas. Betreft het hier feitelijke dwaling of rechtsdwaling? Waarom?
Waarom zal de rechtbank het verweer van de verdediging hebben verworpen?
Aan welke criteria zal – los van deze casus, maar meer in het algemeen - voldaan moeten zijn wil een dergelijk avas-beroep kans van slagen hebben?
Ten laste van Piet de Vries heeft het Hof bewezenverklaard dat: “hij in de periode van de maand augustus 2006 tot en met de maand februari 2007 te Nijmegen als ambtenaar (directeur van NV [A], van welke NV de gemeente Nijmegen enig aandeelhouder is) een gift, te weten een geldbedrag van 10.799,97 euro van (de directeur van) [B], Henk Draaisma heeft gevraagd teneinde hem, verdachte, te bewegen iets te doen in zijn bediening, zonder daardoor in strijd met zijn plicht te handelen.”
De raadsman voerde ter terechtzitting onder meer het volgende verweer: “Ik wijs erop dat verdachte met verbazing
.....read moreArrest: Het spook van de Vrouwenpolder
Wat is de inhoud van het beklag dat tot dit arrest heeft geleid?
Om welke reden verklaart het hof het beklag niet-ontvankelijk?
Door wie wordt de zaak voor de HR gebracht, en wat stelt het cassatiemiddel?
Wat is de beslissing van de HR?
Stelling: volgens de HR moet bij een art. 12 SV-procedure de rechter zich beperken tot een marginale toetsing van de vervolgingsbeslissing van het OM. Is deze stelling juist?
Voor welk strafbaar feit was de verdachte door het hof veroordeeld?
Waar klaagt het eerste cassatiemiddel over in deze zaak?
Noem twee overeenkomsten tussen rechtskarakter van een strafbeschikking en dat van een rechterlijke veroordeling.
Noem een relevante overeenkomst en een cruciaal verschil tussen een transactie en een OM-afdoening
Harrie wordt betrapt op het vangen van een mopsvleermuis. Dit is een beschermde diersoort. De OvJ zendt Harrie een strafbeschikking van 230 euro. De VLEN, een werkgroep die zich inzet voor deze vleermuis, raakt op de hoogte van de zaak. Zij vinden de straf te laag.
Stel dat Harrie het niet eens is met de strafbeschikking. Hij wendt zich op 10 oktober 2017 tot u, zijn raadsman/raadsvrouw. Welk juridisch advies geeft u hem?
De werkgroep dient begin januari 2018 een beklagschrift in bij het bevoegde gerechtshof. Is de VLEN ontvankelijk? Bespreek alle ontvankelijkheidsvereisten.
Er wordt aangifte gedaan van woninginbraak bij een echtpaar. De politie houdt een verdachte aan, waarop de OvJ de de rechter-commissaris betrekt in de zaak, maar dit levert niets op. De zaak wordt gesponeerd.
Dient de OvJ de verdachte op de hoogte te stellen van zijn besluit om hem niet meer te vervolgen?
De OvJ informeert het echtpaar dat hij de verdachte niet alsnog wil vervolgen. Het echtpaar start een beklag-procedure.
Kan de officier van justitie de verdachte alsnog vervolgen?
Stel dat het gerechtshof oordeelt dat het OM de verdachte dient te vervolgen Het OM dagvaardt de verdachte. Kan de laatstgenoemde hiertegen iets ondernemen?
Stel dat het gerechtshof oordeelt dat het OM de zaak niet hoeft te vervolgen. Het OM betekent hierop een kennisgeving van niet vervolging aan de verdachte. Kan het echtpaar hiertegen iets ondernemen?
Op grond waarvan heeft het OM de vrijheid om ter zake van het ene (vermoedelijke) strafbare feit wel te vervolgen en ter zake van het andere niet en waarom is het OM die vrijheid gelaten?
Een motorrijder vliegt uit de bocht en een passerend meisje is op slag dood. De OvJ vervolgt op grond van artikel 35
.....read moreUit welke bestanddelen bestond de tenlastelegging (en ook de bewezenverklaring) in de zaak?
Geef in uw eigen woorden aan waarover het cassatiemiddel klaagt
Tot welke beslissing komt de HR? Waarom?
Schets het procesverloop
Waarom casseert de HR?
Onder welke voorwaarden mag de rechter een ad informandum gevoegd feit bij de strafoplegging betrekken in de situatie waarin de verdachte ter terechtzitting is verschenen?
Onder welke voorwaarden mag de rechter een ad informandum gevoegd feit bij de strafoplegging betrekken in de situatie waarin de verdachten niet ter terechtzitting is verschenen?
In aanmerking genomen dat de tenlastelegging en bewezenverklaring niet het laatstgenoemde bestanddeel bevatten heeft het hof volgens het cassatiemiddel het bewezenverklaarde ten onrechte gekwalificeerd als overtreding van art. 41 lid 1 aanhef en onder b WvW 1994.
De HR vernietigt de bestreden uitspraak wat betreft de beslissingen t.a.v. het in de zaak met parketnummer tenlastegelegde en de strafoplegging; wijst de zaak terug naar het hof Arnhem-Leeuwarden (zodat de tenlastelegging zal kunnen worden gewijzigd)
Deze ad informandum feiten mogen alleen worden meegerekend als de verdachte tijdens de terechtzitting aanwezig is en erkenning blijkt en hij erop mag vertrouwen dat de OVJ niet nogmaals vervolging aangaat. (heeft alleen invloed op de strafmaat).
Een door de verdachte begaan strafbaar feit dat hem niet ten lasten is gelegd mag als bijzondere reden ter bepaling van de straf in aanmerking worden genomen, wanneer op grond van verdachtes erkenning ter terechtzitting aannemelijk is geworden dat hij dat feit heeft begaan en wanneer ervan mag worden uitgegaan dat ter zake van dat feit tegen de verdachte geen vervolging meer zal worden ingesteld.
De HR casseert wegens schending van de artikel 350, 358, 359 en 415 Sr, of de onjuiste toepassing daarvan.
Feiten mogen ad informandum worden toegevoegd bij het strafproces, mits er ergens in de procedure een bekennende verklaring van verdachte over het feit heeft plaatsgevonden.
In casus heeft verdachte noch in het onderzoek ter terechtzitting, noch elders, het ad informandum bijgevoegde strafbare feit te hebben begaan en daarom mag dit feit niet meewegen in de strafoplegging. Het hof heeft de feiten wel laten meewegen, wat schending va het
.....read moreArrest: Onderbouwd standpunt en responsieplicht
De Wet van 10 november 2004, Stb. 580 (in werking getreden op 1 januari 2005) heeft de motiveringsvereisten gewijzigd en aangevuld. Om welke categorieën wijzingen en aanvullingen gaat het? Geef twee (op de standpunten van de verdediging en van het OM toegesneden) voorbeelden.
Wat is het verschil tussen een “uitdrukkelijk voorgedragen verweer” in de zin van art. 358 lid 3 Sv en een “uitdrukkelijk onderbouwd standpunt” in de zin van artikel 359 lid 2 tweede zin Sv?
Aan het einde van de week, op vrijdagmiddag, hebben twee schilders nog een klus bij een woning. Bram en Joost bouwen de steiger op. Bram verzuimt een aantal buizen goed vast te maken. Terwijl Joost op de steiger staat, komt Tycho aangelopen met een ladder. De buizen die Bram niet goed heeft vastgezet schieten los, waardoor het bovenste deel van de steiger naar beneden stort. Joost houdt aan zijn val een zware hersenschudding en een gebroken nekwervel over. De OvJ besluit Bram te vervolgen voor het delict genoemd in art. 308 Sr (zwaar lichamelijk letsel door schuld).
Ter zitting voert de raadsvrouw van Bram aan:
Art. 308 Sr is veel te vaag en daarom in strijd met het legaliteitsbeginsel
Niet mijn cliënt Bram, maar Tycho is de schuldige. Hij sloeg met de ladder tegen de steiger aan waardoor die instortte. Bram treft geen schuld.
Mocht Uw Rechtbank van mening zijn dat mijn cliënt straf verdient, dan wil ik met klem verzoeken hem geen vrijheidsstraf op te leggen. Zijn gezinssituatie is dusdanig, dat hij thuis niet gemist kan worden, ook niet voor korte tijd.
De rechtbank komt tot een veroordeling en legt Bram een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op.
Welke beslissingen en motiveringen moet het vonnis van de rechtbank bevatten met betrekking tot hetgeen door de raadsvrouw is aangevoerd? Geef in uw antwoord aan door welk artikellid of leden deze beslissingen en motiveringen worden gevorderd.
Het gaat om de volgende wijzigingen:
Wanneer de OvJ een uitdrukkelijk onderbouwde standpunten geeft en de rechter wijkt hier van af, dan moet de rechter deze beslissing nader motiveren. (Bv. Wanneer de OvJ een andere straf eist dan de rechter geeft).
Of wanneer de OvJ ter zake van de onderwerpen een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt heeft ingenomen, en de rechter wijkt daarvan van, moet hij dit motiveren en in de vonnis vermelden.
Geldt alleen voor de verdachte, bij de 4 formele vragen en 2e en 3e materiële vereisten
Jan verkoopt samen met zijn broer Henk tweedehands wasmachines via internet. De zaken lopen niet heel goed. Althans niet volgens Jan. Jan vermoedt dat Henk de inkomsten van de wasmachineverkoop niet eerlijk deelt en geld achterhoudt. Hij vindt dit zo achterbaks dat hij in een vlaag van woede naar het huis van Henk rijdt. In het schuurtje van Henk giet hij een jerrycan benzine uit en steekt die in de brand. De brandweer is snel ter plaatse. Jan wordt opgepakt. Jan wordt gedagvaard om terecht te staan voor de rechtbank Groningen. Hem wordt ten laste gelegd dat: ‘Hij in de gemeente Groningen opzettelijk brand heeft gesticht in het perceel Klaproosstraat 26 aldaar, door toen en daar opzettelijk een hoeveelheid benzine over de vloer uit te gieten en vervolgens vuur in aanraking te brengen met die benzine, waardoor die vloer en/of dat perceel in brand is geraakt, van welke opzettelijke brandstichting gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die vloer en/of dat perceel, te duchten is geweest’ (art. 157 sub 1 Sr).
Ter terechtzitting betoogt zijn raadsman dat Jan ten tijde van de brandstichting leed aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, waarvoor hij inmiddels ook behandeld wordt. Zijn cliënt kan daarom het feit niet worden toegerekend.
Geef uw oordeel over de volgende stelling:
“Art. 39 Sr ziet op de ontoerekeningsvatbaarheid van de dader.”
Welke vragen moet de rechter beantwoorden bij een beoordeling van het beroep op ontoerekeningsvatbaarheid?
Tot welke einduitspraak zal de rechter komen?
Als Henk terug komt wordt hij geconfronteerd met zijn huis. Hij wil dat de schade die hij heeft geleden wordt vergoed door Jan. Bovendien wil hij graag aan de rechter vertellen wat de hele affaire met hem persoonlijk heeft gedaan.
Welke mogelijkheden zijn er voor Henk om er in het kader van het strafproces, ter zitting, te zorgen dat hij zijn schade vergoed krijgt?
Heeft Henk het recht om de rechter te vertellen over de gevolgen van de brandstichting?
In Amsterdam is het advocatenkantoor Bakker & Boerema gevestigd. Linda werkt daar als secretaresse van Oscar Bakker, een van de advocaten. Linda is alleenstaande moeder van vier kinderen. Het afgelopen jaar is zij ernstig depressief geworden. Zij kan de eindjes met moeite aan elkaar knopen, omdat Oscar weigert haar overuren uit te betalen. Zij heeft bovendien een relatie gehad met Oscar. Op zaterdagavond, augustus 2003, loopt Linda door Amsterdam en ziet Oscar met zijn vrouw Claire. Opeens realiseert Linda zich dat Oscar de eigenlijke bron is van haar ellende. Zij wordt woest, stormt op Oscar af en begint hem te slaan. Oscar probeert zich te weren, maar staat ingeklemd in een portiek. Oscars vrouw Claire schrikt en pakt snel haar ‘Zapper’ uit haar handtas. Om Oscar uit zijn benauwde positie te bevrijden duwt Claire de Zapper tegen het lichaam van
.....read moreUitwerkingen bij Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 5 voor het vak Strafrecht 1 - RUG
Arrest: Dreigbrief - zie gekoppelde samenvatting
Voor welk delict is de verdachte veroordeeld, en wat zijn de bestanddelen van dit delict?
Wat stellen cassatiemiddelen V en VI? Welke inhoud heeft kennelijk de ten laste gelegde wederrechtelijkheid volgens deze cassatiemiddelen?
Waarom is het cassatieberoep verworpen voor zover het gaat om het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling? Welke inhoud heeft kennelijk de ten laste gelegde wederrechtelijkheid in de opvatting van de HR?
Stelling: “Door de uitleg van de HR van het bestanddeel “(met het oogmerk zich of een ander) wederrechtelijk (te bevoordelen)” in art. 317 Sr, heeft dit bestanddeel grotendeels zijn beperkende functie verloren.
Geef uw oordeel over deze stelling.
De 15-jarige Floor speelt met haar 20-jarige buurjongen Twan een net uitgekomen game op de Xbox van de buren. Haar vader Victor hoort plotseling zijn dochter Floor gillen. Victor bedenkt zich geen seconde en baant zich een weg door de coniferenhaag naar de buren. Door de ramen ziet hij Twan bovenop zijn dochter liggen. Victor wordt woedend en snelt naar binnen. Twan hoort de deur, schrikt en laat Floor onmiddellijk los. Victor stormt op Twan af en slaat hem onmiddellijk met vlakke hand tweemaal in zijn gezicht. De buren zijn woedend. Ze doen aangifte tegen Victor. Het OM dagvaard Victor voor mishandeling (art. 300 lid 1 Sr) en voor erfvredebreuk (art. 138 lid 1 Sr; de tenlastelegging is hierop correct toegesneden).
De raadsman van Victor is het hier niet mee eens. Hij stelt dat er derhalve sprake is van overmacht-noodtoestand. Voor wat betreft de ten laste gelegde mishandeling beroept de raadsman zich op noodweer.
In de raadkamer overleggen de rechters over de bewijsbaarheid van de ten laste gelegde erfvredebreuk. Ze zijn het erover eens dat, met uitzondering van het bestanddeel “wederrechtelijk”, alle bestanddelen van de tenlastelegging kunnen worden bewezen. Zij zijn van mening dat de verdachte inderdaad handelde in overmacht-noodtoestand, maar vragen zich af of dat verband houdt met het bestanddeel “wederrechtelijk”.
Volgens rechter De Weert moet bij dit bestanddeel de beperkte opvatting van Remmelink worden gevolgd; Volgens de rechter Smit is van mening dat de ruime opvatting van de HR moet worden gevolgd.
Tot welke einduitspraak komt de rechtbank ter zake van erfvredebreuk, indien de opvatting van de rechter De Weer wordt gevolgd?
Tot welke einduitspraak komt de Rechtbank ter zake van erfvredebreuk, indien de opvatting van rechter Smit wordt gevolgd?
Tot welke einduitspraak komt de rechtbank ter zake van de mishandeling, in het (onwaarschijnlijke) geval de rechters het beroep op noodweer aanvaarden?
Waarom is het onwaarschijnlijk dat de rechters Victors beroep op noodweer zullen aanvaarden?
Moet de rechter zijn beslissing over het verweer van Gert in zijn vonnis opnemen en zo ja, moet hij deze beslissing
.....read moreTer zake van welk delict werd de verpleegster vervolgd?
Op welke wijze is de culpa in de tenlastelegging verwoord? Duidt deze omschrijving op bewuste of onbewuste culpa?
Was een beroep op “avas” in dit geval een beroep in de zin van art. 358 lid 3 geweest?
Stelling: Indien de verdachte een feit niet kan worden toegerekend wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens (art. 39 Sr), is culpa misschien nog wel te bewijzen, maar opzet in ieder geval niet. Is deze stelling juist of onjuist.
Voor welk delict had het Hof de verdachte in hoger beroep veroordeeld?
Waarom vond de verdachte dat ze niet onachtzaam had gereden en (dus) geen schuld had aan het ongeval (en het letsel)?
Stelling: “ Volgens de HR kan uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag worden afgeleid dat er sprake is van aanmerkelijke mate van onoplettendheid en/of onachtzaamheid.” Is deze stelling juist/onjuist? Licht uw antwoord toe.
Waarom heeft de HR de bestreden uitspraak van het Hof vernietigd?
Wanneer Bas en Chantal in de bebouwde kom van Zuidhorn een door verkeerslichten beveiligde oversteekplaats voor voetgangers naderen, steekt Anton over. Hoewel het licht voor hem op rood staat en hij de Vespa ziet aankomen, steekt hij rustig over. “Dat moet nog wel lukken". Anton schat de snelheid van de Vespa echter totaal verkeerd in. Bas heeft groen licht en remt niet af. Bas en Chantal komen met een snelheid van 65 km per uur aanrazen. De scooter komt tegen de paal van een verkeerslicht tot stilstand. Op het moment van de botsing vliegt Chantal van de scooter af.
De OvJ vervolgt Anton succesvol wegens het overtreden van artikel 62 RVV. Die bepaling luidt: “Weggebruikers zijn verplicht gevolg te geven aan de verkeerstekens die een gebod of verbod in houden”. De OvJ overweegt vervolgens de bestuurder van de scooter te vervolgen wegens overtreding van art. 20 aanhef onder b sub 2 RVV. Daaruit blijkt dat de scooter niet harder had mogen rijden dan 45 km per uur. De officier besluit beide personen te vervolgen wegens zwaar letsel door schuld in het verkeer (art. 6 WVW)
Vast staat dat Chantal is overleden als gevolg van de botsing. Anton wordt veroordeeld.
Bas: I. “Anton is de enige die schuld heeft. Hij is immers onherroepelijk veroordeeld en dat is ook terecht: als hij niet was overgestoken was er niets aan de hand geweest. Ik moet vrijuit gaan”.
Heeft het genoemde verweer kans van slagen?
Bas: II. “Het ernstige letsel van Chantal is niet mijn schuld. Het verkeerslicht was groen voor mij. Ik mocht erop vertrouwen dat de weg vrij was. Ik heb ook nog al het nodige gedaan om de voetganger te ontwijken.
.....read moreUitwerkingen Werkgroepopdrachten 2017/2018 - Week 6b bij het vak Strafrecht 1 aan de universiteit Groningen
Ter zake van welk delict had het hof de verdachte veroordeeld?
Welke straf heeft het hof de verdachte opgelegd?
Ter terechtzitting heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat er geen sprake was van opzettelijk handelen. Het hof heeft dit verweer in het arrest gemotiveerd verworpen. Was het hof op grond van het bepaalde in art. 358 lid 3 Sv (jo. 359 lid 2, 1e zin, Sv) hiertoe verplicht?
Waarom is het hof van oordeel dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld?
Waarom casseert de Hoge Raad?
Welke gevolgen zal het arrest waarschijnlijk voor de verdachte hebben?
Stel, de bestuurder wordt in eerste aanleg alleen vervolgd ter zake van art. 6 WVW 1994 (dood door schuld). Ter zitting verklaart hij dat het hem allemaal niets kon schelen of er doden zouden zijn gevallen. Welke uitspraak zal de rechter dan geven?
Wat kan het OM doen om dit te voorkomen?
Hoe luidt de tenlastelegging in deze zaak en welk bestanddeel staat ter discussie in dit arrest?
Hoe wordt het ten laste gelegde delict in de stafrechtelijke literatuur ook wel getypeerd lettende op de door de wetgever gekozen schuldvorm(en)?
Welke opzetgradatie is ten minste nodig om de opzetvariant van dit delict te bewijzen? En waarop heeft dit opzet betrekking?
Welk verweer voerde de raadsman van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep en hoe is dit verweer juridisch te kwalificeren?
Het hof kwam tot een veroordeling. Waarover klaagde de verdediging in het cassatiemiddel?
Hoe oordeelt de Hoge Raad over het cassatiemiddel? Waarom?
Frenk wordt vervolgd voor doodslag (art. 287 Sr). Om een verkeerscontrole te ontwijken, zou hij op de A28, met een onverminderde snelheid van 140 km/u, door dikke mist op een agent zijn ingereden. Die overlijdt ter plekke. Frenk stelt ter terechtzitting: “Het was druk op de weg en ik was al te laat voor een belangrijke afspraak. Ik vond op dat moment dat ik gewoonweg maar even het gas moest intrappen. Ik wilde hoe dan ook aan die controle ontkomen. Ook al liepen er agenten op de weg naar auto’s te seinen. Tja, dat was natuurlijk risicovol en ik heb er ook enorme spijt van. Het was helemaal niet mijn bedoeling om die agent te doden”. De rechter gelooft Frenk.
Kan het ten laste gelegde feit worden bewezen?
Tot welke materiële einduitspraak komt u? Licht uw antwoord toe.
Frenk moet terechtstaan ter zake van moord (art. 289 lid 1 Sr). Zijn raadsman voert het volgende verweer:
“Mijn cliënt kan niet worden veroordeeld. Art.
Welke bestanddelen in art. 6 WVW 1994 hebben betrekking op de causaliteit?
Welk causaal verband bestreed de raadsman en waarom?
Op grond van welk criterium nam de Hoge Raad dit causaal verband wel aan?
Stel, een grove fout van de behandelende arts in het ziekenhuis heeft in de plaats van de in het ziekenhuis ingetreden longembolie geleid tot de dood. Zal de rechter tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde causaliteit komen?
Op welk delict is de tenlastelegging toegepist?
Valt dit delict in te delen in één van de op p. 79 van het boek genoemde groepen van delicten? Zo ja, welke?
Wat heeft de raadsman in het tweede middel aangevoerd?
Hoe heeft het Hof op dit verweer gereageerd en hoe de Hoge Raad?
Sluiten de overwegingen van de Hoge Raad aan bij het op p.92 van het boek betoogde over "differentiatie" bij causaliteit?
Had mishandeling, de dood ten gevolge hebbend, indien dit alleen was ten laste gelegd, bewezen kunnen worden?
Dirk en Casper gaan naar een attractiepark. Ze gaan in een achtbaan en drukken de beugels naar beneden. Vakantiekracht Gijs bedient die dag de achtbaan. Hij staat aan de ene kant van de stoeltjes en controleert of ze goed vastzitten. Echter ziet hij een knappe dame en is afgeleid, hij vergeet de controle. Hij verzuimt de veiligheidsvoorschriten.
Dirk voelt vervolgens dat de beugel niet goed vastzit wanneer de achtbaan begint te rijden. Hij valt uit zijn stoeltje en wordt naar het ziekenhuis gebracht. Dirk heeft een rugwervel gebroken en tijdens een riskante operatie wordt de wervel weer aan elkaar gezet. Na de operatie heeft Dirk geen gevoel meer in zijn benen. Tijdens de tweede operatie blijkt dat de eerste operatie niet geheel goed is gegaan. De chirurg stelt dat de schade onherstelbaar is.
Gijs wordt art. 308 lid 1 Sr ten laste gelegd. Zijn raadsman stelt in zijn verweer: "het causale verband tussen de gedraging van mijn cliënt en de beschadigde zenuw ontbreekt. De directe oorzaken van dit letsel zijn namelijk de fout van de arts en overbelasting tijdens de revalidatie"
In welke causaliteitstheorie(ën) past het betoog van de raadsman?
Kan de rechter het vereiste causale verband aannemen?
Kristen steekt haar vriend Mattie met volle kracht in zijn buik. Ze besluit snel de ambulance te bellen, in het ziekenhuis blijkt zijn maag doorboord. Tijdens de operatie overlijdt Mattie. Kristen wordt vervolgd voor art. 287 Sr en subsidiair art. 302 lid 1 jo. lid 2 Sr. Ter terechtzitting betwist de raadsman van Kirsten het causaal verband tussen haar messteek en de dood van Mattie. Ook stelt hij dat Kristen niet de bedoeling had haar vriend te doden.
Zal de rechter tot
.....read moreIn deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak ARW voor de opleiding rechten, jaar 1 aan de Rijksuniversiteit Groningen
Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Recht & Bestuur in Nederland: leren, studeren en kennis delen- startpagina
In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Rechtsgeschiedenis voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Recht & Bestuur in Nederland: leren, studeren en kennis delen- startpagina
In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Algemene Rechtswetenschap 2 voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Recht & Bestuur in Nederland: leren, studeren en kennis delen- startpagina
In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Staatsrecht 1 voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Recht & Bestuur in Nederland: leren, studeren en kennis delen- startpagina
In deze bundel worden o.a. oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Bestuursrecht: Inleiding voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Samenvattingen Shop Rechten - B1 - RUG op JoHo.org
Op deze pagina worden studiematerialen voor de studie Rechten, Rijksuniversiteit Groningen (RUG), gedeeld.
Voor een volledig overzicht van beschikbare studiematerialen voor deze studie ga je naar de startpagina voor JoHo Samenvattingen Shops op JoHo.org.
Add new contribution